Streven. Jaargang 85
(2018)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||||||||||
Stefan Voeten
| |||||||||||||||
Wij Ontheemden, Wij ReizigersIn 1869 werd Nietzsche op vijfentwintigjarige leeftijd aangesteld als hoogleraar klassieke filologie in het Zwitserse Bazel. Gedurende de jaren begon hij echter steeds meer te twijfelen over deze positie, onder meer omdat hij zich in de filosofie meer thuis voelde. Daarnaast kreeg hij steeds vaker en heviger last van migraineaanvallen en verslechterd zicht. Het is door deze gezondheidsproblemen dat hij in 1879 zijn professoraat definitief moest neerleggen. Voor Nietzsche betekende dit echter een ommekeer in zijn leven en denken. Vanaf dat moment begon hij in Europa rond te reizen. In de zomer was hij vaak in Sils-Maria in Zwitserland te vinden, in de winter trok hij onder | |||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||
meer naar Genua, Rapallo, Turijn en Nice. Hij was zelfs van plan om door te reizen naar Tunesië, wat hij waarschijnlijk vanwege gezondheidsredenen moest opgeven In deze reizen verbleef het Nietzsche het liefst in natuurlijke omgevingen; nabij de zee, een meer of bossen. Zo beschrijft hij dat hij het centrale idee voor Zo sprak Zarathustra, dat hij als zijn hoofdwerk beschouwde, bedacht toen hij aan het wandelen was door de bossen bij het meer van Silvaplana. Deze voorkeur voor wandelen in de natuur komt ook in zijn filosofie regelmatig terug. Zo schrijft hij: ‘Alle waarlijk grote gedachten komen bij ons op terwijl we wandelen’.Ga naar eind1 En: ‘Ik houd van het bos. In de steden is het slecht wonen: daar zijn te veel wellustigen’Ga naar eind2 Door dit zwerven door Europa had Nietzsche geen vast thuis. Ook zijn geboorteland Duitsland, destijds Pruisen, zag Nietzsche in geen geval als zijn thuis. Sterker nog, Nietzsche schrijft dat hij walgt van de antisemitische manier waarop de Duitsers hun geschiedenis schrijven, noemt zijn autobiografie Ecce Homo ‘anti-Duits op het vernietigende af’, ‘de jonge keizer een scharlaken gluiper’, zijn volgelingen ‘gepurperde idioten’,Ga naar eind3 en roept uit over de Duitsers: ‘Alle grote misdaden tegen de cultuur van vier eeuwen hebben zij op hun geweten!’Ga naar eind4 Nietzsche is dus niet van nationalistische gevoelens te betichten. Het komt dan ook niet als een verrassing dat Nietzsche al in 1869 zijn Pruisische identiteit verwierp en de rest van zijn leven officieel stateloos bleef. Ook in zijn filosofie is deze anti-nationalistische houding belangrijk. Zo bekritiseert hij in Voorbij goed en kwaad nationalisme en patriottisme, wat hij een ‘ziekelijke vervreemding noemt’Ga naar eind5 evenals een ‘nationale hartschurft en bloedvergiftiging’Ga naar eind6, en pleit in plaats daarvan voor een ‘Europese wil tot eenwording’.Ga naar eind7 Nietzsche vond dan ook dat men niet te veel waarde aan één bepaalde plaats moest hechten. Zelfs in letterlijke zin: hij bekritiseerde de traditionele academici en filosofen omdat zij slechts vanuit één plaats - de universiteit - werkten, in plaats van rond te reizen en je eigen ideeën steeds verder te ontwikkelen door het echte leven te zien en ervaren. Om die reden zei Nietzsche: ‘Het zitvlees [...] is de eigenlijke zonde tegen de heilige geest.’Ga naar eind8 De ware filosoof moest dan ook geen stoffige academicus zijn, maar iemand met verbeeldingskracht en originaliteit, die steeds nieuwe dingen durft te ondernemen: ‘De slang die niet kan vervellen, gaat te gronde. Zo ook de geesten die men verhindert van mening te veranderen; zij houden op geest te zijn.’Ga naar eind9 In De vrolijke wetenschap benadrukt Nietzsche in het aforisme dat de passende naam ‘Wij ontheemden’ draagt wat volgens hem een goede Europeaan is: zij die ‘ontgroeid aan en afkerig van het christendom’ zijn, een | |||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||
open blik hebben, goed geïnformeerd, onafhankelijk en ‘bereisd’ zijn.Ga naar eind10 Ook in het volgende aforisme benadrukt hij deze dingen, en voegt hij toe hoe belangrijk het is om dingen van een afstand te bekijken en af te meten tegen andere perspectieven, wat hij uiteraard koppelt aan reizen: ‘De reiziger’ spreekt. Om onze Europese moraliteit eens uit de verte te bezien, om haar aan andere, vroegere of toekomstige, moraliteiten af te meten, daarvoor moet je te werk gaan zoals een reiziger te werk gaat die wil weten hoe hoog de torens van een bepaalde stad zijn: daarvoor verlaat hij die stad. [...] Je moet je hebben losgemaakt van veel wat juist ons Europeanen van vandaag drukt, remt, neerhoudt, zwaar maakt. De mens [...] moet daartoe in de eerste plaats zijn tijd in zichzelf ‘overwinnen’.Ga naar eind11 | |||||||||||||||
Eenzaamheid en Amor fatiMaar men wordt tijdens zulke reizen in afzondering ook geconfronteerd met harde realiteiten, zoals eenzaamheid. Zo roept het hoofdpersonage in Zo sprak Zarathustra uit: ‘Ik begrijp wat mijn lot is [...] Zojuist is mijn laatste eenzaamheid begonnen’Ga naar eind12. Ook in Menselijk, al te menselijk komt deze eenzaamheid duidelijk naar voren. Zo noemde Nietzsche het laatste deel van dit boek ‘De reiziger en zijn schaduw’, waarin de schaduw kan worden geïnterpreteerd als een metafoor voor het onbewuste, en wellicht ook de eenzaamheid. Nietzsche probeert dit om te buigen door te zeggen dat een geslaagd mens ‘altijd in zijn eigen gezelschap’ is,Ga naar eind13 dat afzondering ons sterker maakt én tederder richting anderen, en dat hij daarom over zichzelf kan zeggen: ‘Ik heb eenzaamheid nodig, dat wil zeggen genezing, terugkeer tot mezelf, de adem van een vrije, lichte, speelse lucht. Mijn hele Zarathustra is een dithyrambe op de eenzaamheid, of, als men mij begrepen heeft, op de zuiverheid...’Ga naar eind14 Door zijn eenzaamheid om te zetten in iets positiefs brengt Nietzsche zijn concept amorfati in de praktijk: Mijn definitie voor grootheid bij de mens is amor fati: dat je van niets wil dat het anders is, niet vóór je, niet achter je, in alle eeuwigheid niet. Het onvermijdelijke niet enkel verdragen, nog minder verdoezelen - alle idealisme is leugenachtigheid ten aanzien van het onvermijdelijke -, maar ervan houden.Ga naar eind15 Met andere woorden: je moet zowel de goede als de slechte dingen die je overkomen accepteren. Op die manier leer je je lijden te zien als iets wat nodig is, als iets waar positieve dingen uit voort kunnen komen. Werkelijke schoonheid kan namelijk niet zonder de mindere ervaringen: ‘Willen jullie | |||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||
dus de pijn van de mensen onderdrukken en reduceren, wel, dan moeten jullie ook hun vermogen tot vreugde reduceren en onderdrukken’.Ga naar eind16 Volgens Nietzsche is de keus dan ook niet tussen geluk en ongeluk, maar tussen groot en klein leven: ‘Het geluk en ongeluk zijn tweelingen, die samen opgroeien ofwel [...] samen klein blijven’.Ga naar eind17 Wanneer je erin slaagt om ook je pijn te omarmen als iets waardevols, dan slaag je erin om je lot, inclusief al het leed, lief te hebben, en dat is amor fati. Zo zegt Nietzsche over zichzelf dat zijn ziekte, hoezeer hij er ook onder leed, ervoor heeft gezorgd dat hij zijn leven om kon gooien en gaan reizen, wat hem veel goeds heeft gebracht. Daardoor is hij in staat te zeggen: ‘De ziekte bracht me pas gezond verstand.’Ga naar eind18 Met zijn gedachte-experiment rond de eeuwige wederkeer vervolmaakt Nietzsche deze gedachtegang. Nietzsche beargumenteert dat je pas waarlijk gelukkig kunt zijn als je een eeuwig wederkerend leven zou kunnen accepteren: Als jou nu eens, op een dag of een nacht, een demon achterna sloop tot in je eenzaamste eenzaamheid en tegen je zei: ‘Dit leven, zoals je het thans leeft en geleefd hebt, zul je nog eens en nog ontelbare malen moeten leven; en er zal niets nieuws aan zijn, maar elke pijn en elke lust en elke gedachte en verzuchting en al het onuitsprekelijk kleine en grote van je leven moet terugkomen’ [...] Zou je je niet plat ter aarde werpen en tandenknarsend de demon vervloeken die zo praatte? Of heb je zo'n onbeschrijflijk ogenblik meegemaakt, waarop je hem zou antwoorden: ‘je bent een god, en nooit hoorde ik iets goddelijkers!’Ga naar eind19 Dit is amor fati in zijn meest ultieme vorm. Het betekent namelijk dat je alles in je leven, of het nou goed of slecht is, hebt leren waarderen als iets waardevols: ‘Zo zal ik een van diegenen zijn die de dingen schoonheid verlenen. Amor fati: dat zal van nu af aan mijn liefde zijn!’Ga naar eind20 Met behulp van deze visie weet Nietzsche de noordelijke melancholie af te schudden en zich, vooral in De vrolijke wetenschap, de houding van het vrolijke Zuiden, waar hij een groot deel van dit boek schreef, eigen te maken. Deze ‘vagabonderende’ Nietzsche beschrijft een manier van leven waarin men zich met behulp van vrolijkheid, grappen en spot kan afzetten tegen de eendimensionale en ongenuanceerde massa's. Zo beschuldigt Nietzsche de massa ervan geen individuele wil te hebben en liever te zwelgen in de slavenmoraal van het christendom. Deze houdt volgens hem onder meer de giftige moraal van medelijden in, die zowel de gever als de ontvanger vernedert doordat zij zich dan zwakker opstellen dan ze zijn, evenals dat het de lijdende de kans ontneemt om te leren | |||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||
van zijn leed en het zo te ontstijgen. Maar deze aanvallen dompelt Nietzsche vaak in een zekere speelsheid. Zo bespot hij de Tien Geboden door te zeggen dat geloven in God een verbod inhoudt: ‘Gij zult niet denken!’Ga naar eind21 In Zo sprak Zarathustra schrijft Nietzsche dat hij niet in een God kan geloven die niet weet hoe te dansen en te lachen: ‘Laat het voor ons een verloren dag zijn wanneer er niet éénmaal is gedanst! En laten wij elke waarheid vals noemen waarbij niet éénmaal is gelachen!’Ga naar eind22 Voor Nietzsche is deze speelse houding dan ook centraal in zijn concept van de übermensch: ‘Ik heb het lachen heilig verklaard: o hogere mensen, leer mij - lachen!’Ga naar eind23 Het is dan ook in deze positieve houding ten opzichte van het leven dat Nietzsche de ware oplossing voor de eenzaamheid zoekt: hij benadrukt het belang van vriendschap. Zo schrijft Nietzsche op een ontroerende manier over een vriendschap die hij heeft verloren. Hierin toont hij aan nog steeds veel van deze persoon te houden, waardoor de vriendschap, ondanks de afstand in ruimte en tijd, toch levend blijft. Op die wijze weet hij wederom het leed te transformeren tot iets moois: ‘En zo willen wij in onze sterrenvriendschap geloven’.Ga naar eind24 In de vriendschap vindt Nietzsche dan ook het betere alternatief voor de christelijke idealen, want ‘Medevreugde, niet medelijden maakt de vriend.’Ga naar eind25 Daarom: ‘Niet de naaste leer ik u, maar de vriend.’Ga naar eind26 | |||||||||||||||
Meester en Vormgever van JezelfDe reis des levens, metaforisch of letterlijk, heeft voor Nietzsche geen specifieke bestemming, behalve dat je leert baas te zijn over je levensloop. Zo erkende hij in zijn eigen leven geen enkele staat als zijn meester, en is zijn filosofie er een waarin men zichzelf kan overwinnen, zodat het individu niet langer afhankelijk is van God en systemen als het christendom, socialisme of democratie, maar slechts op zichzelf steunt. Dit besef, dat je zelf de controle voert over je leven op aarde, betekende volgens Nietzsche de ware vrijheid: ‘Als je het probeert zal je vaak eenzaam zijn, en soms bang. Maar geen prijs is te hoog voor het privilege baas over je eigen handelen te zijn.’Ga naar eind27 Dit is een heel duidelijk thema in Menselijk, al te menselijk, waarin de wanderer wordt gepresenteerd als een nieuw soort mens die vrij van vooroordelen en clichés is, en als een vrij man de meester over zijn eigen lot: ‘Wie ook maar enigszins de vrijheid van de rede heeft bereikt, kan zich op aarde niet anders dan een reiziger voelen’.Ga naar eind28 Dit betekent niet dat men verantwoordelijkheden uit de weg moet gaan. Integendeel: in plaats van verantwoordelijkheden op anderen af te schuiven, zoals God, neem je zelf de verantwoordelijkheid voor je acties, want de ware vrijheid is de wil om verantwoordelijk te zijn voor onszelf. ‘De blik afwenden zal mijn enige ontkenning zijn!’Ga naar eind29 | |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
Dit betekent ook dat je risico niet uit de weg probeert te gaan. Nietzsche beschouwt de persoon die risico's mijdt en bovenal op zoek is naar veiligheid, genot en comfort juist als de ‘laatste mens’: een walgelijk figuur die overwonnen moet worden ten faveure van de übermensch, die zich in chaos wentelt, volop risico's neemt en zijn ‘steden tegen de Vesuvius’ durft te bouwen. Want: ‘het geheim om de grootste vruchtbaarheid en het grootste genot van het bestaan te oogsten, heet: gevaarlijk leven!’Ga naar eind30 Nietzsche schrijft dan ook: ‘Om een dansende ster te kunnen baren, moet je nog chaos in je hebben.’Ga naar eind31 Het is duidelijk: onverwachte moeilijkheden tijdens een reis betekenen voor Nietzsche geen lijden, maar avontuur en de kans op groei. Nietzsche gaat zelfs zo ver als te zeggen dat je door deze ervaringen ook je eigen identiteit mede construeert, want je ‘wordt’ immers wat je bent.Ga naar eind32 Als we ooit een filosoof meester en vormgever van zichzelf zouden kunnen noemen, dan is het wel Nietzsche. Desondanks is Nietzsche er niet zozeer in geïnteresseerd om anderen de weg te wijzen, als ware het een routebeschrijving voor het leven. Nee, Nietzsche wil juist het tegenovergestelde bewerkstelligen. In Zo Sprak Zarathustra schrijft hij hoe Zarathustra zijn pupillen vertelt dat ze hun eigen weg moeten gaan, in plaats van hem blind na te volgen, want ‘Je beloont een leraar slecht als je altijd leerling blijft.’Ga naar eind33 Nietzsche maakt duidelijk dat iedereen zijn eigen reis heeft om te volgen: ‘Jij hebt jouw weg. Ik heb mijn weg. Want de weg - die bestaat niet!’Ga naar eind34 | |||||||||||||||
De Nietzscheaanse wandererOp basis van het bovenstaande kunnen we tot een nieuw begrip komen van de nietzscheaanse wanderer, een vrije geest die het leven wil vieren. Deze reizende poëet heeft noch verlangt een vast thuis - dit brengt overigens ook anti-nationalistische gevoelens met zich mee. Hij reist het liefst in afzondering door de natuur, waarbij de eenzaamheid wordt getransformeerd tot iets waardevols. Zo leeft hij volgens het concept van amor fati: hij vlucht niet van leed, maar accepteert dit omdat hij weet dat pijn en genot samengaan. Daarom leert hij van zijn lijden, wat hij op die manier weet te transformeren tot iets waardevols: ‘Pijnlijke zaken behoren tot de geschiedenis van de grote vrijmaking.’Ga naar eind35 Hierbij wordt een speelse houding vol dans en lach nagestreefd, want vrolijkheid is zijn partner in wijsheid. Ook vriendschap staat hoog in het vaandel: ‘Bestaat er hier en daar op aarde een soort voortzetting van de liefde, waarbij dat hebzuchtige verlangen van twee personen naar elkaar geweken is voor een [...] gemeenschappelijke hogere dorst naar een ideaal dat boven hen verheven is: maar wie kent deze liefde? Wie heeft haar ervaren? Haar juiste naam is vriendschap’Ga naar eind36 Het spectrum van de wan- | |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
derer wordt door het reizen verbreed: doordat hij zich confronteert met nieuwe perspectieven is hij in staat om steeds te ‘vervellen’. Dit stimuleert ook zijn onafhankelijkheid van ideologieën, religies, tradities en vooroordelen. Hij wil zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op iets of iemand anders, maar heeft het verlangen om de volledige verantwoording voor zijn eigen acties te dragen, want ware vrijheid is de wil om verantwoordelijk te zijn voor onszelf. In zijn reizen bestaan dan ook geen eindbestemmingen, behalve dat je meester en vormgever van je leven op aarde wordt: ‘Je zou heer en meester over jezelf moeten worden, óók over je eigen deugden.’Ga naar eind37 Essentieel hierbij is om ‘gevaarlijk’ te durven leven, want hij weet dat risico en chaos essentieel zijn om grootse dingen te bereiken. Op die manier construeert hij zijn eigen identiteit. Desondanks wil de nietzscheaanse wanderer geen routebeschrijving voor het leven bieden, maar mensen hun eigen weg laten vinden: ‘Niemand kan de brug voor je bouwen waarover juist jij de rivier van het leven moet overschrijden, niemand behalve jij alleen. [...] Er is in de wereld één weg die niemand kan gaan behalve jij: waarheen hij leidt? Vraag niet, bewandel hem!’Ga naar eind38 | |||||||||||||||
LiteratuurFriedrich Nietzsche, Afgodenschemering, Arbeiderspers, Amsterdam, 2007.
|
|