nieuw centraal te plaatsen. Intrigerend is hoe hij dit doet door middel van een filosofie (of eerder een marketingstrategie) van afwezigheid. Zo weigert Pius xiii om zichzelf tot gezicht van de kerk te laten maken. Tot wanhoop van zijn entourage vertikt hij het om zich te tonen aan het grote publiek. Er mogen geen foto's van hem gemaakt of verspreid worden, geen souvenirs met zijn gezicht erop verkocht worden (een steek onder water richting de commerciële geest in het Vaticaan?).
Journalisten, maar ook de publieke opinie, raken alsmaar meer geïntrigeerd en geënerveerd, door deze onzichtbare paus. Hun verlangen brandt vurig, maar leidt zoals bij ieder verlangen dat niet wordt ingelost, tot frustratie. De jonge paus confronteert zo wel met een harde waarheid. Het doet er eigenlijk niet veel toe wie paus is, laat staan hoe hij eruit ziet. De kerk heeft al een gezicht, een eeuwig gezicht, en het gelaat van het instituut is het enige dat ertoe doet. Het gezicht van de paus, zijn woorden, zijn daden, ... zijn onbelangrijk - als het tenminste God is die gezocht wordt, en niet de bevrediging van sensatielust. Pius xiii legt onze hypocrisie bloot. Als het God was die de hedendaagse mens zocht, dan zou hij niet zo gemakkelijk te bespelen zijn, want God liet zich kennen in zijn Zoon en zijn geboden zijn duidelijk. Dit laatste laat de jonge paus niet na te benadrukken in zijn ingesproken toespraken, of de verklaringen die hij door derden laat brengen.
Toch doet deze afwezigheidsstrategie meer dan enkel onze tijd confronteren met haar hang naar sensatie of haar hypocrisie. De aanhoudende stilte ontbloot het verweesde karakter van ons hart. De eigentijdse mens zoekt houvast. De aantrekking die Pius Xiii op ons als kijker uitoefent, en de radeloosheid die zijn afwezigheid bij zijn kudde teweegbrengt, verraadt zo misschien bovenal ons onuitgesproken verlangen naar wie Pius xiii door zijn afwezigheid aanwezig stelt: God. Tegelijk stoot zijn afwezigheidsstrategie hier op haar grenzen, want door zelf afwezig te blijven weigert Pius xiii aan dit herontdekte verlangen tegemoet te komen.
Het keer- en tegelijk hoogtepunt komt tijdens een pastorale reis naar Afrika (een hachelijke onderneming voor een paus die niet gezien wil worden). De hamvraag is of Pius xiii zich voor het eerst zal laten zien. Die hoop maakt al snel plaats voor teleurstelling, wanneer in een voetbalstadion iedereen zit te wachten op de komst van de paus, maar er nergens enige beweging te bespeuren valt. Plots galmt de stem van Pius xiii door de luidsprekers. Weer een opgenomen toespraak, weer een donderpreek zo blijkt. Zijn toehoorders buigen gelaten het hoofd, en ondergaan.
De toespraak van de paus begint inderdaad opnieuw met het benoemen van de tekortkomingen van de hedendaagse mens. Hij wijst op ieders verantwoordelijkheid voor het onrecht waarvan hij tijdens zijn reis getuige was. Dan verandert plots zijn toon, als een onverwacht briesje dat verlossing brengt op een warme zomerdag. Pius Xiii houdt zijn toehoorders niet langer