| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Verbondenheid met natuur en landschap
In het voorwoord tot deze bundel met filosofische beschouwingen, betoogt redactrice Riyan van den Born hoe belangrijk het is ‘om juist in deze tijden van flexplekken en goedkope vliegreizen na te denken over wat plaatsen voor ons betekenen’. Terecht, want de nood aan reflectie op onze verhouding tot de plekken en landschappen van onze nagenoeg volledig toegankelijk gemaakte aardbol is vandaag niet van louter academische, maar ook van maatschappelijke en zelfs existentiële aard. De poging om met dit Nederlandstalige boek de vruchten daarvan voor een breed publiek te ontsluiten, verdient dan ook alle lof. Het is een mooi voorbeeld van de wijze waarop een universitair onderzoeksteam (in casu de ‘Visions of Nature’-onderzoeksgroep aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar het idee voor het boek vorm kreeg) haar maatschappelijke taak kan vervullen.
Waar de titel gewag maakt van ‘filosofische beschouwingen’, moet dit in de breedst mogelijke zin begrepen worden. Er komen immers vertegenwoordigers van de meest uiteenlopende vakgebieden aan het woord. Die veelheid aan invalshoeken is de grote kracht van het boek, omdat ze recht doet aan de veelzijdigheid van haar onderwerp. ‘Plaats’ is een thema dat bij uitstek baat heeft bij een multidisciplinaire aanpak, omdat het in vele vakgebieden een rol speelt en niettemin nergens helemaal thuis is. Zo schrijven dus filosofen, sociologen, natuurwetenschappers en -beschermers, letterkundigen of historici over een breed scala van onderwerpen: van planten, slangen en straatnamen tot ‘cyberspace’ en ‘spaceship earth’. Ze doen dit, zoals Riyan van den Born het mooi verwoordt, ‘vanuit de eigen tuin en vanuit het heelal’, ‘vanaf de fiets en vanuit een roman’ en ‘in de stad, maar vooral in de natuur’. Met deze inhoudelijke diversiteit gaat ook een formele veelvormigheid gepaard; het boek bevat namelijk niet enkel essays, maar ook fragmenten uit romans, cursiefjes, gedichten, en heel wat afbeeldingen.
Wat de verschillende teksten wel met elkaar delen is hun helderheid en toegankelijkheid. Daarnaast geven de essays blijk van een echte interesse van de auteur in zijn onderwerp - ze getuigen vaak van een diepgaande persoonlijke betrokkenheid en zijn soms ronduit autobiografisch van aard. Maar ook in de meer theoretische bijdragen staan de auteurs duidelijk stevig met beide voeten in de praktijk - en in dit geval dus letterlijk met beide voeten op de grond. Zo stelt Martin Drenthen zich de vraag hoe we een landschap kun- | |
| |
nen begrijpen of ‘lezen’. Hij betoogt dat die ‘lectuur’ niet alleen leidt tot een persoonlijke en ethische plaatsverbondenheid, maar die in feite reeds veronderstelt Hij treedt daarbij in dialoog met het project ‘Leesbaar Landschap’ van natuur- en milieueducatievereniging IVN. De bijdrage van Jozef Keulartz, ‘Plaats tussen Utopia en Nostalgia’, besluit dan weer met een blik op de strijd tussen het modernisme en het neotraditionalisme in de Nederlandse architectuur. De tekst van Riyan van den Born en Mirjam de Groot, die handelt over de verschillende factoren die een rol spelen bij het tot stand komen van plaatsverbondenheid, is op zijn beurt rijk gestoffeerd met fascinerende data uit hun empirisch onderzoek.
Gezien de diversiteit aan invalshoeken en onderwerpen is het misschien jammer dat het boek zich bijna uitsluitend richt op plekken in de natuur. Hoewel dit een verdedigbare keuze is die deels verklaarbaar is vanuit de achtergrond van de auteurs, wordt zo misschien toch ongewild de indruk gewekt dat plaatsverbondenheid bij voorkeur te maken heeft met bossen, beekjes of bomen. Waar er in het boek aangegeven wordt dat verbondenheid met de natuur voor veel westerlingen eerder een romantisch ideaal dan een realiteit is, had men misschien meer aandacht kunnen schenken aan andere en nieuwe vormen van plaatsverbondenheid - denk aan stadsjongeren en hun pleintjes of hun buurt, ‘urban explorers’ en de verborgen kanten van de stad of de ruïnes van ons industrieel erfgoed, of zelfs aan de mogelijkheid gehecht te raken aan zogenaamde ‘onplaatsen’ als luchthavens of Starbucksfilialen. Tot slot wordt de bundel helaas ontsierd door allerlei kleine onnauwkeurigheden. De bibliografie bij de teksten is bijwijlen incorrect en/of onvolledig en veel referenties bevatten foutjes. Voorts zijn de teksten vormelijk niet voldoende op elkaar afgestemd en is het taalgebruik soms voor verbetering vatbaar. Iets grondiger redactiewerk was wenselijk geweest. Dat doet evenwel weinig af aan de verdiensten van dit boek, dat niet alleen natuurliefhebbers, maar eigenlijk iedereen die met hart en ziel ergens is, zal kunnen boeien.
□ Jasper Van de Vijver
Riyan J.G. van den Born, Martin Drenthen, Pieter Lemmens, Thomas van Slobbe (red.), Plaats. Filosofische beschouwingen over verbondenheid met natuur en landschap, KNNV Uitgeverij, Zeist, 2011, 212 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-5011-393-9.
| |
Reflecties uit het beschadigde leven
‘Goed geschreven teksten zijn als spinnenwebben: dicht, concentrisch, transparant, kunstig gesponnen en stevig’, schrijft Theodor W. Adorno (1903-1969) in het onlangs door Hans Driessen (1953) vertaalde Minima Moralia. Reflecties uit het beschadigde leven.
Minima Moralia bevat 153 mini-essays en aforismen die Adorno - filosoof, socioloog, musicoloog en lid van de Frankfurter Schule - tussen 1944 en 1947 in ballingschap in de Verenigde Staten schreef. Zoals ook in het magnum opus Dialektik der Aufklärung
| |
| |
(1947) dat hij samen met Horkheimer verzorgde, vormt het fascisme de gitzwarte achtergrond; niet als exces maar juist als logisch gevolg van de Verlichting; een gevolg van de rede die mensen dehumaniseert tot dingen.
Deze achtergrond voorziet Minima Moralia van een tijdloze urgentie. Waar de menselijkheid in de ovens van Auschwitz letterlijk in rook opging, dreigt het menselijke in de laatkapitalistische kooi van de cultuurindustrie onopgemerkt te verkommeren: ‘In principe is iedereen een object, de machtigen niet uitgezonderd [...]. Het individu als individu, dus voor zover het de speciës mens vertegenwoordigt, heeft de autonomie verloren op grond waarvan het de soort zou kunnen verwerken’. Verblind en verdwaald in de consumptiesfeer staat het ding/mens dringend in de rij om niets te missen van het nieuwste van het nieuwste.
Zoals in een spinnenweb verweeft Adorno aan de hand van Hegels dialectische methode de intiemste persoonlijke sfeer - die van de intellectueel in de emigratie - met bespiegelingen over de psychologie, de esthetica en de wetenschap in haar verhouding tot het subject. Lichtvoetige essays over het geven van cadeaus, de ideale vrouw en hoogleraren die na de scheiding in de woning van hun vrouw inbreken, bieden tegenwicht tegen de cultuurkritiek; tegen de wereldgeest ‘niet te paard’ zoals Hegel stelde ‘maar gedragen door vleugels en zonder hoofd’.
Waar dialectisch denken de poging is het dwingende karakter van de logica met haar eigen middelen te doorbreken, erkent Adorno tegelijkertijd dat het zich van deze middelen moet bedienen. En daarbij ‘loopt het elk moment het risico zelf ten prooi te vallen aan dit dwingende karakter’. Met aforismen zoals ‘Alleen die gedachten zijn waar die zichzelf niet begrijpen’ probeert Adorno het denken open te breken. Desondanks dwaal je als lezer zo nu en dan, louter uit behoefte uit het web te ontsnappen, in gedachten af naar bijvoorbeeld de studenten die eind jaren zestig zijn colleges verstoorden, omdat Adorno in hun ogen niet bereid was de praktische gevolgen uit zijn theoretische positie te trekken. Ironisch genoeg illustreren deze studenten de opkomende vergroving, onbedachtzaamheid en onbeschaafdheid van wat Adorno het nieuwe type mens noemt.
‘Je kunt het nieuwe type mens niet goed begrijpen zonder te beseffen wat de dingen uit zijn omgeving hem onophoudelijk, tot in zijn geheimste roerselen aandoen’ schrijft hij. Het zijn de dingen uit onze tijd - een tijd van massamedia, smartphones en google glasses - die het de moeite waard maken Adorno nog eens te bestuderen. Met name zijn analyse van de vertechnisering; over hoe de ervaring afsterft als de dingen onder de wet van de functionaliteit de omgang ermee beperken tot gebruik, zonder dat surplus van menselijkheid te dulden.
□ Meike Oosterwijk
Theodor W. Adorno, Minima Moralia. Reflecties uit het beschadigde leven, vertaling Hans Driessen, uitgeverij VanTilt, Nijmegen, 2013, 256 blz., 19,95 euro, ISNB 978-94-6004-128-0.
| |
| |
| |
Politiek
Over volgzame burgers en vluchtige politiek
Een van de meest opvallende verschijnselen in het Europese politieke landschap van de laatste decennia is het wegkwijnen van traditionele sociaaldemocratische partijen. Alleen die partijen die zich losmaakten van de overtuigingen die zij van oudsher uitdroegen - ofwel ‘hun ideologische veren wisten af te schudden’, zoals Wim Kok, voorman van de Nederlandse PvdA, het noemde - slaagden erin hun invloed kortstondig te handhaven: de Labour Party onder Tony Blair, de SPD onder Gerhard Schröder, de PvdA onder Wim Kok en Wouter Bos. Deze partijen namen zo echter niet alleen afstand van hun vroegere ideeën, zij vervreemdden van zich. Mede daardoor werden politieke partijen voor de kiezer vrijwel inwisselbaar: of men nu stemde op sociaaldemocraten, christendemocraten of liberalen, alle kozen voor eenzelfde neoliberaal beleid. Wie zich niet in dit beleid kon vinden, trof alleen bij uiterst rechts of uiterst links al dan niet vermeende alternatieven aan. Deze ontwikkeling verklaart, wellicht althans ten dele, de vaak opmerkelijke en ongebruikelijke fluctuaties in opiniepeilingen en verkiezingsuitslagen.
In zijn boek Makke schapen beschrijft Paul Kalma - voormalig lid van de Tweede Kamer voor de PvdA - van binnenuit het wegkwijnen van de traditionele sociaaldemocratie in Nederland. Kalma toont zich daarbij uiterst kritisch over het recente verleden van zijn partij: hoezeer hij ook overtuigd is van het belang van de uitgangspunten van de sociaaldemocratie, juist door onnadenkend en vanzelfsprekend mee te gaan in het neoliberalisme dat vanaf de jaren tachtig steeds sterker werd, hebben de sociaaldemocraten zichzelf uiteindelijk buitenspel gezet. In het licht van de huidige economische en financiële crisis - waarvoor de prijs wordt betaald door de bevolking die haar niet heeft veroorzaakt... - kan de sociaaldemocratie haar relevantie volgens de auteur alleen terugwinnen als zij zich herbezint op waar zij voor staat. En dit houdt voor hem een terugkeer in naar de beginselen van weleer: een sociaaldemocratie die zich inzet voor maatschappelijke rechtvaardigheid, voor een evenwichtiger verdeling van macht en rijkdom, en die vooral niet blind vertrouwt op de werking van de vrije markt. Alleen een sociaaldemocratie die zich daadwerkelijk inzet voor brede lagen van de bevolking kan, aldus de auteur, weer de volkspartij worden die zij ooit beoogde te zijn - en die zij ooit, in een niet eens zo ver verleden, ook was.
De analyse van Kalma is verhelderend - en niet alleen leerzaam voor zijn partijgenoten of geestverwanten. Met name ook de ondoordachte aanvaarding van het neoliberale marktdenken, zoals treffend beschreven in dit boek, zou in veel breder kringen moeten stemmen tot nadenken en herbezinning. Want de vraag in welke gevallen de onder invloed van het neoliberalisme doorgevoerde privatisering van
| |
| |
publieke diensten nu daadwerkelijk heeft geleid tot de beoogde verbetering voor de gebruiker - de beste kwaliteit tegen de laagst mogelijke prijs -, biedt weinig redenen tot tevredenheid.
□ Herman Simissen
Paul Kalma, Makke Schapen. Over volgzame burgers en vluchtige politiek, Prometheus, Amsterdam, 2012, 255 blz., 17,50 euro, ISBN 978-90-3513-642-7.
| |
Kerk & theologie
De Bijbel voor ongelovigen
Mijn eerste kennismaking met het werk van Guus Kuijer was zijn schitterende roman Izebel van Tyrus (1988). Daarin zet hij de echtgenote van de Bijbelse koning Achab op meesterlijke wijze neer. Terwijl Kuijer nadien in publicaties als Het boek van alle dingen (2004) en Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006) duidelijk kritisch met geloof en christendom omgaat, wordt hij klaarblijkelijk gefascineerd door de Bijbel, het boek waarmee hij is grootgebracht, terwijl hij niet meer geloofde. Het is de ‘verbazingwekkende vertelkracht’ van de Bijbelverhalen zelf, zoals hij in het Nawoord (285) schrijft.
Op de laatste bladzijde van het boek blijkt het uiteindelijke vertelperspectief. Het is Jochebed, de moeder van Mozes, Mirjam en Aaron, die de verhalen doorgeeft aan haar kinderen. Het gaat om zes verhalen die in de mond worden gelegd van respectievelijk Adam, Cham, Selach, Sarai, Isaak, en Ben-Oni (Benjamin). Het boek ontbeert helaas een inhoudsopgave waardoor later terugzoeken wordt bemoeilijkt.
Dat Guus Kuijer op die laatste pagina Jochebed ten tonele voert, wekt bij mij de verwachting dat dit de opstap is naar een volgend boek, zijn hervertelling van het boek Exodus.
Twee mooie passages wil ik u niet onthouden. Uit de mond van Benjamin: ‘De verhalen die we aan elkaar doorgeven, zijn daardoor niet tot één mens te herleiden, omdat ze als het ware gekneed zijn door meerdere handen. Ik denk dat ze daar rijker van worden omdat ze niet uit één mond tot ons spreken, maar uit meerdere’ (242). Kuijers boek legt daar voortdurend getuigenis van af; ook zijn handen hebben de oeroude overlevering weer verder gekneed.
Een voorbeeld daarvan lijkt mij hetgeen hij Isaak laat zeggen: ‘Soms vraag ik me af waarom God het conflict aan de mens opdringt, waardoor het lijkt alsof hij niet wil dat we in vrede leven met elkaar. Wat kan daarvan de bedoeling zijn?’ (189). Natuurlijk is het hier niet Isaak die aan het woord is, maar Guus Kuijer zelf. Dat maakt dit boek juist zo de moeite waard, ook voor degenen die de verhalen van Genesis (denken te) kennen.
□ Panc Beentjes
| |
| |
Guus Kuijer, De Bijbel voor ongelovigen. Het begin. Genesis, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2013, 286 blz., 18,95 euro, ISBN 978-90-2537-005-3.
| |
Literatuur
Onder vrienden
In zijn jongste boek, Onder vrienden, keert Amos Oz terug naar de periode van zijn jeugd. Na de dood van zijn moeder wordt hij, amper veertien jaar oud, lid van een kibboetsgemeenschap, die hij op rijpere leeftijd opnieuw zal verlaten. In zijn meesterlijke autobiografie, Een verhaal van liefde en duisternis, en in eerdere verhalen had hij reeds naar die episode in zijn leven verwezen.
Dit boek is een verzameling van acht kortverhalen, die zich afspelen in de fictieve kibboets Jikhat, ergens halverwege de jaren vijftig. Telkens is er één hoofdfiguur, die we ook in andere verhalen tegen het lijf lopen. Zo haken de verhalen in elkaar en krijgen we mondjesmaat een beeld van het reilen en zeilen in de gemeenschap.
Oz is een rasverteller, die nooit uitdrukkelijk oordeelt, laat staan veroordeelt. Hij portretteert meelevend en liefdevol zijn personages, laat ze zelf aan het woord en brengt ze zo tot leven. In een rustig tempo neemt hij zijn lezer mee; geen woord staat er teveel. Het levert beklijvende portretten op van diverse persoonlijkheden, allemaal anders in hun tekortkomingen en hun verdriet, hun verwachtingen en hun dromen, hun edelmoedigheid en hun geborneerdheid. De oude tuinman die verzot is op rampverhalen; de idealistische mentor die zorgzaam, zelfgenoegzaam en egocentrisch is; de eeuwige grapjas die zijn beheersing verliest wanneer zijn zoontje wordt gepest; de zorgzame secretaris die altijd twijfelt; de bedrogen vrouw die een brief schrijft aan de nieuwe echtgenote van haar ex-man.
Maar onderhuids is er de kritiek. De kibboets - het idealistische gemeenschapsproject - propageert gelijkheid en broederlijkheid, maar slaagt daar niet in. In zijn drang naar regulering, verliest het zijn aandacht voor de kwetsbaarheid van het concrete individu. Die onderhuidse kritiek - altijd beheerst geformuleerd - levert beklijvende zinnen op zoals: ‘De kibboetsgemeenschap bood geen enkel antwoord op eenzaamheid. Sterker nog: op grond van haar eigen idee ontkende onze gemeenschap eenzaamheid’ (blz. 119). Of: ‘Ze zei bij zichzelf dat de meeste mensen blijkbaar meer warmte en genegenheid nodig hadden dan de anderen konden geven, en dat geen van de kibboetscommissies het verschil tussen vraag en aanbod ooit zou kunnen bijpassen. De kibboets, dacht ze, had de maatschappelijke orde een beetje veranderd, maar de aard van de mens veranderde niet’ (blz. 185). In haar compromisloos streven naar onafhankelijkheid had de kibboets geruisloos een nieuwe afhankelijkheid gecreëerd. ‘Ze hebben alleen de ene godsdienst voor de andere verruild. Marx is hun Talmoed. De vergadering is de synagoge en David Dagan is de rabbijn. Er zijn hier een aantal gezichten die ik me heel goed kan voorstellen met een baard en
| |
| |
zij lokken of met een pruik op het hoofd’, tekent hij op uit de mond van de mooie Nina (blz. 164-5). Amos Oz is in zijn kibboetsgemeenschap niet gebleven.
□ Guido Vanheeswijck
Amos Oz, Onder vrienden, De Bezige Bij, Amsterdam, 2013, 205 blz., ISBN 978-90-2347-346-6.
| |
Zelfgesprek
De laatste decennia heeft Martin Walser (o1927) geregeld zijn werk aan romans, verhalen en essays onderbroken om persoonlijke aantekeningen te schrijven. Na Meßmers Gedanken (1985) en Meßmers Reisen (2003) is Meßmers Momente de derde bundel. In tegenstelling tot de vorige twee spreekt hier veel minder een fictief personage of een ‘man zonder eigenschappen’. De ik-vorm waarin de meeste aantekeningen zijn gesteld, is kennelijk die van de oude schrijver, die illusieloos intieme gedachten aan het papier toevertrouwt. Alle drie de motto's gaan over een vis op het zand, een wezen dat uit zijn element is gehaald. Zo voelt ook de schrijver zich. Hij is een vreemdeling in het leven geworden, omringd door vijanden, die terugblikkend de balans opmaakt van zijn mislukkingen en zijn onvermogen te communiceren.
Voor wie weet hoe productief Walser is geweest en wat voor een (weliswaar omstreden) publieke figuur in Duitsland, is het een nogal verrassende biecht, die neigt naar zwaarmoedigheid. ‘Ik ben de as van een gloed / die ik niet was’. De aantekeningen staan met regelbreking, als korte gedichten, hier en daar over de bladzijde verspreid. Meestal zijn het er een viertal, enkele keren (minder geslaagd overigens) nemen ze echt de gedaante aan van een gedicht met binnen- of eindrijm, soms zijn het satirische miniverhalen van een bladzijde of twee.
Komt het door de verzwakking van krachten en het besef van de naderende dood dat de meeste gedachten zo somber zijn, zo moedeloos ook? ‘Leeggebloed lig ik op de stranden van de tijd. / Kunstmatige adem houdt me in leven.’ Of nog: ‘Wat ik denk, kan ik niet zeggen. / En iets zeggen wat ik niet denk, kan ik evenmin’. Elders: ‘Kwellen of gekweld worden, / iets anders is er niet’. Het merendeel van de aantekeningen beschrijft ervaringen van de ik - ontgoocheld, zelfverwijtend, ongemakkelijk, soms op het paranoïde af. Meßmers wereld is er een van achtervolgers en vijanden, in zeldzame gevallen van door hem verwaarloosde vrienden en geliefden. Onbegrip is een constante. ‘Als we van buiten grijpbaar waren, dan konden wij onszelf / voelen als anderen. Zo opgesloten echter / weten wij niets en moeten dromen’.
Dromen en verzinnen blijken de voedingsbodem voor het schrijverschap van deze ik. ‘Ik heb mijn leven willen doorbrengen / beschermd door zorgvuldig gekoesterde illusies. / De werkelijkheid had slechts beperkt toegang. / Liegen noemt men zoiets. / Ik heb het steeds ervaren als mogelijk maken’. De formuleringsgave neigt naar hyperbolische, soms potsierlijke maar soms ook grootse metaforen. ‘De zee schep ik met een vingerhoed / in
| |
| |
mijn woestijn van geduld. / In het alfabet zijn mijn schepen gestrand’.
Ondanks het egocentrisme dat hij koestert, betreffen Meßmers inzichten ook de anderen en de wereld. Pregnant geformuleerd: ‘Ieder mens is onbelangrijker dan hij denkt’. Met de ontmaskering die de schrijver Walser lief is: ‘De zon doet vandaag weer net / alsof alles in orde is. / Ofwel heeft ze geen flauw besef, / ofwel liegt ze’. Niet meer dan een halve waarheid: ‘Toen je voor kunst niets meer hoefde te kunnen, / is de kunst van het beweren begonnen. / De uitvinding van de 20e eeuw: de kunstenaar / is de kunst’. Een onomstotelijke bewering: ‘We weten meer dan we hoefden te weten / om goed te zijn’.
Het lezen van Meßmers Momente is nu eens schrijnend en openbarend, dan weer irritant en ontgoochelend, maar altijd confronterend. Walser leunt dichter aan bij de korzelige aantekeningen van Emile Cioran dan bij de illusieloze maar bemoedigende persoonlijke notities van Marcus Aurelius. Een stoïcijn kan of wil hij duidelijk niet zijn. De slotnotitie: ‘Het leven lacht. / Me uit’.
□ Erik de Smedt
Martin Walser, Meßmers Momente, Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg, 2013, 103 blz., 14,95 euro, ISBN 978-34-9807-383-1.
| |
Varia
Henri Storck
Vijfenzeventig jaar geleden werd het Koninklijk Belgisch Filmarchief (thans CINEMATEK) opgericht. Een van de stichters, en tevens pionier van de Belgische cinema, was de Oostendenaar Henri Storck (1907-1999). Net nu voltooide het Filmarchief, in samenwerking met het Henri Storck Fonds en de Cinémathèque de la Fédération Wallonie-Bruxelles, de ‘Collectie Henri Storck’, een vierdelige box die een staalkaart biedt van diens oeuvre. Eind 2011 verschenen reeds Images d'Ostende en Misère au Borinage. Begin dit jaar zijn daar ook nog Boerensymfonie en Art & Cinema bijgekomen.
Reeds als jongeling begaf Henri Storck zich op artistieke paden. Via zijn tante, die een galerie hield, leerde hij onder meer James Ensor, Léon Spilliaert, Félix Labisse en Constant Permeke kennen. In 1926 kreeg hij van zijn moeder een camera cadeau en twee jaar later richtte hij in Oostende een filmclub op. Storck werd vooral beïnvloed door de Amerikaan Flaherty, de Russische school (inzonderheid Eisenstein) en de Franse avant-garde. Als cineast begon hij experimenteel maar evolueerde dan naar de documentaire. In totaal zou Storck tijdens zijn leven ongeveer zeventig producties realiseren, veelal non-fictie. Misère au Borinage (1933), dat hij samen met Joris Ivens draaide, is wellicht zijn bekendste werk.
Een ander hoogtepunt vormt Boerensymfonie, een groots fresco van het plattelandsleven, gemaakt tijdens de oorlogsjaren met steun van de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie. Storck houdt zich ver van elke nazipropaganda maar het is wel opvallend hoe het sociaal engagement dat hij tien jaar eerder toonde in zijn werk over
| |
| |
de Borinage in deze prent afwezig blijft. Het is een ideologisch ‘neutrale’ film die in de eerste plaats artistiek van opzet is. Onder een poëtische titel (een verwijzing naar Beethovens Pastorale) schildert Storck in vijf delen (lente, zomer, boerenbruiloft, herfst en winter) het leven van de boeren in dialoog met de universele en tijdloze natuur. De beeldcompositie, de clair-obscureffecten en het gebruikte cameraperspectief maken van het geheel een knappe stijloefening en laten ook een duidelijke invloed zien van de schilderkunst. De teksten van Marie Gevers, die in haar romans meermaals het buitenleven thematiseert, combineren technisch onderricht met lyriek en doen zo wat denken aan de Georgica van Vergilius.
Boerensymfonie
Henri Storck maakte tijdens de opnames een zware persoonlijke crisis door: hij was zo goed als bankroet en in 1943 verloor hij zijn vrouw na een lange ziekte. In die zin kan men Boerensymfonie ook bekijken als een ‘therapeutische’ film: een verhaal over leven en dood, en de eeuwige hergeboorte van de natuur. ‘Omwille van de boer die ploegt, bestaat de wereld voort’, klinkt het aan het slot. Voorts is het ook opvallend hoe enkele keren de belangrijke rol van de vrouw in het boerenleven benadrukt wordt, als het ware een eresaluut van Storck aan zijn overleden echtgenote. Daarnaast is er veel aandacht voor allerlei gebruiken en rituelen, zowel katholieke als heidense, die het dagelijkse bestaan zin geven.
Boerensymfonie mag dan een artistieke documentaire heten en een voorbeeld van de realistische stijl, een aantal scènes en beelden ademen nog steeds de surrealistische sfeer uit de experimentele beginjaren van Henri Storck: het wasgoed wapperend in de wind, het brandende zonnewiel dat door de lucht zweeft tijdens de midzomerviering, de engeltjes die op
| |
| |
weg naar hun eerste communie door de velden huppelen, de kinderen op Vastenavond vermomd met ‘ensoriaanse’ maskers, Magere Hein met zeis bij het sterfbed van de boer, de fanfare-muzikanten die dronken huiswaarts waggelen,... De bekende afbeelding van het ‘alziend oog’ (‘God ziet mij, hier vloekt men niet’), waarop tijdens een caféscène nadrukkelijk wordt ingezoomd, kan men zelfs begrijpen als een speelse verwijzing naar Pour vos beaux yeux (een surrealistische kortfilm van Storck uit 1929 over een man die een glazen oog vindt), die op zijn beurt weer refereert aan Un chien andalou (met het doorgesneden oog) van Buñuel en Dali.
De jaren twintig, dertig en veertig van de vorige eeuw kenden een sterke bloei van de ‘gemeenschapskunst’. In de literatuur genoten ‘streekromans’ een grote populariteit. Het is in die context dat Boerensymfonie tot stand kwam. Henri Storck draaide de film tussen 1942 en 1944 in enkele boerderijen in Brabant. De boeren speelden gewoon zichzelf. Dit ‘etnografisch’ standpunt nam Storck over van Robert Flaherty die zich met Nanook of the North (1922) over de Inuit en Moana (1926) over de bevolking op de Samoaeilanden niet alleen als de grondlegger van de documentaire cinema maar ook van de etnografische benadering had geprofileerd. Een andere bewonderaar van Flaherty, de Fransman Georges Rouquier, bracht in 1946 Farrebique uit waarvoor hij een jaar lang een boerenfamilie uit Rouergue filmde. Het cinematografisch in kaart brengen van een bepaalde bevolkingsgroep door de leden ervan zichzelf te laten spelen, was overigens ook een trend in de fictiefilm. Zo werkten bijvoorbeeld Charles Dekeukeleire (Het kwade oog), Luchino Visconti (La terra trema) en Leni Riefenstahl (Das blaue Licht en Tiefland) met lokale gelegenheidsacteurs. Kortom, Henri Storck leverde met Boerensymfonie niet alleen een verrassend gelaagde film af, hij maakte deel uit van een bredere internationale stroming.
□ Stijn Geudens
Henri Storck, Boerensymfome, DVD en Blu-ray, Koninklijk Belgisch Filmarchief (CINEMATEK), Brussel, 2013, 111 minuten, 21,00 euro. Bestellen kan via www.cinematek.be/dvd.
Henri Storck, Art & Cinema. De kunst-documentaires, DVD en Blu-ray, Koninklijk Belgisch Filmarchief (CINEMATEK), Brussel, 2013, 169 minuten, 21,00 euro. Bestellen kan via www.cinematek.be/dvd.
|
|