Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 783]
| |
Bram Beelaert
| |
[pagina 784]
| |
waarde ze hechtten aan de interesse aan de andere kant van de oceaan. Ze kwamen zelfs naar onze opening. Immigratie staat centraal in de geschiedenis van de Verenigde Staten, en veel Amerikanen zijn nieuwsgierig naar hun roots. Tegelijk is migratie één van de meest controversiële en verdelende onderwerpen. De kersverse president Donald Trump zet de zaken op scherp. Zijn uitspraken en beleidsbeslissingen, trouwens niet alleen over migratie, lijken een debat op gang te brengen dat over meer dan enkel goed beleid gaat, maar over het wezen van de vs. Er wordt vaak verwezen naar de Amerikaanse geschiedenis als een geschiedenis van migratie. Maar daar vallen, zoals we zullen zien, zeker vraagtekens bij te plaatsen. Ik zocht opnieuw contact met enkele van onze informanten van weleer, mensen van de tweede en derde generatie die met beide voeten in het Amerika van vandaag staan. Ellen woont in Californië, en is de dochter van Bessie Cohen, die in 1921 als een klein Joods meisje uit Rusland naar Amerika kwam. Janet woont in de buurt van Boston, en is de kleindochter van Abram Spiwak, die in 1906 zijn geliefde achterna reisde naar New York. Dave groeide op in de Belgische gemeenschap in Chicago.Ga naar eind1 Tijdens enkele gesprekken en Skype-sessies vroeg ik hen naar de manier waarop ze het migratieverhaal van hun familie hebben doorgekregen, wat het voor hen nog betekent en hoe dat hun houding bepaalt tegenover de zaken die hun land vandaag zo diep verdelen. | |
Order 13769Op vrijdag 20 januari werd Donald Trump in Washington ingezworen als de 45ste president van de Verenigde Staten. Trump had campagne gevoerd met een uitgesproken ‘America First’-boodschap, een retoriek tegen de globalisering en de belofte om de Verenigde Staten weer ‘groots’ te maken. Na zijn verkiezing drijven zijn presidentiële decreten en wetsvoorstellen zijn autoritaire stijl een land verder uiteen, dat na de Bush- en Obama-jaren al diep verdeeld was. Uitermate controversieel is Trumps immigratiebeleid. Al in zijn campagne waren zijn uitspraken onthutsend voor velen. Hij wilde een muur bouwen langs de ganse zuidgrens van de Verenigde Staten, om de Latijns-Amerikaanse immigratie te stoppen. Wie illegaal in het land verbleef zou er onverbiddelijk uitvliegen. Hij had ook op de terreuraanslagen in Europa gereageerd door een ‘totaal en volledig’ inreisverbod voor moslims voor te stellen. Amper een week na zijn beëdiging vaardigde de kersverse Amerikaanse president Donald Trump executive order 13769 uit. Het schortte onder | |
[pagina 785]
| |
meer het Amerikaanse vluchtelingenprogramma voor vier maanden op, halveerde het jaarlijks aantal toegelaten vluchtelingen en voorzag in een visumstop van drie maanden voor burgers uit zeven overwegend islamitische landen. Trump verantwoordde de maatregelen als essentieel in de strijd tegen het islamterrorisme. De Amerikaanse toelatingsprocedures voor vluchtelingen heetten zo lek als een zeef te zijn, en de inreisverboden zouden gebruikt worden om die bij te stellen. Het order veroorzaakte hevige opschudding. De haastige uitvoering ervan zorgde voor chaos en hartverscheurende taferelen op de luchthavens, waar reizigers uit de getroffen landen zich vertwijfeld afvroegen waar ze de nacht zouden doorbrengen. Op straat en aan de luchthavens werd betoogd, en de Democratische oppositie roerde zich. Er werden rechtszaken aangespannen die de regering van Trump verplichtten het order weer op te geven. Uiteindelijk belandde de zaak bij het Hooggerechtshof. Voor velen gaat de discussie niet zozeer over veiligheid, maar wel over hoe tolerant de Verenigde Staten zich in de toekomst zal opstellen tegenover nieuwkomers. Daarbij wordt vaak verwezen naar het verleden van de Verenigde Staten als immigratieland. Naar aanleiding van de afkondiging van de moslim- en vluchtelingenban publiceerde Mark Zuckerberg op Facebook een statement waarin hij verwees naar de diverse afkomst van Trumps echtgenotes, concluderend dat ‘The United States is a nation of immigrants, and we should be proud of that’Ga naar eind2 Chuck Schumer, de democratische fractieleider in de senaat verwees in een reactie naar het Vrijheidsbeeld, symbool voor de hoop van de miljoenen immigranten die ooit de haven van New York zijn binnengevaren: ‘Tears are running down the cheecks of the Statue of Liberty tonight as a grand tradition of America, welcoming immigrants, that has existed since America was founded, has been stomped upon’ Miljoenen mensen van over de ganse wereld hebben doorheen de eeuwen hun toevlucht gevonden in de Verenigde Staten, heet het. Ze waren op de vlucht gegaan voor armoede, honger, oorlog en vervolging, en zochten de vrijheid en welstand die hun land van oorsprong hun had ontzegd. Elk kreeg er een eerlijke kans op de American Dream. In al hun diversiteit legden de opeenvolgende generaties immigranten de grondslag voor de voorspoed en de kracht van de Amerikaanse natie. Dat alles zou nu in gevaar komen. Madeleine Albright, minister van Buitenlandse Zaken en zelf in 1948 uit Tsjecho-Slowakije naar de VS gevlucht, moest denken aan het Vrijheidsbeeld. ‘There is no fine print on the Statue of Liberty. America must remain open to people of all faiths and backgrounds’, zei ze.Ga naar eind3 Albright verwees daarbij naar de inscriptie van Emma Lazarus aan de voet van het standbeeld. | |
[pagina 786]
| |
[...]
Give me your tired, your poor,
Your huddled masses yearning to breathe free,
The wretched refuse of your teeming shore.
Send these, the homeless, tempest-tost to me,
I lift my lamp beside the golden door!
| |
‘They were immigrants and they clung together’Er is het grote overkoepelende nationale narratief, maar ook in nogal wat Amerikaanse families wordt het verhaal van de komst naar de Verenigde Staten doorgegeven van generatie op generatie. Ook zijn veel Amerikanen, méér dan Europeanen, opgegroeid in een omgeving waar migratie en etnische diversiteit de norm waren. Op een druilerige donderdagnamiddag in het vroege voorjaar sprak ik met Janet Linder op Skype. Zij is de kleindochter van Abram Spiwak, een Joodse tuinier die in 1906 naar Antwerpen vertrok vanuit de omgeving van Odessa, om er de boot naar Amerika te nemen. Hij trok zijn liefje, Sophia Souchetman, achterna. Tussen 18 en 22 oktober 1905 had Odessa zijn ergste pogrom ooit meegemaakt. Vierhonderd joden werden gedood. Zo'n 1.600 eigendommen werden vernield, waaronder dat van Sophia's familie. Ze emigreerden naar de Verenigde Staten. Uiteindelijk vinden Abram en Sophia elkaar terug in New York. Ze stichtten een gezin en begonnen een tuinbouwbedrijf. Ondertussen regelde Abram de overkomst van een groot deel van de familie die was achtergebleven. Via de Amerikaanse schrijfster Patricia Klindienst, die al sinds jaren onderzoek doet naar de familie Spiwak, waren we in contact gekomen met nogal wat van hun nakomelingen. Er circuleren nog verbazend veel herinneringen aan Abram en Sophia, zoals foto's, honderden postkaarten, en een korte autobiografie, die Abram later in zijn leven schreef. Toch herinnert kleindochter Janet, die nu in de buurt van Boston woont maar opgroeide in New York, zich niet dat er door de ouderen in haar familie veel werd gepraat over hun komst naar de VS: ‘Ze praatten niet veel over the old country. Mijn grootmoeder had een litteken op haar voorhoofd dat ze van de pogrom had overgehouden, maar ze sprak nooit over de details. Toen ik op de middelbare school zat begon mijn moeder mij wat verhalen te vertellen over hoe ze naar New York was gekomen en een kledingwinkel stichtte. En wij waren te jong om vragen te stellen. We realiseerden ons niet hoe belangrijk dat was.’ ‘Uiteindelijk dicteerde mijn grootvader een korte autobiografie van twee a drie pagina's. Dat was het meest gedetailleerde dat we van hem hebben gekregen. Mijn vader had ook een neef waarvan we altijd vonden dat die iets triestigs over zich had. Op een dag vertelden ze ons dat hij zijn familie | |
[pagina 787]
| |
was verloren in de Holocaust. Hij kwam thuis van zijn werk, en hij zag zijn vrouw en kinderen op een vrachtwagen geladen worden. Hij heeft ze nooit teruggezien. Op één of andere manier heeft mijn vader hem na de oorlog kunnen terugvinden.’ Maar dat wil niet zeggen dat niets aan de afkomst van de familie herinnerde. ‘Iedereen woonde dicht bij elkaar in New York. Mijn moeder vertelde me dat in haar jeugd de familie van haar moeder op zaterdag samenkwam, en de familie van haar vader op zondag. Ik herinner me dat mijn moeder zei: “They were immigrants and they clung together”. Toen ik opgroeide, in de jaren 1950 en 1960, waren die familiefeesten er nog, maar niet elk weekend meer. Er was altijd veel volk, veel eten, en luide mensen die met elkaar praatten. En sommige van de broers en zussen van mijn grootouders herinner ik me nog, ze leken me stokoud. Ze hadden allemaal accenten van ergens anders. Er werd ook nog Jiddisch gesproken. Wanneer mijn ouders iets tegen elkaar wilden zeggen dat we niet mochten horen, schakelden ze over op het Jiddisch.’ Janet legt sterk de nadruk op de vanzelfsprekendheid waarmee bijna iedereen in haar omgeving omging met hun migratieachtergrond. ‘Terwijl mijn generatie opgroeide in New York, waar de mensen uit zoveel verschillende plaatsen kwamen, was het een deel van je leven. Je wist dat je grootouders uit Rusland kwamen, maar je was niet nieuwsgierig naar de details. Het was zeldzaam dat je iemand ontmoette die afstamde van de revolutionaire kolonisten. Toen we opgroeiden was er geen stigma over waar je vandaan kwam.’ | |
Het beloofde landIn de wereld van Janet was migratie overal, maar er werd bijna nooit echt over gesproken. Dat was anders voor Ellen Bledsoe Rodriguez uit Californië. We leerden haar enkele jaren voor de opening van het museum kennen als een onvermoeibare hulp bij het uitpluizen van haar familiegeschiedenis. Haar moeder Bessie vertelde vaak over haar afkomst, en die verhalen waren een integraal onderdeel van haar opvoeding. Bessie Akawie Cohen werd geboren als Basia Cohen in het toenmalige tsaristische Rusland. In 1921 kwam Bessie met haar moeder, broers en zussen via Antwerpen aan in New York, na een lange tocht door het door oorlog en revoluties verscheurde Oost-Europa. Haar vader had ze al enkele jaren niet gezien. Die was voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog naar de VS vertrokken. Hij was een Joodse boer en had af te rekenen met een aantal mislukte oogsten. Zijn plan was om maar enkele jaren in Amerika te blijven, totdat hij zijn schulden kon terugbetalen. Maar de oorlog | |
[pagina 788]
| |
verhinderde zijn terugkeer. De ontberingen en het vele antisemitische geweld deden zijn achtergebleven vrouw uiteindelijk beslissen om met Bessie en haar andere kinderen ook te vertrekken. Bessie woonde eerst in New York, maar verhuisde uiteindelijk naar Californië, waar ze op haar beurt haar gezin grootbracht. Ze werd sociaal werkster. Vanaf haar tienerjaren was ze sociaal actief in de arbeidersbeweging. Ze ging betogen en op straathoeken staan om pamfletten uit te delen. Bessie probeerde haar waarden door te geven aan haar dochter Ellen. Ze vertelde daarbij vaak en vol trots over haar herkomst en hoe ze naar Amerika was gekomen. Aan de muur van hun huis hing het beroemde gedicht van Emma Lazarus en een foto van het Vrijheidsbeeld. Bessie had thuis een verzameling miniatuurversies van het standbeeld. Die gaf ze aan familieleden voor wie ze een zwak had. Toen men in de jaren 1980 het nieuwe museum op Ellis Island begon voor te bereiden, moest Ellen voor haar moeder contact opnemen zodat Bessie haar verhaal kon delen. ‘Ze was heel trots over waar ze vandaan kwam, en over de moeilijkheden die ze hebben moeten doorstaan om naar hier te komen’, zegt Ellen tijdens één van onze Skype-sessies. ‘In de familie was alleen één van haar zusters er erg gesloten over. Ze schaamde zich voor haar achtergrond, het feit dat ze arm waren geweest, en de omstandigheden waarin ze hebben geleefd. Maar mijn moeder vertelde fantastische verhalen. Over de ervaringen van haar moeder, mijn grootmoeder. Over hoe onze vader zo hard had gewerkt om naar hier te komen. Ze wilde dat wij dezelfde trots voelden als zijzelf, over wat je kan bereiken en doen voor jezelf wanneer je naar dit land komt.’ Op haar beurt geeft Ellen het verhaal van haar moeder door aan haar kinderen. Ze nam iedereen helemaal uit Californië mee naar de opening van het museum omdat ze vond dat ze de geschiedenis moesten kennen. ‘En mijn kinderen geven het op hun beurt door aan hun kinderen’, besluit Ellen. ‘Ze hebben veel respect voor het verhaal van mijn moeder, en spreken er vaak over.’ | |
Is dit nu België?In Antwerpen kwamen ten tijde van de Red Star Line mensen van over heel Europa om de boot te nemen. Maar ook zo'n 200.000 Belgen vertrokken. Dave is één van hun nakomelingen. Hij groeide op in het Chicago van de jaren 1950, 1960 en 1970. In 1936 trokken zijn grootouders Elisabeth en Julien uit Gent naar Chicago, waar Elisabeths broers en vader al woonden. Chicago was de grote trekpleister voor Europese immigranten in het Midwesten van de vs, en de thuisbasis van een van de grootste Belgische gemeenschappen in het land. Enkele jaren geleden nam Dave me mee naar de | |
[pagina 789]
| |
buurt waar hij opgroeide, rond Fullerton Avenue in het noorden van de stad. De fietsenwinkel genaamd Oscar Wastyn Cycles is nog de meest sprekende getuige van dat verleden. Maar verder herinnert bijna niks aan de Belgische aanwezigheid van vroeger. Enkel wie goed rondkijkt ontwaart het plakkaat van de Belgian Hall, de verlaten zaal van de Belgische club, en de namen van Vlaamse steden op de glasramen in de Saint John Berghmans Church om de hoek. Dave spendeert veel vrije tijd aan onderzoek naar zijn familiegeschiedenis en de Vlaamse en Belgische aanwezigheid in de VS. ‘Mijn herkomst was een deel van mijn opvoeding, vanaf het moment dat ik geboren ben’, zegt Dave. Dit voorjaar kwam hij met zijn zoon Matthew op bezoek in het museum en ik maakte van de gelegenheid gebruik om met hen te spreken. ‘Mijn moeder is geboren in de VS en weet niet veel van haar afkomst. Maar mijn vader is geboren in Gent, en zijn vader komt uit West-Vlaanderen. We waren allemaal lid van verschillende Belgische clubs. In de Saint John Berghmans Church en de Belgian Hall werden op speciale gelegenheden de banden tussen de Belgen versterkt. Dan waren er optochten naar de kerk, waar we de mis vierden. Daarna marcheerden we naar de Hall en aten we samen. We bleven er vaak uren. De mannen speelden kaart en praatten. De kinderen speelden. Ook thuis leefden culturele gewoonten door. Zo aten wij elk nieuwjaar hutsepot. Ik weet niet waarom dat altijd op nieuwjaarsdag was, maar het was zo.’ Dave komt geregeld naar België. Ellen en Janet zijn nog nooit naar Oekraïne geweest. De Joodse wereld die hun families in Oost-Europa hebben achtergelaten heeft de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. De Europese herinneringen van hun ouders en grootouders bevatten afschrikwekkende verhalen over pogroms, discriminatie, gemiste kansen en armoede. Voor groepen zoals de Belgen ligt dat anders. De band tussen de migrantengemeenschappen en het land van herkomst is altijd heel sterk geweest. Nieuwkomers gingen wonen waar al familie of kennissen woonden, een hielden de culturele banden sterk. Velen keerden één of meerdere keren terug om hun familie en geboorteplaats te bezoeken. Ook voor Dave is het land van zijn vader en grootvader belangrijk, ook al is hij een geboren en getogen Amerikaan. ‘Toen ik heel jong was zei mijn grootmoeder vaak: Ooit, op een dag, neem ik je mee naar België.’ Alsof dat één of ander speciaal geschenk was. Alsof België een speciale plaats was. Ze maakte daar een hele zaak van. En wanneer ik tien jaar was, nam mijn grootvader mij en mijn zuster van acht mee naar België. We zaten met een hele groep op een chartervlucht van de Belgian Club. Net voor de landing op Zaventem lag ik te slapen aan een raampje. Mijn grootmoeder wekte me, wees naar buiten en fluisterde: ‘Daar ligt België.’ Ik keek naar buiten en al wat ik kon zien waren | |
[pagina 790]
| |
enkele rode daken. En ik dacht: ‘Is dit nu België?’ Dit lijkt me niet zo speciaal. Ik was ontgoocheld. Maar in onze gemeenschap was er altijd het overheersende gevoel dat de dingen in België beter waren.’ Net zoals Bessie vindt Dave het belangrijk dat zijn kinderen op de hoogte zijn van hun familiegeschiedenis. Zijn zoon Matthew vertelt: ‘Mijn vader is een echte familiekundige. Daardoor weet onze familie meer over hoe ze naar de VS zijn gekomen.’ Maar Matthew beseft dat hij een uitzondering is. Bij veel Amerikanen van latere generaties verwatert de band met het land van herkomst. Vaak hebben ze ook ouders met verschillende herkomsten. ‘Veel van de vrienden waarmee ik opgroeide zijn veel minder verbonden met hun roots. Per generatie verwatert die connectie toch een beetje. Ik denk dat er in de VS een aantal gemeenschappen zijn die zich heel sterk identificeren met hun afkomst, zoals de Ieren en de Grieken, Italianen en Polen. Bij Belgische Amerikanen speelt dat minder.’ | |
een jongen zonder geschiedenisJe zou kunnen concluderen dat de aanvaarding van immigratie zo Amerikaans is als hamburgers en de Rocky Mountains. Van dat argument bedienen veel van Trumps tegenstanders zich. Maar is alles wel zo eenvoudig? Om te beginnen kan je de bewaking en militarisering van de grens met Mexico bezwaarlijk een uitvinding van Donald Trump noemen. Een blik verder terug in de Amerikaanse geschiedenis toont onomstotelijk hoe tientallen miljoenen mensen er welkom zijn geweest, maar ook dat immigratiebeperkingen geen recent fenomeen zijn. Ook het beeld van de vs als inclusieve maatschappij, waar alles voor iedereen mogelijk is, en waarvan Obama als eerste zwarte president het ultieme voorbeeld was, vraagt om nuancering. Vanaf het begin beseften de inwoners van de Verenigde Staten het belang dat immigranten zouden hebben voor hun steeds uitdijende land. Ze zetten de deuren wijd open en lobbyden in Europa om migratiebeperkingen op te heffen. Maar naarmate de Amerikaanse staat verder vorm kreeg, en het natiegevoel toenam, intensifieerde het debat over wie toegang tot die natie had. Dit resulteerde in een immigratiepolitiek die de historicus Aristide Zolberg omschreef als ‘vrijmoedig en inclusief voor zover het lidmaatschap van de Amerikaanse gemeenschap open was voor leden van alle Europese naties, ongeacht hun geloof of rang, maar tegelijk brutaal en exclusief, gesloten voor het “rode” ras bij middel van de facto etnische zuiveringen, en het “zwarte” ras dat gezien werd als niet volwaardig.Ga naar eind4’ Eén van de anekdotes uit de jeugd van Janet in New York, werpt licht op de ingewikkelde realiteit achter het geïdealiseerde beeld. ‘In de vijfde graad, ik was tien jaar oud, ging onze leraar tijdens de les de klas rond, en hij vroeg | |
[pagina 791]
| |
aan ieder kind in de klas waar zijn grootouders vandaan kwamen. We hadden Italië, Polen, Rusland, Engeland, Schotland, Ierland,... We hadden één enkele Afrikaans-Amerikaanse jongen in onze klas. Ik ben nooit vergeten hoe hij “Afrika” zei toen het zijn beurt was. Hij zei het op een schuchtere manier, alsof het duidelijk was dat hij afstamde van slaven, en geen geschiedenis had die hij kon achterhalen. En de leraar reageerde niet. De leraar zei niet dat hij trots moest zijn op het overleven van zijn familie. Wij waren allemaal trots over waar we vandaan kwamen, maar hij was beschaamd. En de leraar hielp hem helemaal niet. Niemand sprak over de Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis, en hoe moeilijk en pijnlijk die was. Of over hoe de Indianen hier eerst waren. Toen ik opgroeide was dat nog onderdrukt.’ Na de Burgeroorlog kwamen nieuwe migratiegolven naar de VS op gang vanuit Zuid-Oost-Azië en Europa. Miljoenen mensen vonden in Noord-Amerika een nieuwe thuis. De westgrens schoof steeds verder op richting de kust van de Grote Oceaan, de industrie ontwikkelde zich en de gestage toestroom van menselijk kapitaal deed de VS uitgroeien tot een grootmacht. Maar tegelijk groeide de achterdocht tegen deze nieuwe Amerikanen uit tot het zogenaamde nativisme. Protestanten hadden problemen met de katholieke Ieren, op Duitsers werd eerst neergekeken, en er was racisme tegen Aziaten. Men keek neer op de Europeanen die rond 1900 uit het Oosten en het Zuiden van Europa in de Verenigde Staten binnenkwamen. In de eerste decennia van de twintigste eeuw stond de eugenetica sterk, en ook de vakbonden voerden campagne tegen immigranten, die een bedreiging zouden vormen voor de inheemse arbeid. Tot slot vreesde het Amerikaanse establishment een al te grote invloed van ‘gevaarlijke’ Europese politieke stromingen. President William McKinley werd in 1901 doodgeschoten door een anarchist. De naweeën van de Russische Revolutie in 1917 zorgden voor een eerste ‘red scare’. Dit alles vond zijn vertaling in steeds strengere migratiewetten. In 1882 was er de Chinese Exclusion Act, een migratiestop voor Chinezen. Vanaf de jaren 1890 werd een toenemend onderscheid gemaakt tussen gewenste en niet-gewenste immigranten. Stations zoals Ellis Island werden opgericht om deze laatste de toegang tot het land te ontzeggen. Toch bleef de deur voor Europeanen openstaan. Maar eindigde met de strenge immigratiequota van 1921 en 1924. Die waren vooral gericht tegen recente migratie uit Zuid- en Oost-Europa, streken waarvan men een lage dunk had. Decennia lang zat Amerika dicht. Door de onbuigzame houding van de regering, volgens sommigen ingegeven door latent antisemitisme, konden in de jaren 1930 maar een beperkt aantal Joden op de vlucht voor de nazi's het land binnen. Het blijft één van de episodes die het beeld van Amerika dat wordt geschetst in de verzen van Emma Lazarus het meeste uitdaagt. | |
[pagina 792]
| |
De greenhornsDe verwarrende scenes op de Amerikaanse luchthavens na de eerste afkondiging van het reisverbod van Trump deden me denken aan een verhaal dat ons werd aangereikt toen we de familie van Janet, de Spiwaks, aan het onderzoeken waren. Zoals gezegd begon Abram, nadat hij zich in New York had gesetteld, de rest van zijn familie naar Amerika te halen. Op 3 november 1923 arriveerden Abrams zus Gitel met haar man Velvel en hun zevenjarig dochtertje Pearl op de ss Belgenland van de Red Star Line in New York. Hun timing was slecht. De quota waren vol en volgens de New York Times zaten 4.000 immigranten vast op verschillende schepen. Aan wal protesteerden 15.000 familieleden en kennissen. Ze riepen wanhopig boodschappen aan hun geliefden, die niet aan land mochten. Dat gebeurde niet vooraleer de Amerikaanse minister van Arbeid Davis uiteindelijk besliste om iedereen toch voorwaardelijk het land binnen te laten. Bessie, de moeder van Ellen, en haar zus Reba werden tegengehouden tijdens de controles op Ellis Island. De dokters stelden bij hen een schimmelinfectie vast waardoor ze het land niet binnen mochten. Bessie bleef acht maanden op Ellis Island en moest pijnlijke behandelingen ondergaan. Haar zus nog langer. Ondertussen moest hun vader een extra job aannemen als nachtwaker om de kosten te kunnen betalen. Ik moest aan het verhaal denken wanneer haar dochter Ellen tijdens onze Skypesessie hoog opgeeft over het Amerikaanse immigratieverleden. Was net niet het verhaal van haar moeder een bewijs dat Amerika zeker niet altijd even gastvrij is geweest voor zijn immigranten? ‘Ik weet niet goed hoe ik hierop moet ant-woorden’, zegt ze wanneer ik haar de bedenking voorleg. ‘Haar verblijf op Ellis Island voor zo'n lange periode intrigeert me wel. Het moet vreselijk beangstigend voor haar zijn geweest. Maar ze sprak er nooit echt in die termen over. Ze sprak over de goedheid van de verpleegsters. Hoe ze zich over haar ontfermden en Engels leerden. Over hoe ze samen kaas en yoghurt maakten. Wanneer ze uiteindelijk in New York naar school ging werd ze veel met vooroordelen geconfronteerd. Ze noemden haar “greenhorn” en schreeuwden dat ze terug moest naar waar ze vandaan kwam. Hoe moeilijk die ervaringen ook waren geweest, ze vormden haar niet. Ze bleef positief en hield van de gedachte dat ze naar dit land was gekomen en zoveel mogelijkheden had gekregen.’ Ook Dave kan vertellen over de fricties tussen de verschillende gemeenschappen die deel uitmaken van een doorsnee Amerikaanse grootstad zoals Chicago, maar hij wil ze niet overdrijven. ‘In 1940 publiceerde de Chicago Tribune een bijlage waarin stond dat Belgen geen Amerikanen waren. De voorzitter van de All Belgians Are Equal Club, de voornaamste Belgische immigrantenvereniging, moest een stevige weerlegging schrijven. Toen ik | |
[pagina 793]
| |
opgroeide vonden kinderen mijn naam wel eens ongewoon of grappig. “Wat is dat?”, vroegen ze. Ik zei dan: “Dat is Belgisch of Vlaams.” En dan werd er wel eens geduwd en getrokken. Maar dat waren kinderen. Verder heb ik er geen last van gehad.’ We krijgen een beeld van relatief vredig samenleven, of toch zeker wanneer het over Europeanen gaat. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het oude quotasysteem onder druk te staan. Isolationisme maakte plaats voor internationale openheid. Ook strookte een strenge immigratiepolitiek niet met het imago van ‘de leider van de vrije wereld’, dat de VS wilde hooghouden tijdens de Koude Oorlog. In 1965 ging het systeem definitief in de prullenmand. Ook de illegale immigratie via de grens met Mexico zwol aan. Het veranderde de samenstelling van de Amerikaanse bevolking grondig. Een toenemend aantal immigranten kwam uit landen buiten Europa, zoals Mexico, China en India, totdat deze eind twintigste eeuw de meerderheid vormden bij de nieuwkomers. In het midden van de twintigste eeuw, tussen de twee wereldoorlogen en na het instellen van de quota, was in de Verenigde Staten het idee van de ‘melting pot’ (smeltkroes) breed gangbaar. Amerika slaagde erin om van alle verscheidenheid éénheid te maken, rond de waarden van haar oorspronkelijke protestantse Angelsaksische eerste settlers. In werkelijkheid gold die assimilatie voornamelijk voor de blanke bevolking. Door de quota kwam geen vers bloed meer uit het oude land en de banden verwaterden. De oorlogen deden het nationalisme opflakkeren. Joden, Ieren, Italianen en Angelsaksische protestanten trainden en vochten in dezelfde eenheden. Verschillen werden genivelleerd. Maar andere raciale vooroordelen bleven spelen, en dat maakte het samenleven met de naoorlogse immigranten in de Amerikaanse grootsteden niet evident. Dave, getrouwd met de dochter van een Chinese vluchteling, beseft het als geen ander. ‘Mijn schoonvader kwam in 1948 uit China naar Chicago. Hij was twintig jaar en zijn vader stuurde hem weg omdat de communisten oprukten. Hij heeft een andere ervaring gehad. Hij heeft veel meer discriminatie ondergaan dan wij. Omdat hij Chinees was en niet goed Engels sprak. Mijn vrouw groeide op in een voorstad van Chicago, en de jongens noemden haar Chink, of sloegen haar omdat ze Chinees was.’ | |
De koppelteken-AmerikaanVanaf de jaren 1960 begonnen de Amerikanen af te zien van de smeltkroestheorie, en haar te vervangen door het beeld van de ‘salad bowl’ (salade) kom, waarin de stukken van de mengeling nog zichtbaar zijn. Met onder andere de burgerrechtenbeweging kwam meer erkenning voor de rechten | |
[pagina 794]
| |
en de eigenheid van de minderheden, en tegelijkertijd kregen Europese Amerikanen een vernieuwde interesse in hun herkomst. De generaties vóór hen deden hun best om op te gaan in de Amerikaanse maatschappij. Maar nu begon iedereen geïnteresseerd te raken in zijn familiegeschiedenis. Was men ervoor gewoon ‘Amerikaans’, dan begon men zich nu te bedienen van samengestelde woorden zoals Italiaans-Amerikaans of Iers-Amerikaans om, al dan niet met een koppelteken, een meervoudige identiteit te beschrijven. Films zoals Fiddler on the Roof, series als Roots en boeken als The World of Our Fathers kenden in de jaren 1970 veel succes. Het rootstoerisme werd een industrie. Initiatieven zoals de restauratie van de gebouwen voor immigranten op Ellis Island kregen de wind in de zeilen. Het verhaal van de Mayflower, het schip waarmee een groep Engelse puriteinen aan het begin van de zeventiende eeuw naar het nog onontgonnen Amerika kwam om hun godsdienst te kunnen beleven, had lang de status van stichtingsmythe van de Amerikaanse natie. Nu werd het vervangen door Ellis Island, waar mensen over gans de wereld aankwamen, allemaal met een gelijke kans op hun deel van de Amerikaanse droom. Al in 1958 schreef de senator John F. Kennedy zijn boek A Nation of Immigrants met daarin een overzicht van de (blanke) migratiegeschiedenis en voorstellen om het immigratiebeleid van de VS vrijer te maken. De Amerikanen herontdekten hun migratiegeschiedenis, erkenden meer dan ooit de diversiteit van hun land, en velen begonnen die te beschouwen als één van de definiërende elementen van hun natie. Ik heb het al gehad over de trots in de familie van Ellen. Maar ik ken vooral Dave als een koppelteken-Amerikaan met meervoudige identiteit. ‘Het is een zaak van etnische, misschien zelfs persoonlijke trots’, zegt hij. De rol van België en Vlaanderen wordt volgens hem miskend in de Amerikaanse geschiedenis: ‘In de regio Boston, waar ik werk, kunnen nogal wat mensen hun familie terugbrengen tot de eerste generatie immigranten die op schepen zoals de Mayflower naar de VS gekomen zijn. Er is niet diezelfde hoogachting voor alle volgende golven immigranten.’ Hij is historicus van opleiding en put zich uit in research over de Belgische aanwezigheid in Noord-Amerika. Ik vroeg hem of het besef van dat immigratieverleden bij iedere Amerikaan niet per definitie een graad van sympathie moet wekken voor immigranten vandaag. Volgens Dave is dat niet noodzakelijk zo: ‘Het hangt af van de manier waarop je bent opgevoed. Ik ben meer door mijn grootmoeder en -vader opgevoed dan mijn broer en zus. Ik voel me waarschijnlijk meer verbonden met hun verhalen. Ik denk dat als je je bewust bent van de moeilijkheden die je eigen voorouders hebben moeten doorstaan, je gevoelig bent voor het standpunt van immigranten vandaag. Als je je migratieverleden verheerlijkt zonder de moeilijkheden te erkennen, niet.’ | |
[pagina 795]
| |
De strijd om AmerikaJanet en Ellen zijn opgevoed in liberale en vooruitstrevende milieus en zijn uitgesproken in hun veroordeling van het beleid van Trump. Ook Dave vindt het on-Amerikaans, maar tegelijk begrijpt hij waarom veel Amerikanen de migratiebeperkingen voor moslimlanden steunen: ‘We zijn een land in oorlog. 9/11 is nog steeds een heel grote zaak, voor ons was het echt een oorlogsverklaring.’ Zijn zoon Matthew geeft toe op Trump te hebben gestemd. On-Amerikaans vindt hij dan ook nogal straf verwoord: ‘Zo helder is het niet voor mij. Het is natuurlijk lastig om te zeggen dat je niemand meer uit die landen wil ontvangen, maar de beslissing is toch gegrond in de grote terroristische dreiging. De VS en Europa zijn nauw verbonden, en het grote aantal terroristische aanslagen aldaar deed het inreisverbod de wind in de zeilen krijgen.’ Het illustreert het dilemma waar de Verenigde Staten, en ook Europa de laatste jaren mee worstelen. De mondialisering en enkele dramatische en fel gemediatiseerde terroristische aanslagen van de laatste jaren doen ons nadenken over welke maatschappij we willen zijn. Bovendien is de Amerikaanse samenleving sinds het aantreden van Donald Trump nog verdeelder geworden dan die al was, waarbij het maatschappelijke debat het karakter aan het krijgen is van een regelrechte strijd om het eigenaarschap van de Amerikaanse natie. Verwijten van on-Amerikanisme vliegen heen en weer: Republikein vs Democraat, president vs de media, wappenlobby vs de linkerzijde, white supremacists vs Black Lives Matter... De immigratiegeschiedenis en het al dan niet terechte zelfbeeld van de VS als de ultieme veilige haven nemen daarin een centrale plaats. Het feit dat het gedicht van Emma Lazarus nu nog altijd wordt geciteerd, bewijst dat veel Amerikanen in de geschiedenis een spiegeling zien van het inclusieve land waarin ze graag zouden willen leven, en waarvan het bij het aantreden van de vorige president Obama even leek alsof de laatste hordes werden genomen. Tegelijk, zo beargumenteert Matthew Frye Jackson in Roots too. White Ethnic Revival in Post-Civil Rights America, fungeert de ‘Ellis Island mythe’ ook als aarding voor een stroming die de blanke immigratie-ervaring afzet als een soort voorbeeld voor de rest. Volgens opiniepeilingen tussen 1986 en 1992, herkende 76,1% van de Amerikanen zich in de stelling dat Ierse, Italiaanse en Joodse minderheiden zich hebben kunnen opwerken en vooroordelen hebben kunnen overwinnen. Afro-Amerikanen zouden hetzelfde moeten kunnen doen ‘without any special favours’. Een significant minder aantal (62,3%) erkende dat de erfenis van de slavernij en discriminatie belemmerende factoren zijn geweest voor de opwaartse sociale mobiliteit van Afro-Amerikanen. De pelgrims en de pioniers in de wildernis hebben als | |
[pagina 796]
| |
blanke archetypes dan misschien wel afgedaan, maar zijn vervangen door een even zelfgenoegzaam en fabuleus zelfbeeld, namelijk dat van de vastberaden immigrant die in de straten en sweatshops van New York begint aan de verovering van zijn Amerikaanse Droom. En dat belemmert het crossraciale begrip.Ga naar voetnoot5 Zelf herinner ik me mijn bezoek aan Moline in Illionis, tijdens een researchtrip voor het museum. De stad in het Midden-Westen was een historische aantrekkingspool voor Belgische immigranten. Ze gingen er werken in fabrieken zoals die van John Deere. Op het moment van mijn bezoek in 2010 had de Belgische club er nog steeds zijn lokaal, maar van een gemeenschap is geen sprake meer. In houten huizen van de arbeidersbuurten waar ze vroeger woonden, leefden nu Spaanstalige migranten, die in dezelfde fabrieken werkten als de Belgen vroeger. Ik kon er toch nog enkele kinderen en kleinkinderen van Belgen spreken. Ze praatten lang en vaak emotioneel over het leven van hun voorouders-immigranten. Maar wanneer ik mijn interviews afsloot met de vraag of ze door hun familiegeschiedenis ook een band voelden met hedendaagse migranten vielen ze stil. Nee, dat was anders. Hún familie was legaal gekomen, én ze waren gekomen om te werken. Bij Ellen, Janet, Dave en Matthew heb ik dat niét gemerkt. Zij koesteren de verhalen die zij in hun jeugd te horen hebben gekregen. Ze houden ze in leven en putten er inspiratie uit. De bewondering voor hun voorouders en verwondering over wat die allemaal hebben moeten doorstaan, bepalen mee hun standpunten van vandaag. |
|