| |
| |
| |
Jonathan Holslag
Het verdwijnen van China's vreedzame wereld
China stelt zijn opkomst veeleer voor als een paradigmawisseling dan als een machtswisseling. Wezenlijk is niet dat China sterker wordt, maar dat China zich voorneemt dat zijn nieuw verworven macht ten goede komt aan de mensheid als geheel, en dat het zich verre houdt van het agressieve gedrag dat andere grootmachten in het verleden hebben laten zien. Door dit streven naar vreedzame verandering moet China een uitzondering worden in een lange, roerige geschiedenis van oorlogen om de wereldhegemonie, en zo zal China onvermijdelijk het karakter van de internationale politiek veranderen. Dit zijn boude beweringen. Omdat China bepaald niet de eerste grootmacht is die een vreedzame opkomst belooft, is het begrijpelijk wanneer men reserves heeft over de vraag of China inderdaad de eerste zal zijn die zich zal houden aan deze belofte.
Omdat andere landen hun belangen steeds meer bedreigd zien door de opkomst van China, neigen ze er meer toe een tegenwicht te zoeken, en grotere concessies te eisen. Maar volgens de Chinese leiding zijn dergelijke angsten ongegrond; daarnaast heeft zij in de binnenlandse politiek weinig ruimte om te schipperen. Zo overheerst opnieuw het neorealisme in de internationale politiek. De eerdere terughoudendheid om
| |
| |
een tegenwicht te bieden tegen de opkomst van China was veeleer het gevolg van strategische afleidingen en een te groot vertrouwen, dan een echte paradigmawisseling. Jammer genoeg bemoeilijken de hoge verwachtingen die men eerder koesterde over samenwerking tegenwoordig een geruststelling, nu weer meer machtspolitiek wordt bedreven. Het monetaire gegoochel, dat enerzijds mogelijk maakte dat westerse mogendheden de economische prijs van aanpassingen beperkten en anderzijds dat China zijn industrialisatie versnelde, veroorzaakt nu angst, voedt twijfels van elites die willen hervormen, en maakt regeringen bezorgd over gebrek aan evenwicht in hun handelsbalans. Omdat China en andere grootmachten diplomatiek succes hebben gekoppeld aan dialoog en multilaterale samenwerking, zijn de huidige spanningen koren op de molen van hardliners. Waar veranderingen in de machtsverhoudingen onvermijdelijk leiden tot het zoeken naar nieuw evenwicht, zal een dergelijk zoeken in de context van nationalisme gemakkelijk leiden tot militaire schermutselingen en handelsoorlogen.
| |
De argumentatie voor vreedzame ontwikkeling
Chinese leiders hebben hun argumenten voor het beeld van een vreedzame ontwikkeling krachtig naar voren gebracht. Een eerste belangrijk argument is, dat de ontwikkeling van hun land door de globalisering overal ter wereld grote mogelijkheden biedt. Arbeidsdeling, stellen zij, bevordert wederzijdse economische samenwerking en handel. Geen enkele handelsdelegatie slaagt er daarom in het land te verlaten zonder dat Chinese gesprekspartners hebben gewezen op het belang van specialisatie in de bilaterale handelsbetrekkingen.
Een tweede argument is, dat China probeert geschillen met andere landen door een multilaterale aanpak te beslechten, en wil bijdragen aan de ontwikkeling van de opbouw van internationale organisaties. ‘China is lid van meer dan honderd internationale organisaties, partij in meer dan driehonderd internationale overeenkomsten, en actief deelnemer in de opbouw van een systeem van internationale betrekkingen’, wordt trots gemeld.
In de derde plaats verzekert Beijing dat oorlog en dwang niet meer baten. China zegt zich te houden aan een strikt beleid van strategische terughoudendheid. Als blijk van haar goede bedoelingen heeft de Volksrepubliek met twaalf buurlanden overeenkomsten gesloten over de demarcatie van omstreden landsgrenzen. Terwijl China aanspraak blijft maken op de Oost- en Zuid-Chinese Zee, benadrukt de Chinese regering steeds opnieuw dat militair spierballenvertoon niets oplost, en dat het gezamenlijk uitbaten van de overvloedige natuurlijke hulpbronnen voor de kust kan bijdragen aan het oplossen van geschillen. Wantrou- | |
| |
wen over mogelijk gebruik van de economische macht om politieke concessies af te dwingen wordt evenzeer weggewuifd, wanneer de Chinese leiders benadrukken dat een opkomende macht zich alleen soepel kan ontwikkelen wanneer zij haar partners toestaat op voet van gelijkheid te onderhandelen.
Het meest boeiende aspect van de Chinese betogen over vreedzame ontwikkeling is de wijze waarop wordt geprobeerd de verschillen te overbruggen tussen ontwikkelingslanden die het nationale belang hoger achten dan individuele rechten, en ontwikkelde landen die meer hechten aan vrijheid. Terwijl soevereiniteit en nationale eenheid als een rode draad door officiële verklaringen lopen, benadrukken de Chinese leiders ook dat mensen overal ter wereld bepaalde idealen delen, daarbij inbegrepen een verlangen naar persoonlijke vrijheid; maar dat het een langdurig proces van economische ontwikkeling vergt voordat deze idealen overal ter wereld tot bloei kunnen komen. Door ontwikkeling op de eerste plaats te zetten, ligt de nadruk op het proces van naar elkaar toegroeien en van de vorming van een wereldsamenleving, veeleer dan op de onveranderlijke verschillen tussen staten. De Chinese leiders onderkennen kortom dat normen wereldwijd naar elkaar toegroeien, maar stellen ook dat staten ervoor moeten zorgen dat dit proces ordelijk verloopt.
Bij het verdedigen van het beeld van vreedzame ontwikkeling heeft de Chinese regering dus ten minste het juiste vocabulaire van democratische, zo niet idealistische principes gehanteerd. Zij gaat zelfs verder, om te laten zien dat het gaat om meer dan sluwe propaganda. Enerzijds wordt aangevoerd dat er geen alternatief bestaat voor vreedzame ontwikkeling. De groei van China kenmerkt zich immers door wederzijdse afhankelijkheid van het succes van andere naties. Anderzijds beweren de leiders dat er geen weg terug is. China is zozeer verbonden geraakt met de wereldsamenleving dat captains of industry, opinieleiders en functionarissen al denken als verantwoordelijke belanghebbenden. De onomkeerbaarheid van de vreedzame opkomst van China is naar verluidt ook het gevolg van het diepgaand verinnerlijken van waarden als samenwerking, waarden die zouden teruggaan op recente ervaringen met succesvolle internationale samenwerking, maar ook op het historisch erfgoed van vooral confuciaans denken.
| |
De vreedzame wereld ter discussie
Het Chinese beleid van vreedzame verandering is onmiskenbaar de strengste toets voor alle veronderstellingen die het debat over internationale verhoudingen heeft voortgebracht. Verzint China dit alles om expansionistische bedoelingen te verhullen, zoals offensieve realisten
| |
| |
aannemen? Wordt het geleid door defensief realisme, dat een anarchistisch wereldbeeld veronderstelt maar ook een afkeer heeft van agressie en van vijandigheid tegenover de belangen van andere staten? Of is het uitgestegen boven het realisme en gelooft het werkelijk dat zijn belangen wezenlijk zijn veranderd door de globalisering, wederzijdse kwetsbaarheid en samenwerking in multilaterale organisaties? Heeft de Volksrepubliek een identiteitstransformatie ondergaan en volgt de voorkeur voor samenwerking uit een diepe verinnerlijking van waarden - of, volgens sommigen, het terugvinden van traditionele Chinese diplomatieke normen - in plaats van uit een koelbloedige berekening van belangen?
Als men Chinese functionarissen moet geloven, houdt de tegenwoordige wereldorde het midden tussen wat defensief realisme en democratie beschrijven: een anarchie die wordt afgezwakt door wederzijdse afhankelijkheid. Maar een groot aantal geleerden en diplomaten lijkt er echt van overtuigd dat de wereld is veranderd en verschillende eigenschappen heeft die eigen zijn aan meer optimistische varianten van liberalisme en constructivisme. Hoe vaak beweren Chinese experts en diplomaten niet geestdriftig dat het niet minder dan geopolitieke en economische noodzaak was, los te komen van een grof realisme, omdat zoeken naar een kostbaar machtsevenwicht of zelfs inperking van buitenlandse expansie de groei van China zou kunnen laten ontsporen? Maar wanneer men stelt dat een vreedzame wereld een luchtkasteel zou kunnen blijken, volgt gewoonlijk een stille aarzeling.
Deze aarzeling over het vooruitzicht van een vreedzame wereld klinkt ook wanneer men zorgvuldig luistert naar wat Chinese leiders zeggen over de internationale politiek. Beleidsstukken en officiële verklaringen vertonen een bijna vast patroon, waarin eerst wordt beschreven hoe China werkt aan een eerlijker wereldorde; maar het volgende gedeelte, na een uitdrukkelijk ‘maar’, schetst de talrijke uitdagingen op de weg van vreedzame ontwikkeling: economisch protectionisme, Amerikaanse hegemonie, traditionele conflicten vermengd met niet-traditionele bedreigingen van de vrede, de opbouw van legers in Azië, monetair wanbeleid dat leidt tot instabiliteit, enzovoort.
Globaal kunnen vier belangrijke tegenstrijdigheden worden onderscheiden in het Chinese denken over vreedzame ontwikkeling. Allereerst bestaat er een groot verschil in de wijze waarop China de ideale wereld ziet en hoe het de werkelijke wereldorde opvat. De laatste wordt nog altijd gezien als anarchistisch en instabiel, met een nieuwe worsteling om meer macht als donkere schaduw over de toekomst. Daarnaast bestaat een sterke tegenstelling tussen de nadruk op win-winrelaties en de aanhoudende fixatie op relatieve winst, hetgeen betekent dat China er nog steeds sterk aan hecht om bijvoorbeeld zijn militaire macht te
| |
| |
vergelijken met die van andere Aziatische landen - Taiwan inbegrepen en de sterkte van zijn nationale industrieën met westerse, Japanse of Koreaanse bedrijven. In dezelfde lijn zijn de Chinese pleidooien voor openheid moeilijk te verzoenen met sterke nationalistische gevoelens die economische liberalisering en samenwerking vaak afremmen. Ten slotte wordt de Chinese belangstelling voor internationale samenwerking vaak beperkt door de angst verstrikt te raken in organisaties die kunnen worden gebruikt om de Chinese invloed te beperken, of regelgeving te bevorderen die ingaat tegen wat China wil.
Men zou hier kunnen concluderen dat deze tegenstrijdigheden tonen hoezeer diplomatie een lastige evenwichtskunst is, en dat het ‘normaal’ is dat een rijzende reus dergelijke zorgen heeft. Maar bracht de Chinese regering vreedzame ontwikkeling niet juist naar voren als alternatief voor het ‘normale’ traject van opkomende machten? Hier raken we de essentie van het probleem: China pretendeert dat zijn opmars fundamenteel anders is, maar zijn zorgen en strategische berekeningen over zijn omgeving zijn helemaal niet zo anders. De laatste paar jaar lijkt het erop dat, hoe harder de Chinese leiders vreedzaamheid predikten, des te meer uitgesproken de traditionele karaktertrekken van een opkomende macht naar voren kwamen: pogingen om sterke nationale industrieën op te bouwen, de greep op wereldwijde communicatienetwerken te vergroten, overzeese belangen te verdedigen, en voorbereidingen om te kunnen antwoorden op mogelijke machtsstrategieën van andere landen.
Moeten we de idee van vreedzame opkomst het voordeel van de twijfel geven, of ons voorbereiden op haar mislukking? Ik denk dat de Chinese leiders oprecht proberen hun immense land de wereldorde bin-nen te leiden zonder grote instabiliteit of oorlogen om de hegemonie te veroorzaken. Er bestaat geen reden om te twijfelen aan hun calculatie, dat vreedzame ontwikkeling de meest effectieve weg naar binnenlandse welvaart en eenheid is, en dat iedere andere route zal leiden naar verwoesting en wanhoop. China zal vreedzaam opkomen, of helemaal niet... Maar anderzijds zou het onverstandig zijn voetstoots aan te nemen dat deze leiders, ondanks hun goede bedoelingen en verstandigheid, in staat zullen zijn een in toenemende mate onrustig binnenland te verzoenen met een internationale context die steeds minder vriendelijk staat tegenover zijn opkomst.
| |
Een unieke kans
Als er iets blijkt uit deze tegenstrijdigheden in het Chinese strategische denken, dan is het dat er geen diepgaande verinnerlijking bestaat van de waarde van samenwerking, zeker niet in die mate dat de Chinese
| |
| |
zelfbeheersing vanzelfsprekend zou zijn. In plaats daarvan laat dit zien dat de hele idee van vreedzame ontwikkeling positieve tendensen in de binnenlandse en wereldpolitiek veronderstelt, tendensen die echter kunnen veranderen. Vreedzame ontwikkeling gaat ervan uit dat China, ondanks niet-opgeloste problemen en spanningen, baat kan hebben bij wat President Jiang Zemin ‘een unieke strategische kans’ noemde, een periode van relatieve stabiliteit en welvaart. Wanneer men dus de bestendigheid van de vreedzame ontwikkeling van China wil beoordelen, dient men vast te stellen hoe stevig de wezenlijke eigenschappen van deze periode van strategische mogelijkheden zijn.
China kende vooral een periode van stabiliteit omdat het land zich aan het einde van de Koude Oorlog aan de goede kant bevond. Toen het IJzeren Gordijn viel, werd de Amerikaanse aandacht niet meteen getrokken door de Volksrepubliek als volgende rivaal. Ga maar na hoe snel de diplomatieke verhoudingen werden hersteld na de Tiananmen-crisis. Tijdens de twee decennia na de Koude Oorlog bleven de verhoudingen stabiel door de groeiende economische uitwisseling. Handel en investeringen namen een hoge vlucht. In grote lijnen slaagde China erin, de Verenigde Staten gerust te stellen. Door toe te treden tot de Wereld-handelsorganisatie en een groeiend aantal internationale verdragen te onderschrijven wekte China de indruk geleidelijk in te groeien in het westerse systeem. Afgezien van sporadisch militair machtsvertoon, bijvoorbeeld rond de Taiwanese raketcrisis in 1996, toonde het Volksbevrijdingsleger terughoudendheid, en wekte het niet de indruk de Amerikaanse Zevende Vloot uit de Pacific te willen verjagen. China was slim genoeg om de Amerikaanse hegemonie niet openlijk te betwisten: Washington zag China niet als mogelijke uitdager. Op de Amerikaanse radar bleef China een zwak signaal, vergeleken met meer onmiddellijke uitdagingen in het Midden-Oosten, de Balkan, Afrika en Afghanistan.
De verhoudingen met de rest van de wereld bleven ook soepel omdat de economische machtsverschuiving naar China niet negatief werd beoordeeld door andere landen. Beleidsmakers als Alan Greenspan meenden dat de Verenigde Staten geen zorgen hoefden te hebben over concurrentie van China, omdat een sterke dollar voldoende investeerders zou blijven aantrekken om de financiële markten te stimuleren. In Europa bleven de regeringen de publieke sector uitbouwen zonder zich te bekommeren om groeiende schulden of vreemde overboekingen binnen de eurozone. Aan beide kanten van de Atlantische Oceaan verlicht-ten leningen en de groei van de financiële markt pijnlijke aanpassingen in de reële economie. In Azië werd China door sterke industrieën uit Japan, Korea en Taiwan verwelkomd als welkome aanvulling op hun binnenlandse afzetmarkt, terwijl ontwikkelingslanden hoopten dat China de volgende grote investeerder zou worden. Vanzelfsprekend
| |
| |
werden verlangens rond de immense economische groei van China, verwachtingen van China als afzetmarkt en de hoop dat China een lei-dende investeerder in de wereld zou worden, zorgvuldig gevoed door de Chinese regering.
Wanneer er belangentegenstellingen met het Westen waren, voor-kwam het multilateralisme dat China al te zeer de aandacht trok. China voelde zich gemakkelijk binnen het raamwerk van de WHO, al wilde het niets weten van strengere en meer bindende afspraken over onder-werpen als intellectueel eigendom, investeringen en dienstverlening. In conferenties ging China stilzwijgende bondgenootschappen aan met ont-wikkelingslanden, en werden problemen door China ‘getechnocratiseerd’. In de Verenigde Naties werkte China vaak samen met Rus-land en niet-permanente leden van de Veiligheidsraad om sancties af te zwakken, en ongewenste inmenging te voorkomen. De Klimaattop in Kopenhagen is wellicht het beste voorbeeld van de manier waarop een multilaterale benadering ertoe bijdroeg dat China vasthield aan zijn be-langen, zonder het risico van unilaterale tegenmaatregelen te lopen.
De Chinese leiders bespeelden deze verschillende lagen van de di-plomatie vakkundig. Beijing voelde gewoonlijk goed aan wanneer vast-beslotenheid moest worden getoond, een compromis gesloten, de aan-dacht afgeleid of een charmeoffensief begonnen. De economische groei was in het voordeel van het gematigde kamp binnen de Communisti-sche Partij, vergrootte de armslag voor hervormingen, en gaf de leiders meer mogelijkheden om het nationalisme of de agressieve neigingen van het leger af te wenden. De unieke kans betekende dus in wezen dat stabiliteit in zowel de binnenlandse als internationale politiek de lei-ders de mogelijkheid bood te werken aan de natievorming door een verenigde, rijke en eerlijke Chinese samenleving te beloven. Door deze positieve verwachtingen en dit vertrouwen behield de Partij haar legiti-miteit.
| |
Het einde aan de vreedzame wereld
Dit zal binnenkort allemaal veranderen. Nu de Verenigde Staten troe-pen terugtrekt uit Irak en Afghanistan, lonkt China als de volgende grote dreiging voor de nationale veiligheid. Na decennia van geduldige aan-sporingen, toont Washington nu meer bereidheid het spel hard te spe-len, en minder verdraagzaamheid over het vermeende gebrek aan open-heid over de modernisering van het Volksbevrijdingsleger of over de onvoorspelbare houding ten aanzien van twisten over gebieds- aanspraken in de Oost- en Zuid-Chinese Zee. Ik denk niet dat kan wor-den beweerd dat het Chinese leger de laatste jaren zelfverzekerder is geworden: het schaduwen van Amerikaanse marinevaartuigen, patrouil- | |
| |
les rond omstreden eilanden, krachtige uitspraken na incidenten en represailles na wapenleveringen aan Taiwan zijn altijd al trekken geweest van de houding van China. Beijing toonde zelfs een opmerkelijke terughoudendheid in reacties op de meest recente wapenleveringen aan Taiwan, nieuwe onrust in de Oost-Chinese Zee, en grootschalige Amerikaanse militaire oefeningen in de regio. Plausibeler is de conclusie, dat de Verenigde Staten en buurlanden van China beginnen te beseffen dat het Volksbevrijdingsleger meer mogelijkheden heeft om de toegang tot delen van de maritieme omgeving van China af te sluiten. Bijgevolg zijn de Verenigde Staten en andere Aziatische landen meer vastbesloten een tegenwicht te bieden tegen de militaire macht van China, door hun eigen militaire kracht te vergroten en een netwerk van bondgenootschappen rondom de Volksrepubliek op te bouwen.
Minstens zo belangrijk is, dat de wereldwijde economische vertraging andere markten behoedzamer heeft gemaakt ten aanzien van banen, handelswinsten, en het belang van techniek voor toekomstige groei. Terwijl de kredietkastelen in de westerse wereld afbrokkelen, wordt industriële ontwikkeling algemeen erkend als het doel op lange termijn. Maar waar de lonen veel hoger zijn dan in China, Chinese arbeiders productiever worden, en de productieketens in de wereld meer op Azië zijn gericht, beseffen de beleidsmakers in het Westen dat het moeilijk zal zijn, de industrie terug te winnen. Bij het ontbreken van beleid voor economische groei op lange termijn, beginnen deze politieke leiders nerveus te worden èn kritischer over Chinese pogingen om concurrerende nationale industrieën op te bouwen. In tijden van welvaart kon China dus wegkomen met de buitensporige staatssteun aan industrie en handel, maar nu een aanhoudende tijd van stagnatie waarschijnlijk lijkt, worden de winsten van China al snel gezien als het verlies van anderen.
Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor het gebruik van multilateralisme om spanningen af te leiden. Omdat het huidige wereldhandelsregime niet toelaat dat andere industriële mogendheden aanpakken wat zij ervaren als oneerlijke competitie van China, neigen grote spelers op dit veld meer naar unilaterale actie tegen, bijvoorbeeld, China's nationale innovatiebeleid, regelingen die binnenlandse producenten bevoordelen, goedkope exportkredieten, enzovoort. Terwijl China de World Health Organisation (WHO) oorspronkelijk zag als een instrument van westerse hegemonie, menen westerse functionarissen steeds vaker dat China buitensporig profiteert van het feit dat de WHO zorgt voor openheid ten aanzien van goederen, maar niet van diensten en investeringen. Zo'n onevenwichtige WHO, argumenteert men, dient te worden gecompenseerd door unilaterale initiatieven of door China te omsingelen met een web van handelsovereenkomsten. In Beijing wordt dit
| |
| |
verschijnsel door veel functionarissen uitgelegd als handelsprotectionisme of economisch containment. Hetzelfde geldt voor het monetaire beleid. Waar werd verwacht dat de G20 monetaire coördinatie tussen de belangrijkste markten zou vergemakkelijken, leidt zijn ineffectiviteit ertoe dat Europese en Amerikaanse leiders directe druk op China uitoefenen. Tegelijkertijd groeit in verscheidene landen in Zuid-Oost-Azië ontevredenheid over de regionale vrijhandelsovereenkomsten met China, en al evenzeer over onderhandelingen over een nieuwe gedragscode in de Zuid-Chinese Zee. Geen wonder dat zij vaker hulp van het Westen inroepen.
Deze onzekerheid in de internationale politiek speelt op een kritiek moment in de binnenlandse ontwikkeling van China. Zoals westerse staten de gevolgen van het verlies aan economische kracht probeerden te beperken, zo probeerde Beijing de groei te versnellen door middels enorme overheidsinvesteringen de markten te manipuleren, en ook de verwachtingen van de bevolking. Overproductie in de industrie, windhandel in onroerend goed, ongebruikte openbare infrastructuur, en alsmaar oplopende slechte schulden bij Chinese banken - uit dit alles blijkt dat de groei van het laatste decennium, aangedreven door investeringen, voorbij is. De regering heeft verschillende beleidsplannen ingevoerd om de groei ten minste op papier evenwichtiger te maken. Maar in het geheim geven beleidsadviseurs toe, dat het heel moeilijk zal worden de koers te verleggen van investeringen naar consumptie, zonder dat er maatschappelijke onrust ontstaat. Zij waarschuwen dat het wel tien jaar kan duren voordat de fundamenten voor een sterke binnenlandse markt zijn gelegd, en dat de sombere internationale situatie dergelijke hervormingen nog kan vertragen. Tegelijkertijd wordt de legitimiteit van de huidige generatie politieke leiders bedreigd, omdat, nu zij acht jaar aan de macht zijn, hun pogingen om maatschappelijke ongelijkheid en corruptie aan te pakken niet mochten baten. De volgende generatie leiders, die in 2012 zal aantreden, belooft bijzonder slim te zijn. Maar zij is ook sterker verdeeld, wat zou kunnen betekenen dat de hervormingsdrang plaats maakt voor een meer conservatieve houding of voor bureaucratische traagheid.
De unieke strategische kans keert. De uitdagingen die zich aandienen zijn meer dan hobbeltjes. Het Westen en China staan voor een periode van moeizame aanpassingen en onzekerheid. Hoewel alle grote economieën de blik op de industrie richten, is een veel grotere productiviteit nodig om dezelfde maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken. Tegelijkertijd zal het moderniseringsproces van het leger dat China is begonnen, niet stilvallen. Het komende decennium be-looft een tijd van belangrijke aanpassingen te worden - economisch en militair. De strijd om welvaart en vrede wordt heftiger, nu van leiders overal ter wereld wordt verwacht dat zij pal blijven staan.
| |
| |
| |
Tijdperk van onzekerheid
Het tijdperk van strategische kansen maakt plaats voor een tijdperk van strategische uitdagingen. Deze uitdagingen ontvouwen zich op vier vlakken. Het belangrijkste is, dat de opkomst van China de regionale orde in Azië verandert, en wereldwijd de Amerikaanse overmacht aantast. De opkomst van China gaat niet ver genoeg om te spreken van een volledig inhalen, maar is groot genoeg om anderen te stimuleren een nieuw machtsevenwicht te zoeken. Bovendien lijkt het huidige internationale politieke systeem niet sterk genoeg om deze spanningen in goede banen te helpen leiden. Daarenboven maakt de lange periode van grote verwachtingen over groei en economische ontwikkeling in de meeste delen van de wereld plaats voor onzekerheid. Als de Volksrepubliek afglijdt in een langere periode van economische crisis, zal dit het constructieve nationalisme ondermijnen dat de steunpilaar was onder de legitimiteit van het eenpartijstelsel, en zullen de leiders dus uitzien naar een alternatief. Dit valt samen met een groot structureel probleem in de wereldeconomie, dat zich kenmerkt door verstoorde financiële markten, overcapaciteit, kortere innovatiecycli, en het gegeven dat zelfs meer groei nodig is om hetzelfde aantal banen en dezelfde maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken. Veel Chinese functionarissen en deskundigen verwachten daarom zelfs een periode van deglobalisering.
Wij zijn getuige van het voorspel op deze periode van onzekerheid. Ook wanneer we niet kunnen voorspellen hoe ingrijpend de opkomst van China het wereldsysteem zal veranderen, duidelijk is dat macht steeds belangrijker wordt dan opvattingen als leidend beginsel bij de keuzes die staten maken. De afgelopen jaren hoefde China de Amerikaanse aanwezigheid in de regio niet als bedreiging te zien. Volgens Chinese waarnemers ging er zelfs een stabiliserende werking van uit. Evenmin beschouwde China maatregelen tegen het dumpen van goederen per definitie als voorbode van protectionisme. Dit is nu anders. Landen hebben de prijs opgedreven die China moet betalen voor economische winst, door te eisen dat de Volksrepubliek het tempo waarin de economie wordt geliberaliseerd opschroeft, of hogere exportkredieten geeft in ruil voor grote regeringsorders. Ook wordt China aangespoord, duidelijker zijn goede bedoelingen te laten zien rond de militaire modernisering, zijn rol te verduidelijken in staten waar problemen zijn, enzovoort. Daarenboven, waar fundamentele belangen van China botsen met die van anderen, hebben deze laatsten nadrukkelijker hun vastbeslotenheid getoond.
Het is dus geen verrassing, dat de strategie van vreedzame ontwikkeling in China inmiddels kritisch wordt bezien. Terwijl de meeste experts en ambtenaren de noodzaak van vreedzame ontwikkeling inzien,
| |
| |
bestaat er twijfel over de haalbaarheid. De leiders houden vast aan hun lijn, en ook wanneer zij onder druk staan om de fundamentele belangen overeind te houden, onderzoeken zij nieuwe wegen om vertrouwen te winnen. Beijing investeert veel om soft power te bevorderen. Deze verhoogde inspanningen om vreedzame ontwikkeling overeind te houden brengen een risico mee. Niet alleen is het onwaarschijnlijk dat zij de fixatie van andere landen op een verschuiving in het machtsevenwicht verminderen of hun neiging matigen Chinees succes op hun kosten te bestrijden; in een klimaat van wantrouwen kunnen zij zelfs worden begrepen als verontrustende propaganda, een teken van te veel zelfvertrouwen, of strategisch bedrog. Als een dergelijke aanpak zich bovendien niet uitbetaalt in de vorm van wederzijdse geruststellingen, zal zij vermoedelijk nieuwe teleurstellingen scheppen. Dan staat de regering tegenover een dubbele crisis in de legitimiteit. Enerzijds zal het gebrek aan succes meer twijfel zaaien over de strategie van vreedzame ontwikkeling. Anderzijds zal de idee dat Beijing een uiterste poging doet om anderen gerust te stellen de opvatting voeden dat andere landen weinig respect en dankbaarheid tonen voor deze inspanningen. Een dergelijke wrok zal enkel de nationalistische neigingen versterken die ontstaan in een klimaat van binnenlandse onzekerheid.
Een van de redenen waarom China aarzelt om een tegenwicht te zoeken, is dat de keuzes daarvoor beperkt zijn. China heeft eenvoudig niet genoeg partners waarmee nauw kan worden samengewerkt om met succes te zoeken naar een machtsevenwicht. Als China de strijd om het leiderschap in internationale machtsrelaties met de Verenigde Staten wil aangaan, zal het dat op eigen kracht moeten doen. Voor een binnenlands evenwicht moet worden geprobeerd de economische groei minder afhankelijk te maken van de rest van de wereld, de controle over de internationale aanvoer te vergroten, het Chinese volk rond zijn leiders te verzamelen, en de militaire capaciteit te verhogen. China werkt ongetwijfeld in deze richting, maar de Chinese top gaat behoedzaam te werk, omdat de leiders nog altijd menen dat de baten van zich inkopen op de internationale markt groter zijn dan de kosten. De drempel voor openlijke machtspolitiek is dus heel hoog, maar een samenvallen van binnenlandse onrust en een negatieve kijk op de internationale omgeving kunnen dat zeker veranderen.
| |
Het primaat van de macht
Hoe is het mogelijk dat het zo veelbelovende project van vreedzame opbouw van de natie nu gevaar loopt, terwijl China drie decennia lang in staat was, militaire veroveringen te vermijden, honderden internationale verdragen ondertekende, lid werd van talrijke internationale or- | |
| |
ganisaties, sterke economische banden ontwikkelde met bijna alle andere landen, en zich zelfs leek te willen inzetten voor enige hervorming van het eenpartijstelsel?
Ik denk dat de laatste drie generaties Chinese leiders nooit de bedoeling hadden het wereldsysteem te ondermijnen, maar wilden profiteren van dit systeem tegen een prijs die paste bij de immense behoeften van hun samenleving. Een afkeer van landen als de Verenigde Staten of Japan werd niet onderdrukt door de regering, maar ook niet uitgelokt zoals in de jaren zestig en zeventig. Evenmin had een van de andere grootmachten de bedoeling de groei van China te laten ontsporen. Precies hier steekt het neorealisme de kop op, en brengt het een dilemma voor de veiligheid voort. Uiteindelijk hoeft samenwerking geen zaak van bedoelingen of keuzes te zijn. Wanneer zich een machtsverschuiving voordoet die het wereldsysteem verandert, heeft dit onvermijdelijk gevolgen voor de mate waarin staten in de toekomst hun belangen kunnen verwezenlijken. Het probleem is daarom niet zozeer dat China het systeem wil veranderen, als wel dat veranderingen in het systeem de veiligheid van andere machten beïnvloeden, en dat zij hun gedrag daaraan aanpassen en de oorspronkelijke bedoelingen van China in twijfel trekken. Omdat de machtsverschuiving duidelijker voelbaar wordt voor andere landen, zoeken zij een tegenwicht tegen de opkomst van China, hetgeen China dwingt grotere concessies te doen, zelfs in die mate dat deze nieuwe eisen in China als onredelijk, oneerlijk en onvriendelijk worden gezien. Als China zijn op handhaving van de status quo gerichte beleid loslaat, dan niet omdat het meer agressie toont, maar omdat er groeiende spanningen zijn tussen wat de wereld van China verwacht en wat China kan opbrengen, spanningen die op hun beurt het gevolg zijn van machtsverschuivingen.
De problematiek rond de vreedzame ontwikkeling van China vormt een uitdaging voor de idee dat staten duurzame stabiliteit kunnen bereiken door constructief nationalisme. Dit houdt natievorming door ontwikkeling in, en ontwikkeling door een samenwerking met de rest van de wereld die wederzijds vruchtbaar is. Omdat het naar eenheid streeft door het vertrouwen in een betere toekomst te bevorderen, vraagt constructief nationalisme eerst en vooral een omgeving die genoeg mogelijkheden biedt. Maar zelfs als aan deze basale voorwaarde wordt voldaan, kent constructief nationalisme drie belangrijke nadelen. Ten eerste verstoort het markten, al is het met de nobele doelstelling de groei te versnellen, rijkdom te herverdelen, welvaart te bevorderen, of productievermindering te overwinnen. Dit leidt tot vaak immense onevenwichtigheden als bijvoorbeeld overcapaciteit en grote tekorten als gevolg van consumptie. In de tweede plaats kunnen regeringen scheefgroei in de reële economie compenseren door de financiële markt
| |
| |
te manipuleren. En ten derde, door de binnenlandse en internationale verdeling van rijkdom te manipuleren kunnen regeringen de verwachtingen van de bevolking opschroeven tot een hoogte die hun werkelijke kracht te boven gaat.
Dit is de reden waarom constructief nationalisme niet noodzakelijk een garantie biedt tegen internationale spanningen voortkomend uit meer agressieve varianten van nationalisme. Aanpassingen vereisen dat staten privileges, invloed, rijkdom en status moeten opgeven waaraan zij waren gewend. Hoe langer staten erin slagen aanpassingen voor zich uit te schuiven, des te langer zal de crisis aanhouden, en des te groter is de kans op een ommekeer in het beleid. Pragmatische elites kunnen een crisis van korte duur overwinnen, maar hoe langer deze duurt, des te groter is de kans dat zij komen te staan tegenover een crisis in hun legitimiteit, en dan worden negatievere vormen van nationalisme aantrekkelijk. De diversiteit van belangengroepen in een samenleving vertraagt een dergelijk proces, maar vertraagt ook mogelijke oplossingen en besluiten over wie welke offers moet brengen. Dergelijke aanpassingsprocessen zijn zelden alleen een binnenlandse zaak. Wanneer een staat macht verliest in vergelijking met andere, veroorzaakt dit uiteraard jaloezie. Door economische banden en andere gezamenlijke belangen wordt dit in andere landen gevoeld. Deze wederkerige gevoeligheid zou terughoudendheid, compromissen en samenwerking moeten bevorderen. Maar langdurige crises betekenen meestal het einde voor een generatie voorzichtige leiders, beperken de armslag voor compromissen en maken staten bezorgder voor verliezen aan anderen.
| |
Als harmonie verbrokkelt
China en andere landen bevinden zich op een kruispunt. De afgelopen drie decennia kenmerkten zich door samenwerking tussen de grootmachten, en de afwezigheid van oorlogen om hegemonie in het kielzog van de opkomst van China. Het vooruitzicht van de vreedzame opkomst van China wekte de indruk dat de machtspolitiek van karakter was veranderd. En misschien was dat zo - ten minste even. Wat het karakter van de machtspolitiek veranderde, was echter niet zozeer een aanpassing van de houding of doelstellingen van staten, als wel het gegeven dat het nastreven van constructief nationalisme tot gevolg had dat veel staten de gevolgen van machtsverschuiving wisten uit te stellen of te versnellen. Maar uiteindelijk leidt deze manipulatie nu tot een meer afschrikwekkende crisis, die wordt gevoeld op alle niveaus van binnenlandse en internationale politiek. Als deze crisis iets aantoont, dan is het dat de gevolgen van machtsverschuivingen maar langzaam doordringen in alle lagen van samenlevingen en overheidsinstellingen, maar dat
| |
| |
een ommekeer in de houding zich uiteindelijk zal voordoen als de machtsverhoudingen beslissend veranderen. Met de crisis in de vreedzame opkomst van China komt ook het neorealisme weer sterk terug. Als de macht van China blijft groeien, worden dilemma's over de veiligheid enkel sterker, maar de kater van het te grote vertrouwen van de voorbije decennia zal het veel moeilijker maken met conflicten om te gaan. Het is één ding om te gaan met de terugval in machtspolitiek, maar nog iets anders de wederopkomst van negatief nationalisme in te tomen.
Een eerdere versie van dit artikel werd gepresenteerd voor een forum van jonge wetenschappers van de Centrale Partij Hogeschool in Beijing. Jonathan Holslag heeft bij het schrijven ervan baat gehad bij de constructieve opmerkingen en suggesties van Cui Liru, Amitai Etzione, Christopher Hughes, Jia Qingguo, Andrew Nathan en Wang Yizhou. Voor Streven werd het Engelstalige artikel in het Nederlands vertaald door Herman Simissen.
|
|