Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Bart Maddens en Jef Smulders
| |
[pagina 390]
| |
bon) sloegen van 19 tot 21 november hun tenten op in het federale parlement. De politici waren er echter gerust in. Zeker, ooit was de partijfinanciering in België een troebele aangelegenheid. Maar daar had de wet-Dhoore van 4 juli 1989 verandering in gebracht. Die beperkte de verkiezingsuitgaven, verplichtte de partijen om hun boekhouding openbaar te maken en voorzag in een dotatie.Ga naar eind3 Sindsdien is België een toonbeeld van transparantie inzake partijfinanciering, toch? Al snel bleek echter dat de greco-experts daar enigszins anders over dachten. Drie dagen lang voelden ze de politici aan de tand. Vervelend daarbij was vooral dat het tweetal de Belgische wetgeving verrassend goed bleek te kennen. Het was dan ook erg moeilijk om hen blaasjes wijs te maken. Trefzeker legden de twee specialisten de vinger op de talloze zwakke plekken in de Belgische wetgeving. Het ballonnetje van de Belgische transparantie werd vakkundig doorprikt. Toen de twee lastposten op 21 november hun koffers pakten, zagen de politici de bui al hangen. Een half jaar later verscheen het greco-rapport over België.Ga naar eind4 Het was vernietigend. Akkoord, de wet van 1989 is een verbetering ten opzichte van voorheen en beantwoordt ‘in zekere mate’ aan de normen van de Raad van Europa. Maar de wetgeving is in tal van opzichten nog voor veel verbetering vatbaar. De greco-experten formuleerden daartoe elf concrete aanbevelingen. Het is pas drie jaar later, naar aanleiding van de zesde staatshervorming, dat werd tegemoetgekomen aan de kritiek van greco, zij het beperkt. Want in haar jongste opvolgingsgrapport stelt de organisatie vast dat slechts één aanbeveling volledig in de praktijk is omgezet, terwijl er zeven gedeeltelijk zijn toegepast, en drie helemaal niet.Ga naar eind5 In deze bijdrage gaan we in op greco's belangrijkste punten van kritiek en onderzoeken we hoe België daarop reageerde. Daarbij zullen de volgende thema's de revue passeren: het publiek maken van de boekhouding en de definitie van het concept ‘politieke partij’, de lokale afdelingen, de controle op de partijen en de criteria voor het toekennen van overheidsdotaties. Aan het einde bekijken we België ook vanuit een internationaal vergelijkend perspectief. In hoeverre hebben de andere landen de greco-visitatie aangegrepen om de regelgeving inzake partijfinanciering transparanter en meer sluitend te maken? En valt België hierbij uit de toon? | |
Wat is een politieke partij?Politieke partijen moeten hun boekhouding openbaar maken. Dat is een goede zaak. Maar bij nader inzien moeten niet alle partijen dat doen. Deze verplichting geldt enkel voor de partijen die een dotatie krijgen en dus minstens één zetel hebben in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het ge- | |
[pagina 391]
| |
volg daarvan is dat de financiën van een nochtans niet echt onbeduidende partij als pvda/ptb voortdurend onder de radar zijn gebleven sinds de goedkeuring van de wet-Dhoore in 1989. Pas in 2014 kreeg de partij een vertegenwoordiging in de Kamer en had ze recht op een dotatie. In 2015 kregen we bijgevolg voor het eerst zicht op de financiële situatie van de partij (voor het boekjaar 2014). Maar als de partij in 2019 weer zou verdwijnen uit het parlement, dan tasten we opnieuw in het duister. greco drong erop aan om dit uit te klaren en gewoonweg alle partijen te verplichten hun boekhouding openbaar te maken. Maar die aanbeveling werd in de wind geslagen. Dat komt misschien omdat men dan op een ander probleem botst: wat is eigenlijk een politieke partij? De wet-Dhoore definieert een partij als een vereniging die deelneemt aan verkiezingen en kandidaten voordraagt voor de mandaten van volksvertegenwoordiger in elke kieskring van een gewest of een gemeenschap. Verenigingen die aan die criteria beantwoorden, moeten zich houden aan een aantal regels. Zo mogen ze geen giften ontvangen van bedrijven, en enkel in beperkte mate van individuen. Maar het statuut van ‘partij’ ontstaat dus pas op het moment waarop een vereniging in alle kieskringen van een gewest of gemeenschap een lijst indient. Een vereniging die slechts in één kieskring een lijst indient, is dus geen partij (behalve de kieskring Brussel, want dat zijn ‘alle kieskringen’ van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Ook ‘proto-partijen’ die zich voorbereiden op een deelname aan de verkiezingen zijn geen partij tot het moment waarop ze effectief lijsten neerleggen. Zo kon ldd onbeperkt giften blijven ontvangen tot één maand vóór de verkiezingen van 2007. Volgens Jean-Marie Dedecker waren er zelfs geldschieters die zo maar liefst 75.000 euro hadden geschonken aan ldd (terwijl ze aan een ‘echte’ partij hoogstens 500 euro mogen schenken).Ga naar eind6 Inmiddels heeft ldd overigens opnieuw een niet-partij-statuut. De ‘partij’ heeft in 2014 immers enkel in West-Vlaanderen een lijst ingediend en voldoet dus niet meer aan de wettelijke criteria. ldd mag bijgevolg onbeperkt giften ontvangen. Aangezien ldd geen dotatie meer krijgt, hoeft ze ook geen boekhouding in te dienen. Maar de ‘partij’ beschikte in 2014 wel nog over een vermogen van 1,7 miljoen euro, grotendeels opgebouwd met de vroegere dotaties. En er is nog iets absurds aan de hand met de definitie van ‘partij’. Je wordt pas een partij als je lijsten indient, ten laatste één maand vóór de verkiezingen. Maar dan is de sperperiode al twee (voortaan drie) maanden aan het lopen. Dus worden op dat moment de regels inzake verkiezingsuitgaven retroactief van toepassing. Of anders gezegd: partijen zijn al onderworpen aan de partijregels nog vóór ze juridisch gezien partij zijn.Ga naar eind7 | |
[pagina 392]
| |
Behoren lokale afdelingen tot de partij?Politieke partijen blijken zeer efemere verschijnsels die moeilijk juridisch te vatten zijn. Sinds de wet-Dhoore moet elke partij die aanspraak maakt op een dotatie een vzw oprichten om deze middelen te ontvangen. Het is die vzw die vervolgens de boekhouding openbaar moet maken. Maar die vzw valt niet samen met de partij. Er is bijvoorbeeld een verschil tussen het bestuur van de vzw (aangesteld op basis van de vzw-statuten) en het partijbestuur (aangesteld op basis van de statuten van de partij). Dat verschil is niet enkel juridisch, maar ook feitelijk. In de meeste partijen is het partijbestuur anders samengesteld dan het vzw-bestuur, ook al is er vaak een grote overlap. Tot de verrassing van de greco-experts beschouwen de meeste partijen deze vzw louter als een financieel vehikel dat is opgericht om in orde te zijn met de wetgeving. Maar bij fraude met de partijboekhouding is wel de financiële vzw juridisch aansprakelijk. Die financiële vzw moet een geconsolideerde boekhouding indienen, waarin de financiën van alle componenten van de partij vervat zitten. Dan is natuurlijk de vraag: wat zijn precies die componenten? Welke belendende percelen worden nog tot de partij gerekend en welke niet? Het was het Agusta-schandaal dat de politici halfweg de jaren negentig met dit probleem confronteerde. Een deel van de Agusta-steekpenningen was terecht gekomen bij de vzw Pluralistische Pers, opgericht door Freddy Willockx. Maar moest deze vzw niet worden beschouwd als een onderdeel van de sp? Overigens bleek er een heel kluwen van vzw's te bestaan rond de partij.Ga naar eind8 De politici beslisten om hier voortaan klare wijn te schenken. In de wet-Dhoore werd een exhaustieve lijst opgenomen van partijcomponenten. Het gaat om de studiediensten, de wetenschappelijke instellingen, de politieke vormingsinstellingen, de politieke omroepverenigingen, de lokale afdelingen op het niveau van de arrondissementen en/of van de kieskringen voor de verkiezingen van de Kamer en de deelparlementen, en de politieke fracties in de parlementen en de provincieraden. Ook al is die lijst behoorlijk lang, toch zijn er een aantal instanties die ontbreken. De jongerenorganisaties van de partijen, bijvoorbeeld, worden formeel gezien niet tot de partij gerekend. Hetzelfde geldt voor organisaties voor vrouwen (zoals Vrouw en Maatschappij bij cd&v en zij-kant bij sp.a) of voor senioren (zoals Zilver-blauw bij Open Vld en GroenPlus bij Groen). De grootste afwezigen in dit lijstje zijn echter de lokale afdelingen. Alles wat onder het niveau van de kieskringen of de arrondissementen valt, verdwijnt volledig uit beeld wat de partijfinanciering betreft. Vooral hieraan stoorden de greco-experten zich. Zij waren ontsteld dat de partijleiding in bepaalde gevallen moest toegeven geen enkel zicht te hebben op de finan-ciën van lokale afdelingen, zelfs van grote steden. Ze drongen er dan ook op | |
[pagina 393]
| |
aan om ook de plaatselijke afdelingen op te nemen in de consolidatiekring. Maar de politieke partijen hebben die boot afgehouden. Ze voeren aan dat het praktisch onbegonnen werk zou zijn om de boekhoudingen van die talloze lokale afdelingen te verzamelen en te consolideren, ook al omdat er meer lokale afdelingen dan gemeenten zijn. Grote partijen hebben immers vaak ook afdelingen op het niveau van de deelgemeenten of de districten. Daar staat echter tegenover dat lokale afdelingen wel een belangrijke rol spelen in de politiek. Het is moeilijk te verantwoorden dat de centrale partijorganisatie zich aan strikte transparantieregels moet houden, terwijl alles wat op lokaal niveau gebeurt volledig onder de waterlijn blijft. De partijen hadden enigszins aan greco tegemoet kunnen komen door ten minste de lokale afdelingen van gemeenten met een bepaald aantal inwoners op te nemen in de consolidatiekring. Of ze hadden een aparte decretale regeling kunnen uitwerken voor de partijfinanciering op lokaal niveau. Vooral de Franstalige media brachten al herhaaldelijk wantoestanden aan het licht inzake de lokale partijfinanciering. Soms worden de partijen indirect betoelaagd door de gemeente via schimmige vzw's,Ga naar eind9 maar soms ook rechtstreeks.Ga naar eind10 En ook de financiering van het jaarlijkse bal van de burgemeester is vaak een nogal troebele aangelegenheid in de schemerzone tussen gemeentebestuur en partij.Ga naar eind11 In een ander opzicht zijn de politici echter wel tegemoet gekomen aan een bekommernis van greco die vooral relevant is voor het lokale niveau. greco vond het problematisch dat de wet geen regeling bevatte inzake sponsoring. De experts vermoedden dat sponsoring vaak als een achterpoortje werd gebruikt om het wettelijke verbod op giften door bedrijven te omzeilen. Maar dat is natuurlijk een probleem dat zich in de praktijk vooral stelt op lokaal niveau. Het zijn bij ons weten niet zozeer de nationale partij-congressen die worden gesponsord door bedrijven, maar wel de plaatselijke partij-evenementen. Voortaan bevat de wet een min of meer duidelijke definitie van sponsoring. De identiteit van de instanties die sponsoren voor minstens 125 euro zal bovendien publiek worden gemaakt, en tijdens de sperperiode wordt de sponsoring beperkt. | |
Wie controleert de partijen?Het is de federale Controlecommissie die de boekhoudingen van de partijen en de verkiezingsuitgaven voor de federale en de Europese verkiezingen controleert. De verschillende deelparlementen zijn dan weer bevoegd voor de controle van de verkiezingsuitgaven voor de regionale, gemeenschaps- en lokale verkiezingen. Dit maakt dat er in totaal vijf verschillende controlecommissies bestaan die los van elkaar werken. Is dit wel zinvol, vroegen | |
[pagina 394]
| |
de experts zich af. Zou het niet transparanter zijn om met één enkele controlecommissie te werken? Eventjes gedroegen de experts zich dus als een olifant in de communautaire porseleinwinkel. De kritiek van greco op het controlemechanisme was echter veel fundamenteler dan dat. Eigenlijk is er geen sprake van een onafhankelijke controle, aldus greco, want de partijen zijn tegelijkertijd rechter en partij. De controlecommissies bestaan immers enkel uit parlementsleden. Geen wonder dat ze in de praktijk weinig geneigd zijn om moeilijk te doen en sancties op te leggen. Maar de boekhoudingen moeten wel worden nagekeken door een bedrijfsrevisor. Ook dat kan echter bezwaarlijk als een diepgaande onafhankelijke controle worden beschouwd, aldus greco: ‘De draagwijdte van de revisie blijft vrij bescheiden. [...] De auditor controleert voor alles of alles in de juiste vorm is weergegeven, en ziet erop toe of de bedragen in de juiste kolom staan en of die geloofwaardig zijn’.Ga naar eind12 Een bijkomend probleem is dat die bedrijfsrevisoren niet noodzakelijk onafhankelijk zijn van de partij. En het Rekenhof, dat speelt toch ook een rol? De Controlecommissie moet inderdaad het advies inwinnen van het Rekenhof over zowel de boekhouding van de partijen als de campagne-uitgaven. Maar dit Hof vertelde zelf aan de greco-experts dat dit advies niet veel voorstelt. De controle is heel formalistisch, aangezien het Rekenhof geen toegang heeft tot de boekhoudkundige stukken en bewijsstukken, wat het uitoefenen van een substantiële controle onmogelijk maakt. greco drong er bijgevolg op aan om een meer onafhankelijke controle-instantie te creëren die ook zou beschikken over de nodige middelen voor de uitoefening van een substantiële controle. De politici hebben hier een paar kleine toegevingen gedaan in de richting van die aanbeveling. Om te beginnen werden er vier externe deskundigen (twee Nederlandstalige en twee Franstalige) toegevoegd aan de federale Controlecommissie, met stemrecht. Zij worden aangesteld door de Kamer. Maar de wet zegt niets over de vereiste competenties of de onafhankelijkheid van deze externen. Na de verkiezingen van 2014 publiceerde de Kamer een vacature voor deze expert-functies in het Staatsblad. Maar ook daaruit kon niet worden opgemaakt wat de criteria waren voor de aanstelling. Langs Vlaamse kant daagden er slechts twee kandidaten op, die automatisch werden benoemd. Het gaat om Herman Matthijs (hoogleraar aan de vub en de ugent) en Emmanuel Vandenbossche (hoogleraar aan de vub en gewezen raadgever staatshervorming van de vld). Langs Franstalige kant waren er vier kandidaten. Uiteindelijk werden Raymond Molle (gewezen eerste controleur bij het Rekenhof, gewezen ondervoorzitter van de mr in Waals-Brabant) en Philippe Quertainmont (staatsraad bij de Raad van State en hoogleraar aan de ulb) verkozen. De twee verkozen kandidaten kregen respectieve- | |
[pagina 395]
| |
lijk 125 en 127 Kamerleden achter zich, terwijl de twee andere amper één en zes stemmen kregen. Hierover zijn vooraf dus kennelijk afspraken gemaakt. Opvallend is in elk geval dat twee van de vier ‘externe’ experts een zeer uitgesproken partijpolitiek etiket hebben: het gaat om een Vlaamse en een Franstalige liberaal. Maar ook Philippe Quertainmont is aan een partij gelinkt, meer bepaald aan de ps: volgens Mark Deweerdt zou hij de ps-kandidaat geweest zijn voor de benoeming tot staatsraad.Ga naar eind13 Zo ‘extern’ en onafhankelijk is dit gezelschap bij nader inzien niet. Daarnaast hebben de politici de rol van het Rekenhof wat versterkt. Het Hof kan voortaan ook bijkomende inlichtingen vragen aan de partijen. Het is echter onduidelijk wat de precieze draagwijdte is van deze nieuwe bevoegdheid. | |
Partij-subsidies: à la tête du client?greco had ook bedenkingen bij het feit dat de Belgische partijen overdadig veel overheidsfinanciering krijgen, maar formuleerde daarover geen formeel advies. Sindsdien zijn die subsidies nog verder gestegen, voornamelijk als gevolg van de hervorming van de Senaat.Ga naar eind14 De criteria voor de toekenning van de dotaties en de berekening daarvan waren volgens greco voldoende transparant. Inmiddels is echter gebleken dat de regels ook wat dat betreft niet waterdicht zijn. De federale dotatie van de partijen wordt als volgt berekend: de partijen krijgen een forfaitair bedrag van 175.000 euro en een bedrag van 2,99 euro per stem. Als ze ook vertegenwoordigd zijn in de Senaat krijgen ze daar bovenop nog eens 70.000 euro forfaitair plus 1,20 euro per stem. Bij de verkiezingen van 2014 haalde pvda/ptb twee Kamerzetels langs Franstalige kant, maar geen langs de Vlaamse. Dus stelde zich de vraag of de dotatie van de partij enkel moest worden berekend op basis van de stemmen behaald in de Franstalige kieskringen, of ook op basis van de Vlaamse stemmen. In het eerste geval zou de partij 572.235 euro per jaar krijgen, in het tweede geval 925.788 euro.Ga naar eind15 Dit verschil is dus wel aanzienlijk. Hetzelfde probleem stelt zich overigens ook voor DéFi (het vroegere fdf) en pp, die beiden minstens één verkozene haalden langs Franstalige kant, maar ook een lijst hadden ingediend in Vlaams-Brabant. In een omstandige nota argumenteert pvda dat de dotatie moet worden berekend op basis van alle stemmen, dus zowel de Franstalige als de Vlaamse stemmen.Ga naar eind16 pvda/ptb is immers één enkele partij, met één partij-organisatie, één programma, één boekhouding, enzovoort. Er zijn bovendien precedenten. Zo heeft het Vlaams Blok/Belang eerder al lijsten ingediend over de taalgrens, in het bijzonder in 2003 (Henegouwen) en in 2007 (Waals-Brabant). Hoewel de partij geen zetels haalde in deze kieskringen, werden de | |
[pagina 396]
| |
uitgebrachte stemmen wel meegenomen voor het berekenen van de dotatie. De situatie van pvda is echter iets complexer. De partij kwam immers op onder drie verschillende benamingen (pvda+ in Vlaanderen, ptb-go! in Wallonië en ptb*pvda-go! in Brussel) met twee verschillende lijst-nummers (één in het Vlaanderen en één in Wallonië plus Brussel). Maar dat laatste was niet de keuze van de partij. Administratief was het namelijk niet mogelijk om één nationaal lijstnummer te krijgen, aangezien de partij nog niet vertegenwoordigd was in het parlement. Blijft uiteindelijk de kwestie van de verschillende benamingen. Hierover staat niets in de wet-Dhoore, maar de kieswet laat wel toe dat partijen hun logo vertalen. Maar was ‘ptb-go!’ eigenlijk wel een loutere vertaling van het ‘pvda+’- logo? Was het geen kartel tussen ptb en ‘go!’? Volgens pvda was dit ‘go!’ (Gauche d'Ouverture) gewoonweg de pendant van het Vlaamse ‘+’. Op die manier wilde de partij naar eigen zeggen aangeven dat er ook een aantal verruimingskandidaten op de lijsten stonden. Stel echter dat het hier echt om een kartel zou gaan, wat dan? Hier botsen we op het probleem dat de wet-Dhoore helemaal geen rekening houdt met kartels, wat leidt tot allerlei praktische problemen.Ga naar eind17 De commentaar van de Controlecommissie bij de wet (het zogenaamde Vademecum) bevat echter wel een aantal richtlijnen daarover. Wanneer twee partijen in bepaalde kieskringen een kartel vormen, met een apart lijstnummer, dan mag dat kartel volgens de Controlecommissie niet als een afzonderlijke partij worden beschouwd. Volgens die redenering zouden we ook het hypothetische kartel tussen ‘ptb’ en ‘go!’ in de Franstalige kieskringen niet als een aparte partij mogen zien. Dus zelfs als dit een kartel zou zijn, dan nog zou niets in de weg staan dat de ‘PTB’-component één en dezelfde partij is als pvda. De Controlecommissie slaagt er maar niet in om de knoop door te hakken. Een nota van de juridische dienst van de Kamer pleit ervoor om pvda/ptb als één partij te beschouwen en onderschrijft dus de visie van pvda zelf. Maar de vier ‘externe’ experten zouden een andere mening zijn toegedaan (volgens de nota van pvda). De argumenten van pvda zijn echter heel overtuigend. Het heeft er dan ook alle schijn van dat men hier spijkers op laag water zoekt en misbruik maakt van een aantal onduidelijkheden in de wetgeving om een kleine electorale concurrent financieel te benadelen. Dat de pvda een anti-systeempartij is zal daarbij ook niet helpen. Het hoeft echter geen betoog dat dit vanuit democratisch oogpunt een uiterst bedenkelijke praktijk is. | |
Slotbeschouwing: België in vergelijkend perspectiefDe politieke partijen worden, zoals bekend, rijkelijk gesubsidieerd. Zo kregen ze in 2014 in totaal 68 miljoen euro van de overheid, van ons dus.Ga naar eind18 | |
[pagina 397]
| |
Dan lijkt het ook niet te veel gevraagd dat de partijboekhoudingen perfect transparant zijn en onafhankelijk worden gecontroleerd. De partijen willen echter wel de lusten, maar niet de lasten van die overheidsfinanciering. Dat heeft greco op een pijnlijke manier aan het licht gebracht. En de partijen, die hebben slechts schoorvoetend een paar muizenstapjes gedaan in de richting van wat greco vroeg. Maar is de partijfinanciering in andere landen dan zoveel transparanter? Is men daar dan zoveel gewilliger om de strenge aanbevelingen van greco te volgen? We onderzochten dit voor wat betreft de transparantie van de partijboekhoudingen.Ga naar eind19 Op basis van de verschillende aspecten die greco in kaart bracht, stelden we een transparantie-schaal op. In Grafiek 1 rangschikken we achttien West-Europese landen die door greco werden gevisiteerd volgens de huidige mate van transparantie van de partijboekhoudingen. Het grijze deel van de balk slaat op de situatie vóór de greco- visitatie. Het donkere deel geeft aan in welke mate een land tegemoet is gekomen aan de kritiek van greco en dus transparanter is geworden. De grafiek toont aan dat België alles behalve uitblinkt in transparantie. Ons land staat op de vijftiende plaats. Enkel Nederland, Denemarken en Zwitserland doen het nog slechter. Maar in Denemarken werkt men momenteel aan een herziening van de wetgeving, terwijl in Nederland en Zwitserland de overheidsfinanciering zeer beperkt is. We zien ook dat België is weggezakt in de rangschikking omdat het, in tegenstelling tot vele andere landen, de kritiek van greco grotendeels in de wind heeft geslagen. Vóór de visitatieronde van greco stond België nog op de tiende plaats, ex aequo met Noorwegen en Spanje, nu op de vijftiende.
Grafiek 1: Transparantiescore partijboekhoudingen, vóór en na de greco-visitatie, per land
| |
[pagina 398]
| |
Wat de partijen zelf ook mogen beweren, de partijfinanciering in België is weinig doorzichtig in vergelijking met andere landen. De wetgeving rammelt langs alle kanten. En het pvda-verhaal illustreert mooi hoe dit in de kaart kan spelen van de gevestigde partijen. Die kunnen de hiaten in de wetgeving gebruiken om een vervelende concurrent het leven zuur te maken. In de meeste westerse democratieën is er nochtans een tendens naar een toenemende transparantie van de partijfinanciering. greco was daarbij een belangrijke gangmaker. Maar helaas, België heeft die boot gemist. En in tijden van institutionele stilstand is beterschap niet meteen in zicht. |
|