Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 700]
| |
Benjamin De Mesel
| |
Overal zijn binnenwegenEen eerste poging tot antwoord luidt: hij is een kind van zijn tijd. Wat hij zegt, klinkt vandaag eerder conventioneel dan verrassend. Er is veel sympathie voor de binnenweg. Dat blijkt niet alleen uit de manier waarop over kunst wordt gesproken. Het verschil tussen binnenweg en buitenweg kan op veel terreinen gemaakt worden. Ik geef een paar voorbeelden. Waarom studeren we? Dit zegt Iris Murdoch over Russisch leren: ‘Wanneer ik, bijvoorbeeld, Russisch leer, word ik geconfronteerd met een structuur die respect afdwingt. De taak is moeilijk en het doel is ver weg en | |
[pagina 701]
| |
misschien nooit volledig te bereiken. Langzaamaan onthult mijn werk iets dat onafhankelijk van mij bestaat. Aandacht wordt beloond met kennis van een realiteit. Liefde voor het Russisch leidt me weg van mezelf naar iets dat vreemd voor me is, iets dat mijn bewustzijn niet kan overnemen, opslokken, ontkennen of onecht maken. De eerlijkheid en nederigheid die van de student gevraagd wordt - niet te pretenderen te weten wat men niet weet - bereidt voor op de eerlijkheid en nederigheid van de geleerde die zelfs niet de verleiding voelt om de feiten te verzwijgen die zijn theorie te gronde richten.’Ga naar eind2 Murdoch toont zich hier een pleitbezorger van de buitenweg: wat centraal staat is een realiteit die onafhankelijk van haar bestaat, die wegleidt van het zelf. We studeren om kennis te maken met iets dat buiten ons ligt, dat ons vreemd is. Murdoch schreef dit in 1967. Bijna vijftig jaar later google ik ‘Waarom studeren?’ Het eerste zoekresultaat leidt me naar een pagina met als titel ‘Waarom studeren aan de vub?’ De eerste zin: ‘Aan de Vrije Universiteit Brussel staat de student eentraal.’ Murdoch en de vub-website zijn natuurlijk geen gelijkaardige bronnen, en de eitaten bewijzen niets. Maar ze kunnen wel als illustratie dienen van wat ik hier (zonder bewijs, eerder als uitnodiging om erover na te denken) wil zeggen: de binnenweg heeft, in vergelijking met bijvoorbeeld vijftig jaar geleden, aan populariteit gewonnen. We leren niet meer om iets buiten onszelf te leren kennen, we leren om ons te ontplooien of om geïnspireerd te worden. De taak van de leraar is dan om te inspireren. De Australische filosoof Raimond Gaita bekritiseert de dominantie van dergelijk binnenwegdenken in het onderwijs. Volgens hem laat de goede lerares haar stijl bepalen ‘door aandachtige gehoorzaamheid aan de regels van haar onderwerp. Ze moet iets inspirerends van haar onderwerp maken, maar het kan niet haar motief zijn om te inspireren. Leraars die zich voornemen om te inspireren hebben hun aandacht op de verkeerde plaats en zijn te veel afgeleid van hun onderwerp om in staat te zijn iets diepgaands aan te bieden, hoeveel enthousiasme ze ook opwekken. [...] Net zoals oprechte liefdadigheid eerder ingegeven moet zijn door de noden van een ander dan door de wens om iets liefdadigs te doen, zo inspireren leraars hun studenten tot passende liefde voor wat ze doen door de manier waarop ze aandacht hebben voor hun onderwerp, en niet door zich tot doel te stellen om te inspireren.’Ga naar eind3 Waarom reizen we? De buitenweg suggereert: om iets te leren kennen dat buiten, soms heel ver buiten, het eigene ligt. Op de binnenweg heerst weer het zelf en zijn ervaring. Net als studeren is reizen niet een confrontatie met het andere, maar een confrontatie met het zelf. We komen er niet de vreemdeling, maar onszelf tegen. We botsen er niet op een vreemde cul- tuur, maar op onze eigen limieten. We sturen geen kaartje met een prachtig monument, maar een prachtige selfie. Net als het museum biedt de reis ons | |
[pagina 702]
| |
de omgeving om een unieke totaalervaring op te doen.Ga naar eind4 En dat doet ook de arbeidsmarkt. Onderzoek heeft uitgewezen dat jobadvertenties waarin een nauwkeurig omschreven functie wordt genoemd tegenwoordig in de minderheid zijn.Ga naar eind5 Mijn suggestie is: dat komt omdat het werk zelf er, vanop de binnenweg bekeken, minder toe doet. Wat primeert is hoe we dat werk ervaren: als een uitdaging, een kans, iets dat voldoening geeft en zelfontplooiing bevordert. Dat we vaker dan vroeger van job veranderen, kan aan de omslag van een buiten- naar een binnenweglogica liggen. Als het werk zelf centraal staat, als dat het waardevolle is waarvoor je kiest, is het niet vreemd dat je er lang aan vasthoudt. Als de ervaring telt, verander je van werk als er geen voldoening meer is. Binnenwegen worden ook in journalistieke berichtgeving gretig bewandeld. Een buitenwegreporter heeft het over de gebeurtenissen, over de betekenis van wat heeft plaatsgevonden. Binnenwegvragen peilen naar de ervaring van die gebeurtenissen. Het straatinterview met Janneke en Mieke is er niet om feiten te weten te komen, maar om te achterhalen hoe ze ervaren worden, liefst door mensen die op ons lijken, zodat we ons in die ervaring kunnen inleven. Hoe voelt het om de buurman van een moordenaar te zijn? Wat dacht u toen u die klap hoorde? De toegenomen belangstelling voor ervaring is ook in juridische contexten voelbaar. Bij de toekenning van schadevergoedingen wordt niet alleen naar materiële buitenschade, maar meer dan vroeger naar emotionele binnenschade gekeken. De dader betaalt niet de kapotte ruit, maar mijn consultatie bij de psycholoog om het voorval te verwerken; hij boet niet voor de scherven, maar voor de krassen op mijn ziel. Wat ons interesseert, is niet alleen wie wat wanneer en hoe gedaan heeft, maar ook en misschien wel in de eerste plaats hoe de dader en het slachtoffer zich daarbij voelden en wat ze dachten. We leren van Jef Vermassen over de gevoelens van de seriemoordenaar en kruipen met Rudi Vranckx in het hoofd van de Syriëstrijder. Televisiezender Vier maakt reclame voor de serie Topdokters met de slogan ‘Kijk mee in hun hoofd en in hun hart’ Dat we misschien ook belangstelling hebben voor wat ze voor anderen doen, voor hun operaties in plaats van voor hun eigenste zelf, hun gedachten en hun ervaringen, lijkt bijzaak. Een laatste voorbeeld betreft de vragen naar God en de zin van lijden en pijn. Als radicaal ander ‘buiten’ werd God voor de binnenwegdenkers die velen de laatste decennia zijn geworden almaar moeilijker te bevatten. Niet Hij geeft zin aan het leven, het leven heeft niet zoiets als een zin die buiten mij ligt: wie zin wil, moet die in zichzelf, in de eigen ervaring, zoeken en kan die daar ook vinden. De vraag naar de zin van het lijden kan in die ervaringslogica nog nauwelijks gesteld worden. Lijden en pijn zijn bij uitstek negatieve ervaringen en kunnen dus geen positief te duiden ‘zin’ | |
[pagina 703]
| |
hebben. Het vermijden van pijn wordt, ethisch gesproken, het eerste gebod. Dat gebod beïnvloedt de manier waarop over de behandeling van ziekte wordt gedacht. Onlangs op de voorpagina van de krant: ‘Het aantal weken waarmee het leven van een patiënt wordt verlengd, is niet langer het enige criterium om experimentele kankerbehandelingen te beoordelen. Bij de beslissing of een nieuw middel op de markt komt, wordt voortaan ook rekening gehouden met de levenskwaliteit. Hoe voelt de patiënt zich als hij het medicijn neemt?’Ga naar eind6 | |
Betekenis en ervaringIk hoop dat de voorbeelden van binnenwegen, hoe verschillend ook, helpen om aan te tonen dat de uitspraak van de museummedewerker in een breed cultureel kader past. Als we ons afvragen waarom hij voor de binnenweg kiest, kunnen we aanhalen dat zijn tijd die keuze heeft gestuurd. Maar is ze ook verdedigbaar? Welke redenen zijn er om, als het over kunst gaat, de binnenweg boven de buitenweg te verkiezen of omgekeerd? De binnenweg heeft een onmiskenbaar voordeel dat meteen ook de bestaansreden ervan vormt: het belang van de ervaring wordt erkend. Vanop de buitenweg lijkt de ervaring niet essentieel: wat telt is de betekenis van wat buiten mij ligt, niet de ervaring die ik erbij heb. Maar zijn betekenis en ervaring niet onlosmakelijk met elkaar verbonden? Ik kan een kunstwerk maar begrijpen omdat ik er een bepaalde ervaring van heb. Ik moet het zien of er op een andere manier een vorm van toegang toe hebben, en hoe kan die toegang anders verlopen dan langs mijn ervaring? Met andere woorden: opdat ik iets zou kunnen begrijpen of leren kennen, moet ik het eerst ervaren. Is de binnenweg dan niet onvermijdelijk? Nee, antwoordt de buitenwegadept, want wie het belang en zelfs de noodzaak van de ervaring erkent, heeft daarmee nog niet de binnenweg genomen. Die werd immers eerder als volgt omschreven: het doel van de binnenweg is om iets te ervaren, het kunstwerk is een middel dat kan helpen om dat doel te bereiken. De binnenweg neem je als ervaring het doel is. Op de buitenweg is het doel om de betekenis van iets te begrijpen en ervaring is daartoe een middel. Je kan dus perfect aangeven dat ervaring een cruciaal en noodzakelijk middel is om toegang te hebben tot het kunstwerk, zonder daarbij op de binnenweg te belanden. Het voordeel daarvan is dat je niet gedwongen wordt om te kiezen tussen betekenis en ervaring. De museummedewerker legt niet alleen de klemtoon op ervaring, hij zegt ook dat de vraag niet is wat het kunstwerk betekent. En daar, zegt de buitenwegdenker, gaat het mis. Het probleem met de binnenweg is niet dat daar het belang van ervaring benadrukt wordt, wel dat het belang van betekenis onder de | |
[pagina 704]
| |
mat wordt geveegd. Wij zouden op de buitenweg geen plaats hebben voor ervaring, maar we hebben die wel. Jullie binnenmensen zijn het probleem, want jullie laten geen ruimte voor betekenis, en die is in onze omgang met kunst minstens net zo belangrijk als ervaring. Protest op de binnenweg! Misschien is die museummedewerker een beetje te hard van stapel gelopen. Hij zegt inderdaad dat de vraag niet is wat het kunstwerk betekent, maar hij had de vraag naar betekenis niet moeten laten vallen. Wie de binnenweg neemt, en dus zegt dat de ervaring het doel is en het kunstwerk het middel, kan wél ruimte laten voor betekenis. Neem de volgende omschrijving: de betekenis van een kunstwerk is wat je ervaart. Het punt is: er is niet zoiets als de betekenis van kunstwerk of leven buiten mij, iets dat los van mijn ervaring staat. De betekenis transcendeert de ervaring niet, maar ligt in de ervaring besloten. Je maakt dus geen keuze tussen betekenis en ervaring, zoals de museummedewerker, overhaast polariserend, suggereert, maar vindt de betekenis in de ervaring. De tegenstelling tussen binnenweg en buitenweg kan dan als volgt geformuleerd worden. Wij binnenmensen denken dat het antwoord op de vraag ‘Wat doet het met je?’ hetzelfde is als het antwoord op de vraag ‘Wat betekent het?’ Alleen is de eerste vraag minder misleidend, omdat ze meteen ook aangeeft dat je in jezelf moet gaan zoeken. Het maakt niet veel uit of je zegt dat het doel is om iets te ervaren of om de betekenis te achterhalen, want beide komen op hetzelfde neer als je, zoals het hoort, betekenis in de ervaring situeert. Jullie buitenmensen denken blijkbaar dat er een belangrijk onderscheid is tussen ‘Wat doet het met mij?’ en ‘Wat betekent het?’ Wel, dat onderscheid verwerpen wij. | |
Betekenis en autoriteitDe gelijkschakeling van ‘Wat doet het met mij?’ en ‘Wat betekent het?’ maakt de toegang tot de betekenis van een kunstwerk democratisch. Iedereen die ervoor openstaat, die de ervaring toelaat, kan de betekenis vatten. Voor de binnenwegdenker is dat een voordeel. Hij ergert zich aan de hautaine houding van een culturele elite die krampachtig haar monopolie op de betekenis van kunst voor zich wil houden, alsof enkel zij kunnen weten wat kunst betekent, en die kennis achter slot en grendel bewaren tot iemand zich aan hun voeten werpt en om de sleutel smeekt. De verschuiving van ‘Wat betekent het?’ naar ‘Wat doet het met mij?’ werkt demystifiërend en bevrijdend: het mysterie van de ‘betekenis’ is onthuld, achter het duur aangeklede woord blijkt niets meer te liggen dan naakte ervaring. Iedereen kan kunst ervaren, iedereen heeft toegang tot de betekenis van een kunstwerk, en zo hoort het. | |
[pagina 705]
| |
Vanop de buitenweg, waar men de dure woorden niet schuwt, wordt nu verwijtend over relativisme gesproken. Een kunstwerk wordt door verschillende mensen op verschillende manieren ervaren. Als de betekenis volledig in de ervaring ligt, en als er sprake is van behoorlijk verschillende ervaringen, dan zijn er haast zo veel betekenissen als er ervaringen zijn. Ervaring is heel persoonlijk, betekenis wordt dat dan ook. ‘Wat betekent het?’ wordt ‘Wat betekent het voor mij?’. Waar de Guernica voor de één een aanklacht tegen de oorlog is, ervaart de ander haar misschien als een symbolische evocatie van liefdesverdriet, nog een ander als een pleidooi voor de constitutionele democratie en nog een ander als een ode aan de feministische strijd. Het kunstwerk lijkt dan zowat alles te kunnen betekenen, zonder enige grens, afhankelijk van de ervaring die iemand erbij heeft, een ervaring die onvermijdelijk gekleurd zal zijn door de persoon die ze heeft en het leven dat hij of zij leeft. Meaning is in the eye of the beholder. De binnenwegdenker bevestigt. Is het niet mooi dat een kunstwerk niet één, maar meerdere betekenissen heeft? Het is een onuitputtelijke bron van ervaringen en dus betekenissen, en dat valt eerder toe te juichen dan te betreuren. Kunst zet je toch niet vast in de kooi van één betekenis! De bui- tenwegdenker gaat akkoord, maar er blijft iets knagen. De interpretatiegeschiedenis van grote kunstwerken laat inderdaad zien dat er veel plausibele betekenissen zijn, en niets wijst erop dat een complete lijst van mogelijke betekenissen kan worden opgesteld. In die zin is het kunstwerk een onuitputtelijke bron van betekenissen. Dat het oneindig veel dingen kan betekenen, wil echter nog niet zeggen dat het alles kan betekenen, of dat alle betekenissen die er door deze of gene aan worden toegeschreven ook echt betekenissen van het kunstwerk zijn. En hier ligt het grote gevaar van de binnenweg. We kunnen erkennen, klinkt het op de buitenweg, dat betekenis niet buiten de ervaring ligt, zelfs dat betekenis alleen dankzij ervaring tot stand komt: wie het kunstwerk niet ervaart, kan niet bij de betekenis. Maar dat betekent niet dat ieders ervaring toegang tot een betekenis van het kunstwerk geeft, dat betekenis de ervaring niet transcendeert, dat betekenis niet meer nodig heeft dan ervaring alleen. Wat ontbreekt in de binnenweegse argumentatie is de mogelijkheid dat ik me kan vergissen in de betekenis van een kunstwerk. De vraag ‘Wat betekent het kunstwerk?’ kun je fout beantwoorden, de vraag ‘Wat doet het met je?’ niet. Ik kan me niet vergissen in mijn eigen ervaring. Als ik eerlijk zeg dat ik dit of dat ervaar, hoe zou ik dan fout kunnen zijn? Als ik eerlijk zeg dat ik pijn heb, kan niet blijken dat ik eigenlijk geen pijn heb. Mijn eigen ervaring kan ik niet juist of fout hebben. Als de betekenis van een kunstwerk mijn ervaring ervan is, dan kan ik dus ook die betekenis niet juist of fout hebben. | |
[pagina 706]
| |
Maar dat besluit gaat in tegen de manier waarop we met kunst omgaan en erover praten. Als ik de betekenis niet juist of fout kan hebben, bestaat er niet zoiets als goede en minder goede of zelfs ronduit belachelijke interpretaties van kunstwerken. Dan zou een lezing van Anna Karenina als een virulente aanklacht tegen racisme als vanzelfsprekend evenveel respect en autoriteit verdienen als bijvoorbeeld Nabokovs lezing van datzelfde boek in zijn Lectures on Russian Literature. Net als een woord of een zin kan een kunstwerk meerdere betekenissen hebben, maar wordt het betekenisloos als het alle betekenissen kan hebben. Om betekenis te kunnen hebben, moet het ook bepaalde betekenissen uitsluiten. Je zou kunnen zeggen dat het een waaier van mogelijke betekenissen oplegt of dicteert. Het genereert een norm waar interpretaties aan moeten voldoen: zij moeten zich binnen het veld van mogelijke betekenissen ophouden. Die norm is in zekere zin begrenzend, maar niet dwingend of beperkend of schadelijk voor de vrijheid of creativiteit of originaliteit. Vergelijk het met de regels van een schaakspel of de lijnen van een voetbalveld. Een creatieve speler is niet in zijn mogelijkheden beperkt omdat hij met de koningin geen paardensprong mag uitvoeren of omdat hij de bal niet vanuit de tribune mag ingooien. Het is maar omdat er spelregels zijn dat hij een creatieve of originele speler kan zijn. Zonder regels is er geen waaier aan speelmogelijkheden, want er is niet eens een spel. Als het kunstwerk geen norm oplegt, opent dat niet de weg naar originele interpretaties (zoals gehoopt wordt op de binnenweg), maar blijft er niets over dat nog als interpretatie geldt. Het is dus maar omdat er grenzen zijn aan de interpretatie dat de vrijheid van verschillende interpretaties ontstaat. Het kunstwerk draagt een zekere normativiteit of autoriteit in zich, het legt een betekenis of een scala van mogelijke betekenissen op, en wat die betekenissen zijn, bepaal ik niet zelf. Op de binnenweg kruipt het zelf er altijd tussen en heerst de dictatuur van de eigen ervaring, terwijl op de buitenweg bijvoorbeeld door Murdoch wordt benadrukt dat liefde voor kunst net wegleidt van het zelf. Murdoch ziet Russisch leren als de confrontatie met een structuur die een zekere autoriteit heeft, respect afdwingt. De autoriteit van het kunstwerk is niet de autoriteit van de culturele elite waar de binnenwegdenker komaf mee wil maken. Het is geen antidemocratische sleutel tot betekenis die in duistere achterkamertjes onder de rijkere klassen wordt verdeeld. Ze verhindert niemand om het kunstwerk te ervaren, maar legt wel limieten op aan wat als een gepaste ervaring geldt, laat een onderscheid toe tussen ervaringen die door het kunstwerk als het ware gelegitimeerd worden, die in overeenstemming zijn met wat het oplegt, en ervaringen die dat niet zijn. Het onderscheid tussen binnen- en buitenweg kan nu omschreven worden als het onderscheid tussen een benadering die de autoriteit voor de | |
[pagina 707]
| |
interpretatie van een kunstwerk exclusief in de eigen ervaring ervan legt en een benadering die die autoriteit minstens deels buiten de ervaring, in het kunstwerk zelf, situeert. De binnenweg claimt absolute vrijheid om zelf de betekenis van een kunstwerk te bepalen, is daarin geweldig democratisch, maar betaalt met betekenis- en waardeverlies. Als alle interpretaties en oordelen over een kunstwerk even goed zijn, zolang ze maar stevig in iemands ervaring verankerd zitten, waarom zou je dan iets over kunst moeten leren om haar beter te appreciëren? Ervaren kan iedereen: ook mijn kat kan naar Beethoven luisteren, en voor haar betekent het ongewenst lawaai. Tussen ervaringen bestaat geen hiërarchie, de ene is niet beter dan de andere, hoogstens heviger of minder hevig. Tussen interpretaties brengen we die hiërarchie wél aan, en we motiveren ze. We geven redenen voor onze interpretatie, argumenteren waarom het werk deze of gene betekenis heeft en proberen de ander aan onze kant te krijgen. Dat heeft geen zin als de ander bij voorbaat een even goede interpretatie heeft. Als ik beweer dat een kunstwerk dit of dat betekent, dan bedoel ik niet louter dat het dat toevallig betekent voor mij omdat ik er nu eenmaal deze of gene ervaring bij heb. Ik wil er ook mee zeggen dat mijn interpretatie in overeenstemming is met wat het kunstwerk dicteert, en dat geldt niet voor pogingen tot interpretatie die de (nogmaals: niet dwingende maar vrijheid scheppende) eisen van het kunstwerk negeren. | |
Betekenis en gezelligheidAls elke ervaring van een kunstwerk toegang zou verlenen tot de betekenis ervan, is het onmogelijk te begrijpen waarom het soms moeilijk kan zijn om tot de betekenis door te dringen: iets ervaren is niet gemakkelijk of moeilijk, het komt vanzelf en is iedereen gegeven. De autoriteit of het gezag van het kunstwerk of te bestuderen object, de limieten die het aan interpretaties oplegt en de eisen die het stelt aan gepaste ervaringen, verklaren waarom Murdoch spreekt van een taak die moeilijk is en een doel dat misschien nooit volledig te bereiken valt. Het kunstwerk bestaat onafhankelijk van mij, en het volstaat niet om in mezelf te kijken en de betekenis uit mijn ervaring te plukken. Ervaring mag nog zo noodzakelijk zijn om tot betekenisgeving te komen, ze zal alleen een geloofwaardige interpretatie opleveren als ze het gezag van het kunstwerk erkent en zich eraan onderwerpt. Murdoch heeft het over ‘iets dat mijn bewustzijn niet kan overnemen, opslokken, ontkennen of onecht maken’. Het kunstwerk overnemen zou betekenen dat ik zou kunnen beslissen, louter in het licht van mijn ervaring ervan, wat het kunstwerk betekent. Dat zou het kunstwerk zelf opslokken. Het wordt irrelevant, herleid tot het ervaringsopwekkend middel dat de binnenwegdenker erin ziet: waarom zou ik dezelfde ervaring niet kunnen hebben in afwezigheid | |
[pagina 708]
| |
van het kunstwerk, opgewekt door bijvoorbeeld een vernuftig samengesteld ervaringspilletje? De noodzaak tot onderwerping aan het gezag van het kunstwerk maakt van interpretatie een onderneming die vraagt om gehoorzaamheid en nederigheid, twee woorden die een centrale rol spelen in de citaten van Gaita en Murdoch. De verleiding is groot om te horen wat je wil horen, te lezen wat je wil lezen, en alleen volgehouden aandacht voor, gehoorzaamheid aan en nederigheid tegenover de realiteit van iets dat buiten het zelf ligt kan die neiging tegengaan. De weerbarstigheid van die realiteit, de koppigheid waarmee ze weigert zich te ontsluiten of weerstand biedt aan de interpretatie die we haar zouden willen opleggen, is frustrerend. De binnenweg lijkt dan een aantrekkelijke optie om een moeilijk hoekje af te snijden en sneller bij het gewenste doel te komen: als we alleen maar moeten ervaren om de betekenis van een kunstwerk te vatten, is de zaak snel beklonken. Kunst kijken is plots gemakkelijk, ontspannend en lekker gezellig. Op slag verdwijnt de moeilijkheid, de zeurende twijfel aan het eigen gelijk, de ergernis van het niet kunnen vatten, de noodzaak om het eigen oordeel eindeloos te verfijnen en te verantwoorden. Maar daarmee ook de waarde van het kunstwerk. Wie de binnenweg neemt, laat geen correctie van de eigen ervaring toe en verleent haar absolute autoriteit. In sommige domeinen is daar niets mis mee, omdat de autoriteit van ervaring daar bijzonder groot of zelfs absoluut is. Neem het eerder genoemde voorbeeld van pijn en de uitspraak ‘Als ik het pijnlijk vind, is het dat ook’. Daar is geen speld tussen te krijgen. Een ander voorbeeld is ‘Als ik het eten lekker vind, is het dat ook’ Het is vreemd om iets te zeggen als ‘Ik vind ijsjes met aardbeiensmaak bijzonder lekker, maar ik kan me daarin natuurlijk vergissen. Misschien zijn ze helemaal niet lekker.’ Of: ‘Jij vindt stracciatella lekker, maar dat oordeel is niet in overeenstemming met wat het ijsje dicteert. Het gaat in tegen elke mogelijke interpretatie van stracciatella-ijs. Alleen volgehouden aandacht voor de realiteit van het ijsje kan je doen inzien dat het anders gesmaakt moet worden.’ We kunnen spreken van een soort spectrum, waarbij aan de ene kant uitspraken over hoe de dingen zijn niet meer zijn dan uitspraken over mijn ervaring ervan (‘Stracciatella is lekker’), terwijl aan de andere kant mijn ervaring van hoe de dingen zijn volledig irrelevant lijkt voor hoe ze werkelijk zijn (‘Stracciatella is kankerverwekkend’). Uitspraken over de betekenis van kunst liggen daartussenin: ik kan een roman geen satire op de zelfgenoegzaamheid van de culturele elite noemen als ik hem niet zo ervaar, maar mijn ervaring is niet voldoende om de uitspraak te rechtvaardigen. Dat kan alleen als ik, met verwijzing naar elementen van het boek, ook kan aantonen dat mijn ervaring gepast is omdat ze aan de eisen van het kunstwerk gehoorzaamt. | |
[pagina 709]
| |
Voor wie de binnenweg neemt, liggen uitspraken over de betekenis van kunst dicht bij uitspraken over de smaak van ijsjes. De ervaring van kunst is als culinair genot en culinair genieten is als kunst ervaren. Dat kookpro- gramma's en -boeken zo populair zijn, heeft misschien te maken met het feit dat we in de beoordeling van eten zonder problemen de binnenweg mogen nemen. Als deelnemers aan Komen Eten punten geven voor het eten, zijn dat punten die zeggen hoe positief of negatief hun ervaring was. Dat ze daarnaast ook punten geven voor ‘sfeer en gezelligheid’ is veelzeggend. Het is eten als totaalervaring. In uitspraken over sfeer en gezelligheid, net als in uitspraken over de smaak van eten, is de autoriteit van de ervaring zo goed als absoluut (denk ook aan een veelgehoorde binnenwegvraag in nieuwsuitzendingen als ‘Saskia, hoe is de sfeer daar?’). Als ik zeg dat het gezellig was, kan ik mij niet vergissen. De zekerheid zich niet te kunnen vergissen is comfortabel. Ze ontslaat de deelnemers van elk moeten en bevrijdt van de eis tot nederigheid. Daar is op zich niets mis mee: zoals gezegd is de binnenweg soms de enige weg die er is. Maar als model voor het beoordelen van kunst is het sfeer- en gezelligheidsdenken van de binnenweg niet geschikt. De aantrekkelijkheid ervan is nu duidelijk: het gemak van de beoordeling maakt kritiek op iemands interpretatie futiel en elke betekenistoeschrijving onaantastbaar. Diseussie op basis van argumenten en twijfel aan het eigen gelijk worden overbodig. De hiërarchie tussen verschillende interpretaties verdwijnt, er zijn geen kenners meer en niemand schiet tekort. Met de autoriteit en moeilijkheid van het kunstwerk verdwijnt echter ook de waarde ervan. De gezelligheidsdenker is zich goed bewust van de reputatie van kunst, praat er graag over en strooit kwistig met meningen (moeilijk is dat immers niet), maar lijkt niet te beseffen waarop die reputatie is gebaseerd: de overtuiging dat veel kunst waarde heeft die niet van zijn ervaring afhangt. Waarde heeft vaak op een of andere manier te maken met moeite of moeilijkheid: wat veel waard is, is doorgaans moeilijk te verkrijgen, moeilijk te betalen of kost moeite om te verwerven, te kennen of te bereiken. We waarderen iemand die geduldig een moeilijke taal heeft geleerd of dankzij veel inspanning een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd. De gezelligheidsdenker wil meesurfen op de reputatie van kunst, maar weigert met inspanning, aandacht, nederigheid, gehoorzaamheid of moeite te betalen voor zijn toegang tot betekenis. Hij wil de waarde en reputatie van kunst combineren met het evidente gemak van smaakoordelen over ijsjes. Maar je kan niet het laken hebben en het geld houden. Om in de culinaire sfeer te blijven: de gulzige gourmand wants to have his cake and eat it too. Nog mooier in het Frans: Il veut le beurre et largent du beurre et le sourire de la crémière. En dat gaat niet. |
|