inschakeling en de vervreemding van de werknemer in de productielijn, achter de lopende band.
Onder het gewicht van de talloze oorlogen en opstanden in de zeventiende en de achttiende eeuw, bijwerkingen van de vorstelijke centralisatie van de macht, werden westerse machthebbers uiteindelijk één voor één gedwongen te bezwijken voor Adam Smiths onzichtbare hand. Het werd namelijk onmogelijk voor hen om de aanhoudende druk van militaire concurrentie en binnenlandse onrust te verdragen zonder het economisch efficiënte mechanisme van de arbeidsverdeling. In deze transformatie nam Frederik de Grote van Pruisen het voortouw. Deze mecenas van Voltaire stampte als eerste een schoolstelsel uit de grond dat met recht modern genoemd kan worden, door de uitbouw van een netwerk van basisscholen en het invoeren van de leerplicht. Onder zijn heerschappij en dat van zijn opvolgers werd dit uitgebreid - in het bijzonder tijdens de hervormingen die volgden op de rampzalige vernedering van Pruisen door Napoleon - door toevoeging van het lager en hoger middelbaar onderwijs. Al snel werd hun moeite beloond: in de negentiende en vroege twintigste eeuw groeide Pruisen, en later Duitsland, uit tot het machtigste land ter wereld.
Het doel van het Pruisische schoolsysteem was vanaf het begin zeer duidelijk: het opleiden van gehoorzame, gedisciplineerde en trouwe soldaten, ambtenaars en vaklui, broodnodig voor elke staat die wilde overleven in de moderne wereld. Het hele schoolwezen was op deze telos afgestemd, van de autoritaire structuur van de klas, met de leerkracht vooraan en de leerlingen stilzittend aan hun banken, tot de geestelijk belastende routine van toetsen en examens. De focus van het onderwijs werd verlegd. Waar het voorheen fundamenteel draaide om de individuele leerling en zijn persoonlijke ontwikkeling, stonden nu de kennis en vaardigheden die verworven moesten worden centraal. Dientengevolge veranderde de opvatting van de leerling als autonoom subject, in staat tot zelfstandige interactie en handelingen, naar dat van een object, een leeg vat dat gevuld moest worden met kennis. Ons taalgebruik weerspiegelt louter dit fait accompli. Van een pottenbakker die een vormeloos stuk klei omtovert tot een mooi versierd en functioneel stuk aardewerk wordt gezegd dat hij het stuk klei vormt wanneer sprake is van een organisch proces van wederzijdse interactie. Wie ooit al eens zo'n ambachtsman aan het werk heeft gezien, zal dit zonder twijfel onderkennen. De handenbewegingen van de pottenbakker leiden de klei louter in goede banen, maar zijzelf lijkt als het ware een eigen leven aan te nemen. Het is die dans van geven en nemen waaruit de prachtigste kunstwerken tevoorschijn komen.
Het lijkt vanuit moreel oogpunt buiten kijf te staan dat het onderwijs de leerling centraal moet stellen, en zijn vorming tot doel moet hebben. Maar