Streven. Jaargang 83
(2016)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |
Herman Simissen
| |
[pagina 295]
| |
meer reactie dan wanneer ik een dier was geweest. Ik was erg onder de indruk van de onpersoonlijke wijze waarop de twee mannen met mij aan de gang gingen. Ik was nooit eerder in de fondspatiëntenzaalGa naar eind2 van een ziekenhuis geweest, en het was mijn eerste ervaring met dokters die je behandelen zonder met je te spreken of, op een menselijke manier, notie van je te nemen.Ga naar eind3 De houding van deze arts bleek geenszins een uitzondering. Voor sommige medepatiënten was dit gedrag klaarblijkelijk zo gewoon, dat zij er op geen enkele manier op reageren: Twee middagen in de week gaf de lange, ernstige dokter in de zaal college aan een groep studenten, en meer dan eens werd de oude Nummer 57 op een soort brancard naar het midden van de zaal gereden, waar de dokter zijn nachtkleding omhoog schoof, met zijn vingers een grote slappe uitstulping op de buik van de man bloot legde - zijn zieke lever, neem ik aan - en plechtig uitlegde dat deze ziekte moest worden toegeschreven aan alcoholisme, vaker voorkomend in landen waar wijn wordt gedronken. Zoals gebruikelijk sprak hij niet tegen zijn patiënt, noch schonk hij hem een glimlach, knikje of ander teken van herkenning. Terwijl hij sprak, zeer ernstig en kaarsrecht, hield hij het verwoeste lichaam onder beide handen, het soms zachtjes heen een weer rollend, met precies de houding van een vrouw die een deegroller hanteert. Niet dat Nummer 57 zich er druk om maakte. Klaarblijkelijk was hij een oude ingezetene, vaak tentoongesteld bij colleges, wiens lever al lang was voorbestemd voor een fles in een of ander anatomisch museum. In het geheel niet geïnteresseerd in wat over hem werd verteld, lag hij met zijn kleurloze ogen in het niets te staren, terwijl de dokter hem vertoonde als een stuk antiek porselein.Ga naar eind4 De houding van de artsen en studenten in ‘Hôpital X’ jegens hun patiënten, zoals Orwell deze beschrijft in ‘How the Poor Die’, was geenszins uitzonderlijk. Tot ver in de twintigste eeuw was het bepaald niet ongebruikelijk dat een arts zich op een dergelijke wijze opstelde tegenover de patiënten voor wie hij verantwoordelijk was. Artsen beslisten over de behandeling, en het was niet wenselijk, laat staan noodzakelijk dat de patiënt een stem had in dezen: de arts wist wat goed was voor gezondheid en welzijn van de patiënt, en hij deed wat hij goed achtte. De patiënt diende maar te vertrouwen op de kundigheid van de behandelende arts. Sterker: doorgaans werd het zelfs niet nodig gevonden, de patiënt op de hoogte te brengen van waaraan hij leed, noch van de behandeling waarvoor werd gekozen, en al helemaal niet van waarom voor de betreffende behandeling werd gekozen. | |
[pagina 296]
| |
De autonome patiëntIn de loop van de twintigste eeuw ontstond er kritiek op deze paternalistische houding. Na de Tweede Wereldoorlog werd deze kritiek enkel sterker, mede als reactie op de mensonterende medische experimenten die in het Derde Rijk waren verricht, waarbij door artsen op de meest grove wijze inbreuk werd gemaakt op de lichamelijke integriteit van hun slachtoffers. In samenhang hiermee groeide geleidelijk een nieuwe verhouding tussen arts en patiënt, waarin de laatste een actieve rol in zijn eigen behandeling werd toebedacht. Niet de arts, maar de patiënt diende uiteindelijk het laatste woord te hebben over de behandeling: de arts moest de patiënt zorgvuldig informeren over de voor- en nadelen van een behandeling, en op grond daarvan werd van de patiënt verwacht dat hij zelf de verantwoordelijkheid nam en besliste, of ten minste: mee besliste over de behandeling. De informatie die de arts diende te verstrekken had betrekking op de aard en het doel van de behandeling; de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de gezondheid van de patiënt; mogelijke alternatieve methoden van onderzoek of behandeling; en de algehele gezondheidstoestand van de patiënt, en diens vooruitzichten.Ga naar eind5 Deze nieuwe verhouding tussen arts en patiënt werd veelal aangeduid met het uit de Verenigde Staten overgenomen concept informed consent, dat zich slecht in het Nederlands laat vertalen - ‘welingelichte instemming’ komt wellicht nog het dichtste in de buurt -, reden waarom in het Nederlandse taalgebied vaak de Engelse terminologie wordt aangehouden. Een dergelijke houding werd bijvoorbeeld bepleit door de Nederlandse arts en psychiater Jan Hendrik van den Berg (1914-2012) in zijn bij verschijnen geruchtmakende brochure Medische macht en medische ethiek (1969): De patiënt heeft het recht te horen waar hij aan toe is, op elk door hem gewenst moment. De arts heeft de plicht te vertellen wat hij vond, wat hij ervan denkt, en wat hij denkt te doen, op elk beslissend moment.Ga naar eind6 Van den Berg benadrukt, dat sinds ongeveer 1960 het belang, en daarmee de noodzaak, van een dergelijke omgang met de patiënt veel groter is geworden. Dit omdat de medische wetenschap veel en veel meer vermag dan voorheen: patiënten die in vroeger tijden moesten worden opgegeven kunnen tegenwoordig door niet zelden hoogst ingewikkelde ingrepen in leven worden gehouden. Maar de ongekende mogelijkheden die artsen tegenwoordig hebben, bieden hen macht over het leven van hun patiënten - en het is juist de vraag of al die nieuwe mogelijkheden wel tot het uiterste moeten worden benut, of het wel in het belang van de patiënt is dat alle mogelijkheden tot het uiterste worden benut. Precies deze vraag maakt het, | |
[pagina 297]
| |
aldus Van den Berg, noodzakelijk dat de arts niet eigenmachtig, maar in voortdurende samenspraak met de patiënt beslist over de - al dan niet - te volgen behandelwijze. Uiteindelijk dient, volgens de auteur, niet het behoud van het leven als zodanig, maar het welzijn van de patiënt het doel van iedere behandeling te zijn. Het pleidooi van Van den Berg was juist daarom omstreden, omdat het ook inhoudt dat een patiënt grenzen aan zijn behandeling zou moeten kunnen stellen. Dit zou ook de mogelijkheid van actieve levensbeëindiging op verzoek van de patiënt kunnen betekenen - een standpunt dat in 1969 uiterst controversieel was. | |
De wilsonbekwame patiëntHet ideaal van informed consent kan kortweg worden samengevat als ‘een ethiek die gecentreerd is rond het beginsel van respect voor de autonomie van de patiënt’Ga naar eind7 Maar dit ideaal veronderstelt dat de patiënt inderdaad autonoom is, en dat wil in dezen zeggen: dat de patiënt in staat is de informatie die hij van zijn behandelend arts krijgt tot zich te nemen en te verwerken, en dat hij op grond daarvan in samenspraak met de arts tot een weloverwogen oordeel kan komen. In de (medische) ethiek wordt dit ook wel omschreven door de aanduiding dat de patiënt ‘wilsbekwaam’ is. Anders dan vaak wordt gedacht, is wilsbekwaamheid geen juridische categorie: de corresponderende juridische term is ‘handelingsbekwaam’.Ga naar eind8 Al is het ideaal van informed consent ontegenzeggelijk uiterst belangrijk, het biedt niet voor alle gevallen een oplossing. Wat immers, wanneer een patiënt niet wilsbekwaam is? In hun praktijk van alledag worden artsen regelmatig geconfronteerd met dergelijke patiënten: minderjarigen, dementerenden, verstandelijk gehandicapten, of patiënten die, bijvoorbeeld na een ongeval, in een coma zijn geraakt. Doorgaans wordt dan geprobeerd, vast te houden aan het ideaal van informed consent door beslissingen over de behandeling van een patiënt te nemen in samenspraak tussen diens familie (of eventueel andere vertegenwoordigers) en de behandelende artsen. Ook zo is gezamenlijke besluitvorming mogelijk, zij het dat dit in de praktijk niet altijd eenvoudig blijkt te zijn. In uitzonderlijke gevallen komt het voor, dat het bereiken van overeenstemming tussen artsen en familie niet mogelijk is, dat zij niet tot een gezamenlijke beslissing kunnen komen over de verdere behandeling van een wilsonbekwame patiënt. Uiteindelijk kan dergelijke onenigheid uitlopen op een proces, waarin de beslissing over de behandeling wordt overgelaten aan het oordeel van de rechter. Een dergelijke casus - letterlijk een zaak van leven of dood: het overleven van de patiënt hangt af van het oordeel van | |
[pagina 298]
| |
de rechter - vormt het onderwerp van The Children Act (2014), de laatst verschenen roman van de Engelse schrijver Ian McEwan (*1948). | |
Ian McEwanIan McEwan - de auteur van twee verhalenbundels en veertien romans - geldt als een van de meest belangrijke hedendaagse Engelse schrijvers. Juist ook in het Nederlandse taalgebied geniet hij veel bekendheid, onder meer omdat hij zijn debuut als schrijver in het Nederlands heeft gemaakt. Zijn eerste verhalenbundel First Love, Last Rites (1975) verscheen als De laatste dag van de zomer vroeg in 1975 al in Nederlandse vertaling, nog voordat de auteur een Engelse uitgever voor zijn bundel had gevonden. Na zijn eerste boek maakte McEwan in binnen- en buitenland snel naam, niet in de laatste plaats ook omdat hij in zijn vroege werk een controversiële behandeling van omstreden thema's als seks, incest, sadisme en masochisme, geweld en moord bepaald niet schuwde. Sommige critici beschouwden hem op grond van dit vroege werk - naast zijn debuut zijn tweede verhalenbundel In Between the Sheets (1978) en de romans The Cement Garden (1978) en The Comfort of Strangers (1981) - zelfs eerst en vooral als de auteur van een hedendaags soort griezelverhalen. In zijn vaderland leverde deze voorkeur voor duistere thema's hem de bijnaam ‘Ian Macabre’ op - een bijnaam die hij bijvoorbeeld in zijn roman The Innocent (1990) alle eer aandeed, door een gedetailleerde beschrijving te geven van het uitbenen van een stoffelijk overschot dat na een moord ongemerkt moet verdwijnen. In recenter werk verkiest McEwan doorgaans wat minder sensationele onderwerpen. Daarin stelt hij regelmatig, in romanvorm, thema's aan de orde die het onderwerp zijn van actuele maatschappelijke discussies. Een voorbeeld daarvan is Amsterdam (1998), waarin de auteur inhaakt op het debat dat destijds in Engeland maar ook daarbuiten, gaande was over het toestaan van euthanasie. Weliswaar won hij met dit boek de prestigieuze Booker Prize, het is zeker niet zijn beste roman. Met name de suggestie dat iedere Nederlandse bejaarde voortdurend op zijn hoede moet zijn om niet, op een onbewaakt ogenblik, het slachtoffer te worden van een haastig opgedrongen euthanasie, is al te karikaturaal. Beter geslaagd is Saturday (2005), waarin McEwan de onderhuidse dreiging van een terroristische aanslag - die niet weinigen in de westerse wereld ervaren sinds de aanval op de Twin Towers in New York op 11 september 2001 - op indringende wijze voor zijn lezers voelbaar weet te maken. In Solar (2010) staat een ander maatschappelijk probleem centraal: de milieuproblematiek en de dreigende ondergang van de aarde. McEwan behandelt deze thematiek in een bij vlagen hilarische vertelling, waarin onder meer een uiterst komische beschrijving voorkomt | |
[pagina 299]
| |
van het bezoek dat een groep kunstenaars brengt aan de Noordpool, opdat zij na terugkeer in hun vaderland zelf kunnen getuigen van het smelten van poolijs. Minder nadrukkelijk gericht op maatschappelijke problemen is de prachtige korte roman On Chesil Beach (2007), waarin wordt geschetst hoe een mislukte huwelijksnacht onvermijdelijk uitloopt op een mislukt huwelijk, ondanks de goede bedoelingen van beide jonggehuwden, ondanks ook de oprechte liefde die zij voor elkaar koesteren. Wat thematiek betreft is On Chesil Beach verwant aan Atonement (2001), een eerdere roman die ook door de succesvolle verfilming bekendheid kreeg. Ook dit boek immers staat in het teken van de doorwerking die sommige persoonlijke ervaringen onafwendbaar hebben op het latere leven van mensen. De voorlaatste roman van McEwan, Sweet Tooth (2012), is een intrigerend verhaal over liefde, literatuur en spionage, waarin hij ongebruikelijk veel autobiografische elementen heeft verwerkt; de auteur zelf noemde dit boek zelfs een ‘gedempte en gemuteerde autobiografie’ Net als in Atonement geeft McEwan ook in Sweet Tooth aan het einde van het boek een onverwachte draai aan het verhaal, waardoor al het voorafgaande in een heel ander licht komt te staan - en de lezer geneigd is de roman onmiddellijk te herlezen in het licht van de onverwachte afloop die hij inmiddels kent. | |
The children actIn 2014 verscheen dan The Children Act, de nieuwe roman van McEwan. De titel ervan verwijst naar een Engelse wet uit 1989, waarin is vastgelegd hoe in voorkomende gevallen moet worden omgegaan met de belangen van minderjarigen. Volgens een bepaling in deze wet moet voor een rechter het welzijn van het kind altijd het zwaarste wegen. De hoofdpersoon van deze roman is Fiona Maye, een belangrijke rechter in het High Court (Hooggerechtshof) in Londen, die eerst en vooral zaken op het gebied van familierecht behandelt: Tedere beloften werden ontkend of herschreven, ooit ongedwongen kameraden werden vakkundige strijders, wegduikend achter advocaten, ongeacht de kosten. Over ooit verwaarloosde huisraad werd bitter gevochten, ooit vanzelfsprekend vertrouwen werd vervangen door zorgvuldig opgestelde ‘regelingen’. In de geest van de hoofdrolspelers werd de geschiedenis van hun huwelijk herschreven als altijd al gedoemd te mislukken, liefde werd omgevormd tot een zinsbegoocheling. En de kinderen? Fiches in een spel, onderhandelingswaar te gebruiken door moeders, object van financiële of emotionele verwaarlozing door vaders, het voorwendsel voor echte of verzonnen of cynisch bedachte beschuldigingen van misbruik, doorgaans door | |
[pagina 300]
| |
moeders, soms door vaders; verbijsterde kinderen, door afspraken over co-ouderschap wekelijks verkassend tussen huishoudens....Ga naar eind9 Door haar collega's wordt Fiona Maye hogelijk gewaardeerd - ‘zelfs in haar afwezigheid’ merkt de alwetende verteller met milde spot op - vanwege haar intelligentie en doortastendheid, en vanwege het precieze proza waarin zij haar vonnissen op schrift stelt. Fiona, bijna zestig, is getrouwd met Jack Maye, een hoogleraar in de oude geschiedenis. Hun huwelijk is kinderloos gebleven, omdat zij het krijgen van kinderen alsmaar uitstelden - er was altijd wel iets dat vooreerst belangrijker leek. Maar op zeker moment was het te laat; dit vervult Fiona nog altijd met een zeurende, onderhuidse spijt. Tussen Fiona en Jack gaat het niet goed: Fiona gaat zozeer op in haar werk, dat Jack zich verwaarloosd voelt - terwijl hij behoefte heeft aan passie en een seksleven. Daarom overweegt hij een verhouding te beginnen met Melanie, een jonge vrouw die hij kent van zijn werk. Hij vertelt Fiona over zijn voornemen, hetgeen leidt tot een vertrouwensbreuk tussen beiden, hoewel hij de affaire niet doorzet. Terwijl Fiona worstelt met de problemen in haar huwelijk, wordt zij op haar werk geconfronteerd met een urgente zaak, aangespannen namens een ziekenhuis tegen de ouders van een minderjarige patiënt, Adam Henry. Adam heeft leukemie, maar kan daarvoor worden behandeld, met een meer dan behoorlijke kans op genezing. De behandeling dient te worden ondersteund met bloedtransfusies, waarvoor zijn ouders - overtuigde Getuigen van Jehova - echter geen toestemming geven. Volgens de behandelende artsen is de houding van de ouders strijdig met de belangen van hun kind, en daarom vragen zij de rechter toestemming om de bloedtransfusies alsnog toe te dienen. De zaak is daarom zo urgent, omdat de artsen verwachten dat de toestand van de jongen onomkeerbaar zal verslechteren als niet binnen enkele dagen met de bloedtransfusies wordt begonnen. Adam Henry deelt de opvattingen van zijn ouders: net als zij is hij overtuigd Getuige van Jehova, en de mening toegedaan dat zijn geloof hem niet toestaat bloedtransfusies te ondergaan. Adam is op een paar maanden na achttien jaar, zeer intelligent en hij komt volwassen over - reden waarom de advocaat van zijn ouders aanvoert dat hij als een volwassene zou moeten worden behandeld, en dat hem dus zou moeten worden toegestaan zijn eigen beslissing te nemen. Had het probleem zich luttele maanden later voorgedaan, dan had hij immers zelf mogen besluiten over het al dan niet ondergaan van bloedtransfusies. Met name vanwege deze argumentatie zet Fiona Maye een ongebruikelijke stap: zij verdaagt de zitting, en besluit de jongen in het ziekenhuis te bezoeken. Is hij inderdaad zo volwassen dat hij met recht wilsbekwaam | |
[pagina 301]
| |
kan worden genoemd? Overziet hij alle gevolgen van zijn beslissing, als hem inderdaad zou worden toegestaan zelf te besluiten over het al dan niet ondergaan van de behandeling? McEwan confronteert zijn lezers zo met de medisch-ethische en juridische dilemma's waarmee artsen en juristen in de praktijk van alledag te maken krijgen. In zijn weergave van de rechtszaak betracht de auteur neutraliteit: hij laat de argumenten van de advocaat van de ouders, evenals die van de advocaat van het ziekenhuis, zo goed mogelijk tot hun recht komen. Daarmee wordt het dilemma waarvoor rechter Fiona Maye staat voor de lezer nog scherper gesteld. In het ziekenhuis treft Fiona Maye een ernstig verzwakte, maar desondanks levenslustige patiënt aan. Na een wat aarzelend begin, waarin zij uitlegt wat het doel van haar bezoek is, en waarin zij probeert vast te stellen hoe authentiek zijn overtuigingen zijn, krijgt hun gesprek een steeds persoonlijker karakter. Hoe moeilijk hij ook, door ademnood, uit zijn woorden kan komen, hij vertelt haar honderduit over alles wat hem bezighoudt. In zekere zin blijken zij geestverwanten: zij delen een passie voor poëzie en klassieke muziek. Adam Henry laat haar zijn eigen gedichten lezen, waarin zij af en toe een glimp van waarachtig talent herkent. Fiona Maye zelf is een meer dan gemiddeld goede pianiste. Bij gelegenheid treedt zij zelfs op, als begeleidster van Mark Berner, een advocaat die op zijn beurt een goede amateur-tenor is. Adam leert zichzelf op zijn ziekbed viool spelen, en hij staat erop Fiona iets van zijn vorderingen te laten horen. Hij speelt de melodie van ‘Down by the Salley Gardens’ van Benjamin Britten. Ontroerd geeft zij hem enkele aanwijzingen, en wanneer hij het lied dan opnieuw speelt zingt zij de tekst. Haar eigen gevoelens verwarren haar, en zij heeft moeite haar professionele distantie te bewaren als zij afscheid van hem neemt. Terug in de rechtszaal moet Fiona Maye een uitspraak doen. Juist omdat de religieuze overtuigingen van de ouders in het geding zijn, is er veel belangstelling van de pers. In haar vonnis erkent Fiona het uitzonderlijke karakter van de kwestie: Adam is inderdaad bijna achttien jaar, de leeftijd waarop hij zelfstandig had mogen beslissen; en hij is inderdaad zeer intelligent. Desondanks besluit zij de bloedtransfusies toe te staan, zich beroepend op de bepaling in de wet dat in zaken als deze het welzijn van het kind het zwaarste moet wegen. En in haar ogen is het welzijn van Adam het meeste gediend door de transfusies toe te staan. Bijkomende overwegingen zijn, dat Adam in haar ogen een sterk geromantiseerd beeld heeft van overlijden op jonge leeftijd, alsook dat zijn voornaamste beweegredenen lijken te zijn dat hij wil voldoen aan de verwachtingen van zijn ouders en de godsdienstige richting waartoe zij behoren. Sociale druk, en niet een waarachtige godsdienstige overtuiging, is hetgeen Adam Henry in de ogen van Fiona Maye echt beweegt. | |
[pagina 302]
| |
In juridisch opzicht is de zaak hiermee gesloten. Fiona behandelt nieuwe zaken die zich aandienen, en denkt na over haar huwelijk met Jack: kan en wil zij het redden ondanks dat de vanzelfsprekendheid in hun verhouding ernstig is aangetast, of heeft het haar voorkeur vooreerst alleen verder te gaan? Dan zoekt Adam Henry contact met haar: hij schrijft haar brieven. Zij antwoordt niet, maar doet via een welzijnswerkster navraag naar hem. Hij blijkt het goed te maken: hij is genezen, en uitgesproken gelukkig met het besluit dat zij in de rechtszaal heeft genomen - zij heeft hem als het ware opnieuw het leven geschonken. Zijn schoolprestaties zijn uitstekend. Ook blijkt, dat zijn ouders niet minder gelukkig waren met de beslissing van Fiona Maye: door haar ingrijpen hebben zij hun ten dode opgeschreven zoon kunnen behouden, zonder dat zij zelf hebben gezondigd. Het toedienen van bloedtransfusies was immers niet hun beslissing. Maar juist deze houding van zijn ouders ervaart Adam als hypocriet; hij breekt met het geloof, en tussen hem en zijn ouders treedt een verwijdering op. Hij zoekt houvast bij Fiona, maar zij reageert niet op zijn brieven. Later reist Fiona Maye naar Newcastle, het begin van een rondreis waarop zij buiten Londen in een aantal zaken recht moet spreken. Terwijl zij met enkele collega's in een hotel aan een diner begint, duikt Adam Henry op: hij is haar achterna gereisd. Zij probeert als altijd haar professionele distantie te bewaren, maar aanhoort wat hij haar wil vertellen. Dan laat zij haar assistent ervoor zorgen dat Adam onderdak voor de nacht heeft en de volgende dag naar huis teruggaat. Maar vlak voordat hij in een taxi vertrekt, kust zij hem. In december treedt Fiona Maye op met Mark Berner. Vlak voor het concert hoort zij dat Adam Henry is overleden: zijn ziekte is teruggekeerd, en hij, inmiddels achttien, weigerde uit religieuze overwegingen de bloedtransfusies te ondergaan die hem hadden kunnen redden. Fiona kan zijn beslissing niet anders begrijpen dan dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Mark Berner en zij sluiten hun concert af met hun vaste toegift: ‘Down by the Salley Gardens’ van Benjamin Britten. Bij het spelen van deze muziek raakt zij overmand door emoties, en na afloop van hun optreden vlucht zij onmiddellijk naar huis. Daar begint zij Jack te vertellen hoezeer de zaak Adam Henry en diens overlijden haar hebben aangegrepen. Hiermee lijkt een beslissende stap gezet op weg naar het redden van hun huwelijk. | |
BesluitThe Children Act is een boeiende roman, die veel te denken geeft. McEwan slaagt erin de medisch-ethische dilemma's waarmee artsen en juristen da- | |
[pagina 303]
| |
gelijks worden geconfronteerd inzichtelijk te maken aan de hand van een concreet voorbeeld, dat weliswaar - zoals de auteur zelf benadrukt -fictief is, maar zo geloofwaardig en levensecht wordt beschreven dat de lezer een goede indruk krijgt van wat deze problematiek voor de betrokkenen inhoudt. Uit het boek blijkt hoe een literator filosofische vragen kan oproepen, niet door een abstract betoog, maar door een verhaal. Sommige thema's uit The Children Act zijn kenmerkend voor het oeuvre van McEwan. Veel vaker immers komt daarin de betekenis van kunst - en dan in het bijzonder van literatuur en muziek - voor het persoonlijke leven van een individu voor. Ook het wantrouwen van McEwan tegen godsdienst, of ten minste tegen de geïnstitutionaliseerde vorm ervan in een kerk zoals de Getuigen van Jehova, is bekend uit eerder werk van deze auteur, bijvoorbeeld uit de roman Enduring Love (1997). Maar McEwan heeft deze uiteenlopende thema's vloeiend verwerkt in een overtuigend verhaal, dat bij vlagen aangrijpend is. Daarnaast speelt hij een spel met de Engelse literatuur: de openingszinnen van het boek lijken sterk op de openingszinnen van Bleak House (1852-1853) van Charles Dickens, ook een roman waarin de juridische wereld een belangrijke rol speelt; en de slotscène van het boek vertoont tal van overeenkomsten met ‘The Dead’, het laatste verhaal in de bundel The Dubliners (1914) van de Ierse schrijver James Joyce, waarin immers ook een echtpaar praat over een jong gestorven jongen. Met The Children Act bewijst McEwan zo eens te meer, dat hij een van de belangrijkste hedendaagse Engelse schrijvers is. Niet alle critici zijn overigens deze opvatting toegedaan: The Children Act kreeg naast veel lof ook enkele uitgesproken negatieve kritieken. De schrijfster en recensente Cressida Connolly bijvoorbeeld was in haar bespreking in The Spectator ronduit kritisch over het boek.Ga naar eind10 In haar ogen is McEwan zelf zo rationalistisch, dat hij er in geen enkel opzicht in slaagt de opvattingen van de Getuigen van Jehova zo te presenteren dat het voor de lezer ook maar enigszins begrijpelijk, laat staan invoelbaar wordt waarom zij hun overtuigingen over bloedtransfusies zijn toegedaan. Volgens Connolly heeft McEwan het zich bovendien te gemakkelijk gemaakt, door zijn pijlen te richten op de Getuigen van Jehova: onder zijn lezers zullen weinigen geneigd zijn, sympathie voor hun opvattingen op te brengen. Daarmee is het vonnis dat Fiona Maye uitspreekt voor iedere lezer onomstreden, en dit gaat, aldus Connolly, ten koste van de dramatische spanning in het boek. Om deze redenen is Connolly van opvatting, dat McEwan met The Children Act niet het niveau van veel van zijn eerdere romans haalt. Maar Connolly vertegenwoordigt een minderheid: verreweg de meeste critici, ook in het Nederlandse taalgebied, zijn lovend over het boek, juist omdat McEwan zijn klaarblijkelijke fascinatie voor deze medisch-ethische | |
[pagina 304]
| |
en juridische problematiek heeft weten om te zetten in een verhaal dat zich op deze wijze had kunnen voordoen. En dit vormt precies de reden, waarom het lezen van fictie volgens de Franse filosoof Paul Ricoeur (1913-2005) zo belangrijk is. Fictie is, aldus Ricoeur, een voorstel voor de wereld: fictie toont een mogelijke wereld, en de confrontatie met de mogelijke werkelijkheid van de fictie helpt de lezer bij het begrijpen van de actuele werkelijkheid.Ga naar eind11 Het lezen van The Children Act helpt wie niet rechtstreeks te maken heeft met de geschetste medisch-ethische en juridische problematiek te komen tot een beter begrip ervan, en zijn houding in dezen te bepalen. En dat is, volgens Ricoeur, wat goede literatuur vermag. |
|