| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
In gesprek met Paul Cliteur
Dirk Verhofstadt is doctor in de moraalwetenschap, publicist en auteur van onder meer de bestseller In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid (2011). Ook zijn jongste boek is de neerslag van dagenlange gesprekken met een geestverwante filosoof, in dit geval Paul Cliteur, hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Uiteraard zoeken ook Cliteur en Verhofstadt naar ‘waarheid’, maar hier wordt de nadruk gelegd op ‘harmonie’, en dan met name op de vraag hoe mensen met verschillende, vaak tegengestelde visies toch harmonieus kunnen samenleven. Deze zorg bepaalt ook de keuze van de aangesneden kernthema's, onder meer de multiculturele samenleving, de relatie tussen godsdienst en secularisme, de volwassen omgang met de islamitische ‘nieuwe Nederlanders en Vlamingen’, de discussie rond de identiteit, de vaak intolerante en antihumanistische passages in de Tora, het Nieuwe Testament en de Koran, de effectieve scheiding van kerk en staat, het politiek correcte denken en handelen en het zogenaamde cultuurrelativisme waarover vandaag nog volop en met de nodige heftigheid gediscussieerd en vaak wordt geruzied.
De antwoorden op de vragen die al deze onderwerpen terecht uitlokken zijn niet alleen erg verschillend voor gelovigen en atheïsten, maar zelfs, en dat maakt het boek tegelijkertijd boeiend én revelerend, voor de interviewer en de geïnterviewde. Het feit dat zowel Cliteur als Verhofstadt overtuigde atheïsten - Paul Cliteur verkiest de term ‘seculiere humanisten’ - als politiek-economische liberalen zijn die beiden zonder aarzelen de door Verhofstadt in het laatste hoofdstuk voorgestelde ‘Tien geboden voor ongelovigen’ onderschrijven, neemt niet weg dat ze een aantal concrete toepassingen daarvan duidelijk anders benaderen.
Wat ze gemeen hebben ligt voor de hand: de gepassioneerde en beargumenteerde verdediging van de verworvenheden van de Verlichting, waaronder de vrijheid van meningsuiting, de principiële gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, en de gelijke rechten van hetero- en homoseksuelen.
Deze nagestreefde ‘harmonie’ is iets minder duidelijk omschreven dan de wetenschappelijke waarheid uit het vorige boek, waarschijnlijk omdat over de expliciete voorkeur voor de lekenstaat (in de betekenis van de Franse laïcite) boven een religieuze of zelfs atheïstische dictatuur (resp. Iran en het vroegere Albanië) en, meer relevant, boven de vandaag in het Westen populaire ‘multiculturaliteit’ weinig gezegd wordt. Deze lekenstaat garandeert vol- | |
| |
gens hen de universaliteit van de door bijna iedereen gevierde maar daarom niet altijd geëerbiedigde mensenrechten. Omdat het multiculturalisme, vandaag eerder de ‘diversiteit’ genoemd, gevaarlijk dicht in de buurt van het postmodernistische culturele relativisme komt is het gevaar reëel dat men in feite de fundamenten van onze democratische samenleving aan het ondergraven is. Cliteur wijt dit aan verkeerd begrepen schuldgevoelens ten opzichte van de nietwesterse bevolkingen die eeuwenlang de slachtoffers van het kolonialisme zijn geweest en, op basis daarvan, aan de in zijn ogen ongezonde invloed van linkse denkers als Edward Saïd, Terry Eagleton, Antonio Gramsci, Michel Foucault en, in hoge mate, de Britse godsdiensthistorica Karen Armstrong. Jammer genoeg spreekt hij nergens over de inbreng en de invloed van Hans Küng die waarschijnlijk nog het nadrukkelijkst voor een dialoog tussen de verschillende wereldgodsdiensten pleit. En wat Armstrong betreft kent hij blijkbaar haar gedetailleerde en kritische studie over het religieuze fundamentalisme, The Battlefor God (2000) niet, omdat hij dertien keer blijft herhalen dat zij alleen maar oog zou hebben ‘voor de goede gevolgen van de religieuze ideeën’, quod non.
Cliteur noemt zichzelf terecht geen ‘militant atheïst’, maar definieert zijn positie als die van ‘iemand die het hoogst onwaarschijnlijk acht dat God zich heeft geopenbaard aan één specifiek volk dat leefde in wat we tegenwoordig het Midden-Oosten noemen’ en als ‘iemand die het onwaarschijnlijk acht dat God een zoon in mensengestalte heeft voortgebracht die hier, op aarde, bepaalde opdrachten moest vervullen om daarmee de mensen vrij te kopen van een soort schuld die ze op zich hebben geladen door niet te luisteren naar Gods geboden’. Hij is niet iemand die elke godsconceptie afwijst, die gelovigen hun recht om te geloven wil ontzeggen, die geloof achterlijk vindt of die denkt dat met het secularisatieproces het geloof zal verdwijnen. Ook op andere terreinen neemt hij een doordacht, kordaat maar altijd geïnformeerd en genuanceerd standpunt in, bijvoorbeeld over de mogelijkheid tot samenwerking met gelovigen die, net als hun seculier humanistische medeburgers de strijd tegen de nieuwe vormen van fanatisme en obscurantisme kunnen en moeten opnemen, over de toetreding van Turkije tot de EU of over het onderscheid tussen het nationalisme ‘in zijn onschuldige en noodzakelijke vorm’ en het extremistische etnische nationalisme dat inderdaad tot geweldpleging en misdaden tegen de menselijkheid kan leiden. Aan de lange en geladen tussenkomsten van zijn interviewer, die op dergelijke momenten eerder mini- betogen dan vragen zijn, kan men het verschil tussen hun opvattingen over deze kwesties aanvoelen. Dit onderscheid is verfrissend, omdat het gevaar groot was dat hier twee gelijkgezinden vol wederzijdse bewondering als het ware antifonisch elkanders en hun eigen opinies zouden vieren, terwijl men nu kan merken dat ook het atheïstisch huis vele en verschillende kamers heeft, wat uiteraard passend is voor een filosofie die de individuele vrijheid als hoogste mensenrecht verdedigt.
Het
| |
| |
valt buiten het raam van dit boek, maar het zou verhelderend zijn wanneer in een volgende publicatie één of twee vrijzinnige gelovigen met deze ‘10 geboden’ van Verhofstadt geconfronteerd werden, want dat zou het begin kunnen worden van een dialoog die volgens de vrijzinnige atheïst Jürgen Habermas de noodzakelijke voorwaarde vormt tot de door Cliteur en Verhofstadt gezochte maatschappelijke harmonie.
□ Ludo Abicht
Dirk Verhofstadt, In gesprek met Paul Cliteur. Een zoektocht naar harmonie, Houtekiet, Antwerpen/Utrecht, 2012, 472 blz., ISBN 978-90-8924-210-5.
| |
René Girard
Reeds in de jaren zeventig werd in dit tijdschrift - als eerste in Vlaanderen en Nederland - aandacht besteed aan het oeuvre van René Girard. Ook de volgende decennia verschenen in Streven bijdragen over en geïnspireerd door zijn gedachtegoed. De laatste jaren is het in het Nederlandse taalgebied wat stiller geworden rond zijn werk. Ook de geesteswetenschappen ontsnappen blijkbaar niet aan het opkomen en verdwijnen van modes. Bewierookte denkers in een bepaalde periode kunnen vlug verdwijnen in het vergeetboek van de volgende generaties. Het zou jammer zijn indien dit lot ook René Girard beschoren was.
Wanneer is een theorie van een denker vruchtbaar? In de positieve wetenschappen heet het dat een theorie pas erkend wordt wanneer ze empirisch is geverifieerd, wanneer haar aanspraken op controleerbare gegevens zijn gebaseerd; in de humane wetenschappen is een theorie vruchtbaar, wanneer ze appelleert aan de concrete ervaring en haar toepassingsdomein herkenbaar is in telkens nieuwe existentiële situaties. Aan dat laatste criterium beantwoordt ongetwijfeld het denken van Girard: gegroeid uit een welbepaalde hypothese zijn de toepassingsmogelijkheden veelzijdig, interdisciplinair en zowel op het verleden als op de actualiteit toegesneden.
Naar aanleiding van het dertigjarig bestaan van de Nederlandse ‘Girard studiekring’ en de vijftigste verjaardag van de publicatie van Girards eerste boek, Mensonge Romantique et Vérité Romanesque, heeft deze kring onder redactie van Michael Elias en André Lascaris een essaybundel uitgegeven met als titel ‘Rond de crisis’. In deze bundel wordt in vijftien artikels vanuit een girardiaanse invalshoek over verschillende onderwerpen uit diverse disciplines gereflecteerd: sociaaleconomische vraagstukken, conflictbeheersing, de rol van het christendom, literatuur en media, huwelijk, rechtspraak en onderwijs. Een inleiding door de twee eindredacteurs en drie algemene bijdragen, respectievelijk over het begrip crisis in het werk van Girard, het hermeneutische karakter van de mimetische theorie en de rol van de biologie bij nabootsend gedrag, gaan daaraan vooraf.
Twee kenmerken van deze bundel vallen op. Allereerst onderzoekt het gros van de artikels toepassingsmogelijkheden van de mimetische theorie op een aantal actuele problemen en casus- | |
| |
sen. Zo lezen we onder de rubriek ‘conflictbeheersing’ interessante bijdragen over de communautaire situatie in België, het conflict tussen Israël en Palestina en over de betekenis van de Arabische Lente. Inspirerend vond ik ook de bijdrage over de mimetische besmetting van Facebook, over het ‘verlies aan transcendentie’ in de huidige rechtspraak en over de revolutionaire rol van het kerkelijk huwelijk als sacrament. Ten tweede wordt in deze bundel, naast de traditionele klemtoon op de negatieve implicaties van het nabootsend verlangen, ook stilgestaan bij de positieve gevolgen van mimesis of navolging.
Rond de crisis is een weloverwogen titel: ‘hij geeft aan dat de artikelen in dit boek niet de pretentie hebben de crisis op te lossen of deze geheel transparant te maken. De reflecties van de leden van de Girard studiekring cirkelen rond de crisis, tasten haar af, zoeken een weg’ (blz. 23). De bundeling van deze essays is een uitstekend initiatief, niet alleen als introductie tot de inspirerende ideeën van Girard voor een nieuwe generatie, maar tevens als ‘bewijs’ dat het onderzoek rond Girard - niet alleen internationaal, maar ook in het Nederlands - nog altijd springlevend is.
□ Guido Vanheeswijck
Michael Elias en André Lascaris (red.), Rond de crisis. Reflecties vanuit de Girard studiekring, Parthenon, Almere, 2011, 288 blz. ISBN 978-90-7957-832-0.
| |
Het huis van de vrijheid
Mag de overheid het roken in cafés verbieden? Kan ze een vijftienjarig meisje verbieden alleen rond de wereld te zeilen? Koopzondag of zondagsrust? Een totaalverbod op boerka's? Het zijn allemaal kwesties waar Nederland de laatste jaren zijn handen aan vol had én waarvoor het oude vertrouwde onderscheid tussen politiek links en rechts niet goed meer bleek te werken. Politiek filosoof Rutger Claassen biedt met zijn boek Het huis van de vrijheid. Een politieke filosofie voor vandaag een uitweg uit de wirwar aan argumenten, meningen en idealen. Hij doet dat door alle genoemde kwesties vanuit één en hetzelfde kader te bekijken. Het toverwoord? Autonomie.
Autonome mensen zijn optimaal vrij: vrij van negatieve zaken als lichamelijk geweld, dwang of gevangenschap. Maar óók vrij om een zelf gekozen, positieve invulling aan het eigen leven te geven. Het is volgens Claassen de taak van de staat om de autonomie van haar burgers te vergroten, niet om ze voor te schrijven welke specifieke leefstijl ze vervolgens moeten kiezen.
Het autonomie-ideaal is van alle politieke idealen het ideaal dat de meeste ruimte overlaat aan individuen om hun leven naar eigen inzicht in te richten. Door op het politieke niveau voor autonomie te kiezen kan de staat het grootst mogelijke recht doen aan alle persoonlijke idealen die mensen willen aanhangen.
Deze theoretische stellingname blijkt een stevig fundament, op basis waar- | |
| |
van Claassen alle genoemde kwesties - plus een heel aantal meer - te lijf kan gaan. Zo zou een overheid het roken in de horeca alleen moeten verbieden wanneer het personeel er schade van ondervindt. Kleine cafés zonder personeel moeten van een dergelijk verbod verschoond blijven. Want, zo argumenteert Claassen: ‘Er zijn daar geen werknemers, en klanten zitten daar vrijwillig, zodat de schade voor hun rekening is. Voor nietrokers zijn er voldoende alternatieven’. Claassen hamert er keer op keer op dat het de taak van de overheid is om haar burgers voldoende keuzemogelijkheden aan te bieden, niet om hen een specifieke keuze - in dit geval het stoppen met roken - voor te schrijven. Concrete oplossingen voor concrete dilemma's. Dat is de kracht waardoor Het huis van de vrijheid aantrekkelijk is voor iedereen die hoog opgeeft over vrijheid, of dat nou een klassiek liberaal, een sociaal democraat of vrijzinnig liberaal is.
Wat echter ontbreekt is een stevig fundament voor het principe van autonomie zelf. Wat betekent het eigenlijk om autonoom te zijn, te handelen? Zijn vrijheid en autonomie inwisselbare begrippen? En welk mensbeeld ligt daaraan ten grondslag? In ‘een politieke filosofie voor vandaag’ zouden filosofen als Jean-Paul Sartre en Hannah Arendt, die zo bepalend zijn geweest voor het filosofische denken over vrijheid, toch eigenlijk niet mogen ontbreken. Ik twijfel er niet aan dat Claassen zijn klassiekers kent (Arendt wordt wel genoemd in de bibliografie) en dat het een bewuste keuze was om vooral te refereren aan het hedendaagse - politieke, filosofische en journalistieke - debat. Het resultaat is een uiterst toegankelijk boek, klaar om het grote publiek van frisse argumenten te voorzien.
□ Léonne van der Weegen
Rutger Claassen, Het huis van de vrijheid. Een politieke filosofie voor vandaag, Uitgeverij Ambo, Amsterdam, 2011, 371 blz., 22,50 euro, ISBN 978-90-2632-409-3.
| |
Kerk en theologie
Het vreemdste Bijbelboek
Het geschrift dat in onze Bijbels doorgaans De Openbaring van Johannes wordt genoemd, soms ook eenvoudigweg De Apocalyps, is een bijzonder intrigerend, maar ook zeer controversieel document. Voor velen staat het bekend als een schrikbarend visioen over de eindtijd: het uiteenrijten van de hemel, de verwoesting van de aarde en de komst van ‘het beest’. Het boek wordt alom gezien als een waarschuwing en een profetie aan de mensen op aarde. De nietsontziende wreedheid en meedogenloze toon van het boek blijven je als lezer altijd bij.
Elaine Pagels, gerenommeerd autoriteit op het gebied van de gnostiek aan de beroemde Princeton University, weet met haar ongeëvenaarde kennis op kraakheldere wijze uit te leggen dat er meer schuilt achter die profetische fatjade. Zij gaat namelijk op zoek naar de historische wortels van het laatste Bijbelboek. Dat levert een prachtige reis op door het christendom en de geschiedenis van de eerste eeuwen van onze
| |
| |
jaartelling. Het boek Openbaring moet volgens haar geschreven zijn na de Joodse Opstand in het jaar 66, toen militante Joden in Jeruzalem ten strijde trokken tegen de Romeinse bezetters van Judea. Deze opstand werd wreed neergeslagen en eindigde met de verwoesting van de tempel. De auteur van het boek Openbaring, die zich Johannes noemt, schreef zijn boek, aldus Pagels, als een vernietigende aanval op het Romeinse Rijk.
Vervolgens grepen vroege, zeer radicale volgelingen van Jezus het boek Openbaring aan als een wapen tegen ketterijen die zich in het vroege christendom manifesteerden. Pagels gaat ook na hoe machthebbers in latere eeuwen met het boek Openbaring in de hand kans zagen om ‘de vijanden van God’ te onderdrukken. Ook laat zij ons meeluisteren naar de discussie die in het vroege christendom is gevoerd over de kwestie of dat Bijbelboek wel in de canon van het Nieuwe Testament kon of mocht worden opgenomen.
Het boek van Pagels is zeer de moeite waard. Het laatste Bijbelboek heeft eigenlijk altijd grote aantrekkingskracht uitgeoefend en spreekt nog steeds tot de verbeelding.
De vertaler - of misschien was het de uitgever - heeft voor de Nederlandstalige publicatie in elk geval een pakkende boventitel bedacht die nogal afwijkt van die in de oorspronkelijke Amerikaanse editie. Die luidt namelijk Revelations.
□ Panc Beentjes
Elaine Pagels, Het vreemdste bijbelboek. Visioenen, voorspellingen en politiek in Openbaring, Ten Have, Utrecht, 2012, 198 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-259-0133-2.
Elaine Pagels, Revelations. Visions, Prophecy, and Politics in the Book of Revelation, Penguin Group, USA, ISBN 978-06-7002-334-9.
| |
Kunst
Hemel en hel
Ook in een ontkerkelijkte en naar verluidt postchristelijke samenleving blijven heel wat tijdgenoten geboeid door de filosofische, literaire en artistieke meesterwerken die de christelijke cultuur heeft voortgebracht. Velen zijn echter niet meer vertrouwd met de spirituele en theologische diepgang ervan. Het valt daarom toe te juichen dat de auteurs van de bundel Hemel en hel een aantal ‘beelden van het hiernamaals in het westers christendom’ onder de aandacht brengen met de bedoeling de ‘religieuze substantie’ ervan toe te lichten en aldus ‘cultuur en theologie direct op elkaar (te betrekken)’.
Eerst worden twee theologische werken besproken: Bert Jan Lietaert Peerbolte onderzoekt de thematiek van ‘het hemelse Jeruzalem’ in het boek Openbaring van Johannes, en Martijn Schrama de motieven van ‘het verrezen lichaam’ en ‘het zien van God’ in Augustinus' De Civitate Dei. Vervolgens biedt Wiel Logister een gedegen uiteenzetting over Dantes Divina Commedia (met als enig schoonheidsfoutje het plaatsen van Dantes positieve benadering van lichamelijkheid tegenover een
| |
| |
vermeende ‘lichaamsvijandigheid’ van de Middeleeuwen). Martin J.M. Hoondert wijdt de lezer in de betekenis en geschiedenis van het Dies Irae in. Dürers Neerdaling ter helle neemt Herwi Rikhof als uitgangspunt om in de traditionele voorstellingen van dit motief vier typen te onderscheiden. Dezelfde auteur legt vervolgens in zijn commentaar op Michelangelo's Laatste Oordeel de nadruk op de asymmetrie tussen (de realiteit van de) hemel en (de mogelijkheid van de) hel: God heeft zijn heilsplan voltooid en dus is de hemel ‘gerealiseerd’; daartegenover ‘staat de reële mogelijkheid van de hel als uitdrukking van het serieus nemen van de menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid’. Daarna vertelt Panc Beentjes op meeslepende wijze het verhaal van Simon Vestdijks roman De kellner en de levenden. Mede op grond van uitspraken van Vestdijk zelf toont hij aan dat deze roman een moderne versie van het Laatste Oordeel is en dat de hoofdpersoon ervan, de goede kelner, Jezus Christus symboliseert. In het laatste hoofdstuk wijst Frank G. Bosman op de actualiteit van de christelijke motieven van hemel en hel en laatste oordeel: in heel wat films, video's en games vindt men ze terug.
Deze vlot geschreven bundel introduceert de lezer in de rijkdom en genuanceerdheid van de christelijke beschouwingen omtrent het hiernamaals, waarin de nadruk ligt op Gods liefde als oorsprong, bezieling en doel van de schepping en niet op een angstaanjagende straffende God. Jammer genoeg zijn de kleurenafbeeldingen veel te flets uitgevallen. De redacteur heeft over enkele foutjes heen gelezen (‘niet in het minst’ voor ‘niet het minst’ op blz. 97, en op blz. 189 ‘oog’ in plaats van ‘oor’). Het boek bevat noch een index, noch een lijst van illustraties. Maar geen mensenwerk hoeft de hemelse volmaaktheid te evenaren. De dialoog die hier wordt aangegaan met prominente vertegenwoordigers van de christelijke cultuur is in onze verwarde tijden uiterst kostbaar.
□ Jan Koenot
Frank G. Bosman (red.), Hemel en hel. Beelden van het hiernamaals in het westers christendom, Uitgeverij Abdij van Beme, Heeswijk, 2012, 208 blz., 22,50 euro, ISBN 978-90-8972-045-0.
| |
Literatuur
Een literaire wandeling door Antwerpen Noord
Wie vandaag in Antwerpen echte schrijvers wil spotten, zal zijn schreden eerder naar hippe wijken als 't Zuid of 't Eilandje richten dan naar Antwerpen Noord, zeg: de Seefhoek of ‘de Bronx van Antwerpen’. Hoewel ‘half acterend Vlaanderen’ in de wijk of wat verderop in Oud Borgerhout woont, zijn de (bekende) schrijvers er schaars. Johan Vanhecke toont in zijn Literaire wandeling door Antwerpen Noord aan dat dit ooit helemaal anders is geweest. Met de namen die in zijn boek vallen, zou men een uiteraard onvolledige maar wel redelijk representatieve Vlaamse literatuurgeschiedenis kunnen schrijven, die kan beginnen bij Hendrik Conscience (o1812) en eindigen bij Vitalski (o1971).
| |
| |
Vanhecke neemt de wandelaar bij de hand wanneer hij in het Centraal Station uit de trein stapt, houdt er halt bij het gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ van Jan van Nijlen, die we later opnieuw ontmoeten omdat hij zijn jeugd doorbracht in de Camotstraat, en loopt dan de De Keyserlei op. Daar treffen we dan meteen een van onze allergrootste schrijvers, Alfons de Ridder (alias Willem Elsschot) wiens vader er een bakkerij had. Schuin daartegenover baatte de vader van de wat minder bekende André de Ridder dan weer een hotel uit. Een beetje verderop was de Hulstkamp, het stamcafé van Paul van Ostaijen... Wie de hele wandeling doet, staat enkele uren later aan de andere kant van het station bij de Paon Royal, het café-restaurant van de zoo, waar de Franstalige Belgische schrijver Paul Neuhuys vergaderde met de groep Ça Ira en waar Johan Daisne een koffie kwam drinken voor hij de trein terug naar Gent nam.
Eteze prettig weglezende gids is ingedeeld in 21 korte hoofdstukjes, gelardeerd met negen interessante ‘intermezzo's’ waarin Vanhecke wat dieper op een figuur of onderwerp ingaat. Er zijn bijvoorbeeld intermezzo's over Hendrik Conscience, Eugeen Zetternam, Jan van Nijlen en de Antwerpse avant-garde. De literaire meerwaardezoeker komt dus ook aan zijn trekken, al zal die zich wel ergeren aan het ontbreken van een persoonsnamenregister. De wandelaar zal dan weer tevergeefs naar een handige plattegrond van het stadsdeel Antwerpen Noord zoeken. Maar goed, die kan tenminste nog gratis bij de VVV terecht - die is op de Grote Markt, schuin tegenover het huis waar Alice Nahon werd geboren, Vlaanderens populairste dichteres.
□ Manu van der Aa
Johan Vanhecke, Een literaire wandeling door Antwerpen Noord, Houtekiet, Antwerpen/ Utrecht 2011, 263 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-8924-190-0.
| |
Brief in romanvorm
Op de hoogte, het debuut van Christophe van Gerrewey (o1982) is een tekst die bedoeld lijkt als een brief aan een exgeliefde waarin de ikverteller haar eenvoudig en zonder bijbedoelingen op de hoogte (vandaar de titel) wil stellen van wat hij denkt dat er echt gebeurd is tussen hen waardoor een jarenlange relatie plots geëindigd is. Anderzijds is de reflectie op die afgelopen relatie ook een roman, een boek, leugenachtig en behaagziek geschreven voor zo veel mogelijk lezers. E)e ikverteller noemt die mengvorm zelf ‘een vertelgesprek’ en vraagt zich af waarom hij het heeft opgetekend. Als een boodschap voor haar waarin hij zoals in een rechtszaak een schuldvonnis over haar kan uitspreken? Om mentaal en emotioneel bij te komen, ten koste van haar? Als een manier om wraak te nemen, bijna een jaar na de zogenaamde feiten? De ik-verteller beantwoordt die vragen negatief. Meer zelfs, in de laatste vijftien pagina's van deze roman zonder hoofdstukken, mag de aangesproken ‘jij’ de ik-verteller een streng weerwoord bieden, dat het beeld dat de lezer van de
| |
| |
ik-verteller gevormd heeft, scherp bijstelt. Maar ook deze wending in het verhaalperspectief is een ingreep van de auteur. Het moet de thesis versterken dat niemand in alle objectiviteit kan zeggen wat er tussen ‘ik’ en ‘jij’ gebeurd is in een roman ‘over de onmogelijkheid van liefde in de eenentwintigste eeuw’.
Op de hoogte is een intrigerende roman, waarin niemand een naam krijgt (behalve een poes van vrienden die Muisje heet), wat deze doorlichting van een liefdesrelatie minder anekdotisch en universeler maakt. Boeiend is de LAT-relatie tussen de geliefden. Hij blijft op een appartement wonen in Gent, zij in Antwerpen. Echt samenwonen doen ze wanneer zij voor korte periodes in huizen van vrienden wonen die met vakantie zijn. Die woningen staan in Gent, Den Haag en Brussel.
Op de hoogte is meer dan zielontleding: op talrijke plaatsen legt de auteur de ik-verteller een ongezouten mening in de mond over de maatschappij waarin hij leeft. Hij klaagt de onbewoonbaarheid van Gent aan, zeker tijdens de Gentse feesten. De aanblik alleen al van de krant De Standaard, waarin volstrekt overbodige en achterhaalde meningen verkondigd worden, maakt hem ongelukkig. Als de vrienden terugkeren van hun reis bestaat hun reisverslag louter uit de vermelding van culinaire uitspattingen. De
Boekenbeurs herdoopt hij tot kookboekenbeurs. Over de Brusselse Dansaert-Vlamingen schrijft hij dat ‘ze denken dat ze in een wereldstad wonen, maar eigenlijk hebben ze die wereldstad gereduceerd tot een dorp. Van jonge komieken beweert hij dat ‘hun optreden erin bestaat zo schunnig mogelijk geluid te maken’.
De stijl van Van Gerreweys essayerende proza is van dat laatste de antipode. Laconisch is de beschrijving van de manier waarop de ‘jij’ elke centimeter van het beddengoed inspecteert na een vlooienplaag veroorzaakt door Muisje. Poëtisch is de mededeling van de reden waarom de geliefde in de herfst geen last kon hebben van hooikoorts: ‘het paarseizoen van de flora was voorbij, het groen had tijdelijk van alle verlangens afstand genomen’. Beeldend is de volgende aankondiging van een sneeuwbui: ‘Langzaam daalde op de stad een grijze sneeuwhemel neer, die vooralsnog niets losliet, maar zich als een verlaagd plafond boven de huizen installeerde’.
Met Christophe Van Gerrewey is onze letterkunde een groot talent rijker geworden.
□ Joris Gerits
Christophe Van Gerrewey, Op de hoogte, De Bezige Bij Antwerpen, Antwerpen, 2012, 188 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-8542-350-8.
|
|