Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 678]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Edgard van de Velde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 679]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee democratische principes: gelijkheid en vrijheidVan liberale naar democratische gelijkheidHet is niet zo dat een democratisch regime absolute materiële gelijkheid behoort na te streven. Zo stelde Jean-Jacques Rousseau dat gelijkheid niet betekent dat het niveau van rijkdom en van macht absoluut gelijk moet zijn - maar dat macht niet mag stoelen op rijkdom, maar op de wet.Ga naar eind3 John Locke formuleerde dit principe al kernachtig in 1690: ‘One rule for rich and poor, for the favourite at court, and the country man at plough’ (Eén regel voor de rijke en de arme, voor de gunsteling aan het Hof én de landbouwer aan zijn ploeg).Ga naar eind4 Maar wat verstaan we dan in een democratisch regime wel onder gelijkheid? Vandaag zijn zowel filosofen, juristen als politicologen het erover eens dat men op het vlak van de omschrijving van democratische gelijkheid niet om het magnum opus over rechtvaardigheid van de twintigste eeuw heen kan: A Theory of Justice van John Rawls.Ga naar eind5 Rawls formuleert twee principes van rechtvaardigheid. Het eerste principe luidt als volgt: ‘Each person is to have an equal right to the most extensive scheme of equal basic liberties compatible with a similar scheme of liberties for others’ Hier bouwt hij verder op de stellingen van Rousseau en Locke. Maar in het tweede principe voegt Rawls aan dit beginsel een specifieke dimensie toe: ‘Social and economic inequalities are to be arranged so that they are both (a) reasonably expected to be to everyone's advantage, and (b) attached to positions and offices open to all.’ Net zoals Rousseau stelt Rawls dat democratie niet veronderstelt dat de verdeling van vermogen en inkomen onder de burgers gelijk zou zijn. Maar hij formuleert twee belangrijke voorwaarden opdat die ongelijke verdeling democratisch verantwoord zou zijn: (a) die ongelijke verdeling moet in het voordeel zijn van iedereen en (b) tezelfdertijd moeten alle posities waarin gezag wordt uitgeoefend en verantwoordelijkheid wordt genomen voor iedereen toegankelijk zijn. Meer nog, telkens wanneer de sociale en economische ongelijkheid niet in het voordeel van de minder gegoeden speelt, moet een gelijke verdeling worden toegepast.Ga naar eind6 Maar hoe evolueren we naar een dergelijke relatie tussen ongelijkheid en gelijkheid? Rawls onderscheidt verschillende interpretaties van het begrip ‘gelijkheid’.Ga naar eind7 Ik beperk me tot de evolutie van de liberale tot de democratische interpretatie omdat ze voor dit artikel het belangrijkst is. De liberale definitie van gelijkheid is die van de gelijkheid van kansen. Gelijkheid van kansen vereist de eliminatie van discriminatie naar geslacht, ras, religie, afkomst, vermogen, enzovoort, zowel op het vlak van de toegang tot de private en openbare dienstverlening als op het vlak van de toegang tot private en openbare functies. Al degenen die hetzelfde niveau van talenten en ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 680]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schiktheden hebben en dezelfde wil hebben om deze te gebruiken, behoren dezelfde perspectieven op succes te hebben, ongeacht hun initiële plaats in de maatschappij.Ga naar eind8 Dit houdt in dat het onderwijssysteem erop gericht moet zijn om sociale barrières te doorbreken. Rawls stelt vast dat deze liberale interpretatie van gelijkheid deficiënt is. Vooreerst gaat ze voorbij aan de natuurlijke loterij waarvan we allen het product zijn bij onze geboorte op het vlak van intellectuele en fysieke capaciteiten. Daarenboven onderschat de liberale visie op gelijkheid van kansen het belang van de sociale omstandigheden en klasse waarin het individu wordt geboren en zich ontwikkelt. Rawls noemt dit ‘undeserved inequalities’ (onverdiende ongelijkheden) omdat we als individu geen enkele verdienste hebben bij de natuurlijke gaven die we bij onze geboorte krijgen, noch bij het bekomen van de plaats waar onze wieg staat.Ga naar eind9 Deze onverdiende ongelijkheden kunnen dus zowel van fysieke als van sociale oorsprong zijn. Daarom behoort het reduceren van het effect van deze onverdiende ongelijkheden tot de primaire opgaven voor een democratische maatschappij. Een maatschappij die dit nastreeft, zo stelt Rawls, streeft de democratische gelijkheid na. De hoofdbedoeling hiervan is niet om door sociale uitkeringen de sociale vrede te bewaren maar om grotere kansengelijkheid voor en een hoger besef van eigenwaarde bij minderbegunstigden te creëren.Ga naar eind10 Maar ongelijkheden die buiten deze undeserved inequalities bestaan, kunnen vanuit democratisch standpunt wel verantwoord zijn. Dit is het geval wanneer de voorwaarde die Rawls stipuleerde in het tweede principe van rechtvaardigheid van toepassing is: maatschappelijke ongelijkheden zijn verantwoord wanneer de minder begunstigden beter af zijn in een situatie mét dan zonder ongelijkheid. Als voorbeeld geeft Rawls de ongelijke situatie tussen werkgevers en werknemers die voortvloeit uit de vrijheid van ondernemen. Welnu, deze ongelijkheid is verantwoord voor zover de uitoefening van de vrijheid van ondernemen door de werkgever leidt tot betere vooruitzichten op gelijkheid van de werknemer.Ga naar eind11 Hiermee heeft Rawls de democratische doelstellingen van vrijheid en gelijkheid op sociaal en materieel vlak met elkaar verzoend en in evenwicht gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vrijheidsprincipe en zijn beperkingenIk heb er in de proloog al aan herinnerd dat de vrijwaring van individuele vrijheid een uitdrukkelijk doel van een democratisch systeem is. Een van de grondleggers van de liberale staat, John Locke, formuleerde het als volgt. De mens is van nature vrij, gelijk en onafhankelijk. Hiervan kan de mens alleen afstand doen mits zijn akkoord. Welnu, de reden waarom de mens ermee akkoord gaat dat de gemeenschap waarin hij leeft zijn vrijheid, gelijkheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 681]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en onafhankelijkheid beperkt, is omdat hierdoor voor hem een meer comfortabele, veilige en vreedzame samenleving wordt gecreëerd die hem een veiliger genot van zijn leven, bezit en vrijheden waarborgt. Het individu staat dus een deel van zijn vrijheid af om zijn vrijheid beter te beschermen.Ga naar eind12 Maar deze individuele vrijheden zijn niet onbeperkt. Verre van. Naast het algemene basisprincipe dat ieders rechtmatige vrijheid wordt beperkt door de rechtmatige vrijheid van de ander, wil ik stilstaan bij twee van de door John Locke geformuleerde bijkomende beperkingen die me in het kader van de taxshiftdiscussie belangrijk blijken. Het gaat om het principe van de rechtsstaat en de verplichting om gelijke mogelijkheden voor anderen open te houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het principe van de rechtsstaatHet principe van de rechtsstaat werd door John Locke als een van de fundamentele waarborgen voor de gelijkheid en vrijheid van het individu in het politiek systeem gekwalificeerd: ‘Eén regel voor de rijke en de arme, voor de gunsteling aan het Hof én de landbouwer aan zijn ploeg’.Ga naar eind13 En ook Charles de Montesquieu stelde in zijn in 1748 gepubliceerde De lesprit des lois dat in een democratie politieke vrijheid niet betekent dat iedereen kan doen wat hij wil. Vrijheid, zo stelt hij, is het recht alles te doen wat de wetten toelaten; en mocht één burger kunnen doen wat ze verbieden, dan zou er geen vrijheid meer zijn want dan zouden andere burgers ook dat recht hebben.Ga naar eind14 En deze stelling werd minder dan twintig jaar later onderschreven door Jean-Jacques Rousseau in zijn Huitième lettre de la montagne: ‘Er bestaat geen vrijheid zonder wetten, noch daar waar iemand boven de wet verheven is.’Ga naar eind15 We kunnen dus gerust stellen dat het principe van de rechtsstaat als limiet op de persoonlijke vrijheid al eeuwenlang fundamenteel geacht wordt om die persoonlijke vrijheid te vrijwaren. Maar daartoe volstaat het niet dat de wet zelf geen onderscheid des persoons maakt. Het principe vereist ook dat de overheid de wet zonder onderscheid des persoons toepast. Wanneer het politiek regime waarin men leeft niet in de middelen voorziet om de naleving van de wet door alle ingezetenen te verzekeren, begaat het zelf de inbreuk op het rechtsstaatsprincipe zoals door Montesquieu omschreven: als de staat toestaat dat een gedeelte van de burgers de wet niet naleeft, dan schendt de staat zelf de vrijheid van de burgers die de wet wel naleven. Wanneer we dit principe toepassen op het vraagstuk van de taxshift komen we onvermijdelijk uit op de vraag naar de houding van de overheid ten aanzien van de schaduweconomie. Onder schaduweconomie versta ik in dit artikel de op legale wijze in de markteconomie geproduceerde goederen en diensten waarvan het bestaan bewust wordt verzwegen voor de openbare overheid.Ga naar eind16 Een politiek regime dat naast de officiële economie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 682]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schaduweconomie gedoogt, miskent zowel het gelijkheids- als het vrijheidsbeginsel: (1) het gelijkheidsbeginsel, omdat het politiek regime een feitelijke taxshift gedoogt van belastingplichtigen in de schaduweconomie naar belastingplichtigen in de officiële economie. Het ongedaan maken van deze feitelijke taxshift door het politiek regime is absoluut prioritair, niet alleen omwille van het gelijkheidsbeginsel maar ook omdat pas dan met kennis van zaken het debat over een taxshift van lasten op arbeid naar lasten op vermogen of consumptie aangevat kan worden. Zolang deze feitelijke taxshift niet wordt ingeperkt, zullen alle nieuwe of verhoogde belastingen volkomen wegen op belastingplichtigen in de officiële economie en minder of helemaal niet op de belastingplichtigen in de schaduweconomie. (2) het vrijheidsbeginsel, omdat voor bedrijven in de officiële economie de vrijheid van ondernemen wordt miskend. Immers, ze hebben een handicap bij de toegang tot en hun ontwikkeling op de markt omdat ze niet met gelijke middelen kunnen concurreren tegen bedrijven in de schaduweconomie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verplichting om gelijke mogelijkheden voor anderen open te houdenJohn Locke stelt dat niemand zijn vrijheid zo mag gebruiken dat anderen die er vandaag zijn of morgen zullen komen geen evenwaardige toereikende mogelijkheden zullen hebben.Ga naar eind17 Wanneer we dit principe toepassen op het vlak van de overheidsfinanciën, zien we dat ook dit principe actueel is, omdat sommige politieke regimes vandaag zulke hoge overheidsschulden opbouwen dat ze de lasten van de huidige generaties op die van de komende afwentelen. Dit is een feitelijke taxshift van de huidige generatie naar de volgende generaties. Deze taxshift is zo mogelijk nog ondemocratischer dan de taxshift van belastingplichtigen in de schaduweconomie naar belastingplichtigen in de officiële economie. In het laatste geval kunnen de burgers immers nog reageren in het stemhokje door de politici te sanctioneren die de disproportioneel grote schaduweconomie onvoldoende bestrijden. In het geval van de feitelijke taxshift van de huidige naar de volgende generaties, wordt deze voltrokken ten laste van een groep burgers waarvan een groot deel nog niet aan het democratisch proces kan deelnemen omdat die hetzij nog niet geboren, hetzij te jong is. Uit de twee voorgaande alinea's blijkt dat de vraag naar een taxshift van de lasten op arbeid naar de lasten op vermogen of op consumptie niet beantwoord kan worden vooraleer men aan de feitelijke taxshift van belastingplichtigen in de schaduweconomie naar belastingplichtigen in de officiële economie en van de huidige naar de volgende generaties heeft geremedieerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De toepassing van de principes van gelijkheid en vrijheid op de taxshiftIn een eerste alinea zal ik ingaan op een eventuele taxshift van lasten op arbeid naar vermogen. In een tweede alinea zal ik het hebben over de feitelijke taxshift van belastingplichtigen in de schaduweconomie naar belastingplichtigen in de officiële economie en over de feitelijke taxshift van de huidige naar de volgende generaties. Telkens zal de benadering vertrekken vanuit de hierboven uiteengezette standpunten inzake gelijkheid en vrijheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een eventuele taxshift van lasten op arbeid naar lasten op vermogenWe dienen een onderscheid te maken: is het vermogen opgebouwd uit inkomen uit eigen arbeid, of is het vermogen het gevolg van een erfenis of schenking? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belasting op het vermogen opgebouwd uit inkomen uit eigen arbeidVanuit het vrijheidsbeginsel behoort elk individu de vrijheid te hebben te beslissen welk deel van zijn inkomen uit eigen arbeid hij consumeert en met welk deel hij een vermogen opbouwt. Welnu, indien het met eigen arbeid opgebouwde vermogen wordt belast, betaalt degene die dat vermogen opbouwt en het nadien consumeert twee maal belasting (vermogens- én omzetbelasting) terwijl diegene die meteen dat ganse inkomen consumeert maar één maal belasting betaalt, namelijk de omzetbelasting. Het loutere bestaan zelf of de groei van dat vermogen kan dus niet worden belast zonder zowel het gelijkheids- als vrijheidsprincipe te schenden. Zulk een belasting motiveren omdat het ‘een belasting [is] die de hoogste inkomens en vermogens het zwaarst treft’,Ga naar eind18 is democratisch fout omdat deze belasting ieders vrijheid om te sparen in plaats van te consumeren bestraft. Wat echter volgens Locke onaanvaardbaar is en blijft, is dat die vrijheid misbruikt zou worden om een monopolie of om het even welke machtspositie te creëren die anderen evenwaardige toekomstmogelijkheden zou ontnemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belasting op de inkomsten uit vermogenHet belasten van inkomsten uit het vermogen daarentegen is democratisch wel verantwoord. Degene die belegt, verwerft immers inkomsten die de niet-belegger niet verwerft en iedereen behoort bij te dragen tot de lasten van de maatschappij in verhouding tot al zijn inkomsten. Over het in België ter zake gevoerde beleid kan men zich veel vragen stellen. Zo kan men zich afvragen waarom inkomsten uit huurgelden anders belast worden dan inkomsten uit dividenden, waarom inkomsten uit risicoloze beleggingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op spaarboekjes van een fiscaal gunstregime genieten en niet deze uit risicodragende beleggingen in aandelen in arbeidsintensieve sectoren die voor tewerkstelling zorgen - en waarom al deze inkomstencategorieën onder afzonderlijke belastingregimes vallen? Het samenvoegen van de inkomsten uit arbeid met deze uit vermogen en het toepassen op de som ervan van één progressieve belastingschaal zou veel evenwichtiger zijn dan het huidige gefragmenteerde belastinglandschap. Aangezien dit logischerwijze leidt tot een groei van de belastinginkomsten, dient dit gecompenseerd te worden door lagere aanslagvoeten of hogere inkomensschijven in de personenbelasting. Mogen meerwaarden worden belast? Ja, zodra ze gerealiseerd worden omdat ze dan inkomsten zijn uit het vermogen, net als intresten en dividenden. Alleen zijn intresten en dividenden voor de begunstigde definitief verworven inkomsten, terwijl in het geval van gerealiseerde meerwaarden die teniet kunnen worden gedaan door gerealiseerde minwaarden. Het huidige fiscale regime dat binnen een bepaalde termijn gerealiseerde meerwaarden belast zonder evenwaardige compensatie voor de binnen dezelfde termijn gerealiseerde minwaarden, is dan ook onevenwichtig. Evenwel zou de compensatie van meer- met minwaarden voor de openbare schatkist in tijden van zware economische crisis de volatiliteit van het overheidstekort kunnen doen toenemen.Ga naar eind19 Men kan zich alleen maar afvragen waarom - in plaats van een dergelijke, nieuwe, door de federatie genomen fiscaal onevenwichtige maatregel in te stellen - de gewesten van dit land niet een manifest flagrante financiële bron van undeserved inequalities hebben aangepakt, namelijk via de belastingen op erfenissen en schenkingen? Op deze fiscale bron van democratische ongelijkheid ga ik in de hiernavolgende paragraaf dieper in. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Undeserved inequalitiesErfenissen zijn meestal een primaire bron van undeserved inequalities. Ze zorgen voor de instandhouding van de ongelijkheidskloof zonder dat degene die erft daar meestal enig andere verdienste aan heeft dan zijn afstamming. Ook in het geval van schenkingen is dit vaak het geval. Wat in België opvalt, is dat inkomen uit schenkingen en erfenissen in de drie gewesten in vergelijking met inkomen uit arbeid van een zeer gunstig belastingtarief genieten. In de Belgische personenbelasting is voor het aanslagjaar 2016 de hoogste aanslagvoet van 50% al van toepassing vanaf een jaarinkomen van 37.870 euro, terwijl in de gewesten slechts maximale aanslagvoeten van 27% of 30% worden geheven op erfenissen tussen partners en in rechte lijn voor het gedeelte dat 250.000 of 500.000 euro overschrijdt. De undeserved inequalities die heel vaak automatisch uit erfenissen voortvloeien, worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 685]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in dit land dus versterkt door het veel zwaarder belasten van het inkomen uit eigen inspanningen dan het inkomen te danken aan de prestaties van de vorige generatie(s). Hogere successierechten voor grote nalatenschappen en een overeenkomstige vermindering van de personenbelasting zijn mijns inziens democratische evidenties. De Vlaamse Gemeenschap heeft deze onverdiende ongelijkheid nog verder uitgediept voor wat de schenkingen in zijlijn betreft. Met ingang van 1 juli 2015 wordt het schenken van een onroerend goed in zijlijn met maximum 40% schenkbelasting getroffen en dat slechts voor het deel dat 450.000 euro overschrijdt. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft vanaf 2016 de schenkingsrechten op het schenken van een onroerend goed in zijlijn verlaagd tot het niveau dat in de Vlaamse Gemeenschap van toepassing is.Ga naar eind20 De Vlaamse Gemeenschap bevordert daarenboven de instandhouding van deze onverdiende ongelijkheid door de overdracht van familiale ondernemingen en vennootschappen onder een aantal voorwaarden vrij te stellen van schenkbelasting en, als er vóór het overlijden van de eigenaar geen schenking was, een verlaagd tarief van erfbelasting toe te passen dat ten hoogste 7% beloopt.Ga naar eind21 Mocht een van de criteria om dit voordeelregime toe te passen de continuïteit van tewerkstelling van het personeel zijn, dan zou de bestendiging over de generaties heen van de ongelijkheid werkgever-werknemer nog verantwoord kunnen worden. Maar deze eis wordt in de gunstregeling voor de overdracht van familiebedrijven niet eens gesteld. Zelfs de vraag naar de mate waarin degene die erft of begunstigde is van de schenking persoonlijk positief heeft bijgedragen tot het geërde of geschonken bedrijf, wordt niet gesteld. Het domein van de erf- en schenkingsbelastingen is een prioritair democratisch verantwoord domein om aan taxshift van belasting op beroepsinkomsten naar erf- en schenkingsbelastingen te doen en de instandhouding van onverdiende ongelijkheden af te zwakken. Aangezien sinds de zesde staatshervorming zowel de erf- en schenkingsbelastingen als de mogelijkheid om kortingen te geven op personenbelastingen tot het bevoegdheidsdomein van de gewesten behoren, beschikken de gewesten hier over een onmiddellijk inzetbaar middel om zelf aan taxshift te doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbouwen van de feitelijke taxshift van de schaduweconomie naar de officiële economieDe Belgische overheid miskent zowel het gelijkheids- als het vrijheidsbeginsel door het gedogen van de disproportionele omvang van de schaduweconomie. Friedrich Schneider, een Europese autoriteit op het vlak van raming van de schaduweconomie, kwalificeert - zoals uit onderstaande tabel blijkt - België als de koploper van de schaduweconomie van West- en Noord- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 686]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europa (cijfers over 2013):Ga naar eind22
BBP Officieel Bruto Binnenlands Product in miljard euro GS % BBP Geraamde schaduweconomie in % van het officieel Bruto Binnenlands Product GS Geraamde schaduweconomie in miljard euro
Schneider raamt het belang van de schaduweconomie in België op 16% van het Bruto Binnenlands Product, wat het dubbele is van Oostenrijk (8%) en bijna het dubbele van Nederland (9%). Ook onze buurlanden Frankrijk en Verenigd Koninkrijk hebben een meer performant fiscaal systeem want de schaduweconomie wordt in beide landen geraamd op 10% van het Bruto Binnenlands Product. Volgens Schneider is de effectiviteit van het Belgisch fiscaal beleid zelfs slechter dan dat van Slovakije en vergelijkbaar met het niveau van Tsjechië.Ga naar eind23 Weliswaar zijn dit ramingen, maar het is een constante over de voorbije 25 jaar dat België in vergelijking met zijn buurlanden een significant slechtere effectiviteit in de bestrijding van de schaduweconomie kent.Ga naar eind24 De studies van Friedrich Schneider leren ons dat het compleet wegwerken van de schaduweconomie onhaalbaar is. Maar de discrepantie tussen de beheersing van de omvang van de schaduweconomie in onze buurlanden Nederland en Frankrijk enerzijds en in België anderzijds toont aan dat er in België grote verbeteringen mogelijk zijn. De primaire vraag inzake de evenwichtige behartiging van gelijkheid en vrijheid ten aanzien van (para)-fiscaliteit in België is dus niet de vraag of een taxshift van belasting op arbeid naar omzet- of vermogensbelasting zinvol is; de eerste vraag is hoe we de effectiviteit van de fiscale administratie in België in de bestrijding van de schaduweconomie tot op het niveau | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 687]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van onze buurlanden kunnen opkrikken. En dit is een uitdaging die alle Belgische regeringen en regeringsmeerderheden in het federale Parlement in de voorbije decennia niet ten gronde hebben aangepakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbouwen van de feitelijke taxshift van de huidige naar de toekomstige generatiesDoor het disproportioneel hoge niveau van de staatsschuld miskent de Belgische overheid de verplichting om aan volgende generaties gelijke mogelijkheden te bieden als aan de huidige. Het bestaan van een staatsschuld ten laste van de volgende generaties is op zich een normaal gegeven. Elke generatie erft immers een infrastructuur van de vorige generaties en geniet van consumptieve bestedingen (onderwijs, gezondheidszorg, gezinsbijstand) tijdens een levensfase waarin ze zelf geen deel van de lasten ervan kan dragen. Keynesianen zullen eraan toevoegen dat anticyclische investeringsbeslissingen eveneens via de staatsschuld gefinancierd mogen worden om de dalfase in de economische cyclus vlugger en minder pijnlijk te overbruggen. Vraag blijft: wat is een aanvaardbaar en duurzaam niveau van staatsschuld en vanaf wanneer wordt het niveau disproportioneel hoog? Economische experts hebben op die vraag geen pasklaar antwoord. Ook het door de Europese Unie opgelegde convergentiecriterium volgens hetwelk de staatschuld maximum 60% van het BBP mag belopen, is economisch niet hard te maken.Ga naar eind25 Maar dit alles neemt niet weg dat het overmatig verschuiven van de last van de generaties van vandaag naar de generaties van morgen, deze generaties kwetsbaarder maakt voor interestfluctuaties en socio-economische tegenspoed. Het lijkt me daarom zinvol de situatie in België te vergelijken met deze van onze buurlanden die een vergelijkbaar niveau qua verzorgingsstaat en infrastructuur kennen. In de tabel hieronder vergelijken we de overheidsschuld en de overheidsinkomsten van België uitgedrukt in een percentage van het Bruto Binnenlands Product met die van onze buurlanden:Ga naar eind26
OS % BBP Overheidsschuld in % Bruto Binnenlands Product OI % BBP Overheidsinkomsten in % Bruto Binnenlands Product | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 688]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de Belgische overheidsschuld beduidend hoger ligt dan in onze buurlanden terwijl alleen in Frankrijk de overheid op een nog groter deel van de in het binnenland geproduceerde goederen en diensten beslag legt. In vergelijking met Nederland ligt de Belgische overheidsschuld 56% hoger en nemen de overheidsinkomsten een 18% groter deel van het Bruto Binnenlands Product in beslag. Het lijdt dus geen twijfel dat een rentestijging in de toekomst meer nefaste gevolgen zal hebben voor de toekomstige generaties in België dan in Nederland. Niet omdat de overheidsschuld er de helft hoger ligt maar ook omdat de overheidsconsumptie er al zo hoog is dat een stijgende rentelast de toekomstige generaties zal veroordelen tot opeenvolgende rondjes verder bezuinigen wegens de onmogelijkheid om meer te belasten. Aan het Europees Parlement wordt nu net geadviseerd dat dit geen optimale aanpak is: ‘Het terugschroeven van de overheidsschuld door belastingen te verhogen of openbare uitgaven te verminderen komt neer op een negatief begrotingsbeleid dat de totale vraag zal doen verminderen. [...] Slecht management van de vraag genereert werkloosheid, erosie van politieke steun voor het Europees project en uiteindelijk de mogelijkheid van faling van de staat.’Ga naar eind27 Uit de studie van Schneider blijkt evenwel dat België een veel grotere marge dan Nederland heeft in de strijd tegen de schaduweconomie. Indien België de omvang van de schaduweconomie tot het niveau van Nederland kon herleiden, zou de schaduweconomie in België volgens de raming van Schneider circa 27 miljard euro minder belopen dan vandaag. Het goede nieuws is dat op dit vlak er een ruime marge voor fiscale effectiviteitsverhoging bestaat en dat het voorbeeld van hoe deze hogere effectiviteit kan worden gerealiseerd te vinden is bij een buurstaat met een socio-economisch en maatschappelijk vergelijkbaar profiel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusies voor belgië(1) Het principe van democratische gelijkheid zoals geformuleerd door John Rawls wordt miskend omdat de tarieven van belastingen op erfenissen en schenkingen zeer laag zijn in vergelijking met de tarieven van de personenbelasting. Op deze manier bewerkstelligen ze de instandhouding en zelfs de uitdieping van de onverdiende ongelijkheden in plaats van ze te verkleinen. Een taxshift van de belasting op arbeid naar belastingen op erfenissen en schenkingen is daarom niet alleen verantwoord maar zelfs noodzakelijk. Aangezien sinds de zesde staatshervorming de drie gewesten voor zowel de belastingheffing op erfenissen en schenkingen als het geven van kortingen op inkomstenbelasting bevoegd zijn, zijn het de gewesten en niet de federale overheid die voor deze democratisch noodzakelijke taxshift het initiatief dienen te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 689]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) Het principe van de rechtsstaat zoals geformuleerd door John Locke wordt miskend door het gedogen door de overheid van een overmatig grote schaduweconomie waardoor een ondemocratische feitelijke taxshift A van de belastingplichtigen in de schaduweconomie naar de belastingplichtigen in de officiële economie gebeurt. En ook het door John Locke geformuleerde principe dat niemand zijn vrijheid zo mag gebruiken dat anderen die er vandaag zijn of morgen zullen komen geen evenwaardige toereikende mogelijkheden zullen hebben, wordt miskend omdat de disproportioneel hoge staatsschuld neerkomt op een ondemocratische feitelijke taxshift B van de huidige generaties naar de toekomstige generaties. Door het bestrijden van de feitelijke taxshift A met een belastingheffing en -inning die een aan Nederland vergelijkbare effectiviteit heeft, zullen inkomsten worden gegenereerd die aangewend dienen te worden om de feitelijke taxshift B verminderen. Daarenboven zullen de cijfergegevens dan van betere kwaliteit zijn om een uitspraak te doen over de noodzaak van verdere taxshifts van belasting op arbeid naar andere belastingen. |
|