Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
Bruno Segers
| |
[pagina 306]
| |
boom: indien niemand nog herkent wat er op een schilderij van Rembrandt afgebeeld staat ‘dan zijn wij onze eigen Japanners geworden, dan lopen de meesten rond in kerken en musea als blinden, en hebben ze, net als Japanners, een uitleg nodig’.Ga naar eind5 Ik pleit voor een hernieuwde kennisname met onze christelijke beschaving. Al merk ik bij veel tijdgenoten - en bij mijzelf - een enorm wantrouwen, en zelfs allergische reacties tegen religieus dogmatisme en onverdraagzaamheid. Ook de hardheid waarmee het Romeinse instituut mensen behandelde die het vaak al niet gemakkelijk hebben, heeft onbegrip als gevolg. Maar waarom blijft het leven en de persoon van Jezus van Nazareth mensen boeien, terwijl ze huiveren voor alles wat met het christelijk ‘geloof’ wordt geassocieerd? Een van de redenen is wellicht dat velen na hun schooltijd de evoluties van het christelijk denken niet meer hebben gevolgd en vaak zijn blijven rondlopen met achterhaalde ideeën. Maar ook de enorme culturele en historische bagage van het christendom, met hoogtepunten en dieptepunten, maakt het voor onze tijdgenoten niet eenvoudig het onderscheid te maken tussen enerzijds het leven en de boodschap van Christus, en anderzijds de interessante maar tijdsgebonden elementen die deze boodschap in de loop der eeuwen hebben willen uitdrukken. | |
De ‘gevangenen’ van NietzscheIk wil hier enkele tijdsgebonden elementen aanhalen aan de hand van een tekst van Friedrich Nietzsche (1844-1900). Het is niet zijn beruchte tekst waar de dolle mens op klaarlichte dag met een lantaarn naar God zoekt, en Hem uiteindelijk dood verklaart, en huivert bij de horizon die de mens heeft uitgewist. Wel een minder gekende tekst die duidelijk maakt wat er begon te wringen in de manier waarop de christelijke boodschap overkwam: De gevangenen - Op een morgen betraden de gevangenen de werkplaats: de bewaarder was er niet. Sommigen gingen, zoals in hun aard lag, meteen aan het werk, anderen stonden niets te doen en wierpen uitdagende blikken in het rond. Toen kwam er iemand naar voren en sprak luid: ‘Werk zoveel als jullie wilt of doe niets: het maakt niet uit. Jullie geheime misdrijven zijn aan het licht gekomen, de gevangenbewaarder heeft jullie onlangs afgeluisterd en wil een dezer dagen een vreselijk oordeel over jullie laten vellen. Jullie kennen hem, hij is hard en haatdragend van aard. Maar let nu op: jullie hebben mij tot dusverre miskend: ik ben niet wat ik lijk, maar veel méér: ik ben de zoon van de gevangenbewaarder en ben alles voor hem. Ik kan jullie redden, ik wil jullie redden; maar, let wel, alleen diegenen van jullie die van mij geloven dat ik de zoon van de gevangenbewaarder ben; | |
[pagina 307]
| |
de anderen mogen de vruchten van hun ongeloof oogsten’ - ‘Wel’, zei een oudere gevangene na enig stilzwijgen, ‘wat kan het je interesseren of we dat van je geloven of niet? Ben je werkelijk zijn zoon, ben je tot dat wat je zegt in staat, doe dan een goed woordje voor ons allemaal: dat zou werkelijk heel vriendelijk van je zijn. Maar laat dat gepraat over geloof en ongeloof achterwege!’ ‘En’, riep een jongere man ertussendoor, ‘ik geloof hem ook niet: hij heeft zich maar wat in zijn hoofd gehaald. Ik wed, over een week zitten we hier nog precies zo als vandaag, en de gevangenbewaarder weet van niets.’ ‘En als hij er iets van wist, weet hij het nu niet meer,’ zei de laatste gevangene, die nu pas naar de werkplaats afdaalde; ‘de gevangenbewaarder is zojuist plotseling gestorven.’ - Aha, schreeuwden verschillenden door elkaar heen, aha! Meneer de zoon, meneer de zoon, hoe staat het met de erfenis? Zijn we nu misschien jouw gevangenen? - ‘Ik heb het jullie gezegd,’ antwoordde de aangesprokene zachtmoedig, ‘ik zal iedereen vrijlaten die aan mij gelooft, zo zeker als mijn vader nog leeft.’ - De gevangenen lachten niet, maar haalden de schouders op en lieten hem staan.Ga naar eind6 Wat Nietzsche in deze tekst aanklaagt, en wat veel ontwikkelde tijdgenoten ergert, is de arrogantie van sommige godsdiensten of mensen die zich als godgetrouw beschouwen. Die menen dat alleen zij de waarheid kennen en mogen opleggen, en dat wie hun geloof niet deelt onrein is of verdorven, en veroordeeld, gestraft en vernietigd moet en zal worden. Het juiste geloof is de voorwaarde voor redding of bevrijding. Daarop alluderen de gevangenen van Nietzsche: ‘Wat kan het je interesseren of we in je geloven of niet...’. Voor diegene die voeling zoekt met wat ons transcendeert, lijkt de jaloerse of vertoornde God die in het Oude Testament voorkomt niet echt inspirerend, en zelfs tribaalGa naar eind7. Velen hebben dit godsbeeld meegekregen via hun christelijke opvoeding. Nietzsche rebelleert tegen de beelden van God als gevangenisbewaarder, een harde cipier en van zijn zoon die geloofd wil worden alvorens hij zijn medegevangenen wil helpen. En terecht: te lang heeft het beeld geleefd van deze vertoornde God, die de eerste mensen uit het aards paradijs verjoeg wegens voorzienbare ongehoorzaamheid. En te lang heeft ook het beeld geleefd van God als liefhebbende (?) Vader, die daarna zijn zoon naar de aarde stuurde om Hem en zijn boodschap kenbaar te maken, maar evenzeer om te lijden en een gruwelijke dood te sterven, als zoenoffer en ter vergeving van onze zonden. Deze beelden werden en worden ook doorgegeven via vele westerse kunstwerken. Sommigen daarvan zijn zo groots, dat ze ook iets universeels verwoorden. Waarom anders komen geïnteresseerde mensen van alle uithoeken van de wereld om de Kruisafneming van Rubens te bewonderen in | |
[pagina 308]
| |
de kathedraal van Antwerpen? Of waarom worden de passies en cantates van Bach zo uitmuntend vertolkt door Japanse musici? Het is omdat die verhalen antwoorden geven op nog steeds universele vragen. Die altijd tentatieve antwoorden worden natuurlijk verwoord in een symbolische poëtische taal die behoorde tot een specifiek historisch tijdperk en culturele achtergrond die niet meer de onze is. Maar ze blijven waardevol, omdat zij ons vertellen hoe onze voorouders probeerden om te gaan met de problemen van onrecht, lijden en vergankelijkheid. De antwoorden die ze vonden werden in verhalen verpakt, zodat ze konden worden doorgegeven. Een verpakking is noodzakelijk om iets kostbaars door te geven, maar diezelfde verpakking verbergt ook de inhoud. De inhoud was vaak de tragiek en het onrecht dat de mens omringt. En hoe goed vele tijdgenoten die vragen nu proberen weg te moffelen, ze zijn nog steeds onopgelost. Welke antwoorden wilden de schrijvers van het Nieuwe Testament (nt) doorgeven? En wat verhindert voor ons het goed verstaan ervan? | |
Mythologie en demythologiseringIn zijn recent verschenen boek Jezus van Nazareth. Een mens zoals wij?Ga naar eind8 bekritiseert Roger Lenaers het feit dat een mythologische verwoording van het leven van Christus meer en meer als feitelijk werd beschouwd. De evangeliën bijvoorbeeld, die vaak gebruik maakten van mythologische taal, gaven aan Jezus de titel Zoon van God om zijn intimiteit met God te verwoorden. Die titel werd ook bijvoorbeeld aan koningen gegeven. Dit werd pas een probleem wanneer men overging van een symbolisch verstaan (intimiteit) naar een realistisch verstaan (afstamming). Hoe dit gebeurde in de toenmalige hellenistische leefwereld is historisch verklaarbaarGa naar eind9 zoals ook het opstellen en formuleren van het Credo tijdens de volgende eeuwen. Het was groots denkwerk en het is boeiend daarover te lezen, maar voor ons lijkt die formulering eerder de voeling met de oorspronkelijke inspiratie te bemoeilijken. Waar ging het over, en hebben wij daar nog iets aan? Voor theoloog Rudolf Bultmann (1884-1976) was het duidelijk dat het nt een antwoord wilde geven op de vraag naar de zin van het menselijk bestaan. Daarom gaf hij een existentiële interpretatie aan deze geschriften. Volgens Bultmann ligt het antwoord op onze existentiële vragen ingebed in mythologische voorstellingen van het nt, die eigen waren aan het wereldbeeld van toen. Daarom pleitte hij voor ontmythologisering: het losweken van de inspirerende boodschap van Jezus van Nazareth uit de mythologische voorstellingen van een voor ons achterhaald wereldbeeld. Het hierboven geciteerde werk van Roger Lenaers is een goed voorbeeld van ontmythologisering. Hiervoor werd reeds aangehaald dat hij het | |
[pagina 309]
| |
overgaan van een symbolische beschrijving van Jezus als ‘zoon van God’ naar een realistisch verstaan ervan, beschouwt als een bron van problemen. Als men op grond van een mythologische taal Jezus als ‘God en mens’ beschouwt, en als men alle uitspraken van Jezus in het nt als echte woorden van Jezus verstaatGa naar eind10, dan is de verleiding groot om elk van die woorden als onfeilbaar en absoluut bindend te verklaren. En dat is helaas maar al te dikwijls gebeurd. Men heeft er dogmatische uitspraken van gemaakt, zodat wat inspirerend en voedend bedoeld was, een bron werd van eindeloze binnenkerkelijke twisten.Ga naar eind11 Als we de taal van de evangelies en van de traditie symbolisch verstaan, kunnen we met respect omgaan met wat het verleden ons heeft geschonken, en op zoek gaan naar wat de vroegere generaties trachtten door te geven. En hoewel wat Jezus echt gezegd heeft niet zo gemakkelijk te achterhalen is, is de levenswijze die hij voorstelt toch vrij duidelijk: aandacht voor wat ons overstijgt, rechtvaardigheid nastreven in plaats van eigenbelang, niet oordelen en de anderen behandelen zoals men zelf behandeld wil worden. Zo gesteld lijkt het op wat de Boeddha wellicht ook voor ogen hadGa naar eind12. | |
Jezus van Nazareth en Siddharta Gautama (de Boeddha)De overeenkomst tussen de Boeddha en Jezus is al vaker opgemerkt. En hoewel het altijd hachelijk is om een dergelijke interculturele vergelijking te maken, lijkt ze nu toch waardevol. Vooreerst omdat de manier van omgaan met traditie en teksten in deze andere culturele wereld, verschilt met die van het christendom, maar zonder dat die traditie en teksten onbelangrijk worden. Verhalen over de Boeddha worden vooral verteld om zijn inspiratie en wijsheid door te geven, en als bron van meditatie en groei. De historische accuraatheid is daar van ondergeschikt belang. Zo zijn er in het Mahayana-boeddhisme (een verdere ontwikkeling van het vroegste boeddhisme) eeuwen na het overlijden van de Boeddha nieuwe sutra's ontslaan over diens leven. De Prajñāpāramitā- sutra'sGa naar eind13 zijn daar, samen met de Hart-sutra en Diamant-sutra, de bekendste van. Het gaat hier niet zozeer over de historische, maar wel over de inspirerende waarde van die verhalen. En deze verhalen blijken ook vele westerlingen te inspireren die zich hebben afgekeerd van de christelijke traditie omdat die overkwam als intolerant, dogmatisch en dwingend. Als eisend, in plaats van uitnodigend. Onze eigen traditie werd daarom meer en meer ervaren als irrelevant voor onze tijd. Wat spijtig is, want de parabels die Jezus in de evangelies vertelt, zijn en blijven pareltjes. Zo bijvoorbeeld de parabel over een overspelige vrouw: | |
[pagina 310]
| |
Nu kwamen de schriftgeleerden en de farizeeën aanzetten met een vrouw die betrapt was op echtbreuk. Ze brachten haar voor Hem [Jezus] en zeiden: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op echtbreuk. Mozes heeft ons in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen. Hoe staat U daar tegenover?’ [...] Zo zijn nog veel tijdloze parabels de moeite om terug ter hand te nemen, denk aan ‘De verloren zoon’, ‘De Emmaüsgangers’ of ‘De barmhartige Samaritaan’... De tweede reden waarom ik het boeddhisme en de Boeddha aanhaal, is dat deze laatste op hoge leeftijd een natuurlijke dood is gestorven, wat Jezus in het woelige Palestina niet werd gegund. Maar Boeddha's natuurlijke en geweldloze dood heeft niets aan de waarde van zijn onderricht afgedaan, en was geen beletsel voor het waarderen en doorgeven van zijn leer. Jezus' wrede dood toont natuurlijk zijn trouw aan zijn boodschap en zijn manier van leven. Maar is zijn boodschap daardoor niet in de schaduw gesteld van dit wreedaardige lijden en dood? Ik heb mezelf vaak als een halve (?) ketter beschouwd omdat ik meen dat, mocht Jezus een natuurlijke dood zijn gestorven, zijn boodschap en levenswijze nog altijd inspirerend zouden zijnGa naar eind15. | |
Andere denkkadersNu echter lijkt de boodschap en levenswijze van Jezus van Nazareth ondergeschikt aan het aanvaarden van een heel aantal mythische voorstellingen, zoals de schepping, de zondeval, de verjaging uit het paradijs, de dood van Jezus als offer om de mens met zijn liefhebbende (?) Vader te verzoenen, de eis van het geloof in Christus' dubbele natuurGa naar eind16, de Triniteit, enzovoort. Het gaat in de hierboven geciteerde tekst van Nietzsche over tal van deze zaken, die voor vele tijdgenoten niet alleen ongeloofwaardig, maar vooral irrelevant lijken. Natuurlijk hebben hedendaagse historici, theologen en filosofen deze beelden bestudeerd, bekritiseerd, en hun betekenis verduidelijkt. Ook het Tweede Vaticaans Concilie had de bedoeling van een aggiornamento ofwel | |
[pagina 311]
| |
modernisering. Maar ik vrees dat dit in onze ingewikkelde en verwarrende tijd te weinig is doorgedrongen, en zelfs werd tegengewerkt door het Pools/Duitse pontificaat. Soms denk ik dat het christendom zal blijven voortbestaan dankzij de kunst. Bachs Mattheuspassion bijvoorbeeld, of Van der Weydes of Rubens' passievoorstellingen lijken iets universeels uit te drukken, aangezien andere grote culturen er ook gevoelig voor zijn. Maar anderzijds dateren veel van deze werken uit de vorige eeuwen, en geven zij dus uiteraard de in die tijd gangbare opvattingen weer. Die zijn waardevol, maar dit houdt ook een gevaar in voor tijdgenoten die geen kennis hebben van de verdere ontwikkelingen van het religieus denken. Het ‘Dies Irae’ (‘Dag van Toorn’) uit de dertiende eeuw bijvoorbeeld is een zeer sterke en huiveringwekkende tekst, waarin God een Rex tremen dae majestatis is, een koning met schrikwekkende majesteit, of op een andere plaats een rechter die niets ongewroken zal laten. Die tekst wordt bijna nooit meer gebruikt bij begrafenissen, zoals oorspronkelijk bedoeld. Maar aangezien het een schitterende tekst is om op muziek te zetten, hebben vele grote componisten dit gedaan, en worden die beelden nog doorgegeven op talrijke concerten. Ook hedendaagse componisten gebruiken deze sterke tekst nog, zoals Andrew Lloyd Webber in zijn Requiem uit 1985. Muzikaal schitterend, maar velen beseffen niet dat dit religieus niet meer bij de tijd is. Het Credo dateert van nog vroeger: de vierde en vijfde eeuw. Het werd opgesteld onder druk en supervisie van verschillende Romeinse keizers, die vooral één juiste christelijke leer wilden, als bindmiddel voor hun imperium. Het werd opgesteld door verfijnde maar ruziënde Griekse denkers, die meer aandacht hadden voor de al dan niet goddelijke natuur van Christus dan voor zijn concrete leven en boodschap. Terwijl het juist de ‘menselijkheid’ van deze laatste is, die nu nog aanspreekt. Die oude teksten verdienen respect en aandacht: het zijn sporen van het ontstaan en de ontwikkeling van onze westerse cultuur. Het begrijpen ervan vraagt wel om situering en ontmythologisering. En dat kan ver gaan. Christus was een gelovige jood die leefde in een wereld waar, na de veroveringstochten van Alexander de Grote, de Hellenistische filosofie zeer verspreid was. Het is evident dat hij de invloed van zijn tijd onderging, en zijn vernieuwende visie uitdrukte in beelden en termen behorende tot het denkkader van zijn tijdgenoten. Onze leefwereld en denkkaders zijn niet meer dezelfde als toen. We hebben onze centrale plaats in het heelal verloren in een onvoorstelbare, uitdijende kosmos. En we hebben ondertussen bijna 20 eeuwen wonderbaarlijke, maar ook verbijsterende dingen doorgemaakt. Daarom is onze toegang tot de Hellenistische denkwereld niet evident. Onze gevoeligheid | |
[pagina 312]
| |
voor en zoeken naar wat ons overstijgt, door sommigen met ‘God’ verwoord, is ondertussen ook veranderd. Daarom meent de hedendaagse theoloog Erik Borgman, dat ‘Geen enkele menselijke visie of belijdenis van God gelijkgesteld kan worden met God of de goddelijke waarheid zelf, ook niet - en dat is voor christenen vérstrekkend - de visie op God zoals Jezus van Nazareth die verkondigde en belichaamde. Omdat God groter is dan elke religie...’.Ga naar eind17 | |
Tweede naïviteitDat wil natuurlijk niet zeggen dat oude teksten niet inspirerend of richt-inggevend kunnen zijn. Demythologiseren kan helpen bij het verstaan van oude teksten. Maar het kan niet de bedoeling zijn het begrijpen te reduceren tot nuchtere, oninspirerende taal. Volgens de Franse filosoof Paul Ricoeur gaat het niet om het vernietigen van oude mythologische wereldbeelden, maar om hen opnieuw levendig te maken. Dit lijkt evident wanneer men het over Griekse mythen heeft, of bijvoorbeeld over Dantes Divina Commedia, of over Shakespeares werken. Waarom zou dat niet zinvol zijn voor oude religieuze teksten? Ricoeur pleit voor een seconde naïveté, een tweede naïviteit, die kan volgen op een kritische lezing. Wanneer men de moeite heeft gedaan om een tekst te bestuderen, te analyseren, en de symbolische taal te begrijpen, mag men ook teruggaan naar de schoonheid van de tekst en de beelden. De Amerikaanse romanschrijfster Marilynne Robinson heeft het over een earned innocenceGa naar eind18, een ‘verdiende onbevangenheid’. Die buiten de geest ook het hart beroert. En theoloog Paul Tillich verdedigt de waarde van broken myths: verhalen die niet meer worden beschouwd als historisch correct, maar wel vol betekenis zitten.Ga naar eind19 Er bestaat een verhaal over een gesprek tussen een vertwijfeld christen en een boeddhist. De christen vertelt dat hij niet meer kan geloven dat Jezus in de hemel aan de rechterhand van God zit. Waarop zijn gesprekspartner antwoordt: aan welke kant moet hij dan zitten? Meer was niet nodig om op de beeldspraak te wijzen. Wel zijn niet alle beelden nog bruikbaar. De tribale en al dan niet achterhaalde beelden van een jaloerse en krijgshaftige God kunnen we beter laten voor wat ze zijn. Beelden die de mens uitnodigen voor openheid op de ander, op de wereld en het Mysterie worden als vanzelf behouden. Beelden die dwingen, de mens opsluiten en hard maken voor zichzelf en dus voor de anderen worden enkel behouden door dwang of onwetendheid. Een criterium kan zijn: wat het hart van de mens opent en mild maakt, tegenover wat het hart van de mens doet verkrampen en hard maakt. Dit | |
[pagina 313]
| |
kan ik niet in enkele minuten uitleggen aan een geïnteresseerde bezoeker van de Sint-Pauluskerk. Ik vertel hem dan dat ‘geloof’ vooral betekent: het vertrouwen in een persoon en zijn levensvisie. Dat Jezus van Nazareth een uitzonderlijk mens was, die door zijn bijzondere gevoeligheid voor zijn medemensen en voor alles wat de mens overstijgt, ons een weg heeft getoond die ons kan doen groeien. Als de vraag wordt gesteld over de betekenis van zijn verrijzenis, geef ik hetzelfde antwoord dat de dominicaan en antropoloog Johan Leman geeft in zijn schitterende boek Van totem tot verrezen Heer. Een historisch antropologisch verhaal: ‘Fundamenteel bij de Jezusgetrouwe volgelingen is de ervaring geweest van de aanwezigheid van een persoon Jezus, in hun leven, ook na zijn dood’.Ga naar eind20 Ik denk niet dat Nietzsche hiertegen nog bezwaren zou hebben. En misschien menig open en zoekend atheïst ook niet. Op deze manier kunnen we misschien een belangrijk deel van onze cultuur en identiteit herontdekken. En misschien kunnen we dan, met een seconde naïveté, de oude teksten weer ter hand nemen. Niet op zoek naar zekerheden, maar naar inspiratie en ontmoeting. | |
Tegen arrogantieTen slotte nog dit. In dit artikel gaat het vooral over de christelijke leer. Maar zoals de Britse filosoof Julian Baggini opmerkt, moeten we ons hoeden voor een nieuwe vorm van paternalisme, een intellectuele arrogantie die zou pretenderen religie beter te doorgronden en te beleven dan ‘de massa’Ga naar eind21. Ik herinner mij dat ik in Napels een kerk bezocht, en na een tijdje een oude man zag die naar een affiche met een foto van Padre Pio ging, deze foto zacht streelde, en verder op een stoel ging zitten. Het blijft voor mij een ontroerende herinnering. Voor Baggini is religie een menselijke impuls ‘die niet beperkt is tot een aantal leerstellingen, omdat het ook een praktijk kan zijn, een manier van leven, een morele en sociale gemeenschap, waarin riten, teksten en verhalen een belangrijke rol kunnen spelen, zonder dat [...] ze beschouwd moeten worden als alternatief voor de wetenschap’.Ga naar eind22 Het gaat hier om religieuze, symbolische taal. Als men het bij een misviering heeft over het ‘bloed van Christus’ in de kelk, zal wellicht niemand aan de aanwezigheid van hemoglobine in de kelk denken. Het omgaan met oude mythen, met de grote mystieke geschriften, met riten die het onuitsprekelijke plaats geven, kunnen behulpzaam zijn bij onze zoektocht naar zin en wat ons transcendeert, en bij het mediteren. | |
[pagina 314]
| |
De negatieve effecten van religie en bijgeloof worden terecht bekritiseerd: het grote eigen gelijk en het stigmatiseren van anderen, bigotterie, betweterigheid, misbruik van religie met politieke, territoriale en militaire doeleinden, tribalisme en fundamentalisme, het negeren van wetenschap enzovoort... Maar de religies hebben ook aanleiding gegeven tot het beste wat culturen hebben voortgebracht. Baggini pleit ervoor minder aandacht te besteden aan het slechte, en meer aan het beste en tijdloze dat de religie ons te bieden heeft. Dit lijkt mij ook een mooie manier om onze westerse cultuur te herontdekken en door te geven, verrijkt met inzichten van de Verlichting en van andere grote culturen, zoals die van het Verre Oosten. Roger Lenaers vermeldt het verhaal waar Jezus op een bruiloft te Kana water in zes stenen waterbakken veranderde in wijn.Ga naar eind23 Toen Augustinus (354-430) de vraag kreeg wat er met de honderden liters excellente wijn was gebeurd, die na het feest waren overgebleven, antwoordde hij eenvoudig: ‘We drinken er nog van’. |
|