Streven. Jaargang 80
(2013)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| ||||||||||||||
Herman Simissen
| ||||||||||||||
Kind van overlevendenPeter Singer werd in 1946 geboren in Melbourne, Australië, als tweede kind in het gezin van Ernst Singer en Cora Oppenheim - hij heeft een | ||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||
oudere zus, Joan. Zijn ouders, beiden van Joodse afkomst, emigreerden in 1938 uit Oostenrijk naar Australië, in het volle besef dat er na de Anschluss bij Duitsland in hun geboorteland geen toekomst, zelfs geen leven voor hen zou zijn. Hun beider ouders bleven achter in Wenen, echter met de bedoeling zich bij de kinderen te voegen wanneer die hun plaats hadden gevonden in het land van aankomst. De toestemming om af te reizen was hun gegeven, maar door allerlei verwikkelingen, onder meer gezondheidsproblemen van David Oppenheim, de vader van Cora, moest het vertrek worden uitgesteld. Peter Singer heeft een prachtig, ontroerend boek geschreven over zijn grootvader, Pushing Time Away: My Grandfather and the Tragedy of Jewish Vienna (2003). David Oppenheim was een uitstekend classicus die, vanuit het streven menselijk gedrag te begrijpen dat uiteindelijk ook de drijfveer van de ethicus Singer is, nauw samenwerkte met vertegenwoordigers van de eerste generatie psychoanalytici als Sigmund Freud en Alfred Adler. Toen de discriminatie en vervolging van Joden in de volgende maanden steeds ingrijpender werden, werd het voor hen onmogelijk alsnog naar Australië te vertrekken. Dat Ernst Singer er niet in was geslaagd zijn ouders en schoonouders tijdig uit Oostenrijk te laten afreizen heeft, begrijpelijk genoeg, altijd als een donkere schaduw over zijn latere leven gehangen. De gevolgen waren dan ook verschrikkelijk. Zijn ouders, Albert en Philippine Singer, werden op 19 oktober 1941 vanuit Wenen op transport gesteld naar de Poolse stad Lódz. In het centrum van deze stad was door de Duitse bezetter een getto ingericht - na dat van Warschau het grootste in Polen - als tijdelijk verzamelpunt voor Joden uit met name Midden-Europa. Vanuit Lódz werden Albert en Philippine Singer op 15 mei 1942 doorgestuurd; vanaf deze datum bestaat er geen bewijs voor wat er met hen is gebeurd, maar vermoedelijk zijn zij terechtgekomen in het concentratiekamp Chelmno, op ongeveer zeventig kilometer van Lódz. Dit was het eerste concentratiekamp waar op grote schaal gevangenen werden vermoord door vergassing, niet in gaskamers, maar door opsluiting in de laadbakken van vrachtwagens waarin de uitlaatgassen van deze wagens werden geblazen. David en Amalie Oppenheim, de ouders van Cora Oppenheim, genoten aanvankelijk enige bescherming tegen de vervolging, op grond daarvan dat David Oppenheim in de Eerste Wereldoorlog was onderscheiden als officier in het Oostenrijkse leger. Maar op 20 augustus 1942 werden ook zij op transport gesteld, naar Theresienstadt. David Oppenheim overleed daar op 18 februari 1943 aan de gevolgen van suikerziekte en chronische diaree. Amalie Oppenheim overleefde Theresienstadt, en keerde na de bevrijding van dit concentratiekamp terug naar Wenen. Van daaruit vertrok zij in 1946 naar Australië, waar zij zes weken na de geboorte van Peter Singer aankwam. Tot haar overlijden in 1955 woonde zij bij het gezin van haar dochter en schoonzoon. | ||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||
StudieNa zijn middelbare schooltijd ging Peter Singer studeren aan de universiteit van zijn geboorteplaats Melbourne. Hij volgde een zogeheten ‘brede’ bacheloropleiding, met vakken uit de disciplines rechten, geschiedenis en filosofie. In zijn masteropleiding specialiseerde hij zich vervolgens in het laatstgenoemde vak. Als afsluiting van zijn studie schreef hij een scriptie met als titel Why Should I Be Moral?. Daarin stelt hij de vraag, waarom een individu zich verplicht zou moeten voelen een ‘goed’ leven te leiden. Hij onderzoekt welke antwoorden er in de geschiedenis van de filosofie op deze vraag zijn gegeven - en komt tot de conclusie dat geen van deze antwoorden uiteindelijk bevredigend is. Deze opmerkelijke scriptie leverde Singer niet alleen een diploma op, maar ook een beurs om zijn opleiding voort te zetten in het Verenigd Koninkrijk. Singer ging in 1969 in Oxford studeren bij de filosoof Richard Hare (1919-2002), die in zijn hoofdwerken The Language of Morals (1952) en Freedom and Reason (1963) een eigen ethische theorie had ontwikkeld. De sluitsteen van deze theorie wordt gevormd door Moral Thinking (1981); toen dit boek verscheen, was Singer al uit Oxford vertrokken. De theorie die Hare heeft opgesteld, staat bekend als het ‘prescriptivisme’. Geheel in lijn met het filosofische klimaat in Oxford in de jaren vijftig, waarin sterk de aandacht werd gericht op taal en taalgebruik, begint Hare met de vraag waardoor de taal van de ethiek zich kenmerkt. Uitgangspunt van zijn prescriptivisme is vervolgens de constatering dat ethische uitspraken een bijzonder karakter hebben. In een ethische uitspraak wordt gedrag beschreven, maar een dergelijke uitspraak verschilt van een feitelijke beschrijving in die zin, dat zij een bepaald gedrag voorschrijft: zij gebiedt de luisteraar (of lezer) iets te doen of na te laten. Maar een ethische uitspraak verschilt eveneens van een eenvoudig gebod als bijvoorbeeld ‘Doe de deur achter je dicht!’. Anders dan zo'n eenvoudig gebod, dient een ethische uitspraak, zoals Hare het noemt: ‘universaliseerbaar’ te zijn. Daarmee bedoelt hij niet, zoals men wellicht uit deze term zou menen mogen af te leiden, dat een dergelijke uitspraak van toepassing zou moeten kunnen worden gemaakt voor alle tijden en plaatsen. Maar het houdt wel in, dat we bereid moeten zijn een ethische uitspraak te doen onafhankelijk van de plaats die we zelf innemen, ofwel onafhankelijk van onze eigen rol. Anders gezegd: of de gevolgen van het gedrag dat in een ethische uitspraak wordt voorgeschreven mij baten of schaden, mag geen verschil maken voor de inhoud van de uitspraak die ik doe. In de praktijk houdt dit in dat, wanneer ik mij afvraag of ik een bepaalde handeling wel of niet moet verrichten, ik mijzelf moet indenken in de situatie | ||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||
van iedereen op wie mijn handeling invloed heeft, met oog voor hun belangen en voorkeuren. Dit betreft niet alleen mijn naasten - familie en vrienden - maar soms, in uitzonderlijke gevallen, zelfs ook mijn vijanden. Vervolgens moet dan de afweging worden gemaakt - waarin de belangen en voorkeuren van alle betrokkenen worden meegewogen - of de te verrichten handeling beter is dan alle mogelijke alternatieven. Is dit het geval, dan moet ik deze handeling inderdaad verrichten. Juist vanwege de belangrijke plaats die het afwegen van de belangen van alle betrokkenen inneemt in de theorie van Hare, kan zijn prescriptivisme worden beschouwd als een moderne verwoording van het utilitarisme. Het utilitarisme is een opvatting van ethiek, die inhoudt dat het antwoord op de vraag of een handeling goed of slecht is, daarvan afhangt of de gevolgen van de betreffende handeling goed of slecht zijn. Dit kan worden afgemeten aan de mate waarin deze handeling bijdraagt aan het tot stand brengen van ‘het grootste geluk voor het grootste aantal mensen’, zoals de klassieke formulering luidt die de Engelse filosoof Jeremy Bentham (1748-1832), die aan de wieg van dit utilitarisme stond, aan dit principe heeft gegeven. Voor een goed begrip van de opvattingen van Peter Singer is het belangrijk te beseffen dat hij staat in de traditie van Richard Hare. Niet alleen vanwege zijn studie bij Hare was de periode in Oxford belangrijk voor Peter Singer, ook andere ervaringen die hij daar opdeed waren van betekenis voor zijn ontwikkeling. Zo werd in Oxford in deze jaren geregeld gedemonstreerd tegen de oorlog in Vietnam. Daarbij aarzelden de demonstranten niet, plaatselijke politieverordeningen te negeren: het ‘hogere doel’ dat zij nastreefden rechtvaardigde in hun ogen een bescheiden inbreuk op de rechtsstaat. Dit bracht Singer tot de vraag, die het uitgangspunt vormt van zijn proefschrift: is een burger verplicht zich onder alle omstandigheden aan de wet te houden? Of zijn er omstandigheden die het overtreden van de wet rechtvaardigen? Een andere belangrijke ervaring die Singer in Oxford had, was de kennismaking met een groep principiële vegetariërs. Onder hun invloed ging hij nadenken over zijn eigen eetpatroon, en, meer algemeen, over de wijze waarop in de westerse wereld met dieren wordt omgegaan. Dit zou een belangrijk thema worden in zijn latere werk. | ||||||||||||||
Eerste publicatiesIn 1971 werd Peter Singer aangesteld als docent filosofie aan de universiteit van Oxford. Dit was het begin van een succesvolle carrière, die van 1973 tot 1975 een vervolg kreeg aan New York University, en daarna aan verschillende universiteiten in Australië en de Verenigde Staten. | ||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||
Daarnaast was Singer voor kortere of langere tijd werkzaam als gasthoogleraar aan universiteiten overal ter wereld. Maar niet alleen als docent was Singer succesvol: hij ontpopte zich als een uiterst vruchtbaar publicist, die de aandacht trok met tal van artikelen en boeken. Geruchtmakend was een van zijn eerste artikelen, ‘Famine, Affluence, and Morality’ (‘Hongersnood, welvaart en ethiek’), dat in 1972 verscheen in het eerste nummer van de eerste jaargang van het nieuw opgerichte tijdschrift Philosophy and Public Affairs. De openingszin van het artikel zet de toon voor wat volgt: ‘Terwijl ik dit schrijf, in november 1971, sterven in Oost-Bengalen mensen aan een gebrek aan voedsel, behuizing en medische zorg’. Dit artikel, dat veelvuldig is herdrukt, vertoont verschillende kenmerken die ook het latere werk van Singer karakteriseren. Anders dan destijds onder filosofen gebruikelijk was, schrijft Singer in ‘Famine, Affluence, and Morality’ niet voor een publiek van vakgenoten over hypothetische ethische kwesties - het genre artikelen dat begint met ‘Stel dat...’. Hij schrijft daarentegen over actuele ethische vragen uit zijn eigen tijd die iedere wereldburger aangaan, of tenminste zouden moeten aangaan. Zijn stijl van schrijven is dienstbaar aan deze invalshoek: hij schrijft eenvoudig, direct Engels, met slechts nu en dan een verwijzing naar auteurs uit de filosofische traditie. Singer formuleert enkele vooronderstellingen, die het uitgangspunt vormen voor het vervolg van zijn betoog: ‘Ik begin met de aanname, dat lijden en sterven door een gebrek aan voedsel, behuizing en medische zorg slecht zijn. Ik denk dat de meeste mensen het daarover eens zijn...’, respectievelijk ‘Als het in onze macht ligt te voorkomen dat er iets slechts gebeurt, zonder dat we daarvoor iets moeten opofferen van vergelijkbaar ethisch belang, dienen we dat, ethisch bezien, te doen’. Op grond van deze vooronderstellingen ontvouwt Singer vervolgens een argumentatie die onafwendbaar leidt naar de conclusie, dat hulp moet worden geboden aan de bevolking van Oost-Bengalen - of, meer algemeen, in alle gevallen waar zich soortgelijke humanitaire problemen voordoen. En dit zelfs in die mate, dat daarmee een einde komt aan de overconsumptie in de westerse wereld - uiteindelijk dient de welvaart in de wereld te worden herverdeeld. Bovendien moet in andere termen over humanitaire hulp worden gedacht: er is geen sprake van liefdadigheid, maar van een morele plicht. Het bespreken van actuele problemen in een toegankelijke stijl is typerend voor het oeuvre van Singer. Volgens zijn opvattingen is precies dit de taak van de ethiek. Zoals hij schrijft in een artikel dat in 1974 verscheen in de New York Times: ‘Het bespreken van ethische onderwerpen op een manier die aanzet tot nadenken, komt tegemoet aan een behoefte die buiten academische kringen wordt gevoeld’. Daarbij is het | ||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||
doel van de filosofie te laten zien ‘dat op grond van redeneringen en argumentaties de ene opvatting de voorkeur verdient boven de andere’. Bij dit alles dient voor ogen te worden gehouden dat volgens Singer ethiek een tak van filosofie is - dat wil zeggen dat over ethische kwesties rationeel kan worden gediscussieerd, maar ook dat ethische opvattingen niet op enig ander gezag dan dat van rationele argumentatie kunnen worden aanvaard of verworpen. Ook de idee dat filosofie een verschil moet maken, de idee die spreekt uit ‘Famine, Affluence, and Morality’, is karakteristiek voor het latere werk van Singer: de filosoof dient de wereld niet alleen te begrijpen, hij dient haar ook te (helpen) veranderen. Het is dan ook geenszins verwonderlijk, dat Singer niet alleen actuele problemen analyseert, maar daarnaast betrokken was (en is) in uiteenlopende maatschappelijke bewegingen, die streven naar een andere, rechtvaardiger samenleving. Daarbij benadrukt hij voortdurend dat wat een individu doet al van betekenis is. Al hebben we vaak het gevoel, dat we machteloos staan tegenover grote maatschappelijke problemen, als ieder individu zijn verantwoordelijkheid neemt zal er uiteindelijk verandering komen. En omgekeerd: juist als ieder individu zich verschuilt achter de gedachte dat hij aan al die overweldigende problemen toch niets kan doen, zal er, aldus Singer, ook inderdaad niets veranderen. In zijn dissertatie, in 1973 gepubliceerd als Democracy and Disobedience, stelt Singer, mede geïnspireerd door zijn betrokkenheid bij protesten tegen de oorlog in Vietnam, het probleem van de burgerlijke ongehoorzaamheid aan de orde: De laatste jaren heeft de groei van openlijke ongehoorzaamheid aan de wet, niet door criminelen die uit zijn op hun eigen voordeel, maar door mensen die worden geïnspireerd door idealen als gelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid en vrede, ons geconfronteerd met een nieuwe vorm van het aloude filosofisch probleem van politieke verplichtingen. Waarom, of onder welke voorwaarden en omstandigheden moeten wij de wet gehoorzamen?Ga naar eind[1] Singer komt tot de conclusie dat alleen al het gegeven dat wij een voorkeur hebben voor een democratisch systeem de verplichting inhoudt dat wij ons aan de wetten van dat systeem houden. Maar dit wil niet zeggen dat hij alle vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid afwijst. Beperkte vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid acht hij aanvaardbaar, bijvoorbeeld om een probleem onder de aandacht te brengen, of om een aanzet te geven tot herziening van een eerder genomen beslissing. Maar dergelijke vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid dienen geweldloos te zijn, en wie er zijn toevlucht toe neemt dient de straf | ||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||
die erop staat te aanvaarden. Wel speelt er een belangrijk probleem: minderheidsgroepen die het gevoel hebben dat zij juist worden buitengesloten door het democratische systeem zoals wij dat in de westerse wereld kennen, zullen geen loyaliteit jegens dat systeem voelen. Wanneer zij hun toevlucht nemen tot burgerlijke ongehoorzaamheid, is het moeilijk een argument te geven waarom zij dat niet zouden moeten doen. In 1975 verscheen Animal Liberation, het boek dat Singer wereldberoemd zou maken, juist ook buiten academische kringen. Animal Liberation staat uitdrukkelijk in de utilitaristische traditie - met het tot stand brengen van ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’ als inzet. Singer stelt nu dat er geen reden - althans: geen goede reden - is om dieren niet tot ‘het grootste aantal’ te rekenen, ook al zijn er aanzienlijke verschillen tussen mens en dier. Want veel belangrijker is een overeenkomst: net als mensen kunnen dieren lijden. Dieren mogen, aldus Singer, niet worden gediscrimineerd omdat zij behoren tot een andere soort dan de menselijke; een dergelijke vorm van discriminatie is niet meer gerechtvaardigd dan discriminatie tussen mensen op grond van hun huidskleur. Daarom moeten de belangen van alle wezens die kunnen lijden gelijkelijk worden gewogen. Om deze reden pleit Singer er bijvoorbeeld voor, slechts in uitzonderlijke gevallen dierproeven voor de farmaceutische industrie toe te staan. Animal Liberation verscheen in tal van vertalingen en is veelvuldig herdrukt. Het boek geldt als een belangrijke bron van inspiratie voor dierenbevrijdingsbewegingen overal ter wereld. Juist met dit boek heeft Singer veel bereikt: hij heeft daadwerkelijk invloed uitgeoefend op de wijze waarop in de hedendaagse wereld wordt gedacht over de omgang met dieren, en zo bijgedragen aan een betere behandeling ervan. | ||||||||||||||
Toegepaste ethiekIn 1979 publiceerde Singer Practical Ethics, een boek over, in de woorden van de auteur, ‘de toepassing van ethiek [...] op praktische onderwerpen als de behandeling van etnische minderheden, gelijkheid voor vrouwen, het gebruik van dieren voor voedsel en onderzoek, de bescherming van de natuurlijke omgeving, abortus, euthanasie, en de plicht van de rijken de armen te helpen’. Hij bespreekt deze vragen vanuit een utilitarisme dat nauw verwant is aan het prescriptivisme van Richard Hare; met name diens opvatting van universaliseerbaarheid klinkt door in het betoog van Singer. Ook in dit boek benadrukt hij dat ethiek een kwestie van rationele argumentatie is, en dat op grond daarvan de ene opvatting beter dan de andere kan worden genoemd. Practical Ethics is in meerdere vertalingen uitgebracht, en wordt op veel universiteiten als leerboek gebruikt. | ||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||
Juist in dit boek formuleert Singer echter opvattingen die fel werden aangevochten. Met name het hoofdstuk ‘Taking Life: Humans’ riep veel reacties op. In dit hoofdstuk brengt Singer onder meer de opvatting naar voren, dat wanneer bij de geboorte van een kind blijkt dat het zo ernstig gehandicapt is dat het nooit enige vorm van bewustzijn, rationaliteit en autonomie kan ontwikkelen, ouders de keuze moeten hebben om, in nauw overleg met de verantwoordelijke artsen, binnen enkele dagen euthanasie te (laten) plegen. Dit opdat het kind, en ook de ouders, onnodig lijden bespaard blijft. Singer erkent dat veel lezers dit standpunt schokkend zullen vinden, juist omdat een pasgeboren kind zo kwetsbaar is, en bovendien omdat het indruist tegen denkbeelden die in de westerse wereld vanzelfsprekend zijn. Desondanks meent hij, dat uit een afweging van de belangen van het kind en van de ouders kan worden afgeleid, dat het de ouders in elk geval niet mag worden verboden een dergelijke beslissing te nemen. | ||||||||||||||
TussenbalansWat maakt Peter Singer nu zo omstreden? Tenminste twee redenen kunnen worden genoemd. Ten eerste is dat zijn strikte vasthouden aan ethiek als een tak van filosofie, dat wil hier zeggen: als rationele argumentatie. Andere dan rationele argumenten spelen geen rol. Dat houdt onder meer in, dat - volgens Singer niet-beargumenteerde! - vooronderstellingen die wezenlijk zijn voor het denken over ethiek binnen godsdienstige overtuigingen, ter discussie worden gesteld of zelfs verworpen. Men denke aan de ‘heiligheid van alle menselijk leven’, of ‘de mens als kroon op de schepping’. Juist het ter discussie stellen of verwerpen van altijd als vanzelfsprekend aanvaarde vooronderstellingen kan echter grote weerstand oproepen. In sommige religieuze kringen wordt Singer hierom zelfs beschouwd als een bij uitstek ‘gevaarlijke’ denker. Hoe dit ook zij, het moge duidelijk zijn dat zijn manier van denken over ethiek zich niet laat verenigen met geloofsovertuigingen van welke aard ook. In de tweede plaats doet Singer in veel van zijn werk een krachtig, zelfs indringend appel op zijn lezers, niet alleen om hun meest fundamentele overtuigingen grondig te overdenken, maar ook om hun leefpatroon te wijzigen. De titel van een van zijn meest bekende boeken, How are we to live?, is wat dit betreft een sprekend voorbeeld. De dwingende toon van zijn publicaties roept bij sommige lezers grote irritatie op. Terzijde zij opgemerkt dat Singer zich niet beperkt tot dergelijke oproepen, maar leeft in overeenstemming met wat hij predikt. Zo stelt hij jaarlijks een vijfde deel van zijn inkomen beschikbaar voor de strijd tegen de honger in de wereld. | ||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||
Toch verklaart dit nog niet, waarom juist in het Duitse taalgebied de protesten tegen de opvattingen van Peter Singer zouden uitgroeien tot een waar schandaal. | ||||||||||||||
Peter Singer in DuitslandIn februari 1988 werd Singer uitgenodigd om op 6 juni 1989 een lezing te geven tijdens een Europees symposium over ‘Biotechniek, ethiek, en verstandelijke beperkingen’, dat zou plaatsvinden in het Duitse Marburg. Omdat hij dan toch in Duitsland was, ging hij vervolgens ook in op een verzoek enkele dagen later, op 9 juni, een lezing te geven aan de universiteit van Dortmund, over de vraag of pasgeborenen met zeer ernstige handicaps een recht op leven hebben - in aansluiting op de thematiek die hij eerder in Practical Ethics had besproken. Vlak voordat Singer naar Duitsland vertrok, kreeg hij bericht dat de uitnodiging om in Marburg te spreken was ingetrokken. Als reden werd gegeven, dat de organisatie van het symposium op geen enkele wijze de indruk wilde wekken dat zij instemde met het standpunt dat Singer bij zijn lezing in Dortmund zou verdedigen. Omdat beide lezingen kort na elkaar zouden plaatsvinden kon, meende zij, bij derden die indruk ontstaan. Een tweede reden was, dat van verschillende kanten protesten tegen het optreden van Singer waren aangekondigd, door belangenverenigingen van gehandicapten, religieuze groeperingen en antifascistische splinterbewegingen; vanuit deze coalitie was bovendien gewaarschuwd dat zijn lezing desnoods met fysieke middelen zou worden verhinderd. Alle commotie leidde er uiteindelijk toe dat het hele symposium in Marburg niet doorging. Evenmin kon de lezing van Singer in Dortmund doorgang vinden: ook daar leidden protesten van dezelfde groeperingen ertoe dat zijn optreden op voorhand werd afgelast. Een lezing aan de universiteit van Saarbrücken op 8 juni 1989 - inderhaast georganiseerd door de Duitse filosoof Georg Meggle (o1944), die wilde laten zien dat in Duitsland wel degelijk een open discussie mogelijk was over de problemen die Singer aan de orde stelde - werd weliswaar niet voor aanvang afgelast, maar kon ook niet plaatsvinden. ‘Ook de derde poging van Singer, aan de universiteit van Saarbrücken, publiekelijk te verspreiden wat wij niet willen horen en bespreken, mislukte door een aanhoudende stroom van gehandicapte en niet-gehandicapte mannen, vrouwen en kinderen die hem luidkeels tot zwijgen wisten te brengen’, merkte, een dag later, de inleider van een protestbijeenkomst tegen Singer tevreden op. De protesten tegen Singer kregen volop aandacht in de Duitse media - niet alleen kranten en tijdschriften, maar ook radio- en televisieprogramma's gingen erop in - en groeiden zelfs uit tot een internatio- | ||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||
naal schandaal. De Britse Aristotelian Society, een van de meest gezaghebbende organisaties in de filosofische wereld, stelde een verklaring op waarin de leden hun beklag deden over de inbreuk op de academische vrijheid die in Duitsland plaatsvond. Richard Hare, de leermeester van Singer, schreef een - in de openbaarheid geraakte - brief met dezelfde strekking aan zijn vroegere student Georg Meggle. Peter Singer zelf schreef op zijn beurt een essay in de New York Review of Books onder de veelzeggende titel ‘On Being Silenced in Germany’. Maar dit beroep op de academische vrijheid had vooralsnog geen uitwerking - zo moest bijvoorbeeld in het academisch jaar 1989-1990 aan de universiteit van Duisburg een cursus over de ideeën van Singer halverwege worden afgebroken vanwege voortdurende protesten en verstoringen van de colleges. Ook werden aan de universiteit van Hamburg twee kandidaten die net als Singer publiceerden over toegepaste ethiek, zonder opgave van redenen niet voorgedragen voor een benoeming, hoewel zij de voorkeur van de sollicitatiecommissie hadden gekregen. Waarom liepen juist in Duitsland de protesten tegen Singer zo hoog op? Welke argumenten voerden de protesterende groeperingen aan? Volgens de critici van Singer ging diens visie op de vraag of pasgeborenen met zeer ernstige handicaps een recht op leven hebben uiteindelijk terug op het onderscheid dat hij zou maken tussen een leven dat wel, en een leven dat niet waard is te worden geleefd. In het Duits sprak men van lebenswertes, respectievelijk lebensunwertes Leben. De tegenstanders van Singer nu beweerden, dat zijn opvatting inhield dat hij degenen wier leven naar zijn idee lebensunwert was het recht op leven ontzegde; en dat hij daarmee streefde naar een wereld waarin voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten geen plaats was, een wereld waarin mensen met een handicap zich zelfs verplicht zouden moeten voelen hun loutere bestaan te rechtvaardigen. Uiteindelijk zouden zijn ideeën niet minder zijn dan een vrijbrief om gehandicapten te doden. Alleen een dergelijk vertekende, onjuiste weergave van de opvattingen van Singer maakte het mogelijk diens denkbeelden in verband te brengen met Aktion T4, het beruchte programma van de nationaal-socialistische regering in het Derde Rijk dat was gericht op het uitbannen van lebensunwertes Leben via verplichte sterilisatie en wat men ‘euthanasie’ noemde. Dit programma had tot doel het Duitse volk genetisch te ‘zuiveren’ om het krachtig en raszuiver te houden. Bij Aktion T4 vielen tussen oktober 1939 en augustus 1941 meer dan zeventigduizend slachtoffers; onder druk van de katholieke kerk, met name Clemens August kardinaal von Galen (1878-1946), en van verschillende protestante kerkgenootschappen werd het programma officieel stopgezet, al werd het in het grootste geheim deels voortgezet. Zijn critici nu verweten Singer, dat hij onder het mom van filosofie deze nationaalsocialistische | ||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||
eugenetica opnieuw wilde invoeren. Om deze reden werd hij bij herhaling voor ‘nazi’ uitgemaakt - hetgeen in het licht van het lot van zijn grootouders natuurlijk uiterst pijnlijk en kwetsend was. Dat het bij Aktion T4 niet ging om euthanasie, maar om van staatswege georganiseerde moord, werd domweg genegeerd; en evenzeer dat Singer individuen onnodig lijden wilde besparen, en zich niet liet leiden door een waanidee als de ‘zuiverheid van het volk’. Volgens zijn critici ontzegde Singer gehandicapten het recht op leven. Aangezien dit recht zwaarder woog dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de Australische filosoof, vonden zij het volstrekt gerechtvaardigd hem dit te onthouden, en hem het spreken onmogelijk te maken. | ||||||||||||||
BesluitIn een interview met het blad Die Zeit, gepubliceerd op 25 augustus 1989, sprak de Duitse filosoof Hans Jonas (1903-1993) zijn bezorgdheid uit over de controverse rond Singer. Vanwege zijn Joodse afkomst was Jonas in 1933 uit Duitsland geëmigreerd; ten tijde van het interview was hij woonachtig in de Verenigde Staten. De wijze waarop Singer werd aangevallen door hem een standpunt toe te dichten dat hij aantoonbaar niet huldigt, noemt Jonas ronduit schokkend. Zij komt, meent hij, niet voort uit een aangeboren onvermogen van Duitsers om een zakelijke discussie te voeren, noch uit een onvolkomenheid in de Duitse cultuur, maar heeft de erfenis van het Duitse verleden als achtergrond: het is de prijs die Duitsland nog steeds betaalt voor het Derde Rijk. Dit deels onverwerkte verleden maakt, dat sommige onderwerpen, sommige woorden zelfs, zodanig heftige emoties opwekken dat ieder rationeel debat onmogelijk wordt. Deze analyse van Jonas sluit aan bij wat de literatuurcriticus en cultuurfilosoof George Steiner in 1959 in zijn geruchtmakende essay ‘The Hollow Miracle’ schreef over de Duitse taal: sommige woorden zijn zozeer besmet door het nationaalsocialisme dat zij, vanwege de associaties die zij oproepen, in het naoorlogse Duits niet meer kunnen worden gebruikt. Uit de controverse over Singer blijkt, dat ook ‘euthanasie’ een van dergelijke woorden is. Volgens Jonas is er alle reden, het niet met Singer eens te zijn, maar kan een dergelijk verschil van opvatting uiteindelijk alleen in een open debat worden beslecht, niet door discussie onmogelijk te maken. Op de langere termijn leidde het schandaal rond Peter Singer er opmerkelijk genoeg toe, dat juist in Duitsland de toegepaste ethiek veel belangstelling kreeg. Degenen die hem het zwijgen wilden opleggen mochten dan kortstondig succes hebben gehad, in de loop van de jaren negentig veranderde dit volkomen. Onder meer door de inspanningen van Georg Meggle werd in het academisch onderwijs volop aandacht | ||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||
besteed aan de toegepaste ethiek zoals Singer deze ontwikkelde, en intussen is zij in het Duitse taalgebied zelfs sterker organisatorisch verankerd dan in verschillende andere Europese landen. En ook wie de uitgangspunten van Singer niet deelt, verkiest inmiddels de discussie aan te gaan... Want hoe men ook over zijn opvattingen moge denken, dat hij een belangrijk en serieus te nemen filosoof is staat buiten kijf. | ||||||||||||||
Literatuur
|