Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 797]
| |
Herman Simissen
| |
[pagina 798]
| |
Tijdens zijn optreden in Hannover deed Hanussen onder meer enkele voorspellingen voor het juist begonnen jaar. Zo voorzag hij in de loop van 1933 het uitbreken van een nieuwe wereldoorlog, en een verdere ontwaarding van de Duitse Reichsmark. Maar ook voorspelde hij dat ‘een in Hannover zeer bekende geleerde, die in Hannover veelbesproken is, dit jaar zal komen te overlijden’Ga naar eind2 Deze voorspelling was hem ingefluisterd door leden van de plaatselijke sa. De filosoof Theodor Lessing (1872-1933) vatte de voorspelling op als een regelrechte bedreiging: net zoals veel van zijn plaatsgenoten meende hij dat zij alleen op hem betrekking kon hebben. Lessing had zich overigens eerder door verschillende krantenartikelen waarin hij beweerde dat Hanussen niets meer was dan een charlatan, niet bepaald geliefd gemaakt bij de waarzegger. Diens voorspelling was voor Lessing de tweede bedreiging in korte tijd: eerder die maand was hij in een tram in Hannover lastig gevallen door drie leden van de sA, die hem hadden toe-geschreeuwd dat Hitler alle Joden zou ophangen, en dat ook hij, Lessing, onmiddellijk zou worden ‘verwijderd’. Lessing nam deze bedreigingen zeer ernstig - begrijpelijk genoeg: als Jood, pacifist, socialist en, in zijn publicaties, uiterst strijdbaar tegenstander van de nsdap had hij alle reden om inderdaad voor zijn leven te vrezen. Hij zag zich genoodzaakt Duitsland te ontvluchten: op 1 maart 1933 verliet hij ijlings het land, samen met zijn jongste dochter Ruth. Zijn echtgenote Ada Lessing-Abbenthern bleef vooralsnog in Hannover: zij gaf leiding aan de plaatselijke volkshogeschool, en wilde deze instelling onder geen beding onbeheerd achterlaten.Ga naar eind3 Vlak na de vlucht van Lessing werd hun woning in een buitenwijk van de stad overvallen - tot haar geluk was Ada Lessing niet thuis. De inboedel werd kort en klein geslagen, en overgoten met bijtende vloeistoffen, waardoor het pand onbewoonbaar werd. Ada Lessing werd nog in het voorjaar van 1933 ontslagen, toen, als zoveel instellingen, ook de volkshogeschool onder nationaalsocialistisch bestuur werd gebracht. Zij voegde zich daarop bij haar echtgenoot, in zijn ballingschap in het kuuroord Marienbad in Tsjecho-Slowakije, vlakbij de grens met Duitsland. | |
‘Geen vaderland meer...’Theodor Lessing behoorde zo tot de eersten die na de nationaalsocialistische machtsovername in Exil, in ballingschap, gingen. In totaal ontvluchtten naar schatting ongeveer 500.000 mensen het Derde Rijk, van wie 360.000 uit Duitsland en 140.000 uit Oostenrijk. In de eerste maanden van 1933 waren dit vooral politieke tegenstanders van het nationaalsocialisme die vluchtten voor de vervolgingen die meteen na de machtsovername begonnen, daarna overwegend Joden die probeerden een goed heenkomen te zoeken. Onder | |
[pagina 799]
| |
de vluchtelingen waren tal van prominenten uit het culturele leven. ‘De ballingen die Hitler maakte vormden de grootste verzameling van overgeplant intellect, talent en geleerdheid ooit’ schreef de Amerikaanse historicus Peter Gay - zelf van Joods-Duitse afkomst, in 1923 als ‘Peter Fröhlich’ in Berlijn geboren, en in 1939 met zijn ouders zijn geboorteland ontvlucht - in zijn klassiek geworden boek Weimar Culture.Ga naar eind4 Zelfs een uiterst beperkte selectie van de namen van betrokkenen ondersteunt deze stelling van Gay. Het betrof - onder heel veel anderen - schrijvers als Bertold Brecht, Hermann Broch, Max Brod, Elias Canetti, Alfred Döblin, Lion Feuchtwanger, Oskar Maria Graf, Sebastian Haffner, Stefan Heym, Ődőn von Horváth, Irmgard Keun, Else Lasker-Schüler, Heinrich Mann, Thomas Mann, Robert Musil, Erich Maria Remarque, Joseph Roth, Nelly Sachs, Anna Seghers, Ernst Toller, Franz Werfel en Stefan Zweig; filmregisseurs als Fritz Lang en Billy Wilder; componisten als Hanns Eisler, Paul Hindemith, Erich Korngold en Kurt Weil; kunstenaars als Max Beckmann, Georg Grosz, Paul Klee, Oskar Kokoschka en Kurt Schwitters; architecten als Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe; filosofen als Theodor Adorno, Hannah Arendt, Ernst Cassirer, Carl Hempel, Hans Jonas, Karl Popper en Leo Strauss; wetenschappers als Kurt Gödel, Ernst Gombrich, Max Horkheimer, Ernst Kantorowicz, Kurt Lewin, Erich Panofsky, en Nicolaus Pevsner; en dan nog tal van vooraanstaande leden van vakbonden en verschillende politieke partijen, overwegend maar niet uitsluitend linkse partijen. De eerste vluchtelingen vestigden zich met name in de buurlanden van Duitsland: in Tsjecho-Slowakije zoals Lessing, in Frankrijk, Nederland, België en de Scandinavische landen. De keuze voor deze landen van vestiging kwam voort uit de - achteraf onjuist gebleken - aanname dat het Derde Rijk snel zou instorten, en dat daarom binnen afzienbare tijd een terugkeer naar het vaderland mogelijk zou zijn. Voor heel wat vluchtelingen betekende dit, dat zij na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ofwel alsnog in handen van de nationaalsocialisten vielen, ofwel een tweede keer moesten vluchten. Een tweede overweging bij de keuze voor de buurlanden van Duitsland als toevluchtsoord was, dat het juist vanuit deze landen nog mogelijk zou zijn de Duitse bevolking te bereiken en te beïnvloeden. In verschillende landen werden dan ook, om Duitstalig werk van vluchtelingen te kunnen uitbrengen, tijdschriften opgericht die bekend staan onder de verzamelnaam Exilpresse, alsook eigen uitgeverijen. Men was zich overigens terdege bewust, dat pogingen de Duitse publieke opinie vanuit het buitenland te beïnvloeden niet zonder risico waren. De nationaalsocialistische autoriteiten schroomden immers niet, in geval van onwelgevallige kritiek wraak te nemen op naasten van de criticus of op diens geestverwanten die zij wel in handen konden krijgen. Ook Theodor Lessing zette vanuit zijn ballingoord | |
[pagina 800]
| |
zijn strijd tegen het nationaalsocialisme voort, maar - zoals hij schreef in de brochure Deutschland und seine Juden (1933), die de schriftelijke neerslag is van lezingen die hij tijdens zijn ballingschap hield in maart, april en mei 1933Ga naar eind5 - ‘ik moet wel bedenken dat ik mijn broeders [i.e., de Joden, hs] in Duitsland geen schade berokken, noch de kameraden in gevangenissen en werkkampen’Ga naar eind6 Tegen de achtergrond van dit alles is het begrijpelijk, dat de eerste vluchtelingen in eerste instantie in Europa bleven en niet naar de Verenigde Staten of Latijns-Amerika trokken, al kwamen sommigen van hen daar later alsnog terecht. In een brief aan Albert Einstein schreef Theodor Lessing wat het voor hem betekende dat hij had moeten vluchten: ‘Ik heb door de gebeurtenissen in Duitsland geen vaderland meer...’Ga naar eind7 - en uiteraard gold hetzelfde voor zijn talrijke lotgenoten. Toch voelde Lessing zich ondanks alles nog altijd een Duitser. In de eerder aangehaalde brochure Deutschland und seine Juden stelt hij hierover: En wanneer ik opmerk dat ik een Duitser ben, dan is dat geen lippendienst, en komt dat niet voort uit angst als mens noch is het een toegeving aan de nationale waanzin van deze tijd. Het is het zich bekennen van de druppel tot zijn bron. Van de boom tot zijn wortels. Het zich bekennen tot de taal die mij ontsnapt. Tot het geestelijk voedsel waarvan ik leef. Tot de grond waarin allen rusten, die van mij hielden; waaruit allen groeiden, van wie ik houd.Ga naar eind8 Daarom richt Lessing zich tot zijn publiek, niet als een ‘ontwortelde intellectueel’, maar als iemand die zich genoodzaakt ziet zich uit te spreken namens velen in Duitsland die het door macht en geweld belet wordt te spreken. Juist als vluchteling heeft hij recht van spreken, stelt Lessing: degenen die menen dat de ballingen het goed hebben getroffen omdat zij immers inmiddels in veiligheid zijn, onderschatten de vaak schrikbarende problemen waarvoor de vluchtelingen zich zien geplaatst. En hij richt zich als Duitser tot zijn landgenoten met de uitdrukkelijke waarschuwing dat de politiek van de Duitse regering zal uitmonden in een vernietigende oorlog, die zelfs het voortbestaan van de aarde in gevaar kan brengen. Lessing herhaalt in dit verband de waarschuwing voor de militaire toepassing van de atoomsplitsing, die hij al in 1927 had uitgesproken.Ga naar eind9 Lessing veroordeelt het virulente nationalisme van het Derde Rijk: het hedendaagse Duitsland, zo merkt hij op, ‘vraagt van ons, zijn kinderen, dat wij onze liefde bewijzen doordat wij ja zeggen tegen de waan van naakte zelfaanbidding’Ga naar eind10 De Jodenvervolging die in Duitsland plaatsvindt - let wel: Lessing schreef dit in de eerste maanden van 1933, toen de nsdap net aan de macht was - is onlosmakelijk verbonden met dit nationalisme, en tegen deze vervolging is de brochure Deut- | |
[pagina 801]
| |
schland und seine Juden eerst en vooral gericht. Over deze vervolging stelt Lessing onder meer: ‘het lijkt erop alsof de Duitsers geen enkele waardigheid meer bezitten dan de waardigheid dat zij juist geen Joden zijn’Ga naar eind11 Daarbij betreffen zijn zorgen vooral de ‘kleine luyden’ - de dichters, kunstenaars, wetenschappers en geleerden zullen wel voor zichzelf kunnen zorgen. Maar de gewone man kan dat niet, laat staan de ouden van dagen, de kinderen en de zieken. Lessing beseft ten volle, dat hij met al zijn woorden, met zijn protesten helemaal niets zal bereiken - maar desondanks zal hij zijn strijd voortzetten, ‘lo bechail, welo bekoach, ki im beruach’.Ga naar eind12 Juist omdat hij zijn strijd tegen het nationaalsocialisme in zijn ballingschap door zijn lezingen en publicaties met onverminderde gedrevenheid voortzette, dit ondanks verzoeken van zijn echtgenote Ada om met het oog op zijn veiligheid wat meer in de luwte te blijven, riep Lessing de wrevel, zelfs haat van leidende nationaalsocialisten over zich af. In de Duitstalige pers deed in de zomer van 1933 het verhaal de ronde, dat de nationaalsocialistische leiders inmiddels een prijs van 80.000 Reichsmark op zijn hoofd hadden gezet. Hoewel Lessing betwijfelde of hij dit verhaal helemaal serieus moest nemen, vroeg hij toch politiebescherming, die hij inderdaad kreeg van de autoriteiten in Marienbad. | |
Opnieuw beginnenIn het najaar van 1933 verscheen, onder de titel ‘Nalatenschap aan Duitsland’ een bijdrage van Lessing aan het in Praag uitgegeven pacifistische tijdschrift Die Wahrheit. Dit blad keerde zich van oudsher tegen iedere vorm van nationalisme en richtte zich in het bijzonder op een verbetering van de betrekkingen tussen Tsjechen en Duitsers; na de machtsovername van de nsdap in Duitsland stelde het zich ten dienste van de Duitse vluchtelingen en hun strijd tegen het nationaalsocialisme. Lessing ging onder meer in op de vraag wat een vlucht uit Duitsland betekende in het dagelijks leven: Wij, Duitse emigranten, zijn onder veel lijden en met zware offers in den vreemde getrokken, hebben huis en goed verloren en onze middelen van bestaan niet kunnen redden, ook de kleinste niet. Velen zijn overleden, heel wat eindigen door zelfmoord.Ga naar eind13 Het overgrote deel van de vluchtelingen kende inderdaad grote problemen na hun vlucht uit Duitsland. In het land van aankomst werden zij gewoonlijk enige tijd ondergebracht in opvangkampen, waar verveling overheerste en zich niet zelden onderlinge spanningen voordeden. Hadden zij deze vluchtelingenkampen eenmaal verlaten, dan kregen zij veelvuldig te maken met werkloosheid, of zij moesten werk aannemen dat ver beneden | |
[pagina 802]
| |
hun niveau van opleiding lag. Taalproblemen en cultuurverschillen leidden herhaaldelijk tot moeilijkheden, zelfs spanningen, met de lokale overheden en de plaatselijke bevolking. Maar vooral het verlies van hun vertrouwde omgeving, hun cultuur en hun moedertaal konden velen maar moeilijk verwerken. Bij schrijvers telde, niet toevallig, juist dit laatste nog zwaarder - juist onder deze groep was het aantal zelfmoorden verhoudingsgewijs groot, met Kurt Tucholsky, Stefan Zweig en Ernst Toller als bekende voorbeelden. In vergelijking ging het de natuurwetenschappers onder de vluchtelingen veelal beter af: zij konden hun academische loopbaan vaak snel en met succes hervatten. Met name in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten stroomden heel wat natuurwetenschappers in onderwijsinstellingen als universiteiten en hogescholen in. Voor het merendeel van de vluchtelingen duurde het echter vaak een of meer decennia voordat zij echt hun plaats in het land van vestiging hadden gevonden. Lessing noemde zijn eigen geval - ‘dat een man als ik, de zestig voorbij, zijn hele bestaan nog eens moet omgooien, en van voren af aan moet beginnen’Ga naar eind14 - verhoudingsgewijs niet zo ernstig; anderen hadden het in hun ballingschap veel slechter getroffen, of Duitsland niet eens kunnen ontvluchten. Hijzelf kon, vanwege de bekendheid die hij in het Duitse taalgebied genoot, door zijn publicaties ten minste enig inkomen verwerven; en zijn werkzaamheden voor het Prager Tagblatt, waarin hij sinds het begin van de jaren twintig regelmatig publiceerde, kon hij ongehinderd voortzetten. Daarnaast had hij het plan opgevat, samen met zijn vrouw een kostschool voor meisjes te beginnen in hun ballingoord Marienbad. Lessing had eerder, tussen 1901 en 1904, als leraar gewerkt aan verschillende kostscholen, en had goede herinneringen aan de omgang met zijn leerlingen. Zijn echtgenote Ada was weliswaar opgeleid als vroedvrouw, maar had daarna gewerkt als redactiesecretaris van een tijdschrift waarin zijzelf geregeld publiceerde over opvoedkundige kwesties. Hierdoor hadden zij elkaar zelfs leren kennen: Lessing publiceerde in deze jaren herhaaldelijk over de zijns inziens hoogstnoodzakelijke hervorming van het onderwijs in Duitsland. Daarbij werden zijn opvattingen deels ingegeven door de ervaringen die hij als leraar had opgedaan, en deels ook door de herinneringen aan zijn eigen schooljaren die hij als een ware hel had ervaren. Naar aanleiding van een van deze publicaties had Ada contact met hem gezocht. In de vroege zomer van 1933 werkten Ada en Theodor Lessing hun plannen nader uit; zij lieten ook al een prospectus voor hun kostschool drukken. | |
[pagina 803]
| |
BesluitMaar het plan van Ada en Theodor Lessing werd nooit werkelijkheid. Op 30 augustus 1933 keerde Lessing vanuit Praag, waar hij het Achttiende Zionistische Congres had bezocht, terug naar Marienbad. Hij kwam eerder terug dan voorzien - het congres in Praag was nog niet afgelopen -, maar verzuimde de plaatselijke politie op de hoogte te stellen van zijn voortijdige terugkeer. Bijgevolg werd de politiebescherming niet meteen die dag hervat. Dezelfde avond nog, rond half tien, werd door twee huurmoordenaars een aanslag op Lessing gepleegd. Vanaf een ladder schoten zij hem, gezeten aan zijn bureau op de eerste etage van de villa waar hij verbleef, door een raam twee maal in zijn achterhoofd. Lessing werd naar het plaatselijke ziekenhuis gebracht, waar hij in de nacht van 30 op 31 augustus bezweek aan zijn verwondingen. Daarmee was hij het eerste slachtoffer dat het Derde Rijk maakte buiten de Duitse landgrenzen. De brochure Deutschland und seine Juden was zo zijn laatste bij zijn leven verschenen publicatie: een krachtige waarschuwing tegen juist het nationaalsocialisme dat hem zou laten vermoorden - de beide huurmoordenaars handelden op last van de sa. Zij ontkwamen naar Duitsland. Een paar dagen na de moord op Theodor Lessing tekende de schrijver Thomas Mann in zijn dagboek op, dat deze moord een bijzonder grote betekenis had: de afschrikkende werking ervan kon en zou niet uitblijven. Andere vluchtelingen zouden maar al te goed beseffen, dat ook zij zich buiten de Duitse landsgrenzen niet veilig konden weten voor de moordzucht van het nationaalsocialisme. Praag, Amsterdam of Parijs mochten dan vermoedelijk wel veiliger zijn dan Marienbad, toch dreigde ook daar het gevaar.Ga naar eind15 Mann zou maar al te zeer gelijk krijgen. |
|