de familie, hebben ze een complex militair afluistersysteem opgezet, bezitten ze een enorm arsenaal aan wapens, en jagen ze zonder scrupules op alles wat beweegt zodat de Taiga onder hun aanwezigheid zucht. Ze zijn kortom in alles het tegengestelde van het zelfbeeld van de Braguine: zij leven sober, jagen niet meer dan absoluut noodzakelijk en leven in harmonie met hun leefwereld. Er is een uitzondering op deze strikte scheiding tussen de families: als de ouderen van beide families gaan jagen, worden de kinderen op een eiland in de rivier gezet zodat ze door het water en door honden beschermd worden tegen wilde dieren. De kinderen zien elkaar dagelijks en lijken soms het contact aan te gaan, maar wederzijds onbegrip houdt hen ook tegen samen te spelen.
Cogitore is een veelzijdig kunstenaar die in zijn werk, of het nu de documentaire Parmi nous (2011) is waarin hij onderduikende vluchtelingen volgt, of het fictieve werk Ni le ciel, ni la terre (2015) over een Franse legereenheid, zoekt naar de mystiek van het alledaagse, naar het mysterie dat onzichtbaar in elk bestaan aanwezig is maar juist door zijn alledaagsheid niet als zodanig herkend wordt. Dit religieuze aspect is ook in Braguino op een paradoxale manier zeer sterk aanwezig: het is een film over het religieuze, maar religie zelf is afwezig. Bij de Braguine is alles, tot in de kleinste handeling, sacraal en staat het in het teken van het hogere: door deze alomtegenwoordigheid van het sacrale fundament onder hun leven, is geen verheven theologie nodig: de theologie zit in elke geste. Om herinnerd te worden aan de eenzaamheid van het aardse bestaan, aan de nietigheid van de mens tegenover de natuur, en aan de gevaren van het pioniersbestaan, hebben zij, roependen in de woestijn, zich verzettend tegen een verdorven, geschonden wereld, geen psalmen nodig.
De kijker krijgt de heiligheid van het alledaagse het duidelijkst te zien in een indrukwekkende scène die de berenjacht toont. Na het uit zijn lijden verlossen van een in de val gelokte beer, krijgt de jachthond als bewijs van bewezen diensten bloed op zijn witte vacht gesmeerd, en ontleden vader en zoon het dier van zijn ledematen, ingewanden, poten, vacht en hoofd. Alles wat niet wordt gebruikt, wordt in het bos begraven na een ritueel dat bestaat uit gebed en dankzegging. Deze scene wordt gescharnierd met het plotse landen van een helikopter. Hieruit stappen enkele mannen die tot de tanden bewapend zijn en, als een ware koloniale macht, het beschermde bos in trekken om een weekend te jagen. Als de Braguine protesteren, krijgen ze een watermeloen aangeboden ter genoegdoening. Als dit hen niet stil krijgt, worden ze beledigd en bedreigd: wie zijn zij dat ze zeggen hier te wonen, wie denken zij te zijn als zij de bezoekers iets in de weg willen leggen? De maatschappij en haar eigen logica van uitbuiting doet bruut haar intreden in het toch al door haat en nijd verscheurde paradijs.
Cogitore is als verteller afwezig in Braguino: hij drukt zijn stempel op het verhaal door de montage, maar ook daarin probeert hij geen dwingende interpretatie te geven. Hierdoor