| |
| |
| |
Ludo Abicht
Perzische brieven 2016
Een tegenbericht
Plotseling, als bij toverslag, waren alle vrouwen verdwenen. Of, beter, waren alle vrouwen in de aankomsthal van de luchthaven van Teheran één en dezelfde geworden, dezelfde verwisselbare vrouw met de hoofddoek. Ze waren onherkenbaar gleichgeschaltet. Met hun koffers en tassen herinnerden ze me - hoe kon het ook anders? - aan de beelden van vluchtende vrouwen en kinderen van alle tijden, maar vooral van het begin van de twintigste eeuw tot vandaag. Zo zagen ze eruit op de vlucht van miljoenen vluchtelingen naar Frankrijk in mei 1940 en daarna, op de reportages die we te zien kregen van displaced persons, ‘DP's’ aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en helaas nog steeds, bijna driekwart eeuw daarna. Het was een bevreemdend gevoel, want hoe kun je nu in godsnaam die westerse toeristen en reizende Iraanse vrouwen vergelijken met al die droevige optochten van door geweld en ellende opgejaagde mensen? Misschien is het antwoord reeds gegeven: ‘in de naam van god’, of in de geesten van al diegenen die in gods naam menen te spreken en als zodanig blijkbaar ook worden begrepen, aanvaard en gehoorzaamd.
Maar natuurlijk ook in het hoofd en de verwachtingen van de jarenlang voorbereide, dat wil zeggen door onze media geïnformeerde en gemanipuleerde observator: dit is wat ik hier zou zien, omdat ik het al zo vaak in televisieprogramma's met en zonder commentaar had gezien. Je kan die eerste indruk bijna onmogelijk vermijden, en de totaliteit van het fenomeen, het volslagen gebrek aan uitzonderingen, versterkt deze eerste indruk nog. Met dit verschil dat de gesluierde vouwen niet somber of gelaten, wanhopig of verschrikt keken, maar eerder vrolijk en open of, wat hun westerse zusters betrof, een beetje onwennig en verbaasd.
| |
| |
Het heeft echt een paar dagen geduurd tot het opvallende onderscheid kon worden gemaakt tussen sluiers en sluiers. Sommigen droegen hun hoofddoek als een schild tegen de blikken van de mannen, streng zwart en zonder ook maar één zichtbare haarlok, terwijl anderen hun hoofddoek zo ver achteraan op het hoofd vastgepind hadden, dat hun hoofddoek nog nauwelijks werd opgemerkt. En wat bij de meerderheid van de Iraanse vouwen opviel was niet langer de sluier, maar de zorgvuldige, verfijnde, in onze westerse ogen vaak overdadige opsmuk van de ogen, de lippen en de wenkbrauwen. Alsof je ondanks alle schijn in een bijzonder modebewust land was terechtgekomen. Ook dat kon je moeilijk ontkennen.
Die avond in Teheran werd deze eerste oppervlakkige indruk grondig gewijzigd tijdens een etentje bij Zahra, Fereshte en Niloofar (de namen zijn om veiligheidsredenen veranderd). Zahra was ooit een studiegenote en politiek medestander geweest in Duitsland. Toen ze twintig jaar werd, besloot ze naar het Iran van de Shah terug te keren om mee de opstand tegen zijn regime voor te bereiden. Eerst werd ze door een collega aan de universiteit verraden en kon ze een jaar lang onderduiken bij Niloofar, een vrouw van burgerlijke origine die daarmee haar vrijheid en wellicht haar leven waagde, maar geen moment had geaarzeld. Zahra werd dan uiteindelijk toch opgepakt. Ze verbleef twee jaar lang in de gevangenissen van de SAVAK, de geheime politie van Mohammed Reza Pahlavi (1919-1980), en werd gefolterd tot de komst van de ayatollah uit Parijs en de vlucht van de Shah haar de vrijheid brachten, die echter van korte duur zou zijn, want ayatollah Khomeini keerde zich al heel snel tegen zijn linkse bondgenoten en Zahra werd opnieuw ontslagen en moest tot aan haar pensioenleeftijd overleven door privélessen te geven. Fereshte, de derde in deze hechte en bijzondere vriendinnenkring, had als politiek activiste in dezelfde gevangenis gezeten als Zahra. Op straat droegen ze uiteraard een sluier, maar thuis en in hun denken waren ze dezelfde vrijdenkende rebellen gebleven en discussieerden ze heftig, zoals het goede linksen betaamt, nog steeds met hetzelfde vuur over politieke en maatschappelijke, filosofische en culturele kwesties. Over die kwesties verschilden ze luid en principieel met elkaar van mening. Twee zaken vielen ons die avond in hun appartement op: ze waren door de verschrikkelijke ervaringen in de gevangenis - de term is hier jammer genoeg niet overdreven - niet gebroken én ze waren ervan overtuigd dat de tijden inderdaad langzamerhand aan het veranderen waren. Die verandering zouden ze waarschijnlijk niet tijdens hun leven
meemaken, maar lang zou het niet meer duren: het opleidingsniveau van Iraanse jongeren, vooral meisjes, is nog nooit zo hoog geweest en er zal (moet) een moment komen, waarop deze intellectuele productiekrachten het zullen halen op de heersende politieke en maatschappelijke productieverhoudingen, om het
| |
| |
met hen nog maar eens in een onvervalst marxistisch jargon te zeggen. Hun uiteindelijk optimistische toekomstvisie zal trouwens, ondanks alles wat er in hun leven is gebeurd, trotzdem noemen ze dat, gedurende deze reis onbewust worden bevestigd door mensen uit latere generaties, jongeren die nauwelijks nog weten wat oudere landgenoten in de gevangenissen van de Shah en, later, de ayatollahs was aangedaan, maar die om vergelijkbare redenen tot dezelfde conclusies zijn gekomen: het heeft vandaag weinig of geen zin de bestaande machten individueel te provoceren (door bijvoorbeeld de kledingvoorschriften te verwerpen of atheïstische pamfletten uit te delen), maar onze kennis en ontwikkeling zal ooit onvermijdelijk uitgroeien tot een contestatie tegen de huidige status quo. Allah of het Lot moge ervoor zorgen dat deze contestatie vreedzaam verloopt, want in de straten en op de pleinen van alle steden en dorpen die we hebben bezocht, hangen er al te veel portretten van ‘martelaren’, honderdduizenden jonge slachtoffers van de vreselijke oorlog tussen Irak en Iran (1981-1988) die voor God en het vaderland zijn gevallen en van wie de meerderheid van de moeders, zussen en weduwen nog leven. Het was dan ook niet verwonderlijk dat een paar vrouwen ons, westerse toeristen, waarschijnlijk voor Amerikanen versleten en dus indirect verantwoordelijk achtten voor de dood van hun geliefden en ons dit in ongezouten Farsi probeerden uit te leggen. Wat integendeel heel verwonderlijk was en verrassend, was de onvoorstelbare openheid, vriendelijkheid en gastvrijheid van bijna alle andere Iraniërs in de zes steden die we bezocht hebben: ‘Welcome to Iran! Can we help you? Would you like to come and have dinner with us?’ Je slentert langs een bakkerij en kijkt naar de verse broden die uit de pletmachine rollen en voor je het weet loop je verder met een reusachtig brood in de handen. Zomaar.
Het is duidelijk de hoogste tijd dat er massa's gewone Amerikanen, bij voorkeur conservatieven, vandaag en morgen Iran bezoeken, ‘to see for themselves’, zoals ze het noemen.
| |
‘Van bovenop deze ziggurat kijken zo'n zeventig eeuwen op u neer’ (vrij naar Napoleon B.)
Dit was de tweede indruk die we in Iran opdeden: ‘Hier komen we ergens vandaan. Hier keren we terug naar de oudste getuigenissen van onze eigen beschaving. Hier werden al duizenden jaren geleden bouwstijlen en kunstvormen ontwikkeld die we zonder moeite herkennen. Hier staat de zuil met de wetscode van Hammurabi, duizend jaar vroeger dan de formulering van de Tien Geboden in de Hebreeuwse Bijbel. Hier schreef in de veertiende eeuw de vrijdenkende Iraanse dichter Hafez onder meer de volgende tekst:
| |
| |
Moslims, er was een tijd dat ik een hart had -
wanneer er zich problemen voordeden zouden we praten en ik zou
En als ik struikelend in de maalstroom van het verdriet viel
was mijn hart er zeker van
dat ik weldra de hoop zou krijgen
om op tijd de oever te bereiken.
Een welwillend, genereus hart
elke edele ziel te helpen,
een hart dat voor anderen klopte.
Dit hart ben ik verloren in
God, wat een locatie! - waar ik me overgaf
Er bestaat geen kunst zonder fouten, allen
schieten we ergens tekort.
Maar welke bedelaar is meer berooid
Heb medelijden met deze ellendige ziel
Sinds de liefde me leerde te praten,
van mij overal omgeroepen
Maar noem Hafez niet geestig, wijs,
ik heb Hafez gezien, ik ken hem goed;
| |
| |
We stonden in Shiraz met dozijnen Iraniërs rond zijn graftombe. Mensen legden hun handen op de sarcofaag, en toen onze gids een van zijn gedichten citeerde, verstomde het geroezemoes. Stel je voor dat dit onze westerse dichters overkwam. Hafez bezingt niet alleen de liefde en het soefisme, maar ook goede wijn en alle gezonde geestelijke en geestrijke ervaringen van het leven. Je vraagt je af hoe al die bezoekers dit rijmen met het strenge verbod op alcohol in de huidige Islamitische Republiek? Hoe combineren ze hun opvallende verering voor Hafez en andere nationale dichters die zichzelf openlijk libertijnen en critici van elk dogmatisme noemden, die de hypocrisie van de vorsten en geestelijken uit hun tijd hekelden, met hun even opvallende trouw aan hun godsdienst? Het antwoord kwam langzamerhand, en bijna altijd van vrouwen die dankzij hun hoge opleiding vreemde talen beheersten, vooral het Engels. Zij vertelden dat ze op de middelbare school vanzelfsprekend Darwin en de moderne evolutieleer hadden bestudeerd hadden en al heel vroeg hadden begrepen dat een letterlijke, fundamentalistische lectuur van de Koran onmogelijk verdedigd kon worden. Het was alsof ze met een zeker ongeduld op het moment zitten te wachten dat ook hun priesterkasten vroeger of later tot hetzelfde inzicht zullen komen. De meerderheid van hen legde ons uit dat zij geloofden in een verbinding van de islam met de rationele beoefening van de wetenschap en dat ze daarom fel gekant waren tegen de gevaarlijke islaminterpretaties van bijvoorbeeld Daesh (IS) en soortgelijke fanatieke groepen. Zou de geest dan toch waaien waar hij wil?
Of, om het anders te zeggen: het logo in het witte vlak van de Iraanse vlag is de eerste letter van de naam Allah, maar kan ook geïnterpreteerd worden als een tulp.
Wat wél uit de antieke tijden is overgebleven, en waarschijnlijk in de nabije toekomst nog zal toenemen, nu er overal tekenen te bespeuren zijn van modernisering en commercialisering - er worden aan de rand van de grote steden heuse kapitalistische winkelcentra gebouwd en gepland - is het nu reeds opvallende onderscheid tussen de rijke wijken, gewoonlijk tegen de bergen gebouwd in een koeler klimaat en met opvallend veel groen, en de wijken van de kleine kooplui uit de bazaars en de arbeiders in het centrum van de steden. Een week vóór ons bezoek begin april hadden de arbeiders van een met sluiting bedreigde fabriek al in de straten van Teheran betoogd en er waren meer sociale acties aangekondigd. Dit is merkwaardig in een land waar politieke partijen verboden zijn en waar de linkse oppositie al meer dan dertig jaar effectief uitgeschakeld is. Ook met deze uitdaging zullen de volgende regeringen geconfronteerd worden, wanneer ze hun opening naar het Westen doorzetten. Omgekeerd zou volgens al onze gesprekspartners een militaire ingreep vanuit bijvoorbeeld de Verenigde
| |
| |
Staten of Israël hoogstwaarschijnlijk de positie van de meest conservatieve ayatolla's versterken. We werden daaraan herinnerd in het kleine dorpje Bavanat, waar we een onlangs verlaten oude wijk uit adobe, een mengsel van leem en stro, bezochten. De huizen en steegjes herinnerden ons aan een militair ‘oefendorp’ voor US Marines dat we in 2014 in de bergen van California hadden bezocht, zo precies was dit model van een ‘vijandelijke structuur’ gekopieerd dat je er moeiteloos op elk ogenblik zwaarbewapende westerse troepen meende te kunnen verwachten, temeer daar er overal in de Verenigde Staten dergelijke oefendorpen uit triplex en gipsplaten gebouwd werden, just in case.
| |
Man en vrouw schiep hij hen
De scheiding van de geslachten gaat in de praktijk (in feite in de hele cultuur) veel verder dan het dragen van de hoofddoek. Eén voorbeeld dat tot de verbeelding spreekt is het traditionele gebruik om twee deurkloppers aan de poorten te bevestigen, één zware knotsachtige (Freud zou uiteraard van een penissymbool spreken) klopper die diep in de gang dreunt, en één lichtere klopper in de vorm van een ring (Freud zou dit anders zeggen). Wanneer een man aanklopte, kregen de vrouwen in huis de tijd om zich snel te bedekken, terwijl dat in het andere geval niet nodig was. Je kan natuurlijk zeggen dat dit een oude traditie is, maar die sluit wonderwel aan bij het hedendaagse straatbeeld en de vele gelegenheden waar de geslachten van elkaar worden gescheiden. Dit klopt dan weer niet met de informatie over de hogere scholings- en opleidingsgraad van de vrouwen in de steden, en evenmin met het feit dat men bijna overal alleen mannen ziet die de baby's en kleuters dragen of de kinderwagens duwen. Of met de manier waarop deze vaders met hun baby's omgaan. Als er dan al van een patriarchale samenleving mag gesproken worden, staan dergelijke voorbeelden behoorlijk haaks op wat ik me gewoonlijk onder een patriarchaat voorstel. Dit geldt ook voor de vlotte en complexloze manier waarop schoolmeisjes en vrouwen je op straat of in de bazaar aanspreken, niet om je iets (een tapijt, rozenwater, een vaas) te verkopen, maar gewoon uit nieuwsgierigheid en met het verzoek, samen met jou een foto te nemen. De Duitse filosoof Ernst Bloch zou hier gelijk krijgen: ‘in het buitenland zijn alleen de toeristen exotisch’. In feite werden wij meer gefotografeerd door Iraniërs dan wij foto's van hen konden maken. Het was af en toe een gek gezicht: volledig in het zwart gesluierde oude vrouwen vroegen ons in gebrekkig Engels of in gebarentaal of ze ons alstublieft met hun smartphone konden fotograferen, waarna ze
heel vaak e-mailadressen met ons uitwisselden om die foto's later te kunnen doorsturen. Wie naar hier gekomen was met spiegeltjes om de inboorlingen
| |
| |
te verblijden, kwam al gauw tot de vaststelling dat deze mensen verdomd goed wisten dat zij erfgenamen waren van beschavingen die duizenden jaren vóór ons gebloeid hadden en waarvan we nog steeds de archeologische en culturele resten konden zien.
Nog één markant voorbeeld van die scheiding: op de zesde verdieping van het paleis van Shah Abbas in Isfahaan, een gebouw uit de zeventiende eeuw, bevindt zich een muziekkamer met twee door een zwaar gordijn van elkaar afgesloten gedeelten: in de ene helft speelden de mannelijke muzikanten, terwijl de Shah en zijn mannelijke gasten in de andere helft naar de danseressen keken. Het leek wel op een vroegere versie van Stanley Kubricks film Eyes wide shut uit 1999.
| |
Diversiteit
In de grote en levendige Armeense wijk van Isfahan staan niet alleen veel christelijke orthodoxe kerken en kruisen op de koepels en torens, maar liggen de etalages van de opmerkelijk duurdere winkels vol modieuze authentieke Europese en Amerikaanse producten. In de bazaars in de andere wijken vind je de goedkopere Chinese imitaties daarvan. De Armeniërs werden hier door de Shah naartoe gebracht na een golf van vervolgingen in hun steden. Zij mochten hun godsdienst en cultuur behouden, op voorwaarde dat ze hun handelservaring ten dienste stelden van de lokale vorsten. Die Armeniërs moeten hier vanaf de achttiende eeuw ongeveer dezelfde rol gespeeld hebben als de Joden na de val van Granada (1492) in en rond het hof van de Turkse sultan. Wat echter nog meer verwonderde was het bestaan van een weliswaar discrete Joodse gemeente rond een synagoge die nog steeds druk wordt bezocht. Alle moslims uit de buurt wijzen je de weg naar een onopvallende poort, waarachter je een wereld ontdekt die je hier niet zo meteen had verwacht. De veelheid van naties en culturen die op de reliëfs in Persepolis te zien is, toen Cyrus het Perzische rijk had uitgebreid, is nog altijd niet helemaal verdwenen: een hoog percentage van de Perzische woordenschat bestaat uit leenwoorden uit het Arabisch, waarvan de lettertekens trouwens ook gebruikt worden voor het geschreven Perzisch (en de taal van de Koran). In het Tapijtmuseum in Teheran leggen de gidsen, gediplomeerde specialisten in de tapijtkunst, je uit hoe de motieven, stoffen, weef- en knooptechnieken, kleuren en afbeeldingen van al die verschillende volkeren in de traditionele Perzische tapijten bewaard zijn, zodat je nooit meer zomaar ‘Perzisch tapijt’ zegt tegen een kunstwerk uit Kashan, Shiraz of Isfahan, om er slechts drie te vernoemen, die op hun beurt alle drie merkbaar verschillen van de zogenaamde ‘nomadentapijten’, alweer een veralgemening die
een kenner je nooit zal vergeven.
| |
| |
We hadden het al over de bewoners van de rijke en armere wijken, over traditionele zwarte chadors en bijna onzichtbaar gedragen hoofddoeken, maar daarnaast merk je nog het verschil tussen de mollahs met witte en die met zwarte tulbanden. Ons werd verteld dat de geestelijken met zwarte tulbanden rechtstreeks afstammen van de profeet en daardoor over een extra gezag beschikken. Het duurt echt niet lang voor je het monochrome, egalitaire beeld van een gedisciplineerde en mentaal gemanipuleerde samenleving, waarmee je vertrokken was, een beetje alsof Iran een islamitisch Noord-Korea zou zijn, leert te verwerpen. (De vraag blijft natuurlijk, in hoeverre dit karikaturale beeld van Noord-Korea aan de werkelijkheid ter plaatse beantwoordt, maar dat is een ander verhaal.)
Wat wél opvalt, is het drukke bezoek aan de moskeeën gedurende de gebedstijden. Dat was het meest frappant in Qom, de heilige stad met de dozijnen minaretten, madrasa's (Koranscholen) en de islamitische universiteit, waar velen van de tienduizenden imams en mollahs worden opgeleid, maar ook in de andere steden. Er is gewoon geen vergelijking tussen het kerkbezoek in het christelijke West-Europa en het moskeebezoek in Iran. Dit verklaart mijns inziens veel beter de nog steeds aanvaarde autoriteit van de geestelijke leiders dan de dwang die door de zedenpolitie en de religieuze wachters wordt uitgeoefend en waarvan de buitenlandse bezoeker weinig ervaart. Met uitzondering dan van de statige wachters in het heiligdom van Fatima, de zus van imam Ali, die in Qom wordt vereerd. Gelovigen noemen haar een ‘Middelares’ tussen Allah en de mensen, en schrijven haar wonderen toe. Voor rooms-katholieken is de verwijzing naar de grot en de basiliek in Lourdes natuurlijk niet ver weg. Die wachters in Qom hebben geen kalasjnikovs, wapenstokken of zwepen, maar groene (de islamkleur) plumeaus waarmee ze mensen die de orde verstoren zachtjes op de schouder tikken. In Qom klopt dan ook het hart van de sjiitische islam en van de messiaanse verwachting naar de wederkomst van Mahdi, de verdwenen twaalfde imam. De kans dat de Iraniërs zich ooit zullen aansluiten bij hun soennitische rivalen die het herstel van het kalifaat nastreven lijkt dan ook bijzonder klein.
| |
Ten slotte: kreten en gefluister
De ingangspoort van het paleis van Shah Abbas in Isfahan bezit de merkwaardige eigenschap, dat je vanuit elk van de vier hoeken fluisterend maar perfect verstaanbaar met iemand in de tegenovergestelde hoek kan praten. Intussen lopen de bezoekers luid pratend en lachend aan je voorbij.
Het is een passend beeld van een maatschappij met een dubbele boodschap: zolang je niet in het openbaar van de religieuze voorschriften afwijkt
| |
| |
of, wat Allah moge verhinderen, een eigen politieke oppositiepartij opricht, kun je zowat alles denken, doen en zeggen wat je wil. Telkens opnieuw vertelden mensen ons hetzelfde: ‘Hier in Iran gebeurt alles in het geheim, waarvan iedereen op de hoogte is.’ Het lijkt bijna een vorm van typisch joodse humor. Dat wil zeggen dat de mensen via internet en de sociale media geïnformeerd zijn over de buitenwereld en de grote politiek, dat tieners op de hoogte zijn van de laatste trends in wat vandaag cool is, tot en met bijzonder smalle jeansbroeken met gaten en scheuren (allemaal keurig onder de chador gedragen) en de lievelingsmuziek van hun generatiegenoten in het verdorven westen uit het hoofd kennen. Bijna iedereen weet hoe je aan alcohol kunt komen - het werd ons zelfs in een onooglijk dorp stiekem en gratis aangeboden als een gebaar van rebellie (kijk eens wat we hier durven!) - en de mensen tonen je foto's van henzelf of andere reizende Iraniërs die in het buitenland op geen enkele manier van niet-Iraniërs te onderscheiden zijn.
Deze en andere vormen van opstandigheid gaan echter hand in hand met een overal waarneembare fierheid op hun grote en grootse verleden, hun cultureel erfgoed en hun kunst. Men zou dit, in het licht van wat wij en vooral zij weten over vormen van onvrijheid, dwang en vervolging schizofreen kunnen noemen, maar wie jarenlang in de Verenigde Staten heeft geleefd, waar op vele plaatsen nog steeds de doodstraf bestaat en waar je niet zwart of Mexicaans moet zijn om het nog steeds heersende racisme te bespeuren, weet dat deze kennis heel goed kan samengaan met de overtuiging of het gevoel dat de toestand niet hopeloos is. In de vs zijn het de seculiere humanisten die fluistergesprekken met hun geestesgenoten moeten voeren om niet te veel op te vallen, maar ook zij geven niet op. De moderne Iraniërs hebben de val van de progressieve premier Mohammed Mossadegh beleefd en een generatie later de vlucht van de officieel alom geliefde Shahin-Shah, Mohammed Reza Pahlavi, de Keizer der Keizers. Ze hebben ayatollah Khomeini eerst als een bevrijder des vaderlands begroet en daarna beseft dat zijn islamitische staat niet helemaal aan hun idee van vrijheid beantwoordde. Ze hebben ongeveer 400.000 jongens en jonge mannen verloren in de oorlog tegen Irak en ze hebben uit dit alles blijkbaar de voorlopige conclusie getrokken dat ‘geen tronen blijven bestaan’, ook niet die in de naam van God. Wat de nabije en vooral verdere toekomst zal brengen, moge zelfs Allah niet weten.
|
|