In ‘Brand’ vervolgens lezen we hoe een huis in de fik vliegt nadat kleine Leentje knoeide met de kachel. Maar de brandweer, met veteraan Koezma voorop, gaat het vuur onverschrokken te lijf:
Door de waterspuit geruggesteund,
Wordt er met de bijl op los gedreund.
De klappen op het houtwerk galmen
Terwijl de rook in dikke walmen
Wolkt en kolkt met roet en zwadder.
De draaibare magirusladder
Schuift uit en dan wordt onversaagd
Het vuur van zolder weggejaagd.
In latere versies van het gedicht werd onder meer de heldenrol van Koezma teruggeschroefd: de druk van de autoriteiten om in het collectivistische gareel te blijven, nam zichtbaar toe.
In het derde en laatste gedicht van de bundel, ‘Post’, zijn het, na de brandweerlieden, de postbodes die met de eer gaan lopen. Een aangetekende brief voor Boris Zjitkov mist net zijn doel omdat de reislustige Rus van Leningrad naar Berlijn vertrokken is. En vandaar gaat het vervolgens nog naar Londen en Chili. De aangetekende brief reist kameraad Zjitkov achterna, de hele wereld rond, om uiteindelijk toch door hem ontvangen te kunnen worden, weer thuisgekomen in Leningrad:
De gedichten van Marsjak waren razend populair en haalden in de loop der jaren miljoenenoplages. En niet alleen het Russische kindervolk leerde hij lezen, ook niet-Russen die zich wagen aan de studie van de Russische taal, komen onvermijdelijk met zijn verzen in contact in hun eerste leerboeken.
De drie genoemde gedichten werden in het Nederlands vertaald door Robbert-Jan Henkes (*1962) en komen uit de indrukwekkende bloemlezing Bij mij op de maan. Een keuze uit de Russische kindergedichten vanaf de zeventiende eeuw die in 2016 verscheen bij Uitgeverij Van Oorschot en die in 2017 de prestigieuze Filter Vertaalprijs kreeg. Bij mij op de maan, het resultaat van vijfentwintig jaar lezen en luisteren, verzamelt meer dan vijfhonderd bladzijden poëzie: anonieme versjes en liedjes uit de Russische traditie, werk van de vroeg negentiende-eeuwse meesters Krylov en Poesjkin, occasionele stukken van ‘volwassenendichters’ als Blok, Achmatova, Majakovski, Mandelstam en Brodski, maar het meest in het oog springen de echte kinderdichters die het genre in de eerste helft van de vorige eeuw zo beroemd maakten, met naast Marsjak, die zowat als spilfiguur fungeerde, auteurs als Tsjoekovski, Vvedenski en Charms.
Kornej Tsjoekovski (1882-1962) was de eerste die een specifieke poëtica ontwikkelde inzake kindergedichten. Hij was gefascineerd door de taalontwikkeling bij peuters en kleuters: ‘Kinderen kunnen dronken worden van woorden, en die kunnen evengoed nonsens zijn als wat anders: het gaat