Streven. Jaargang 80
(2013)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 756]
| ||
BoekenGeschiedenisOude geluiden, nieuwe geluidenHistorici leiden van oudsher hun conclusies af uit schriftelijk bewijsmateriaal. Maar sinds de tweede helft van de negentiende eeuw is hun bewijsmateriaal meer divers geworden, en leidden zij historische kennis ook af uit bijvoorbeeld munten, inscripties en andere archeologische vondsten. In de twintigste eeuw nam daarnaast de aandacht voor beeldmateriaal sterk toe: ook uit schilderijen, foto's, film- en televisiebeelden kan immers kennis van het verleden worden opgedaan. Juist omdat de moderne cultuur een beeldcultuur is, werd geluid bij dit alles verwaarloosd - terwijl toch het gegeven dat er allerlei mogelijkheden zijn om geluid vast te leggen, opnieuw te beluisteren en te analyseren, maakt dat ook geluid een belangwekkend verschijnsel voor de historicus zou kunnen zijn. Dit besef vormt het uitgangspunt voor de onlangs verschenen bundel Germany in the Loud Twentieth Century. In een tiental zeer uiteenlopende bijdragen wordt geluid een belangrijke plaats toegedicht - hetzij als onderwerp, hetzij als bewijsmateriaal. Een voorbeeld van de eerste invalshoek vormt het essay van John Goodyear, over de strijd tegen geluidsoverlast aan het begin van de twintigste eeuw. De ‘nieuwe’ geluiden van de toenemende industrialisatie leidden bij heel wat mensen tot gezondheidsklachten - en op verschillende manieren werd geprobeerd deze problemen het hoofd te bieden. Zo richtte de filosoof Theodor Lessing een vereniging op die er onder meer naar streefde wetgeving in te voeren die beperkingen stelde aan het volume van dergelijke geluiden. Een voorbeeld van de tweede benadering is de bijdrage van Nicole Dietrich, die de fascinerende vraag stelt of Oost-Berlijn anders klonk dan West-Berlijn. Deze vraag probeert zij te beantwoorden aan de hand van geluidsopnamen die ooit met heel andere doeleinden werden gemaakt. Zij wijst erop dat bijvoorbeeld het verkeer in het Westen anders klonk dan in het Oosten: verkeer in het oostelijk deel van de stad was (en is) onmiddellijk te herkennen aan het onmiskenbare en unieke geluid van de Trabant. In het stuk van Christiane Lenk vormt geluid zowel het onderwerp als het bewijsmateriaal: zij wijst, aan de hand van de film Das Leben der Anderen (2006), op het belang van geluid in deze film, en in de DDR in het algemeen. Het bespioneren van anderen, centraal in de film en kenmerkend voor de DDR, was immers eerst en vooral afluisteren, en het opnemen van belastende uitspraken. De grote diversiteit van de verschillende bijdragen - hoe interessant som- | ||
[pagina 757]
| ||
mige ervan ook zijn - is het zwakke punt van deze bundel. Hadden de beide redacteuren, Florence Feiereisen en Alexandra Marley Hill, gekozen voor een boek waarin ofwel geluid als onderwerp, ofwel geluid als bewijsmateriaal het uitgangspunt had gevormd, dan was er van meer samenhang sprake geweest. De bijdrage over geluid als bewijsmateriaal voor gebeurtenissen in de Eerste Wereldoorlog en die over de opkomst van de elektronische muziek in de Bondsrepubliek liggen bijvoorbeeld zo ver van elkaar, dat niet direct duidelijk is waarom ze in dezelfde bundel zijn opgenomen. Desondanks biedt dit boek, juist door de oorspronkelijke invalshoek, interessante inzichten in de Duitse geschiedenis.
□ Herman Simissen Florence Feiereisen en Alexandra Marley Hill (red.), Germany in the Loud Twentieth Century. An Introduction, Oxford University Press, New York, 2012, 184 blz., $24,95, ISBN 978-01-9975-938-5. | ||
Kerk & theologieHet Oude Testament: slechts een collectie boeken of meer?Het Oude en het Nieuwe Testament herbergen elk een aantal onderling zeer uiteenlopende boeken, zowel qua inhoud als wat het genre betreft. Valt er dan wel een eenheid of een bepaalde gemeenschappelijke lijn te ontdekken tussen die verschillende geschriften? Een bepaalde tak van de Bijbelwetenschap probeert al sinds de zestiende eeuw op deze vraag een antwoord te geven: de theologie van het Oude Testament en de theologie van het Nieuwe Testament. Wat het Oude Testament betreft heb ik alleen al in mijn bibliotheek circa veertig verschillende boeken over dit onderwerp, en dat is slechts een schijntje van het totaal aan publicaties over dit specifieke thema. Waar de ene exegeet het thema ‘verbond’ ziet als de samenbindende factor van alle geschriften (W. Eichrodt), is een andere wetenschapper van mening dat ‘het verkeer tussen God en mens’ een betere sleutel vormt (Th.C. Vriezen), terwijl weer een andere expert stelt dat de wijze waarop de overlevering van de verhalen gestalte heeft gekregen de kern van de zaak vormt (G. von Rad). Die lange rij boeken, alle getooid met de titel ‘De theologie van het Oude Testament’, werd onlangs uitgebreid met een nieuwe publicatie die weer een andere aanpak en visie aan de dag legt. Negen oudtestamentici uit Nederland, België, Duitsland en de VS, allen van protestantse huize, zijn er mijns inziens in geslaagd een interessante, nieuwe benadering te presenteren. Deel 1 biedt een overzicht van de geschiedenis van het vak ‘Theologie van het Oude Testament’ en besteedt aandacht aan de methodiek die door hen gevolgd gaat worden. Deel 2 presenteert een literair-theologische benadering en illustreert die aan de hand van de boeken Exodus, Leviticus en Numeri. | ||
[pagina 758]
| ||
Deel 3 biedt in zes hoofdstukken de kern, het hart, van het boek. Hier komen, aldus de samenstellers, de hoofdthema's van het Oude Testament naar voren die al in het boek Genesis aanwezig zijn en vervolgens door heel het Oude Testament - in de volgorde van de Hebreeuwse Bijbel - worden gevolgd en uitgewerkt. Deel 4 trekt dan de lijnen door naar de intertestamentaire periode en naar het Nieuwe Testament. Het boek kent een ‘Register van behandelde bijbelteksten’ (blz. 413-416). Deze titel lijkt mij om tactische redenen gekozen. Op deze wijze hoeven er immers geen apocriefe, deuterocanonieke en pseudepigrafische vindplaatsen opgenomen te worden, hoewel die in hoofdstuk 11 wel degelijk uitgebreid de revue passeren (blz. 360-386). Het zal ongetwijfeld te maken hebben met de appreciatie van deze literatuur bij de kerkelijke achterban van de auteurs. Het klinkt ook door in de ondertitel van het boek (‘Hebreeuwse Bijbel’), terwijl het toch om een christelijke benadering gaat, aangezien anders de beschouwingen over het Nieuwe Testament overbodig zouden zijn. De titel van het laatste hoofdstuk (‘Het Nieuwe Testament als voortzetting en voltooiing van het Oude Testament’) legt daar ondubbelzinnig getuigenis van af. Hoewel dus over de methodiek van deel 4 het nodige te discussiëren valt, brengt deze publicatie als geheel toch een verfrissend nieuw geluid.
□ Panc Beentjes Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (red.), Theologie van het Oude Testament. De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel, Boekencentrum, Zoetermeer, 2013, 438 blz., 39,50 euro, ISBN 978-90-2392-658-0. | ||
VariaOver alles, dus ook over koffieMet Koffie. Een doeboek schreef de Nederbelgische dichter en essayist Marc Kregting een caleidoscopische verkenning van het koffie-universum, van drab over filter tot de allervernuftigste en allermodernste espressomachines. Minstens tien kopjes zwarte koffie per dag nam de auteur tot zich om de uitwerking van het zwarte spul op lichaam en geest te testen, en om in de juiste geestesgesteldheid te komen. De lezer die een overzichtelijke geschiedenis van de drank en het fenomeen koffie of een kookboek met koffierecepten verwacht, zal bedrogen uitkomen. Het doeboek is een speelse, intrigerende, bijwijlen ongrijpbare collage van feuilletons, reportages, quizvragen, gedichten, maar ook illustraties, foto's, lezersbrieven, woordenlijsten, berichten uit het koffiehuis, ja zelfs kortingsbonnen en zoekertjes. Het is een boek over alles, dus ook over koffie, en de geur en de smaak van de warme drank voeren de lezer van hoofdstuk naar hoofdstuk. De schrijver geeft ons een inkijkje in de koffietafel- | ||
[pagina 759]
| ||
gesprekken en discussies tussen Otto, Jef, Patatronius en een zekere Kregting die zich buigen over Nederlandse en Belgische politici, over Yves Leterme en Wouter Bos, maar ook over de financiële crisis en poëzie. Theedrinkende politici worden tegenover koffiedrinkers geplaatst en ook lekker bij de voornaam genoemd (Geert, Pim, Yves et les autres). En ja, het drinken van koffie dan wel thee bepaalt wel degelijk hun politieke denkbeelden en het beleid dat ze voeren zodra ze van politici veranderen in beleidsvoerders of staatsmannen. Koffie voert ons ook naar meer contemplatiever oorden, naar koffiedrinkende filosofen als Sartre, Wittgenstein of Foucault, naar Slavoj Zizek en zijn verhaal over koffie zonder melk of koffie zonder room. Want er is wel degelijk een verschil: koffie zonder melk is niet hetzelfde als koffie zonder room. Wat je niet krijgt, maakt immers deel uit van je identiteit, al ben je dan maar een eenvoudig kopje koffie. Een kop koffie kan ook een instrument zijn om je dominantie tentoon te spreiden, zoals Andreas Baader deed wanneer hij Ulrike Meinhof toeriep ‘Kut, zet eens koffie!’, een weinig alledaags bevel, dat toch werd opgevolgd. Met zijn vuilgebekte verzoek om koffie keerde Baader de omkering van de traditionele gezagsverhoudingen, toch een van de basisprincipes van de Rote Armee Fraktion, nogmaals om, zoals een beetje melk in een ‘koffieke’. Als een eenentwintigste-eeuwse Eduard Douwes Dekker leert Kregting ons dat koffie in de eerste plaats gewoon handelswaar, een economisch product is. De klassieke concurrentiestrijd tussen Douwe Egberts, Van Nelle of Kanis en Gunnink heeft plaatsgemaakt voor de hedendaagse verschuivingen op de geglobaliseerde koffiemarkt, waarbij multinationals als Sara Lee de oude branders opkopen en weer afstoten. Tegelijk proberen de nieuwe koffiebaronnen tegemoet te komen aan de moeilijk definieerbare vraag naar de authenticiteit van de consument. Of je nu een van de meer dan 20.000 filialen van Starbucks binnenwandelt, of een van de vele exotische smaakjes van Nespresso bestelt (bekend van het ietwat mysterieuze What else? Van George Clooney) - in hippe designer conceptstores of gewoon online vanuit je luie zetel, steeds staat de persoonlijke allerindividueelste koffiebeleving voorop. Een contrapunt voor deze dure vermarkting van het koffiegebeuren wordt gevormd door het toenemende, zij het nog steeds zeer bescheiden marktaandeel van de fairtradekoffie, en door de opkomst van talloze kleinschalige koffiebars waar de nobele kunst van het branden, zetten en drinken weer de ruimte en de tijd krijgt die ze verdient. Waar koffie weer troost wordt, zoals de Nederlandse band VOF De Kunst het in de jaren tachtig al zong: ‘Over de verzuiling heen, is er troost voor iedereen. In de uren van nood en ontbering, neem er nog een’. Waar je rustig een boek kimt lezen, zoals dit precieuze en waardevolle doeboek.
□ Manuel Duran
| ||
[pagina 760]
| ||
LiteratuurDe troost van de verbeeldingZeven pogingen om een geliefde te wekken is de debuutroman van Ineke Riem, die Nederlands gestudeerd en gedoceerd heeft en thans poëzieworkshops geeft aan jongeren. Het tweede hoofdstuk van de roman verscheen als een apart verhaal in De Gids en werd vorig jaar terecht bekroond met de Nieuw Proza Prijs 2012. Zeven pogingen om een geliefde tewekken is een knap geschreven roman waarin feiten en fictie voortdurend fuseren. Het verhaal is gesitueerd in het fictieve dorp Oudering dat ligt in de herkenbare, fraai beschreven Zuid-Hollandse regio Voorne-Putten met zijn dijken, meren en eilanden. De schrijfster kiest in dertien hoofdstukken geregeld voor andere vertelstandpunten om het onderliggende thema door verschillende personages, waarvan bij velen een hoek af is, te belichten. Dat thema is de rusteloosheid van de menselijke geest, de dreiging van het zwarte gat van de stilte en de troost van de verbeelding. Hoofdpersonage, Lioba Hoogenboom, is een jonge vrouw die door haar grootvader op zijn afgelegen boerderij is grootgebracht. Ze wilde modeontwerpster worden, maar werd afgewezen op de modeacademie. Ze vereenzaamt, wordt levensmoe, trekt zich terug in haar fantasie en gaat in het Haringvliet in een oude reddingsboot liggen waar ze zich verstopt ‘in de hoeken van haar dromerige lichaam’. Ze wordt bewusteloos door de dorpspolitie gevonden, naar huis gebracht, waar ze als Doornroosje slaapt. De huisarts die, wat niet geweten is door de goegemeente, eigenlijk een geile psychopaat is, wil Lioba met een tantrisch ritueel wekken, maar dat mislukt. Het meest aan het woord als ik-verteller is een excentrieke 92-jarige vrouw, die vier jaar geleden op een beurs voor paranormale zaken vernam dat ze ernstig ziek is. Op een laconieke wijze beschrijft Riem de manier waarop Neeltje Wiekhart zich voorbereidt op haar dood. Zo wil ze af van brieven die Hanna, de vrouw van de dominee, haar geschreven heeft vanuit Egypte. Heel subtiel en suggestief beschrijft Neeltje de lesbische relatie die ze gehad hebben. Op een ingenieuze wijze zorgt Riem ervoor dat de brieven van Neeltje terechtkomen in de kamer van de slapende Lioba en er een belangrijke rol spelen bij haar ontwaken na vier weken bewusteloosheid. Een opvallende rol is ook weggelegd voor een naamloos personage dat zich bekwaamd heeft om in de huizen van zijn dorpsgenoten in te breken, niet met de bedoeling om te stelen maar om uit de voorwerpen en foto's die hij aantreft te ontdekken welke geheimen ze hebben. Hij zal betrapt worden als hij insluipt in het huis van Neeltje die hem aantreft met de foto van Hanna in zijn handen. Uiteindelijk komt het goed met Lioba mede door toedoen van een jeugdvriend, Ramses, een onderwaterarcheoloog, die na studies in Leiden en Alexandrië weer opduikt in Oudering. Er lopen nog veel meer personages rond in Oudering, elk met een eigen verhaal, waarin toch altijd een link aan- | ||
[pagina 761]
| ||
wezig is naar het vreemde gebeuren met en rond Lioba. Zeven pogingen om een geliefde te wekken kan een magisch-realistische roman worden genoemd. Uit de spanning tussen droom en realiteit ontstaat de magie waarmee de schrijfster de lezer in de ban houdt. Op haar website geeft Ineke Riem zelf aan dat de titel van haar debuut knipoogt naar Willem Brakmans Vijf manieren om een oude dame te wekken. Kenmerkend voor Brakman en Riem is de opheffing van de tegenstelling tussen realiteit en fictie door grotesk taalgebruik. Zo kan het gebeuren dat ‘de weelderige pioenrozen bij het hek zich terug in hun knoppen vouwden, de meeuwen achterstevoren terug naar de Noordzee vlogen en het [...] ingepolderde land weer in water veranderde’. De debuutroman van Ineke Riem is gelaagd en geslaagd.
□ Joris Gerits Ineke Riem, Zeven pogingen om een geliefde te wekken, De Arbeiderspers, Utrecht/Amsterdam/Antwerpen, 2013, 206 blz., 18,95 euro, ISBN 978-90-2958-622-1. | ||
Noora's Dwaling‘Brieven schrijven is overblijven tussen alles wat verdwijnt’, schrijft Guy Bogaert in zijn jongste roman Noora's dwaling. Het boek bevat zeven aan Noora gerichte brieven. Als haar zoontje in het stadspark door het ijs zakt en verdrinkt, verdwijnt Noora spoorloos. Wanneer ze vier dagen later opduikt, blijkt ze te leiden aan een dissociatieve fugue als gevolg van het opgelopen trauma. Noora kan perfect functioneren, maar haar geheugen is gewist. Om haar herinneringen terug te krijgen, moet haar verleden zo gedetailleerd mogelijk worden gereconstrueerd. Herinneringen van naaste familieleden en vrienden in briefvorm zouden het meeste effect hebben. Net als in eerder werk van Bogaert speelt ook in dit boek verlies een erg belangrijke rol. Het hoofdpersonage Noora verliest niet enkel haar zoontje, maar tevens haar geheugen. In zijn verhalenbundel Hemelstof (2004) stond verlies - in haar vele vormen - centraal. Op de omslag van dat boek stond te lezen: ‘Verhalen kunnen ons redden. Ze geven ons de dingen terug waarvan we dachten dat die verloren gingen [...].’ Deze omschrijving is ook perfect van toepassing op Noora's dwaling. Want wat anders dan verhalen zijn onze herinneringen? De zeven brieven in het boek zijn gevuld met verhalen. Het zijn verhalen die het verloren verleden van Noora moeten redden. Verhalen die Noora's grootvader Milosz vertelde, maar ook verhalen als dat van een Berlijns echtpaar voor wie het geluk tweehonderd meter te kort was. Noora zelf komt nooit aan het woord, waardoor een zekere afstand met de lezer gecreëerd wordt. Tegelijk zorgen de brieven voor een bijzondere vorm van intimiteit. De lezer is getuige van de reconstructie van Noora's geheugen en leest de brieven die eigenlijk enkel voor haar bestemd zijn. Het zijn natuurlijk nooit Noora's eigen ervaringen die beschreven worden; enkel die van haar naasten. Toch dringt de lezer brief na brief verder binnen in haar leven. De zeven briefschrijvers bieden | ||
[pagina 762]
| ||
elk een andere kijk op haar persoonlijkheid, waardoor geleidelijk een geloofwaardig en meerzijdig portret ontstaat. Toch kun je ook de vraag stellen in hoeverre iedere briefschrijver wel de waarheid vertelt. Zij kunnen Noora's verleden teruggeven, maar ook hun eigen rol erin wijzigen...
□ David Vermeiren Guy Bogaert, Noora's dwaling, De Bezige Bijz Antwerpen, 2013, 190 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-8542-424-6. | ||
Literatuur en politiekWonderlijke wapens van Joris Note bevat 10 teksten, een voorwoord, een nawoord en 27 bladzijden noten en bibliografie. In het voorwoord schrijft de auteur dat hij al veertig jaar begaan is met de verhouding literatuur en politiek. Bij ‘politiek’ denkt hij in eerste instantie niet aan politici, partijen, regeringen, maar aan ‘groepen en mensen die een bestaande orde willen ondergraven of minstens ondervragen’. De verhouding tussen literatuur en politiek onderzoekt hij niet via theorieën, maar door te kijken naar een aantal historische ‘gevallen’ die hem intrigeren. Het zijn schrijvers uit diverse taalgebieden en periodes: Aimé Césaire, André Breton, Herman Gorter, Ezra Pound, troubadour Bertran de Born, Hadewych, een politicus, Patrice Lumumba, en een hedendaags beeldend kunstenaar, Jef Geys. In het tweedelige essay over de Martinikaanse dichter en communistische politicus Aimé Césaire, gangmaker van de négritude-beweging samen met Senghor (Senegal) en Damas (Frans Guyana), noemt Note de kern van Césaires denken de verwerping van nabootsing en passiviteit ten voordele van eigen authentieke actie, creatie, initiatief, plus de idee dat je alleen vanuit je particulariteit naar het universele kunt reiken. Ongetwijfeld daarom is Césaire voor Note een intrigerend geval. In het essay over de lezingen die de surrealist André Breton in Port-au-Prince heeft gegeven, eind 1945 en begin 1946, slaat Note een zijweg in. Dat doet hij voortdurend, maar Notes zijwegen zijn geen dwaalwegen om geleerdheid te etaleren. Voor de actieve, studieuze lezer creëren ze dwarsverbanden tussen de diverse auteurs en teksten, tussen het verleden en de actualiteit. De zijweg in het genoemde essay over Breton in Haïti leidt naar de Haïtiaanse bohémien-auteur, Magloire-Saint-Aude, en naar deze actuele vraag: ‘wanneer kunst zich op de een of andere manier schikt naar heersende eenstemmigheden en ideologieën (vandaag: liberale, ecologistische, securitaire, flamingantische...), doet ze er dan nog toe als kunst?’ In zijn analyse van Een klein heldendicht van Herman Gorter, legt Note heel precies uit waarom hij het een leerdicht ‘van het goede soort’ vindt en tekent hij verzet aan tegen de fixatie van Gorter in de literaire en algemene geschiedenis. Hij bewondert Gorter omdat de dichter altijd weer wilde blijven studeren en nieuwe wegen inslaan. Note fulmineert ook tegen ‘het risicoloze zich schikken in een convenabel en conformistisch leven’ dat haaks staat op het leven en schrijven van Gorter. | ||
[pagina 763]
| ||
In ‘De radicaliteit van Hadewijch’ bespreekt Note grondig de editie van Hadewijchs Liederen (2009) door Veerle Fraeters en Frank Willaert. Een eerdere versie stond in Streven, september 2009. Als voorbereiding op de herdenkingen van de Grote Oorlog die ons te wachten staan, kan ik de lezer aanbevelen het essay ‘Ezra Pound en de Grote Oorlog’ te lezen. Note legt erin uit dat, vooraleer de Amerikaanse dichter in fascistisch, antisemitisch en racistisch vaarwater verzeilde, hij indringende anti-oorlogsverzen geschreven heeft waarin aangeklaagd wordt dat plat winstbejag het eigenlijke motief is om een oorlog te ontketenen. Alle andere motieven zijn leugens en propaganda. Ezra Pounds fascinatie voor de troubadours is mede het onderwerp van Notes essay ‘Pikkende poëzie. Ten strijde met Bertran de Born’. Zelf trekt hij fel ten strijde tegen het beeld van Lumumba in het algemeen en de interpretatie van zijn fameuze speech op 30 juni 1960 in het bijzonder, door David van Reybrouck opgetekend in zijn bejubelde boek: Congo: een geschiedenis. Hij verwijt Van Reybrouck onder meer zijn ‘op een wat gesofisticeerder manier mee[doen] met het diaboliseren en psychiatriseren van Lumumba door zijn blanke vijanden’. Van Reybrouck beoefent in Congo ‘een verfijnde vorm van bekrompen conservatisme’, luidt de kritiek in de slotzin. Wie meer context wil, raad ik aan in Streven (november 2000) het interview te (her)lezen dat Erik Mariens had met de Haïtiaanse cineast, Raoul Peck, die zijn jeugd in de jaren zestig grotendeels doorbracht in Congo en maker is van de biopic Lumumba (2000). Behalve aan de politicus Lumumba wijdt Note nog een essay aan een nietliteraire kunstenaar, Jef Geys. Hij waardeert in de werken van Geys de doorbreking van competenties en de afbraak van hiërarchieën. In Wonderlijke wapens wil Joris Note kennis verzamelen door diep onder te duiken in zijn onderwerp. Hij essayeert en onderwijst, met autoriteit, maar niet schoolmeesterachtig. Met grote stelligheid plaatst hij vraagtekens als hij een overtuiging onvoldoende zeker kan funderen of beargumenteren, zoals in de volgende vraag: ‘Wat betekent het eigenlijk om radicaal te zijn in de kunst, in de literatuur? Dat is een interessante vraag, waarop ik geen antwoord heb’. Hij houdt het dan bij een hypothese die echter niet gratuit is. Met de marron Césaire zegt hij: ‘Wij erkennen geen meester, we hebben zelf zeggenschap’.
□ Joris Gerits Joris Note, Wonderlijke wapens. Over literatuur en politiek, De Bezige Bij, Amsterdam, 2012, 287 blz., 22,50 euro, ISBN 978-90-2347-398-5. | ||
Bijbel en bestsellersKun je hedendaagse bestsellers, zoals God is gek van Kluun, de film Avatar, de romans Bonita Avenue van Peter Buwalda, Het Diner en Zomerhuis met zwembad van Herman Koch, TonioGa naar margenoot+ van A.F.Th. van der Heijden, en de Vijftig tinten-serie becommentariëren vanuit theologisch perspectief? Het is Evert Jan | ||
[pagina 764]
| ||
de Wijer, predikant in Zoeterwoude, inderdaad gelukt om dat op een interessante en intrigerende wijze te doen. Hij vindt verrassende parallellen én opmerkelijke verschillen tussen deze bestsellers en de Bijbel, en dat geeft zowel de bestsellers als de Bijbel extra glans en betekenis. Hij durft het zelfs aan om de politieke pleidooien van Geert Wilders voor een nationale identiteit te verbinden met de boodschap van de boeken Ezra en Nehemia. Met humor, maar zeker ook met scherpte, geeft De Wijer steeds een verhelderend inzicht in onze huidige samenleving en tegelijkertijd ook in de Bijbel. Hij doet dat als een modern predikant: nieuwsgierig, zeker niet preuts en moralistisch, en vooral met liefde en begrip voor wat hij onderweg tegenkomt aan hoop, verlangen en levensoriëntatie. Voor wie de genoemde bestsellers kent, is dit boek een prachtige eye-opener die op menig punt de lezer tot nadenken zal stemmen.
□ Panc Beentjes Evert Jan de Wijer, God op het boekenbal. Bijbel & bestsellers, Skandalon, Vught, 2013, 205 blz., 18,50 euro, ISBN 978-94-9070-868-9. |