| |
| |
| |
Podium
Ivo de Kock
Sean Bakers The Florida Project
Dromen in de schaduw van de Amerikaanse droom
Flashback to the nineties
‘Those Europeans think they can drive over here like they drive over there’, orakelde een Highway Patrol cop tegen mijn Amerikaanse vrienden en Chevy-eigenaars toen hij ondergetekende ‘snelheidsduivel’ naar de kant haalde op Interstate 4, niet ver van pretpark Disney World in Orlando,
Florida. De exotische paars, groen en roze gekleurde omgeving van motels en outletwinkels oogde plots somber en fake. Een bordkartonnen werkelijkheid met clichéfiguren - de agent-met-zonnebril en de na een blik op zijn Europees rijbewijs meteen straal genegeerde buitenlander - en dreiging in de schaduw van het dromen en entertainment verkopende Disney domein. De scheidingslijn tussen droom en nachtmerrie, tussen verbeelding en ontnuchtering en tussen warmte en kilheid is vaak dun in The Sunshine State en bij uitbreiding de us of A.
| |
Flashforward to 2018
‘Hollywood is dood! Lang leve de droomfabriek!’ Dat lijkt zowat de paradoxale teneur van het hoopvol doemdenken waarmee Amerikaanse filmmakers en filmliefoebbers worstelen. Terwijl pessimisten wijzen op trends die leiden tot de ‘dood van Hollywood’, blijven optimistische onafhankelijke Amerikaanse filmmakers zoals Sean Baker (*1971) tegendraadse films maken die met een mix van humor en tragiek een ontluisterend beeld ophangen van de Amerikaanse droom én realiteit. Tangerine (2015) en The Florida Project (2017) spelen in respectievelijk Los Angeles, California en Orlando, Florida en doorprikken in de schaduw van Hollywood en Disney World het beeld dat deze droomproducenten ophangen van de wereld en de lessen die ze opdringen aan de samenleving. Baker richt daarbij de volgspot op de subcultuur van transseksuelen die dwalen door de minder hippe buurten
| |
| |
van Tinseltown en op de verborgen armoede van de slechts een stap van dakloosheid verwijderde proletariers die huizen in sjofele motels langs Route 192 in de schaduw van de Magic Kingdom. Als ode aan menselijke veerkracht maar ook als eerbetoon aan de fantasie die kleur geeft aan een grijs bestaan. Verbeelding zorgt voor hoop. Ook al blijft de scheidingslijn tussen overvloed en armoede, tussen vreugde en vertwijfeling en tussen de Amerikaanse droom en de Amerikaanse nachtmerrie dun.
| |
The death of Hollywood
Sinds de opkomst van televisie in de jaren vijftig is de Amerikaanse filmindustrie al vaak ‘definitief’ afgeschreven. Maar het afgelopen jaar klonk de aankondiging van de ‘dood van Hollywood’ wel heel luid. Met afnemend bioscoopbezoek, een schraler wordend aanbod en grote studio's die niet langer toonaangevend zijn leek het einde in zicht voor Hollywood. Volgens Variety ‘verzonken film moguls en filmsterren in een uitdijend seksueelmisbruik-schandaal, terwijl het waarschijnlijke einde van de hegemonie van de zes grote studio's, de slechtste zomerboxofficeresultaten in jaren en het afnemend geloof van Wall Street in de toekomst van bioscoopzalen het systeem doen wankelen’. Vanity Fair vulde aan dat bioscoopbezoek zich op het laagste pijl sinds negentien jaar bevindt, met jaarinkomsten die amper evenaren wat de aandelen van Amazon, Facebook en Apple op een dag opbrengen. De winst van de vijf grote studio's (Twentieth Century Fox, Warner Bros., Paramount Pictures, Universal Pictures en Disney) daalde tussen 2007 en 2011 met zo'n 40 procent. Studio's zijn nu nog maar goed voor 10 procent van de inkomsten van de corporations waar ze deel van uitmaken. Voorspellingen geven aan dat het in 2020 rond de 5 procent zal draaien.
Deze klaagzangen werden gretig overgenomen door andere media. Zonder dat iemand opmerkte dat de onheilsprofeten wel heel nadrukkelijk naar film kijken via de bril van zakelijke belangen en niet vanuit het standpunt van filmliefhebbers. Commentatoren blijken ongeruster over de commerciële leefbaarheid van de filmindustrie dan over het povere, weinig originele filmaanbod gedomineerd door blockbusters, sequels en stripverfilmingen. Bovendien, hoe inspirerend en geïnspireerd de presidentiële ‘hun tijd is voorbij’ Golden Globes speech van Oprah Winfrey - ‘er zit een nieuwe dag aan te komen, [...] een tijd waar niemand ooit nog “me too” zal moeten zeggen’ klonk het hoopvol - ook was; het zichzelf op de borst kloppende ‘code black’ spektakel versterkt helaas meer het conformisme en narcisme van Hollywood dan dat het de ‘mannelijke macht’ ondergraaft. Laat staan dat het iets doet aan de mannelijke, blanke middenklasseblik van de droomfabriek. Oog hebben voor de onderdrukking van miljonairs zoals Ashley Judd en Taylor Swift mag niet betekenen dat men blind blijft voor onderdrukking buiten de Amerikaanse grenzen, voor
| |
| |
de verborgen armen in de vs en voor de wereldwijde discriminatie en uitbuiting van ‘gewone’ mannen, vrouwen en transgenders. Gelukkig diende de Amerikaanse onafhankelijke cinema het laatste jaar Hollywood van antwoord met films van Kelly Reichardt (Certain Women), Sofia Coppola (The Beguiled), Josh en Benny Safdie (Good Time), Alexander Payne (Downsizing), Niki Caro (The Zookeeper's Wife), Trey Edward Shults (It Comes at Night), David Michôd (War Machine), Jordan Peele (Get Out) en rijzende ster aan het ‘indie’ firmament Sean Baker (The Florida Project).
| |
In de schaduw van Tinseltown
Met doorsnee drama's zoals Take Out (2004) en Prince of Broadway (2008) leek de New Yorkse onafhankelijke scenarist-regisseur Sean Baker lange tijd een auteur op zoek naar een signatuur. Die vond hij met de Robert Altman Spirit Award winnaar Starlet (2012), het portret van een jonge, blonde pornoactrice en een oudere, rouwende vrouw die vriendschap sluiten. Baker mixt er niet enkel drama en humor (hij is de bedenker van de komische tv-reeks Greg the Bunny) maar introduceert ook een realistisch ogende filmstijl. Niet toevallig verwijst hij naar de Franse Nouvelle Vague, het Italiaanse neorealisme en het Britse sociaalrealisme als inspiratiebronnen. Het zet Baker aan om zijn films in de richting te sturen van de onorthodoxe karakterstudies die de Amerikaanse ‘New Hollywood’ cineasten in de jaren zeventig maakten. Films zoals Harry and Tonto (Paul Mazursky), Harold and Maude (Hal Ashby), Five Easy Pieces (Bob Rafelson), Nashville (Robert Altman), A Woman Under the Influence (John Cassavetes), Night Moves (Arthur Penn), Serpico (Sidney Lumet), The Deer Hunter (Michael Cimino) en Alice Doesn't Live Here Anymore (Martin Scorsese).
Het gevoel van urgentie en authenticiteit dat uitgaat van deze karakteren emotiegedreven seventies-pareltjes creëert Baker in zijn alternatieve kerstfilm Tangerine (dvd-distributeur: Metrodome). Met een verhaal dat draait rond een wraakqueeste en een identiteitscrisis die verstrengeld raken tijdens een kerstavond. Maar vooral ook met een droomachtige home-movie-look die ontstaat doordat de ultralowbudgetfilm opgenomen werd met (slechts lichtjes aangepaste) iPhones. Kinetische handgehouden shots, in guerillastijl (zonder toelating en crew) gedraaide straatopnamen, extra felle kleuren en sterke contrasten zorgen voor een soort hyperrealiteit die de odyssee van transgenders Sin-Dee (Kitana Kiki Rodrigues) en Alexandra (Mya Taylor) door de sjofele wijken van Los Angeles een hallucinatoir karakter verleent. Wanneer prostituee Sin-Dee na een gevangenisverblijf hoort dat haar pooier en vriend Chester (James Ransone) ontrouw zou hebben gepleegd, zoekt ze verbeten naar bewijs en wraak. Geholpen door de bedeesde, van een muzikale carrière dromende vriendin Alexandra maakt ze een trip door de subculturen van Tinseltown, waaronder een Armeense familie die
| |
| |
verscheurd dreigt te worden door het overspel van taxichauffeur Razmik (Karren Karagulian).
De razernij waarmee emotionele splinterbom Sin-Dee door de schaduwzijde van Tinseltown raast, is gedrenkt in zowel tragiek als humor. Want dit drama over gebroken dromen en relaties is ook een screwball-komedie die een verbaal spervuur afwisselt met situatiehumor (de manier waarop working girl Dinah (Mickey O'Hagan) uit haar ‘werkplek’ wordt gesleurd is even grappig als pijnlijk). Tangerine begint niet toevallig met twee ratelende vriendinnen in een restaurant om te eindigen met de hilarische verbale confrontatie van alle betrokkenen in en voor de deur van een ander Donut Time restaurant. Onder de ogen van een verbouwereerde dienster. Dit universum is niet het toeristisch Hollywood met de in auto's opgesloten dromers die we kennen van Damien Chazelle's La La Land of de helse onderwereld van de taxichauffeur en huurmoordenaar buddies in Michael Manns Collateral. Het is een alledaagse wereld waar transport (te voet, met de metro en de taxi) ook sociaal is en zowel contacten als conflicten bevordert.
Tangerine is geen themafilm die de ‘transgenderproblematiek’ didactisch fileert, maar een humanistische film die elk personage in zijn waarde laat. Ook wanneer zij, zoals Dinah, worden meegesleurd door kamers, gangen en straten. Dat leidt tot ontroerende scènes zoals wanneer het letterlijk besmeurde duo in een wasserette verslagenheid countert met humor, hoop en geloof in de transformerende kracht van een pruik. Maar vooral tot overtuigende portretten van de agenten, hoeren, verslaafden en fastfoodbedienden die leven in de marge van de samenleving en in de schaduw van Tinseltown.
| |
In de schaduw van het Magic Kingdom
Pas na de dood van Walt Disney werd zijn lang geheim gehouden ‘Florida Project’ gerealiseerd: een tweede themapark (na Disneyland in Californië) met als motor het rond Cinderella Castle (nog steeds met Disney-logo) draaiende Magic Kingdom. Vanaf 1971 stroomden de toeristen toe in the happiest place on Earth. Het park groeide en de winkels en motels langs de toegangswegen bloeiden. Tot de subprime huizencrisis - die Ramin Bahrani reeds ontleedde in 99 Homes - de ondertussen verouderde motels een nieuwe klantenkring bezorgden. Gezinnen die door de crisis hun werk en huis verloren en noodgedwongen hun toevlucht zochten tot motels in de omgeving van Walt Disney World.
Het is op die weinig betoverende realiteit dat Sean Baker zijn camera richt. The Florida Project focust op hidden homelessness, het precaire quasi-vagebond-bestaan van vele Amerikaanse eenoudergezinnen en door werkloosheid getroffen families. Verborgen armoede in de schaduw van een park dat staat voor overvloed en voor de triomf van de consumptiemaatschappij. Wat leidt tot een universum waar de utopie en de apocalyps
| |
| |
lijken te coëxisteren. ‘Er schuilt een trieste ironie in, kinderen te zien leven in precaire omstandigheden vlak buiten een domein dat beschouwd wordt als het summum van kindergeluk’, zegt Baker in Le Monde, ‘co-scenarist Chris Bergoch en ik spelen met die ironie. Niet op cynische wijze, maar om de toeschouwer duidelijk te maken dat wanneer dit zich hier kan afspelen, het overal kan gebeuren’. De onafhankelijke filmmaker heeft oog voor wat Hollywood buiten beeld houdt: de sociale realiteit en proletarisch Amerika.
Op een stiekem in de Magic Kingdom gefilmde run van de kinderen richting het magische kasteel na is The Florida Project niet opgenomen met een iPhone maar (dankzij een iets groter budget dat ook één filmveteraan, Willem Dafoe, opleverde) met een 35mm-camera. De filmstijl blijft wat ondertussen pop vérité is gaan heten, een uitbundige en hyperrealistische benadering van in se deprimerende onderwerpen. De vrolijk oneerbiedige trashy aanpak die naast Tangerine ook in Spring Breakers (Harmony Korine) en American Honey (Andrea Arnold) indruk maakte. Ontluisterend en overdreven maar vooral vitaal en vol humor. Met even onschuldige als oneerbiedige jongeren die plezier blijven zien waar eigenlijk pijn en verdriet thuis zijn.
The Florida Project draait om de zesjarige Moonee (Brooklyn Prince) die samen met haar moeder, de werkloze erotische danseres Hailey (Bria Vinaite), en haar vriendje Scooty (Christopher Rivera) in het paarskleurige motel The Magic Castle woont terwijl verderop haar vriendinnetje Jancey (Valeria Cotto) in het fluogeel gekleurde The Future verblijft. Omdat hun alleenstaande moeders respectievelijk de ouderrol niet opnemen, verslaafd zijn of werken zijn Moonee, Scooty en Jancey op elkaar aangewezen. Een zomer lang toveren ze hun omgeving om in een pretpark (met activiteiten die gaan van kattenkwaad tot brandstichting) terwijl motelmanager Bobby (Willem
| |
| |
Dafoe) fungeert als een beschermengel die tracht te zorgen voor stabiliteit in chaotische levens. Bobby staat echter machteloos wanneer Hailey in haar escalerende paranoia en rebelsheid steeds extremer en autodestructiever wordt en de bubbel waarin ze leeft met haar dochter explodeert.
‘Kinderen zijn niet meer dan volwassenen met open ogen’, schreef Lawrence Durrell aan Henry Miller. Kunstenaars, schrijvers of filmmakers trachten het kinderlijke te behouden en een dam op te werpen tegen het passieloze, het serieuze. Ze stellen domme vragen en behandelen niet terzake doende onderwerpen. Soms is wat ze doen zelfs betekenisloos. Voor de volwassen mens is de kindertijd potentieel bedreigend. Op de meest onverwachte momenten kan die zijn gesloten ogen parten spelen. De kindertijd is immers de verleiding van de onverantwoordelijkheid, de ongrijpbaarheid van de melancholie maar ook de onbegrensdheid van het plezier. De onschuld van deze kindertijd is het ware magische koninkrijk van The Florida Project. De speelse avonturen die de jongeren beleven, zonder besef van gevaar en gevolgen, symboliseren de vrijheid en het plezier dat ze als volwassenen dreigen te verliezen. In dat besef klampt Hailey zich vast aan haar kinderachtige brutaliteit: zij weigert op te groeien en speelt niet de rol van Moonee's moeder maar die van haar vriendin. Een junkfoodfestijn en een woedeuitbarsting zijn voor Hailey dan ook gepaste antwoorden op problemen. Ook al omdat vrijheid voor haar absoluut is, een laatste strohalm waaraan rebelse zielen zich vastklampen voordat de volwassenheid en de samenleving hen in een soort slavernij duwen.
Sean Baker houdt de Amerikaanse droom een vervormde spiegel voor, de kleurrijke chaos in de schaduw van Wonderland verbergt amper de harde sociale realiteit. Maar ook al rollen de tranen bij Moonee (Bakers ‘Alice’), al borrelen de emoties op en breekt haar
| |
| |
stem; het meisje blijft hopen, dromen en lachen. Tristesse wordt gecounterd door plezier, lethargie wordt verdreven door energie. In die levenslustige veerkracht en dat dromerige optimisme vinden de personages en de films van Baker elkaar. In gevaar zit schoonheid, in pathos humor en wanneer de teloorgang totaal lijkt, verschijnt plots een regenboog boven The Magic Castle. In elke dystopie schuilt een utopie. Met dank aan onze ‘kinderlijke’ verbeelding. Dat is de boodschap die Bakers cinema zo hoopvol maakt. Donkere tijden kunnen vrolijke kleuren gebruiken.
|
|