Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 951]
| |
BoekenFilosofieBrein, bewustzijn en vrije wil in filosofisch perspectiefOver weinig onderwerpen in de geschiedenis van de filosofie zal zoveel zijn geredetwist als over de vraag of de mens beschikt over een vrije wil, dan wel dat zijn gedrag is gedetermineerd. Van het antwoord op deze vraag hangt natuurlijk ook bijzonder veel af: immers, alleen wie vrij is kan verantwoordelijk worden gehouden voor zijn doen en laten; kortom, ons hele denken over ethiek en strafrecht kan niet los worden gezien van deze problematiek. Gelukkig leven we in tijden van ongekende wetenschappelijke vooruitgang, zo luidt de blijde boodschap van spraakmakende hersenwetenschappers als Dick Swaab en Victor Lamme, en kan deze eeuwenoude vraag eens en voorgoed worden beslecht: menselijk gedrag wordt bepaald door ons brein - sterker: we zijn ons brein -, en van een vrije wil kan daarom geen sprake zijn. In zijn onlangs verschenen boek Dat had je gedacht! gaat de Nederlandse filosoof Marc Slors, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen, in op de triomfantelijke conclusies van hersenonderzoekers als Swaab en Lamme. We moeten, aldus Slors, hun onderzoek wel degelijk ernstig nemen: het biedt tal van nieuwe inzichten in de werking van de menselijke hersenen. Sommige daarvan zijn zelfs onmiddellijk toepasbaar - en worden inmiddels al toegepast! - in de geneeskunde. Menselijk gedrag kan worden aangepast door ingrepen in hersenprocessen, middels operaties of het toedienen van medicijnen. Hoewel deze ontwikkeling vanzelfsprekend allerlei ethische vragen oproept, lijkt er reden veel van de mogelijkheden die zij biedt met vreugde te begroeten. Tal van patiënten zijn er immers mee geholpen. Maar is hiermee de vraag naar het al dan niet bestaan van de vrije wil nu ook inderdaad voorgoed en eenduidig beslecht, zoals voornoemde hersenwetenschappers willen doen geloven? Geenszins, zelfs integendeel, betoogt Slors: de conclusies van hun onderzoekingen hebben nauwelijks betrekking op de vraag of de vrije wil bestaat. Hij trekt in dit verband de hilarische parallel met een onderzoeker die een spin zo weet te dresseren dat deze op commando loopt; in het kader van het onderzoek worden de spin twee bij twee de poten uitgetrokken; als de spin ook zijn laatste poten heeft verloren loopt hij, hoewel het commando herhaaldelijk wordt gegeven, niet meer. De onderzoeker concludeert vervolgens dat als spinnen de poten worden uitgetrokken, zij doof worden... Zo ook gaan de conclusies van hersenwetenschappers | |
[pagina 952]
| |
niet over de vraag of een individu zelf kan handelen, volgens Slors de belangrijkste voorwaarde waaraan moet worden voldaan wil er sprake zijn van een vrije wil. Dat had je gedacht! biedt op een toegankelijke manier inzicht in een even interessante als ingewikkelde materie, die bovendien - juist omdat hersenonderzoekers met de conclusies van hun onderzoekingen veel publiciteit zoeken en krijgen - hoogst actueel is. Dat maakt dit boek tot een aanrader voor iedereen met belangstelling voor dit onderwerp.
□ Herman Sinussen Marc Slors, Dat had je gedacht! Brein, bewustzijn en vrije wil in filosofisch perspectief, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2012, Paperback, 240 blz., 18,90 euro, ISBN 978-94-6105-778-5. | |
Ode aan het kijkenIn tijden waarin het lezen van een boek steeds meer op een anachronisme begint te lijken, moeten uitgeverijen creativiteit aan de dag leggen om hun verkoopcijfers op peil te houden. Mogelijk daarom introduceerde uitgeverij Atlas/Contact het ‘kleine boekje’: maximaal 96 pagina's klein formaat maar vol ‘grote ideeën’. In ‘90 minuten ben je weer helemaal bij, of ben je tot andere inzichten gekomen’ weerklinkt het. Een aantrekkelijk concept, perfect afgestemd op de pendelaar die dagelijks al snel meer dan een uur in de trein zit, of op de toerist die voor zijn citytrip een uurtje vliegen moet overbruggen. En voor wie zo'n klein boekje toch nog te veel een ‘boek’ is, is het ook verkrijgbaar als e-boek. De hamvraag is: hoe krijg je schrijvers zo ver hun ideeën op zo'n format af te stemmen? Schrijvers zijn immers geen journalisten die zonder al te veel morren de lengte van hun tekst aanpassen aan de afgemeten ruimte die de krant, het weekblad of de blog hun toemeet. Bij Ode aan het kijken van Alain de Botton bleek dat eenvoudig: niet de schrijver paste zich aan, maar de uitgever heeft het werk van de auteur ‘ingepast’ in het format. Ode aan het kijken bevat deeltjes uit hoofdstukken van het (eigenlijke) werk van De Botton. De ‘grote ideeën’ worden dus verknipt en verworden zo tot ‘ideetjes’ die onder één noemer in het kleine boekje worden gepast. Wat mij betreft is het intellectueel oneerlijk, niet het minst omdat nergens nog maar verwezen wordt naar het oorspronkelijke werk waaruit de hoofdstukjes (je kan onmogelijk spreken van hoofdstukken) zijn geplukt. De samenhang is zoek, het bredere verhaal - het grotere idee - is spoorloos. Als aanpak is het eigenlijk enkel aanvaardbaar als ‘teaser’ voor het oorspronkelijke boek, om de lezer te prikkelen dat ter hand te nemen. Wat ik vooral begreep na het lezen van dit boekje, is dat als het concept de inhoud bepaalt, de inhoud daar veel bij te verliezen heeft. Uitkijken dus voor dit kleine boekje.
□ Johan Van der Auweraert Alain de Botton, Ode aan het kijken, Atlas/Contact, Amsterdam/Antwerpen, 96 blz., 7,50 euro, ISBN 978-90-4502-193-5. | |
[pagina 953]
| |
In gesprek met NietzscheWanneer de wetenschap zich niet laat leiden door wijsbegeerte, kunst of religie, vervalt zij tot een blinde, imperialistische economie, betoogt cultuurfilosoof Gerard Visser in zijn onlangs verschenen bundel In gesprek met Nietzsche. De blindheid van het imperialisme is volgens Visser Nietzsche's meest rake diagnose van de moderniteit. Gerard Visser is docent cultuurfilosofie aan de Universiteit Leiden en auteur van onder meer Nietzsche en Heidegger (1989), Gelatenheid. Gemoed en hart bij Meister Eckhart (2008) en Water dat zich laat oversteken (2011). In gesprek met Nietzsche is een bundeling van elf op zichzelf staande studies, die geschreven zijn in een periode van meer dan dertig jaar. Van een echt ‘gesprek’, zoals de titel suggereert, is in de bundel echter geen sprake. Want zoals die andere grote ‘gesprekspartner’ van Visser (Heidegger) schrijft, moet het denken op schrift al gauw iets van zijn beweeglijkheid prijsgeven. Zo ook in deze bundel, waarvan het merendeel van de studies eerder verscheen. De afsluitende studie Over waarheid en filosofie bij Nietzsche schreef Visser speciaal voor dit boek. Hierin werkt hij zijn aantekeningen van de laatste jaren uit en houdt hij een hartstochtelijk pleidooi voor de filosofie, tegen haar steeds marginalere rol aan de universiteiten: ‘Dat het sinds kort jonge mensen in ons land haast onmogelijk wordt gemaakt hun opleiding in een wetenschap te vervolgen met een studie filosofie, zoals mij dit nog was vergund, is een blijk van barbarij’. Op de omslag van de bundel staat in oker Nietzsche's sobere kamer in het Zwitserse Sils Maria; een bed, tafel, stoel, gaslamp en waskan. De meester van de argwaan, arts van de cultuur, genealoog, historicus, psycholoog en/of profeet verbleef er tussen 1881 en 1888, 's zomers, 6.000 voet boven de zee, boven de menselijke dingen. Bijzonder nauwgezet staat Visser stil bij het raadsel van deze filosoof die de christelijke moraal, de metafysica sinds Plato en de aanbidding van de staat onder de hamer heeft gehad. Of, zoals Visser dat formuleert: ‘Het raadsel hoe uit zoveel malen “nee” plotseling één maal “ja” kan worden’. Hoe? Dat analyseert de cultuurfilosoof in de prachtige studie Het oneindig kleine ogenblik. Het ogenblik is bij Nietzsche de tijd van de Entscheidung, van de beslissing. Het is een beeld dat bliksemt: ‘...het is geladen met heel de intensiteit van het krachtenspel van de kosmos. Dat maakt het overrompelende uit van deze Ogen-Blik. Zijn werking is tweeledig. Bliksem verlicht en verzengt. Het ogenblik brengt licht en het zuivert, het schept en het vernietigt. Het stelt in staat om het onvruchtbare uit het voorbije los te laten en de gouden ogenblikken aaneen te rijgen’. Bevrijding kan alleen van het heden komen, schrijft Visser. ‘Alleen voor wie in staat is door te dringen tot de ervaring van het ogenblik, opent zich de toekomst’. Het verzengende van het economisch imperialisme loopt dan ook als een rode draad door deze dertig jaar aan studie. De dreigende teloorgang. Van de wetenschap tot slavenarbeid, als er geen ander doel dan het nut wordt | |
[pagina 954]
| |
gediend. Van de Bildung, wanneer het onderwijs geen ander doel heeft dan het af leveren van nuttige, courante mensen. Men krijgt slechts een instant vorming, ‘ten einde zo snel mogelijk een geldverdienend wezen te kunnen worden’.
□ Meike Oosterwijk Gerard Visser, In gesprek met Nietzsche, VanTilt, Nijmegen, 2012, 336 blz., 24,95 euro, ISBN 978-94-6004-067-2. | |
PsychologiePsychologisering‘Toen ik in het eerste middelbaar zat, waren mijn ouders aan het scheiden. Ik besefte toen al heel sterk dat die scheiding de best mogelijke oplossing was voor zowel mijn ouders als voor mezelf. Mijn klasleraar gedurende dat schooljaar verplichtte me echter om over die scheidingskwestie te gaan praten met een clb-medewerker. Ik wilde zo'n gesprek helemaal niet voeren, omdat ik vond dat buitenstaanders geen zaken hadden met onze interne familiale moeilijkheden, ook al was die buitenstaander een expert in het praten met jongeren over echtscheidingszaken. Het heeft me een aantal berispingen en aantekeningen opgeleverd, maar gelukkig is dat gesprek er nooit gekomen’. Deze getuigenis is afkomstig van iemand die nog niet zo lang geleden de schoolbanken heeft verlaten, en vormt een perfecte illustratie van wat filosoof en psycholoog Jan De Vos duidelijk wil maken in zijn boek Psychologisering in tijden van globalisering. Psychologisering is ‘het proces waarbij het psychologisch discours niet alleen de woorden maar vooral de blik bepaalt waarmee we naar onszelf, de anderen en de wereld kijken’. De clb-medewerker uit de getuigenis levert aan de leerling de nodige tools om op een ‘juiste’ manier om te gaan met de echtscheiding van de ouders. Hij is de psy, die van de leerling ook ‘een beetje’ een psy maakt. Iedereen heeft misschien wel eens te maken gehad met mensen of instanties die u weten te vertellen wie u eigenlijk echt bent. Mensen die uw ongepolijste zijn lijken te kennen, en er bovendien aan toe voegen wat u met uw echte ik precies kunt aanvangen; of hoe dat echte ik zich best dient te gedragen in het naakte leven. Jan de Vos stelt overtuigend dat we vandaag in tijden leven waarin het subject volledig wordt gekoloniseerd door het universum van de psy-expert. De homo psychologicus verschijnt op het toneel vanaf de Verlichting. De wereld (en dus ook de mens) functioneert voortaan autonoom, maar terwijl de wereld van de uitgebreidheid (res extensa) voortaan in een natuurwetenschappelijke taal beschreven kan worden, ligt dat aanvankelijk nog wat moeilijker voor het Ik, voor het subject, dat zich maar moeizaam objectief in kaart laat brengen. Geleidelijk zal de psychologie de subjectiviteit van het subject gaan ontkennen, en zal ze, geflankeerd door disciplines als de neurologie, het in kaart brengen van de echte mens voor zich opeisen. | |
[pagina 955]
| |
Het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram (1963) en het gevangenis-experiment van Zimbardo (1971) vormen voor De Vos toonaangevende voorbeelden voor heel wat hedendaagse fenomenen, waarbij van mensen telkens wordt verwacht dat ze zich in een welbepaalde psychologische rol dienen voort te bewegen. Zijn het nu de folteraars in Guantánamo, van wie de folterpraktijken steunen op psychologische inzichten, Supernanny en de opvoedtelevisie, de geregisseerde adventurewereld van expeditie Robinson, de feelgoodfactor van Music for Life, of de alomtegenwoordigheid van psycho-educatie (‘het is normaal dat je bij de echtscheiding van je ouders deze gevoelens ondergaat... en hoe voel je je, nu je weet dat deze gevoelens niet abnormaal zijn...’), de psychologisering is niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. De psycholoog, overtuigd als hij is van de psy-onwetendheid van de leek, desubjectiveert diezelfde leek door hem in een welomschreven psy-kader te plaatsen. De negenjarige leerling die vandaag op school ‘leert’ over de psychologie van de puberteit, over wat er met hem binnenkort allemaal zal gebeuren als het zover is. De beleving van de puberteitsjaren is al gebeiteld in het psy-discours. Ik heb het boek met veel herkenning gelezen. Subjectiviteit lijkt vandaag wel volledig te kunnen worden geproduceerd. En hoe meer psy er beschikbaar is (een goede zaak als er echt nood is aan hulpverlening!), hoe meer behoefte er aan psy lijkt te ontstaan. Als een psy-economie ons dagelijks denken en handelen steeds meer dreigt te gaan regisseren, is het oranje knipperlicht dat De Vos ons voorhoudt geen holle kreet, noch de stem van een zure intellectueel. Hij wil ons alert maken voor infantilisering, voor een uit handen geven van het subject aan externe experts, net op het ogenblik dat een ijveren voor autonoom denken en handelen alles behalve een overbodige luxe is.
□ Frank Saenen Jan De Vos, Psychologisering in tijden van globalisering. Een kritische analyse van de psychologie en psychologisering, Acco, Leuven/Den Haag, 2011, 243 blz., ISBN 978-90-3348-398-1. | |
Kerk en theologieDe jacht op de oudste Hebreeuwse BijbelOmstreeks het jaar 930 wordt in Tiberias onder leiding van Aaron ben Asher, ‘meester der schrijvers en vader der wijzen’, een prachtig exemplaar vervaardigd met de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament. Dat het inderdaad om een schitterend boek gaat blijkt wel uit de naam die men sindsdien aan deze codex heeft gegeven: ‘De Kroon’. Bij de verovering van Jeruzalem door de kruisvaarders weet de Joodse gemeenschap het gezaghebbende boek te redden en komt het in Egypte terecht, waar het in de bibliotheek van Maimonides, beroemd filosoof en arts aan het koninklijk hof van Caïro, terechtkomt. Ergens in de tweede helft van de veertiende eeuw ontstaat er politieke onrust in Cairo en wordt | |
[pagina 956]
| |
de bibliotheek van Maimonides door een van zijn nazaten overgebracht naar de Syrische stad Aleppo. Zo belandde ook dit gezaghebbende exemplaar van de Hebreeuwse Bijbel in Aleppo en wordt deze kostbare schat in de grote synagoge aldaar bewaard en bewaakt. Wanneer eind 1947 door de Verenigde Naties een resolutie wordt aangenomen die de vestiging van een Joodse staat mogelijk maakt, breken in Aleppo anti-joodse rellen uit, tijdens welke ook de synagoge in brand wordt gestoken. Het heeft er alle schijn van dat ‘De Kroon’ samen met andere manuscripten is verbrand. Vanaf dit moment worden de lotgevallen van de Aleppo Codex gedurende een tiental jaren met rookgordijnen omgeven. Totdat een joodse handelaar die in 1957 Syrië via Turkije ontvlucht, de Codex via een aantal tussenpersonen bij de president van Israël weet te bezorgen. Dan blijkt ongeveer een kwart van het manuscript - grofweg de eerste vijf boeken van het Oude Testament - verloren, terwijl de Codex volgens verscheidene ooggetuigen nagenoeg compleet uit Syrië werd meegenomen. Tot op de dag van vandaag zijn die ongeveer 200 bladzijden nog steeds spoorloos. Matti Friedman, journalist voor het Amerikaanse persbureau Associated Press en woonachtig in Jeruzalem, heeft een thriller-achtig boek geschreven over de geschiedenis en de vermeende lotgevallen van de Aleppo Codex. Het is dat het een waargebeurd verhaal is, anders zou het als fictie ook hoog in de boekenlijsten hebben gestaan, want het leest als een superspannende roman! Twee opmerkingen tot besluit. (1) Wat ik merkwaardig vind is dat nergens in dit boek de titel van de oorspronkelijke uitgave wordt vermeld, terwijl die toch hoogst belangrijk is omdat daarin de aanpak en de omstandigheden goed zichtbaar worden: The Aleppo Codex: A True Story of Obsession, Faith, and the Pursuit of an Ancient Bible (Algonquin Books). (2) Ronduit slordig is het dat een foto van de eerste bladzijde van de Aleppo Codex (Deuteronomium 28:17 w.) op de kop is afgedrukt (pagina 136), een fout die helaas al te vaak voorkomt wanneer het om Hebreeuwse teksten gaat.
□ Panc Beentjes Matti Friedman, De Aleppo Codex. Het waargebeurde verhaal over de jacht op de oudste Hebreeuwse Bijbel, Lannoo, Tielt, 2012, 262 blz., 19,99 euro, ISBN 978-94-0140-160-9. | |
MaatschappijEen gesprek tussen de Dalaï Lama en Stéphane HesselDe indruk bestaat dat er niet veel religieuze autoriteiten zijn die blijk geven van een gemeende belangstelling voor de moderniteit, of voor de vruchten ervan. De Dalaï Lama lijkt daar een gelukkige uitzondering op te zijn. En er zijn weinig ‘ouderen’ die blijk geven van zoveel belangstelling voor de hedendaagse wereldproblemen als de 93-jarige Stéphane HesselGa naar eindnoot[1]. | |
[pagina 957]
| |
Om die reden is het gesprek dat tussen beiden op 15 augustus 2011 plaatsvond in Toulouse, en dat begin dit jaar werd uitgegeven, zeer de moeite. De leidraad is een pleidooi voor een vooruitgang van de geest (esprit) in een tijd die gedomineerd wordt door het geld en het mercantiele denken. Er komen heel wat thema's aan bod, waarin beide protagonisten elkaar naadloos aanvullen. Zeer indrukwekkend is het pleidooi van de Dalaï Lama voor een universele seculiere ethiek, die zowel voor gelovigen als voor atheïsten aanvaardbaar is. De Dalaï Lama betwist dat er geen ethiek mogelijk zou zijn zonder religie. Voor hem is het mogelijk een ethiek te ontwikkelen vanuit menselijke kwaliteiten zoals mededogen en integriteit, omdat deze eigenschappen niet noodzakelijk noch uitsluitend voortkomen uit religies. Hij pleit dan ook voor seculiere ethiek in opvoeding en onderwijs. Zeer belangrijk is het besef van interdependentie, onderlinge afhankelijkheid, niet alleen in beperkte kring, maar op mondiaal vlak. Op ecologisch vlak bijvoorbeeld zijn beiden het er over eens dat de mens eerder moet gezien worden als deel van de natuur dan als meester ervan. Gezien de aard van de wereldproblemen benadrukt Stéphane Hessel het belang van het intergouvernementele en multilaterale niveau. Hij is tevens een vurige verdediger van de waarden die opgenomen zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De kritiek als zouden deze waarden te ‘westers’ zijn wijst hij af, omdat het over fundamentele menselijke behoeften gaat, en omdat het bijna uitsluitend autoritaire of totalitaire regimes zijn die tegen deze rechten zijn. Ten slotte beklemtonen beide sprekers het belang van het verder ontwikkelen van de zin voor verantwoordelijkheid, die samenhangt met een verhoging van bewustwording. Volgens de Dalaï Lama, die regelmatig contacten heeft met neurowetenschappers, wordt er te weinig belang gehecht aan de opvoeding van ons mentale systeem. Voor hem heeft dit niets met religie te maken maar moet de mens, zoals hij zorg draagt voor zijn lichaam, ook zorg dragen voor zijn geest, die deel uitmaakt van onze hersenen. Voor hem is meditatie geen religieuze praktijk, maar een oefening in observatie en ontwikkeling van de geest. Andere thema's komen uiteraard aan bod, zoals armoede, de Tibetaanse kwestie (waarin de Dalaï Lama afstand heeft gedaan van zijn wereldlijke functie) en de geweldloosheid. Het boekje is op alle vlakken interessant en vlot leesbaar. Een kritiek zou kunnen zijn dat nergens het woord ‘geest’ gedefinieerd of omschreven wordt, maar dat belet de lezer niet te begrijpen waar beide sprekers het over hebben. Wat bij beiden opvalt is hun openheid en betrokkenheid op het heden, zonder nostalgie naar een geïdealiseerd verleden. Ondanks zijn leeftijd blijf Stéphane Hessel geboeid door heden en toekomst. Wat de Dalaï Lama betreft, is het een opluchting een geestelijke autoriteit te horen die de moderniteit niet veroordeelt maar tracht te begrijpen, en die zover gaat een seculiere ethiek te verdedigen.
□ Bruno Segers | |
[pagina 958]
| |
Dalaï Lama en Stéphane Hessel, Déclarons la paix! Pour un progrès de l'esprit, Indigène éditions, Montpellier, 2012, 46 blz, 5 euro, ISBN 979-10-9035-419-7. |
|