Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 784]
| ||||||||||||||||||
David Vermeiren
| ||||||||||||||||||
[pagina 785]
| ||||||||||||||||||
samenwerking tussen de verschillende plaatsen aanmoedigen. Tot slot moet het label zorgen voor een toename van het cultuurtoerisme met oog voor de economische winsten die eruit voortvloeien. Pierre Nora definieerde de lieu de mémoire als ‘elke betekenisvolle eenheid, van materiële of ideële orde, waarvan de menselijke wil of het werk van de tijd een symbolisch element van het herinnerings-patrimonium van een gemeenschap heeft gemaakt’. De Franse zoektocht naar een nieuwe nationale identiteit kreeg de afgelopen decennia navolging in vele landen, waaronder Duitsland, Nederland en België. Het is veelzeggend dat net in de periode van eenmaking tussen Oost-en West-Europa gedurende de jaren negentig, vele Europese landen zich terugplooiden op hun nationale identiteit. Tot vandaag blijft de Europese Unie vooral een economisch project dat zich bovendien in een zware crisis bevindt. Het politieke en vooral het culturele project van de Unie is quasi-onuitgewerkt. Van een echte Europese identiteit lijkt op het eerste gezicht nauwelijks sprake. Zijn er überhaupt wel plaatsen of immateriële waarden die door alle of door ten minste een meerderheid van de Europeanen worden gedeeld? Nora's begrip lieu de mémoire is daarom uitermate geschikt om vorm te geven aan de Europese identiteit. In wat volgt zal ik nagaan in welke mate Ludwig van Beethovens Negende Symfonie al dan niet een symbolisch element in het herinneringspatrimonium van Europa is geworden. Op 12 januari 1972 koos de Raad van Europa het thema An die Freude als Europees volkslied. Het bewuste thema is het vierde en laatste deel uit Beethovens Negende Symfonie. Hij zette in 1823 Friedrich Schillers gelijknamige gedicht uit 1785 op muziek. De raad vroeg in 1972 aan de bekende Oostenrijkse dirigent Herbert von Karajan om een arrangement voor piano, een voor harmonieorkest en een voor symfonieorkest te schrijven. Deze officiële bewerkingen zijn volledig instrumentaal, in de universele taal van de muziek en vertolken - aldus de Raad van Europa - de idealen van vrijheid, vrede en solidariteit, waar Europa voor staat. In 1985 maakten de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie van deze muziek het officiële volkslied van de Unie. Het is niet de bedoeling om de volksliederen van de lidstaten te vervangen, wel om uitdrukking te geven aan hun gemeenschappelijke waarden en aan hun eenheid in verscheidenheid. Het volkslied werd opgenomen in de Europese Grondwet, maar die werd verworpen. In plaats daarvan werd op 13 december 2007 door alle regeringsleiders van de Europese Unie het verdrag van Lissabon ondertekend, waarin echter geen Europese symbolen werden opgenomen. Toch tekenden zestien regeringsleiders in een aanhangsel bij het verdrag voor het gebruik van de Europese symbolen, waaronder het Europees volkslied, waarop het Europees parlement besloot het vaker te zullen gebruiken. | ||||||||||||||||||
[pagina 786]
| ||||||||||||||||||
Het dient vermeld te worden dat de Negende als (allerlaatste) lemma is opgenomen in de driedelige Deutsche Erinnerungsorte en dus volgens de samenstellers ervan deel uitmaakt van de nationale Duitse identiteit. Dit hoeft echter geen reden te zijn om de Negende uit te sluiten als Europese herinneringsplaats. Het legt wel meteen de nadruk op het Duitse karakter van de symfonie. Hoe kan de universele in het Duits geformuleerde boodschap - Diesen Kuss der ganzen Welt - worden verzoend met de Europese eigenmaking van de symfonie in de vorm van het volkslied? Om een antwoord te geven op deze vraag zal ik dieper ingaan op de geschiedenis van de Negende, gaande van Schiller tot de hedendaagse appreciatie ervan. Als leidraad in dit betoog maak ik dankbaar gebruik van Beethoven's Ninth: A Political History (2003) van de Argentijns-Franse muziekhistoricus Esteban Buch. | ||||||||||||||||||
Schiller: Freude und FreiheitIn 1785 besliste Friedrich Schiller om bij Christian Kömer in te trekken. Het gedicht An die Freude was een hommage aan de vriendschap die Schiller bij Kömer en diens vriendenkring vond gedurende de twee jaar die hij met hen beleefde. Het gedicht is een van de vele ‘odes aan de vreugde’, een traditionele achttiende-eeuwse vorm die erg gebruikelijk was voor vele Trinklieder uit die tijd. Schiller bracht echter vernieuwing, door voor het eerst de vreugde te verbinden met een Weltgefühl. Net zoals in andere van zijn werken uit die tijd pleitte Schiller voor het kosmopolitische concept van volmaakte liberale vrijheid en koesterde hij de Elysian dream dat schoonheid en esthetiek de mens kon verheffen. Vaak is beweerd dat het gedicht in een eerdere, ongecensureerde versie An die Freiheit als titel droeg, maar daarvoor zijn geen bewijzen gevonden. In 1786 werd het gedicht gepubliceerd in het tijdschrift Rheinische Thalia, maar de schrijver was al snel beschaamd over het stuk en zijn stijl uit die periode. Toch besloot hij in 1803 het gedicht te herwerken tot de definitieve versie. Hij wijzigde onder meer de regel ‘Bettler werden Fürstenbrüder’ in ‘Alle Menschen werden Brüder’, allicht de meest gekende zin die hij ooit neerpende. Deze wijziging werd al vaak in verband gebracht met een evolutie in Schillers persoonlijke politieke denken. In 1792 had hij van de Assemblée Nationale de Franse nationaliteit toegekend gekregen omwille van zijn toneelstuk Die Rauber, maar in 1802 werd hij door de Verlichte despoot Graaf van Saxen-Weimar in de adelstand verheven. De wijzigingen uit 1803 maakten van het gedicht een politiek manifest voor universele broederschap die aansluiting vond bij Verlichte denkers én Franse revolutionairen. De Europese waardering in Schillers gedicht ligt niet meteen voor de hand, maar er kan toch al sprake zijn van een Frans-Duitse band, die | ||||||||||||||||||
[pagina 787]
| ||||||||||||||||||
zich uit in het universele broederschap dat gedeeld werd door de overwegend Duitse Aufkldrung en de Franse revolutionairen. Er werden reeds vroeg, vooral vanuit de vrijmetselaarsbeweging, pogingen ondernomen om deze broederlijke boodschap op muziek te zetten. Het zou echter nog een twintigtal jaren duren vooraleer de meest geslaagde poging het licht zag. | ||||||||||||||||||
Beethoven: Durch Leiden FreudeHet is Nietzsche die in zijn Die Geburt der Tragödie (1872) beweerde dat Schillers An die Freude niet de juiste expressie vond tot op het moment dat Beethoven de woorden ervan ondersteunde met de muziek van zijn Negende Symfonie. Nietzsche stelde in zijn voomoemde werk - waarvoor hij zich trouwens sterk liet inspireren door Schillers über naive und sentimentalische Dichtung (1795) - dat de realiteit is opgedeeld in de ‘waarneembare werkelijkheid’ en de ‘onderliggende, tijdloze Urgrund’. Aan de hand van het begrippenpaar apollinisch en dionysisch komt Nietzsche tot een onderscheid tussen beide. Het apollinische komt overeen met de waarneembare werkelijkheid en wordt gekenmerkt door kalmte, lichtheid, doordachtheid en bewustzijn van de identiteit. Het dionysische komt overeen met de Urgrund en wordt gekenmerkt door een toestand van extatische geestvervoering waarbij het individu opgaat in een groter geheel en waar een mythisch inzicht verworven kan worden betreffende de verenigde bron van al het zijn. Volgens Nietzsche konden Schillers apollinische woorden en beelden pas ontsloten worden als dionysisch dankzij Beethovens muzikale compositieGa naar eindnoot[1]. Dat laatste gebeurde in 1823 toen Beethoven - die al jaren speelde met het idee om An die Freude op te nemen in een van zijn composities - Schillers gedicht gebruikte in het vierde deel van zijn Negende Symfonie. Beethoven twijfelde tot op het laatst of hij de Ode wel zou opnemen. Het was immers geen evidentie om een koor op te nemen in een symfonische compositie. Uiteindelijk zou het vreugdethema zelfs eerst volledig instrumentaal worden ingezet voordat de stemmen het overnamen. Maar volgens Romain Rolland lag de oorzaak van de aarzelingen en vertragingen dieper: ‘Deze ongelukkige man [Beethoven], steeds door verdriet gekweld, heeft er steeds naar gehaakt de voortreffelijkheid der Vreugde te bezingen; en van jaar tot jaar stelde hij zijn taak uit, steeds weer door zijn melancholie overwonnen. Eerst op het allerlaatst slaagde hij daarin. Maar op welk een grootsche wijze!’Ga naar eindnoot[2]. Hoe moeten we de houding van Beethoven ten opzichte van het kritische, wellicht zelfs revolutionaire gedicht van Schiller nu juist inschatten? Wat waren de politieke denkbeelden van Beethoven? Om die vraag te beantwoorden keren we een tiental jaar terug in de tijd. | ||||||||||||||||||
[pagina 788]
| ||||||||||||||||||
In 1804 droeg Beethoven zijn Derde Symfonie, ook bekend als Eroica, op aan Napoleon Bonaparte. Volgens Schindler, een van Beethovens betere vrienden, hield hij van de republikeinse beginselen en was hij een voorstander van de onbeperkte vrijheid en nationale onafhankelijkheid. Toen hij hoorde dat Napoleon zichzelf tot keizer kroonde maakte hij de opdracht uit diepe teleurstelling ongedaan. De revolutionaire gezindheid die vele biografen aan Beethoven toeschrijven wordt door Esteban Buch echter in twijfel getrokken. Wat in ieder geval buiten discussie staat, is het feit dat de componist zich tijdens de Napoleontische Oorlogen als fel tegenstander van het Franse keizerrijk ontpopte. Zo schreef hij in 1813 de Wellington's Sieg waarin hij de overwinning van Wellington op het Franse leger in het Spaanse Vittoria bejubelde. Dit stuk stond ook bekend als de Battle Symphony en was opgedragen aan de Engelse prinsregent, de toekomstige George IV. Op het Congres van Wenen in 1814 speelde hij een glansrol. Hij werd behandeld als een Europese beroemdheid en ontving hulde van vorsten uit geheel Europa. Naar aanleiding van de verovering van Parijs door de geallieerden in 1814, componeerde hij het patriottische Germania, wie stehst du jetzt im Glanze da. Daarin zegevierde een jong en krachtig Duitsland samen met de overwinnende naties. De vele andere composities uit deze periode, waaronder de herwerkte opera Fidelio, zijn sterk doordrongen van een euforie over het militaire succes en de overwinning op de FransenGa naar eindnoot[3]. Na het Congres van Wenen, wanneer Beethovens populariteit een ongekende hoogte bereikte, ging het sterk bergaf met hem. Zijn vrienden en beschermers verlieten hem of stierven. Velen uit die intieme kring waren niet uit Oostenrijk afkomstig, maar uit Hongarije, Bohemen, Duitsland en RuslandGa naar eindnoot[4]. Bovendien moest hij concurreren met de populaire nieuwe Italiaanse stijl die zijn intrede deed en werd zijn doofheid compleet. Het is in deze periode dat hij - teruggaand op notities uit 1812 - verder schreef aan wat zijn laatste symfonie zou worden. Moet in het opnemen van het An die Freude een werkelijk revolutionaire houding gezocht worden of sluit die veeleer aan bij zijn steun in 1814 aan het Congres van Wenen en de ideale broederschap zoals die tot uiting zou komen in de Negende Symfonie, tien jaar later? Volgens Buch waarschijnlijk beide. Net zoals zijn anti-aristocratische gevoelens hem er niet van weerhielden deel te nemen aan de verheerlijking van de adel, zijn er invloeden van zijn officiële muziek te vinden in werken die totaal los staan van het politieke universum van 1814. Buch beweert dat we moeten uitgaan van een continuïteit in de muzikale retoriek van de Revolutie én die van de Restauratie. Een continuïteit die de ideologische ambiguïteit van Beethovens muziek zonder meer blootlegt. Maynard Solomon ziet het enigszins anders. Hij meent in de Derde duidelijk de nasleep van de Franse Revolutie te herkennen. De ideologische oriëntatie van | ||||||||||||||||||
[pagina 789]
| ||||||||||||||||||
de Negende daarentegen is volgens hem te vinden in het decennium voor de Franse Revolutie. Het is de terugkeer naar een ongedifferentieerd idealisme verzadigd door een brandend gevoel van nog ongerealiseerde mogelijkheden. Alle Menschen werden Brüder geeft blijk van een archaïsche veldslag waarbij revolutie en utopie nog verwezenlijkt moeten worden. Alleen is in 1823 de revolutie allang voorbij, verraden en neergeslagen. Beethoven lijkt een ongerealiseerd geluk te willen symboliserenGa naar eindnoot[5]. Ondanks de universele boodschap die de Negende Symfonie uitdraagt, werd het stuk in 1824 - door het publiek althans - gezien als een daad van patriottisme. In 1826 zou Beethoven de symfonie opdragen aan koning Wilhelm Friedrich III van Pruisen, in een brief die hij ondertekende met het bijschrift ‘burger van Bonn’, zijn geboortestad. De opdracht past perfect binnen het politieke plaatje waarin de Negende voor het eerst het licht zag: de volharding van jozefiaanse Verlichte idealen, nu geprojecteerd op de Pruisische koning. Het nationalisme, de vrucht van de ervaringen uit de Napoleontische Oorlogen, kwam aan de oppervlakteGa naar eindnoot[6]. | ||||||||||||||||||
Europese waarderingHet blijkt niet evident een coherent beeld te vormen over de intenties van zowel Schiller als Beethoven betreffende de boodschap die zij in de An die Freude tot uiting wilden laten komen. Toch vind ik het noodzakelijk om deze complexiteit hier te illustreren. Hierna zal blijken dat de intenties van beide auteurs in feite van ondergeschikt belang zijn. In de zoektocht naar les lieux de mémoire van Europa moet juist worden onderzocht hoe de modale Europeaan de potentiële ‘plaats’ onthaalt, interpreteert en apprecieert. Welke impact had de Negende Symfonie en bij uitbreiding zijn componist, op diverse Europeanen en de ‘Europese cultuur’? Hoe interpreteerden uiteenlopende groepen Europeanen de Ode en wie beschouwden zij als Brüder? Op 27 maart 1831 vond de eerste Franse uitvoering van de Negende plaats. De meningen van de Fransen over de intentie achter het gebruik van het An die Freude liepen uiteen. François-Joseph Fétis schreef dat hij er niets van begreep, door zijn doofheid deed Beethoven - aldus Fétis - aan het eind van zijn leven niets meer dan dromen. Chrétien Urhan herkende een vurig mysticisme en beschouwde het stuk als muziek voor de Hemelse Kerk. Hector Berlioz bekeek de compositie puur muzikaal en poëtisch. Opmerkelijk is wel dat Berlioz er van droomde de symfonie te laten uitvoeren door een orkest bestaande uit Britten, Fransen, Duitsers en Oostenrijkers op een boot die richting het oude Troje voer. Berlioz geeft met deze droom duidelijk een sterke (West-)Europese invulling aan het stuk. | ||||||||||||||||||
[pagina 790]
| ||||||||||||||||||
In 1837 stelden de Britten George Smart en Ignaz Moscheles voor om de Negende jaarlijks te laten uitvoeren door een duizendkoppig koor als een Grand Masonic Hymn of Europe. Hiermee werd voor het eerst expliciet voorgesteld om van de Ode een Europees volkslied te maken. Het idee werd bovendien enthousiast onthaald door de Franse vrijmetselaars. In 1845, wanneer Beethoven 75 jaar geworden zou zijn, vond om die reden in Bonn een plechtigheid plaats. De elite van ‘muzikaal Europa’ was aanwezig naast tal van aristocraten van over het gehele continent. Aanwezigen kwamen vanuit nagenoeg elke stad in Pruisen en Oostenrijk, vanuit Parijs, Lyon, Londen, Brussel, Luik, Amsterdam, Den Haag... Jules Janin gewaagde van een waar Europees patriottisme. Vijfentwintig jaar later, in 1870, waren er festiviteiten in alle grote Duitse steden en in Londen, Milaan, Brussel, Madrid, New York en Sint-Petersburg. Vanwege de Frans-Pruisische Oorlog in dat jaar, waarin Frankrijk werd verslagen en de hoofdstad maandenlang belegerd, vonden in Parijs geen feestelijkheden plaats. In de periode rond 1870, toen het nationalisme hoogtij vierde, werden zowel Beethoven als Schiller voor de kar van de Duitse nationalisten gespannen, onder sterke impuls van Bismarck. Hiermee komt de confrontatie tussen de nationale en supranationale waardering van Beethoven opnieuw duidelijk naar voren. Het is opmerkelijk hoe Beethoven ook in de Franse Derde Republiek in het nationalisme werd betrokken. Daar waar de Duitsers Beethovens internationale waardering als een gevolg zagen van diens Germaanse karakter, trachtten de Fransen hem te ‘de-Germaniseren’ door zijn ‘Frans-zijn’ af te leiden uit de universele waarden, schatplichtig aan de republikeinse idealen, zoals die zich weerspiegelen in zijn werk. Bovendien wezen de Fransen maar al te graag op Beethovens Vlaamse afkomst en zijn nauwe contacten met onder andere Jean-Jacques Rousseau. Sommige Fransen gingen zelfs zover om de Ode à la liberté uit te roepen tot nieuw nationaal Frans volkslied. Er kwamen ook stemmen op om de Negende Symfonie te depolitiseren, onder andere uit het katholieke kamp. Vincent d'Indy pleitte ervoor het republikeinse Liberté te vervangen door een katholiek substituut, namelijk de liefdadigheid. Camille Mauclair zou An die Freude uitroepen tot enige echte volkslied van de geallieerden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Volgens hem zou Duitsland verboden moeten worden ooit nog maar een deel van de symfonie uit te voeren. Als gevolg hiervan troffen een nationalistische en supranationalistische Negende zich tegenover elkaar op het slagveld van de Grote Oorlog. De viering van Beethovens honderdste sterfjaar in 1927 werd een echt wereldgebeuren met festiviteiten in heel Europa, Noord- en Zuid- | ||||||||||||||||||
[pagina 791]
| ||||||||||||||||||
Amerika, Australië en de Sovjet-Unie, en ook in China, Turkije en Perzië. De meest kosmopolitische viering vond plaats in Wenen. Overal in de stad, ook in de arme arbeiderswijken, werden composities van de gevierde componist uitgevoerd. Olga Kameneva, die de Sovjet-Unie vertegenwoordigde in Wenen, sprak over de maatregelen die haar regering nam om via de radiotechnologie concerten, plechtigheden en discussies over Beethoven in iedere huiskamer in de USSR te laten weerklinken. In feite werd An die Freude rond deze tijd beschouwd als een symbool van universele broederschap en werd het zeer nauw verbonden met het verlangen naar vrede en de Volkenbond die tot stand kwam na de Eerste Wereldoorlog. In 1929 trad voor het eerst een duidelijk verschil op tussen de ‘universele Beethoven’ en de ‘Europese Beethoven’. Richard Coudenhove-Kalergi stichtte in Wenen de grootste Europese organisatie uit het Interbellum, ‘Pan Europa’. Niet geheel verrassend koos hij An die Freude als volkslied voor zijn beweging. Opnieuw wordt als reden gegeven dat in dat volkslied de Franse republikeinse idealen en de Duitse filosofische traditie samenkomen. De nazi's zouden op hun beurt de Negende enkele jaren later opnieuw claimen als zijnde oer-Duits. Het zou een van de meest uitgevoerde stukken tijdens het naziregime worden. De broederschapsgedachte werd strikt Germaans geïnterpreteerd. Er werd expressie gegeven aan de idee van een zo Duits mogelijke mensheid. Er zijn ook hedendaagse auteurs die in de Negende fascistische trekken menen te vinden. Maynard Solomon wees op de onderdrukking van de individualiteit in An die Freude, die tot uiting kwam in het streng doorgetrokken egalitarisme. Als gevolg van deze constatering zou in Schillers tekst geen zucht naar een betere wereld verscholen zitten, maar een autoritaire drang naar conformiteit als voorwaarde voor de verlossingGa naar eindnoot[7]. In deze context is het toch het vermelden waard dat juist ook Joden in Duitse concentratiekampen An die Freude gezongen zouden hebben. Na de Tweede Wereldoorlog begon het moeizame proces van eenmaking, in het door het IJzeren Gordijn verscheurde Europa. Opmerkelijk is dat vanaf de Olympische winterspelen van 1952, tot en met de zomerspelen van 1964, het Oost- en West-Duitse eenheidsteam An die Freude als overwinningshymne gebruikten. In 1972, niet toevallig twee jaar na weer een Beethovenjubileumjaar, verkoos de Raad van Europa het thema van An die Freude tot Europees volkslied. De tekst van Schiller werd ironisch genoeg ongeschikt gevonden vanwege de universele expressie in plaats van een specifiek Europese. Of wilde men geen Duitstalige tekst? Er werd bovendien niet uitgesloten dat er later wel een tekst aan het volkslied zou worden toegevoegd. Na meer dan dertig jaar is gebleken dat zelfs op officiële aangelegenheden vaak toch de | ||||||||||||||||||
[pagina 792]
| ||||||||||||||||||
Duitse tekst wordt gezongen, zonder dat er aanstoot aan genomen wordt. Misschien achtte men in 1972 de tijd nog niet rijp om dejure een Duitstalig lied op te nemen als volkslied van het eengemaakte Europa? Tot slot voerde Leonard Bemstein op 25 december 1989 in Berlijn, na de Val van de Muur, de Negende Symfonie uit, waarbij hij het woord Freude op basis van de aloude misvatting verving door Freiheit. Naar aanleiding van de Duitse eenmaking besliste Bemstein hiertoe, maar niet iedereen bleek er zo gelukkig mee. Hiermee werd immers de Duitse nationale identiteit ten koste van de pan-Europese gebruikt, nota bene met het volkslied van die laatste. Freiheit betekende voor anderen blijkbaar nog steeds AngstGa naar eindnoot[8]. Angst voor een te sterk eengemaakt Duitsland. | ||||||||||||||||||
ConclusiesHet is zonder meer duidelijk dat in heel Europa een affiniteit met het werk van Beethoven valt waar te nemen. Reeds zeer vroeg trachtten supranationale bewegingen de Negende uit te roepen tot Europees volkslied. In 1972 zou het ook officieel het volkslied van Europa worden. Deze Europese claim is terug te voeren tot de spanning tussen Frankrijk en Duitsland. Meerdere malen werd gewezen op het Duits-filosofische en het Frans-republikeinse dat verenigd wordt in An die Freude. Het project dat naderhand Europese Unie is gaan heten steunt dan ook voor een groot deel op de toenadering tussen de twee negentiende- en twin-tigste-eeuwse aartsvijanden Frankrijk en Duitsland. Toch spreekt de Negende ook in heel Europa en bij uitbreiding de hele wereld tot de verbeelding. En juist dat is wat volgens Nora een lieu de mémoire tot een lieu de mémoire maakt. De Negende maakt deel uit van het herinnerings-patrimonium van verschillende nationale gemeenschappen, de Europese gemeenschap en zelfs de wereldgemeenschap, bij ieder van die groepen om andere en diverse redenen. Ze is een betekenisvolle eenheid in de meest letterlijke zin, namelijk vol van verschillende meerduidige, soms zelfs tegenstrijdige betekenissen. Net zoals hét Europa niet bestaat, kunnen we niet spreken van dé Negende van Beethoven. De meerduidigheid bevestigt de eenheid in verscheidenheid die onvermijdelijk is in de constructie van een Europese identiteit. Tegelijk blijft het zeer moeilijk in te schatten in hoeverre de Negende vandaag door de modale Europeaan als Europees volkslied wordt beschouwd. Het thema uit de symfonie duikt wel vaker op in reclameboodschappen en blijkt ook een populaire beltoon. De Negende kent dus ongetwijfeld een breed en divers publiek. Toch zal de waardering ervan in de vorm van het Europees volkslied allicht meer de zaak zijn van een intellectuele elite dan van de gehele bevolking. Dit blijkt ook uit de Europese waardering voor de Negende, die toch vooral in intellectuele krin- | ||||||||||||||||||
[pagina 793]
| ||||||||||||||||||
gen te vinden was (en is). Met het Europees erfgoedlabel tracht de Europese Unie juist de brede bevolking aan te spreken, wat de zoektocht naar herinneringsplaatsen niet makkelijker zal maken, maar daarom zeker niet minder interessant. | ||||||||||||||||||
Literatuur
|
|