Streven. Jaargang 84
(2017)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 332]
| |
Bernard Sesboüé
| |
De katholieke kerk aan het begin van de zestiende eeuwNemen we de gebeurtenissen voor ogen zoals zij verliepen, en laten we proberen de strekking ervan te vatten. Aan het begin van de zestiende eeuw verkeerde de katholieke kerk in een jammerlijke toestand, zozeer dat men al lange tijd over niets anders sprak dan de noodzaak van een hervorming, die echter steeds werd tegengehouden. Wat eerder, in 1510, kwam het Vijfde Concilie van Lateranen ten einde zonder dat er iets ernstigs was besloten. Maar vanuit het gezichtspunt van Rome was er een concilie geweest, en was er geen ruimte om opnieuw te beginnen. Maar de misstanden waren talrijk en overduidelijk: corruptie, armoede onder de clerus (vandaar het Napolitaanse spreekwoord: ‘Als je naar de hel wilt, laat je tot priester wijden!’), een onverkwikkelijke bisschoppelijke en Vaticaanse hiërarchie, enzovoorts. Het meest gevoelig voor de christelijke bevolking lag de grote campagne voor de aflaten. Paus Leo x, zoon van Lorenzo i de Medici, Lorenzo il | |
[pagina 333]
| |
Magnifico, wilde de Sint-Pieter in Rome op schitterende wijze voltooien, zoals we de basiliek nu kennen, en had daarvoor veel geld nodig. Hij begon daarom in Europa, in het bijzonder in Duitsland, een campagne waarbij genereus aflaten werden weggegeven in ruil voor milde giften waarvan werd verwacht dat ze even genereus zouden zijn. De prediking verschoof dus de aandacht van de belangrijke geloofswaarheden naar de heilzame werking van de aflaten. De predikanten kwamen daarbij tot laag-bij-de-grondse argumenten die van het zielenheil van de christen een soort financiële ruilhandel maakten. Een belangrijke dominicaner prediker over aflaten, pater Johann Tetzel (circa 1465-1519), maakte dit spreekwoord populair: ‘Zodra het geld rinkelt in het offerblok, ontsnapt er een ziel uit het vagevuur’. | |
De herkomst van de aflatenDe aflaten zijn voortgekomen uit de vroegere praktijk van openbare boetedoening. In de tijd van de kerkvaders werd de gelovige alleen voor heel zware zonden (geloofsafval, misdaad, overspel...) tot het sacrament van de biecht geroepen. Dergelijke zonden vroegen om zware en openbare boetedoening, waartoe uiteenlopende sancties behoorden, waaronder uitsluiting van de communie. Deze straf strekte zich uit over enige tijd en kon verschillende jaren duren. Vanzelfsprekend wensten de zondaars dat deze straf zo snel mogelijk kon worden beëindigd. Dat kon men bewerkstelligen door goede werken te doen, en in het bijzonder door een schenking. Toen de boetedoening in de Middeleeuwen een privézaak werd, meende men dat een zonde, zelfs wanneer deze vergeven was, een nawerking had die een zuivering in het hiernamaals vergde. Zo heeft men elementen uit de aardse boetepraktijk, te weten aanwijzingen over dag en duur, overgebracht naar het mysterie van het vagevuur, dat ons volledig overstijgt. In de zestiende eeuw was het verval van de theologie die de grondslag vormde van de praktijk van aflaten schrijnend, aflaten werden het onderwerp van een waar gesjacher. | |
De spirituele ervaring van LutherDe augustijner monnik Maarten Luther, een jonge hoogleraar aan de theologische faculteit van Wittenberg, vond dit alles schandalig. Niet alleen werd Duitsland door deze nieuwe heffing drooggelegd, maar bovendien raakten de gewetens misvormd door de illusie dat het zielenheil van de christen niet afhing van het geloof, maar dat men zich dat kon verwerven door goede werken en voornamelijk door giften. Deze idee was tegengesteld aan de spirituele weg van Luther. Deze, een onrustige man geplaagd door bekoringen, had allerlei vormen van ascese | |
[pagina 334]
| |
uitgeprobeerd om zich daarvan te bevrijden, maar zonder resultaat. Hij voelde zich daarom veroordeeld door de Goddelijke gerechtigheid, waarvan hij alleen de bestraffende kant had onthouden. Maar op een goede dag deed de hoogleraar in de Bijbelkunde die hij was geworden, lezend in de Brief van Paulus aan de Romeinen, een ontdekking die zijn leven zou veranderen, en waarover hij volledig instemde met de interpretatie van de heilige Augustinus. Tegenover de algemene verspreiding van de zonde onder de mensheid, is de gerechtigheid van God geopenbaard in het geloof in Jezus Christus. ‘Ik beweer juist dat de mens gerechtvaardigd wordt door te geloven, niet door de wet te onderhouden.’ (Rom. 3, 28) Paulus nam als voorbeeld de zaak van Abraham ‘die God heeft geloofd en dat is hem aangerekend als gerechtigheid’. (Rom. 4, 3) De gerechtigheid die we van God mogen ontvangen is dus in geen enkel opzicht de vrucht van onze goede werken: zij is een vrij geschenk van Gods barmhartigheid en van Gods rechtspleging waardoor wij gerechtvaardigd worden. De rechtvaardiging, door Gods genade, van hen die geloven is voor Luther het centrale geloofsartikel van het mysterie van het christendom, datgene waarmee de kerk staat of valt (articulus stantis et cadentis ecclesiae). En daarmee geeft hij een nieuwe vorm aan het geloof, heel verschillend van die van de Middeleeuwen. Het gaat er niet meer om, te gehoorzamen aan wat de pastoor zegt en mee te doen in alles wat de parochiegemeenschap doet. Het gaat erom, er ten diepste van overtuigd te zijn dat God mij tegemoetkomt in mijn ellende en, vanwege mijn geloof, mij toch als zijn vriend beschouwt. De betekenis van het persoonlijke geweten wordt formeel naar voren gebracht. | |
Het ontstaan en de ontwikkeling van ‘de zaak’Wat deed Luther toen? Hij schreef aan Albert van Brandenburg, aartsbisschop van Maagdenburg en Mainz, en hekelde tegelijkertijd de praktijk van de aflaten en de theologie die eraan ten grondslag lag. Hij wierp dus tegelijkertijd een probleem van de praktijk op, en een theologisch probleem. Bij zijn brief voegde hij 95 stellingen over de aflaten, en stelde een theologisch debat voor, van academische aard, over een vraag waarvan de grondslagen niet duidelijk waren. Deze stellingen, beslist scherp, waren geenszins definitief, zij hadden tot doel een reactie los te maken om later tot rijpere conclusies te komen. Wat Luther ongelukkig genoeg niet wist, was dat de aartsbisschop een overeenkomst had met Rome, dat zo snel mogelijk nieuw kapitaal van hem verwachtte, en dat hij zelf een bepaald percentage van het bijeengebrachte geld mocht houden. De praktijk van de aflaten openlijk ter discussie stellen zou de bron van inkomsten die zij voortbracht kunnen | |
[pagina 335]
| |
droogleggen en zijn eigen financiën in gevaar brengen. Luther kreeg zelfs geen antwoord. Heeft hij zijn stellingen daadwerkelijk aan de deur van de kerk van slot Wittenberg gehangen? Men strijdt er nog steeds over. Hoe ook, zij zijn bekend geworden bij een breed publiek, en ontsnapten daarmee zeker aan hun auteur. Hij wilde een debat binnen zijn universiteit: het drong door in heel Europa. De ‘media’ van die tijd maakten zich er meester van, dat wil zeggen, de onlangs (rond 1450) uitgevonden boekdrukkunst, en de zaak verspreidde zich. Het schandaal barstte dus los terwijl de publieke opinie geërgerd was over de aflaten en werd geraakt door een nieuwe vorm van geloof die een eerste teken was van het aanbreken van de moderne tijd. Het snelle succes van Luther kan alleen maar worden verklaard uit het samenkomen van een veranderend bewustzijn van een mens en dat van een volk. Zo werd het dus een politieke en kerkelijke zaak. Het werd spontaan opgevat als een opstand tegen het gezag van de paus. Het teruggrijpen door een theoloog op de Heilige Schrift en op de kerkvaders werd ook opgevat als een achterdochtig afstand nemen van de scholastieke theologie van de eigen tijd. Ook dit werd aanleiding tot grote vijandigheid van de zijde van de gevestigde orde in de kerk. In deze onvoorziene, maar voor hem verontrustende situatie schreef Luther in mei 1518 een zeer eerbiedige brief aan de paus, waarin hij zijn gedrag probeert te rechtvaardigen, en uitlegt dat hij werkt aan ‘oplossingen’ opdat zijn stellingen goed worden begrepen. Hij besluit als volgt: ‘Neergeknield aan uw voeten, Zeer Heilige Vader, bied ik mij aan u aan met al wat ik ben en al wat ik bezit’. Maar het was al te laat. Leo X had al opdracht gegeven een proces tegen hem te beginnen. Luther was al beschuldigd van ketterij, in de brede betekenis die men destijds aan dat woord gaf. Hem werd opgedragen binnen twee maanden voor een tribunaal in Rome te verschijnen. Maar een dergelijke reis zou heel gevaarlijk voor hem zijn: hij liep het risico te worden gedood of tenminste in de gevangenis te eindigen. Daarom eisten de beschermheren van Luther in Duitsland, in het bijzonder prins Frederik de Wijze, keurvorst van Saksen, dat het proces zou worden overgeplaatst naar Duitsland. Kardinaal Thomas Cajetanus, dominicaan en groot kenner van Thomas van Aquino, pauselijk afgezant in Duitsland, liet weten dat de eis van overplaatsing werd ingewilligd en dat Rome hem het afhandelen van de zaak toevertrouwde. Het verhoor van Luther zou plaatsvinden in Augsburg. Maar de discussie nam meteen een verkeerde wending en kwam niet tot fundamentele vragen. Cajetanus eiste eerst en vooral dat Luther zijn dwalingen zou herroepen. ‘Welke?’, antwoordde de beschuldigde. ‘Je ontkent dat de schatkist van de aflaten wordt gevormd door de verdiensten van Christus en zijn heiligen. Welnu, paus Clemens vi heeft deze leer om- | |
[pagina 336]
| |
schreven als in overeenstemming met het geloof. Bovendien leer je dat het geloof, niet het sacrament, rechtvaardigt. Dat is nieuw en verkeerd.’Ga naar eind2 Luther weigerde ook maar iets te herroepen. Hij was tot alles bereid, maar niet iets herroepen zolang men hem niet had aangetoond dat hij de Heilige Schrift weersprak. Het volgend jaar, in juni-juli 1519, begon in Leipzig een groot, nu echt theologisch debat met Johannes Eck, vicekanselier van de universiteit van Ingolstadt, maar deze deed niets anders dan het conflict verscherpen. Beide partijen beriepen zich op verschillende bronnen: Luther op de Heilige Schrift, de theologen op belangrijke besluiten van concilies en pausen. Eck miskende het leerstellige terrein waarop Luther zich bewoog volledig. De vraagstukken werden alleen nog besproken vanuit de gezichtshoek van ongehoorzaamheid, en de beschuldiging van ketterij was steeds dichtbij. Luther werd beschuldigd van vijandigheid tegenover de paus, en van het hernemen van aspecten van de ketterij van Jan Hus uit de vorige eeuw. Het dilemma tussen Schrift en kerk kreeg steeds sterker vorm. Van zijn kant werd Luther steeds radicaler in zijn voorstellen. Het debat werd nog ernstiger op het leerstellige vlak, met de vraag naar de sacramenten die in het geding kwamen. In zekere zin was Luther in de val gelopen die Eck voor hem had gezet en hij verliet het debat meer veroordelingwaardig dan dat hij het aanging. Eck was zijn vijand geworden en dat droeg sterk bij aan zijn veroordeling door de paus. Mettertijd schreef hij nog verschillende geschriftjes tegen de theologie van Luther. In 1520 publiceerde deze laatste op zijn beurt zijn grote manifesten waaronder het vermaarde geschrift An den Christlichen Adel deutscher Nation. Daarin beriep hij zich op een concilie om het geschil tussen hem en de paus te beslechten, en bracht daarmee de slechte herinneringen boven aan de conciliaristische strekkingen van de vijftiende eeuw [volgens het conciliarisme staat het gezag van een concilie boven dat van de paus]. De eerste zaak Luther werd binnen vier jaar afgerond. In 1521 werd Luther door de pauselijk Bul Exsurge Domine veroordeeld en geëxcommuniceerd. In plaats van binnen zestig dagen publiekelijk afstand te nemen van zijn opvattingen, veroorloofde hij zich de bul openlijk te verbranden, daarmee alle hoop op verzoening opgevend. Op 17 april verscheen hij voor de Rijksdag van Worms, en voor haar deed hij zijn beroemde uitspraak: ‘Als ik niet door getuigenissen van de Schrift en heldere verstandelijke redenen wordt overtuigd - want ik geloof niet in de onfeilbaarheid van de paus noch van de concilies waarvan vaststaat dat ze vaak hebben gedwaald en zichzelf hebben tegengesproken - dan ben ik daarom gebonden aan de teksten van de Heilige Schrift die ik heb aangehaald. Mijn geweten is gevangen in het Woord van God, daarom kan en wil ik niets herroepen, omdat het veilig noch heilzaam is tegen het geweten in te gaan’.Ga naar eind3 | |
[pagina 337]
| |
Hij werd daarop in de ban gedaan door de Rijksdag. De breuk met de kerk van Rome was compleet. Maar Luther stond in de gunst van een groot deel van de christenen. Het betrof hier geen persoonlijke zaak, maar een ernstig en duurzaam schisma in de westerse kerk. Laten we hier stoppen met het volgen van de gebeurtenissen. Dit volstaat om na te denken over hun betekenis. | |
Hoe liggen de verantwoordelijkheden?Het is heel moeilijk een niet-tendentieus oordeel te vellen over de verantwoordelijkheden voor deze breuk. Laten we eerst vaststellen dat de omstandigheden waarin zij verkeerden, beide partijen naar de breuk voerde. Niemand wilde toegeven, en de eis die aan Luther werd gesteld om zich te herroepen was erg voortijdig; deze kon alleen maar leiden tot het tegendeel. Men kan de hervormer alleen maar bijvallen in zijn protest tegen de handel in aflaten. Maar ook hij draagt een deel van de verantwoordelijkheid, vanwege de heftigheid van sommige van zijn stellingen, zijn gebrek aan toegeeflijkheid in het debat, zijn afwijzing van ieder compromis en de toenemende radicalisering tegen de kerk als instituut, die van hem een opstandige maakte en in de geest van die tijd een ketter, wat hij aanvankelijk geenszins was. Maar men moet zeker erkennen dat de grootste verantwoordelijkheid aan katholieke zijde ligt. Het aanvankelijk niet gerechtvaardigde wantrouwen van die zijde heeft verhinderd dat over de zaak van de aflaten een fundamenteel theologisch debat werd gevoerd. De verantwoordelijken in de katholieke kerk wilden veeleer dat Luther zich herriep of werd veroordeeld, dan dat zij naar de waarheid zochten. Zij vereenzelvigden hun eigen scholastieke opvattingen met de ‘orthodoxie’ die zij verwarden met een toen nog tamelijk verwarde theologie. De nieuwe vorm van geloof waarvan Luther getuigde had zich op een katholieke manier kunnen ontwikkelen, zoals we zien bij bijvoorbeeld SeripandoGa naar eind4, auteur van het decreet van Trente over rechtvaardiging, of Ignatius van Loyola. Zij zou zich overigens aan beide kanten doorzetten. | |
Europa in het teken van de breukDe breuk tussen Luther en de kerk van Rome was volledig. Zijn protest kreeg op grote schaal navolging in Duitsland. Achter hem ontstonden lutheraanse gemeenschappen die afstand namen van hun katholieke parochies. Door een samenloop van omstandigheden liet een serieuze reactie van de katholieke kerk op de Reformatie lang op zich wachten: conflicten tussen | |
[pagina 338]
| |
vorsten, een erg aarzelende houding van de pausen, en steeds verdergaande eisen van hervormers. Dit alles maakte een verzoeningsconcilie onmogelijk. Het Concilie van Trente begon in 1545, een jaar voor het overlijden van Luther. Het stond in het teken van voortdurend uitstel en besloeg drie sessies (van 1545 tot 1549 onder Paulus iii; van 1551 tot 1552 onder Julius iii; en van 1672 tot 1563 onder Pius iv).Ga naar eind5 ‘Waarom zo laat?, bazuinde men rond, wanneer alles roept om “concilie, concilie”?’ Bij het begin was het concilie bijna dertig jaar te laat, bij afloop vijfenveertig. Toen waren de lutheraanse gemeenschappen al stevig gevestigd in Europa. De tweede generatie protestanten, die van Calvijn en de gereformeerden, had het licht gezien, en heel wat andere hervormers waren opgestaan. Het concilie was er wel in geslaagd een opmerkelijke verklaring te leveren over de rechtvaardiging door het geloof, waarin de paulinische stelling volledig in het licht werd gesteld in het kader van een katholieke theologie. In de twintigste eeuw erkennen zelfs belangrijke protestante theologen de waarde ervan. Zoals al te vaak in de katholieke kerk was het veel te laat voor een concilie van verzoening. Tijdens beide eerste sessies hoopte men nog op de komst van de protestanten, bij de derde was het duidelijk dat een dergelijke ontmoeting onmogelijk was geworden. Voor de ene zo goed als de andere zijde was de zorg om het eigen gelijk belangrijker dan die om het met elkaar eens te worden. | |
De geboorte van de moderne tijd en de moderniteitDit is niet de plaats om de hele geschiedenis van het lutheranisme te bespreken, en nog minder die van het protestantisme. Laten we de enorme historische betekenis van de gebeurtenissen als uitgangspunt nemen. Van toen af aan had de westerse kerk haar eenheid verloren. Zij bleef tot op vandaag verwond door een scheiding tussen katholieken en protestanten. De tweede generatie protestanten ontwikkelde zich in Frankrijk en Zwitserland met Jean Calvijn, en ook werd met Hendrik viii de anglicaanse kerk geboren. Laten we niet spreken over de veelheid van protestante denominaties die volgde. De politieke weerslag van de kerkscheuring vormden de godsdienstoorlogen, volgens het principe dat iedereen de godsdienst van zijn vorst zou moeten volgen (cujus regio ejus religio). In 1598 probeerde het Edict van Nantes, uitgevaardigd door Hendrik iv, in Frankrijk een vreedzaam samenleven van katholieken en protestanten te vestigen. In deze omstandigheden begon Europa aan de culturele ontwikkelingen van de moderne tijd. De verschillende kanten van de moderniteit werden op een conflictueuze manier aangegaan en beleefd gedurende de laatste vier eeuwen. Men zou onderscheid moeten maken tussen de wetenschappelijke moderniteit, die | |
[pagina 339]
| |
begint met Newton en de wet van de universele zwaartekracht en leidt tot aan Einstein en zijn opvolgers; de politieke moderniteit, die de opvatting van een charismatische macht van de vorst, die zijn macht van God kreeg, vervangt door het ideaal van een rationele en doordachte democratie; de culturele revolutie, van de Lumières in Frankrijk en de Aufklarung in Duitsland, die een secularisatie van het denken met zich meebracht, het vergeten van het gezagsargument dat tot dan overheerste, en een rationalisatie van de criteria; en ten slotte de industriële en technologische moderniteit, die de overgang van het handgereedschap naar de machine, en vervolgens van de gereedschapsmachine naar de nieuwe mogelijkheden van de elektronica inhield.Ga naar eind6 Deze vier aspecten van de moderniteit zijn evenzeer revoluties, die diepe invloed op het geloof hebben gehad en het nu nog uitdagen. De Reformatie speelt ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Europese moderniteit. De vijf eeuwen van scheiding hebben het onderwerp enkel zwaarder gemaakt, hetgeen te meer een appel aan ons inhoudt om ons in eenheid te verzoenen. | |
Het lutheranisme vandaagOnder de talloze dialogen die de katholieke kerk sinds het Tweede Vaticaans Concilie is aangegaan met verschillende gemeenschappen die zich in het verleden van haar hebben losgemaakt, is de dialoog tussen lutheranen en katholieken een van de meest ernstige, bestendige en vruchtbare. Sinds 1972 zijn er belangrijke documenten uitgebracht, verzameld en gepubliceerd onder de titel Met uitzicht op eenheid.Ga naar eind7 De kerken zijn het erover eens te erkennen dat zij niet meer gebonden zijn aan de wederzijdse veroordelingen die in de zestiende eeuw werden afgekondigd. Vanaf 1986 is de dialoog nog intensiever geworden, zowel op internationaal als nationaal vlak, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, en concentreert zich op de beslissende vraag van de rechtvaardiging door het geloof. Talrijke documenten leidden uiteindelijk tot de Gemeenschappelijke Verklaring over de Rechtvaardigingsleer door de Rooms Katholieke Kerk en Lutherse Wereld Federatie (1999).Ga naar eind8 Men kan zeggen dat het grote punt dat de crisis deed ontstaan nu is opgelost. De rechtvaardiging door geloof en uit genade is het onderwerp van een gemeenschappelijke verklaring door katholieken en lutheranen, sereen en weloverwogen, ook wanneer er nuanceverschillen blijven bestaan. Een gemeenschappelijk officieel communiqué van beide ondertekenende partijen moest worden toegevoegd met het oog op enkele verhelderingen. Het resultaat is belangrijk, en dit document zal voortaan deel uitmaken van geloofsteksten van beide partijen. Maar het heeft niet dezelfde betekenis voor beide, want voor de lutheranen is de | |
[pagina 340]
| |
rechtvaardiging ‘het bepalende criterium’ voor de authenticiteit van de kerk, terwijl het voor de katholieken niet meer dan ‘een criterium’ is. Over dit punt is lang gesproken. Het biedt nu de mogelijkheid voor een nieuwe fase van werkzaamheden van beide belijdenissen, die precies op de kerk betrekking hebben. Deze gesprekken zijn altijd moeilijk, want men overbrugt niet binnen enkele jaren verschillen van vijf eeuwen. | |
Een voorstel voor het vijfde eeuwfeestHet is alleszins gerechtvaardigd dat de Lutheraanse Wereld Federatie de vijfhonderdste verjaardag van de crisis van 1517 wil vieren, immers het begin van het hele avontuur van de Hervorming. Maar het zou nadelig zijn wanneer deze viering zou bestaan uit een triomfantelijke bevestiging met een strijdbaar karakter, en dat zij een proces gericht tegen de katholieke kerk met zich mee zou brengen. We moeten nooit vergeten dat de scheiding, met zoveel uiteenlopende gevolgen, de uitdrukking was van de zondige gebreken van de hele kerk en van alle partijen in de scheiding. De verjaardag zou daarom niets anders mogen zijn dan een nieuwe voortgang op het pad van verzoening. De ontmoeting in Lund tussen paus Franciscus en de lutheraanse gezagsdragers is een blijk van bemoediging: van de kant van de katholieken door het initiatief van de paus, en van de lutheraanse kant door het aanvaarden van diens aanwezigheid bij een viering die onvermijdelijk netelig is. Het komt erop aan dat beide partijen initiatieven in deze richting nemen. Op dit vlak heeft alleen waarde datgene wat een kerk in staat is te zeggen en te doen binnen haar eigen gemeenschap. De wederzijdse verwijten zijn al veel te lang onvruchtbaar gebleken. En daarom is het niet aan mij om de Lutheraanse Wereld Federatie te zeggen wat zij moet doen. Maar ik kan wel een voorstel doen aan de katholieke kerk, een voorstel dat uitvoerbaar is en waarvan de symbolische betekenis groot zou zijn. Heeft de Gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardigingsleer voorgoed het oorspronkelijke conflict opgehelderd, dan blijft er toch nog een vraag open die ermee samenhangt en sterk gebonden is aan het moment waarop de breuk zich voordeed. Zeker is deze vraag van secundair belang, maar zij heeft betekenis. De katholieke kerk gaat voort met het onderrichten van de leer, en met de praktijk van aflaten. Zij doet dat zelfs op plechtige wijze bij gelegenheid van heilige jaren, of, zoals ook verleden jaar, het jaar van de barmhartigheid. Zonder twijfel, de katholieke praktijk van de aflaten biedt geen ruimte meer voor welk misbruik van financiële aard ook, en de theologie van de aflaten heeft een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. In 1967 heeft paus Paulus VI een belangrijk document uitgevaardigdGa naar eind9, waarin iedere ‘bancaire’ interpretatie van de schat van de kerk wordt afgewezen, | |
[pagina 341]
| |
waarbij iedere getalsmatige opvatting wordt afgewezen, zo tonend dat aflaten werkzaam worden per modum suffragii [op de wijze van voorbeden], dat wil zeggen dat zij de waarde hebben van het gebed van de hele kerk en van de bekering van het geweten van de boetvaardige zondaar waartoe zij aanleiding geven: met andere woorden, de werkzaamheid van aflaten hangt af van de eerlijkheid van het gebed en de bekering. Er is niets wat de rechtvaardigingsleer uit genade en door geloof ter discussie stelt. Blijft staan dat de vraag over de aflaten nooit onderwerp is geweest van een verhelderende discussie. Ik weet, door tal van vertrouwelijke mededelingen die ik heb gehoord, hoezeer de periodieke uitvaardiging van aflaten van katholieke zijde de gewetens van lutheranen, en, meer algemeen, van protestanten ergert. Ik ben vaak verplicht geweest hierop terug te komen om de zaken te verhelderen. De katholieke kerk heeft, althans bij mijn weten, nooit haar berouw uitgedrukt over de schandelijke handel die zich in de zestiende eeuw voordeed, en zij heeft nooit leerstellige overeenstemming over dit onderwerp gezocht. Zij lijkt te vergeten dat de Reformatie begon met het schandaal van de aflaten, waarvan de kerk van die tijd zich weigerde te zuiveren. Maar deze herinnering blijft verschrikkelijk aanwezig in de lutheraanse geheugens. Mijns inziens moeten wij, wij katholieken, aanvaarden dat de naam van de boetedoening waarvan de uitkomst de volledige bevrijding van de gevolgen van de zonde is, wordt gewijzigd. De term ‘aflaat’ is te zeer getekend door het gewicht van conflicten uit het verleden om vandaag de dag nog aanvaardbaar te zijn. Een andere naam, Bijbels en traditioneel, zou heel goed mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld de zegening, de barmhartigheid of welwillendheid van Gods genade om niet, en zou behouden wat rechtmatig is in een ware theologie van de aflaten. Want dit punt is niet meer dan een aspect van de theologie van de genade. Dit zou zonder twijfel een herziening vereisen van officiële teksten die de zaken reglementeren, en het opgeven van heel wat formuleringen die nog de kinderjaren van mijn generatie hebben gekleurd. Maar het zou een mooie uitwerking van de Gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardiging zijn, en een slotwoord bieden aan het aloude conflict over aflaten. Deze tekst werd in het Frans gepubliceerd in études in oktober 2016. Voor Streven werd hij in het Nederlands vertaald door Herman Simissen. | |
[pagina 342]
| |
Gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardigingsleer door de Rooms-katholieke kerk en Lutherse wereldfederatie
| |
Artikel 3Rechtvaardiging door geloof en uit genadeWij belijden samen dat de zondaar door het geloof in het heilshandelen van God in Christus gerechtvaardigd wordt; dit heil wordt hem door de Heilige Geest als fundament van heel zijn christelijk leven in de doop geschonken. De mens vertrouwt in het rechtvaardigend geloof op Gods genadige belofte, dat de hoop op God en de liefde tot Hem insluit. Dit geloof is in de liefde werkzaam; daarom kan en mag de christen niet zonder werken blijven. Maar alles wat in de mens aan het gratis geschenk van het geloof voorafgaat of daarop volgt, is niet grond van de rechtvaardiging en verdient haar niet. |
|