Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd[p. 1021] | |
ForumHerman Simissen
| |
[p. 1022] | |
de burger van een staat om - onder andere - de leden van de volksvertegenwoordiging te kiezen, om zelf gekozen te worden en openbare ambten te vervullen, en om toegang te krijgen tot het grondgebied van die staat’. (blz. 5) Deze rechten zijn weliswaar verwant aan, maar dienen te worden onderscheiden van de mensenrechten - immers rechten die worden toegekend aan ieder mens, ongeacht tot welke staat hij of zij behoort, ongeacht zelfs of hij of zij tot een staat behoort. In zijn rede pleit Hirsch Ballin - uitdrukkelijk verwijzend naar zijn persoonlijke achtergrond: zijn vader was een politieke vluchteling uit het nationaalsocialistische Duitsland die zich in Nederland vestigde - voor een ruimhartige toekenning van burgerrechten aan immigranten. Burgerrechten zijn immers bij uitstek die rechten die, wanneer zij actief worden gebruikt, individuen betrekken bij, en zelfs verantwoordelijkheid geven voor, de samenleving waarvan zij deel (gaan) uitmaken. Immers, [v]andaag de dag beseffen we - behoren we althans te beseffen - hoe gevaarlijk het is ‘identiteit’ - bijvoorbeeld nationale identiteit - op te vatten als een middel tot afgrenzing, een eigenschap waarmee andere mensen kunnen worden uitgesloten en tot vijanden kunnen worden gemaakt. De rubricering als allochtoon en de herkenbaarheid van eigen herkomst hebben in het Nederlandse politieke discours een bedroevend negatieve connotatie gekregen. Dit doet afbreuk aan de gerichtheid van het Nederlanderschap op de toekomst [...] (blz. 11) En omgekeerd: De eenzijdige afbeer en afkeuring van de multiculturele samenleving wekt echter de indruk, dat een monoculturele samenleving wél mogelijk en wenselijk zou zijn - hetgeen echter, zolang Nederland een democratische rechtsstaat is, uitgesloten is en dus slechts spanningen en frustraties voedt. Dat is het drama van de valse illusie van een monoculturele samenleving. (blz. 11-12) Uitsluiting is niet de juiste omgang met immigranten, het scheppen van betrokkenheid bij de samenleving wel, zo kan deze lijn in het betoog van Hirsch Ballin worden samengevat. Vanuit deze invalshoek heeft hij soms heftige kritiek op het destijds, in 2011, gevolgde kabinetsbeleid: ‘De gedachte dat mensen zouden mogen worden gehinderd om te trouwen met iemand uit een ander land - deel van het huidige kabinetsbeleid - is niet alleen een inperking van rechten van de mens, maar gaat ook voorbij aan de realiteit van contacten die grote afstanden overbruggen’. (blz. 12-13) Even kritisch is zijn opstelling ten aanzien van de soms hoog oplopende discussies over het zogeheten ‘dubbele paspoort’: ‘Meervoudig burgerschap moet niet worden gezien als verscheurdheid, maar als aanvaarding en erkenning van het feit dat mensen geen enkelvoudige iden- | |
[p. 1023] | |
titeit hebben’. (blz. 19) Uitsluiting van welke groep ook in een samenleving is nooit de oplossing voor, maar juist de oorzaak van veel problemen; het scheppen van betrokkenheid daarentegen is ten minste de aanzet tot een oplossing. Met zijn opmerkelijke betoog koos Hirsch Ballin voor een tegendraadse opstelling: grote groepen in de samenleving blijken immers geneigd tot de tegengestelde positie, dat wil zeggen tot het uitsluiten van minderheidsgroepen in de samenleving - vluchtelingen, maar ook andere groeperingen. In zijn onlangs verschenen boek Tegen de stroom2 nu bundelt Hirsch Ballin een vijftal opstellen, voornamelijk over personen uit het verleden, die in hun eigen tijd eveneens een tegendraadse positie innamen, en die niet alleen hem inspireerden, maar mogelijk ook zijn lezers kunnen inspireren. Deze opstellen zijn uitgewerkte versies van lezingen die werden gehouden bij uit-eenlopende gelegenheden. Met name bespreekt Hirsch Ballin de betekenis die de Karmeliet pater Titus Brandsma (1881-1942), de jurist Mr. L.E. Visser (1871-1942), de schrijver en verzetsstrijder Anton de Kom (1889-1945) en de humanist Thomas More (1478-1535) in zijn ogen hebben voor de wereld van vandaag: zij geven ‘hoop dat de waardigheid van de ander wordt verdedigd waar mensen worden bedreigd of vernederd’. (blz. 9) Hun optreden stond in schril contrast met ‘de onachtzaamheid die hen omringde, het onvermogen en soms de onwil van mensen om te zien waar het kwaad zich nestelde’. (blz. 8) Weliswaar streden zij onder heel andere omstandigheden dan die waarin wij vandaag verkeren voor idealen waarin zij onvoorwaardelijk geloofden, in onze tijd mogen vrijheid, democratie en de rechtsstaat evenmin als vanzelf-sprekendheden worden beschouwd. Want ‘oplettendheid, vasthoudendheid en strijdbaarheid zijn kwaliteiten die niet alleen in extreme omstandigheden onder repressieve regimes worden gevraagd’. (blz. 9) Vanuit deze invalshoek biedt Hirsch Ballin interessante analyses van het belang van de genoemde personen; hij geeft niet zozeer biografische of historische schetsen, maar stelt veeleer de vraag naar de blijvende betekenis van hun publieke optreden, waarbij hij - geenszins verrassend, gezien zijn achtergrond - veelvuldig het verband met mensenrechten en burgerrechten legt. Daarbij gaat hij verwijzingen naar de actualiteit bepaald niet uit de weg. Juist in die verwijzingen naar actuele politieke discussies en maatschappelijke problemen sluit Hirsch Ballin aan bij de opmerkingen die hij maakte tijdens het bovengenoemde bijzondere congres van het CDA, en bij zijn betoog in zijn inaugurale rede. Bij herhaling wijst hij erop, dat het indelen van mensen ‘in categorieën waarvoor een enkelvoudige identiteit bepalend is’ (blz. 58) - of het nu gaat om nationaliteit, ras, herkomst of godsdienst - misleidend en gevaarlijk is. Immers, wie zijn of haar eigen identiteit eerlijk analyseert, zal onmiddellijk moeten erkennen dat deze zich kenmerkt door verscheidenheid. En daarmee is het | |
[p. 1024] | |
dus misplaatst een ander wel een enkelvoudige identiteit toe te dichten, en vervolgens op grond van die enkelvoudige identiteit uit te sluiten. Maar dit is in strijd met de universele menselijke gelijkwaardigheid van ieder mens, benadrukt de auteur: Die universele gelijkwaardigheid van ieder mens is een gruwel voor bewegingen die de mensheid in soorten willen indelen en hun eigen soort superieur achten. Identiteit is voor hen eendimensionaal. Volkeren waar ze niets mee gemeen hebben, worden door hen tot slaven gemaakt of op andere manieren onderworpen; aan immigranten worden beperkingen opgelegd. (blz. 59) In de meest ernstige vorm heeft dit zich voorgedaan bij de vervolging en moord op de Joodse bevolking tijdens het Derde Rijk, maar we moeten steeds - ook nu! - waakzaam zijn dat wij in ons denken over anderen die anderen niet een eendimensionale identiteit toedichten op grond waarvan wij hen dan uitsluiten. En omgekeerd: wie de eigen eigenheid aanvaardt in het besef van de diversiteit die onszelf eigen is, draagt de kiem van vrede in zich en draagt de hoop in zich dat het recht die zal garanderen. (blz. 62) Juist tegen deze achtergrond is het van groot belang, niet alle immigranten en vluchtelingen over een kam te scheren, maar oog te hebben voor hun onderlinge verschillen: evenmin als alle Nederlanders, zijn alle migranten eender. Het karakteriseren van migranten als ‘gelukszoekers’ is wel heel wrang als het Syrische vluchtelingen betreft die hun leven willen redden, en bovendien hun kinderen een toekomst proberen te bieden. De gedachte dat de ene mens, omdat hij in een bepaald deel van de wereld ‘thuishoort’, meer bescherming verdient tegen repressie en foltering dan de andere, is evident verwerpelijk. (blz. 85) Een conclusie die weinig aan duidelijkheid te wensen overlaat... In samenhang hiermee pleit Hirsch Ballin uitdrukkelijk tegen een harde toepassing van algemene regels. Dat wil zeggen: rechters moeten altijd de ruimte hebben om rekening te houden met het specifieke karakter van bepaalde gevallen. Het recht moet immers bijdragen aan rechtvaardigheid: ‘als een algemeen beleidsdoel de doorslag geeft zonder dat voldoende acht wordt geslagen op de gevolgen in het leven van mensen’ (blz. 118) draagt dit niet bij aan de ervaring van rechtvaardigheid onder de betrokkenen. Dit alles brengt Hirsch Ballin in de tekst ‘Een verbond van vrijheid’ tot een conclusie die als slotsom van zijn hele boek mag gelden: | |
[p. 1025] | |
Ieder mens is gelijk in waardigheid, en het samenleven berust op de aanvaarding van elkaar als mens, ongeacht herkomst, geloof of seksuele identiteit. Vrijheid is dus meer dan elkaar met rust laten, iets anders dan je gang gaan alsof er geen ander mens is. Er zijn juist wél andere mensen die met u en mij hun menselijke waardigheid delen. (blz. 139) De samenleving waarin dit wordt be seft, erkend en nageleefd is het waard om te worden verdedigd. Dat vereist waakzaamheid en moed. Figuren als Thomas More, Titus Brandsma, Lodewijk Visser en Anton de Kom hebben deze waakzaamheid en moed getoond - en daarmee bieden zij hoop dat in alle tijden mensen zullen opstaan om zo nodig de vrije, open samenleving te verdedigen. En daarom zijn zij nog altijd bronnen van inspiratie. Met Tegen de stroom heeft Ernst Hirsch Ballin een in omvang bescheiden, maar uiterst belangwekkend boek geschreven. Uiteindelijk behelst het een even krachtig als overtuigend pleidooi tegen ‘gewenning aan een manier van omgaan met medeburgers waaraan we niet moeten willen wennen’, zoals hij het verwoordde op het bijzondere congres van het cda. Dit pleidooi - geïnspireerd door de voorbeelden van Thomas More, Titus Brandsma, Lodewijk Visser en Anton de Kom - stoelt op een onnadrukkelijke, maar zorgvuldige juridische onderbouwing, verwijzend naar de rechten van de mens en naar de burgerrechten, in het volle besef dat daaraan in een nationale context vorm moet worden gegeven. Dit boek is verplichte kost voor iedereen die nadenkt over wat vrijheid en democratie inhouden, en wat vrijheid - opgevat zoals zij zou moeten worden opgevat - betekent voor het beleid ten aanzien van migranten. Ernst Hirsch Ballin, Tegen de stroom. Over mensen en ideeën die hoop geven in benarde tijden, Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2016, 150 blz., 19,99 euro, isbn 9789021402215. |
|