| |
| |
| |
Christophe Van Gerrewey
Een private openbaarheid
A Rebours van Joris-Karl Huysmans
Ich mische mich nicht gern in meine Privatangelegenheiten
Karl Kraus
Joris-Karl Huysmans was een negentiende-eeuwse schrijver, geboren uit een Franse moeder en een Nederlandse vader. Het verhaal van A Rebours, de bekendste roman van Huysmans, gepubliceerd in 1884 (en in 1977 als Tegen de keer in het Nederlands vertaald door Jan Siebelink), gaat als volgt: de hoofdpersoon - en het enige vermeldenswaardige personage - is Duc Jean des Esseintes, een dertigjarige zoon van verpauperde adel, die aan het eind van de negentiende eeuw rijk genoeg is om nooit nog een dag in zijn leven te moeten werken. Eenmaal volwassen, na een opleiding bij de jezuïeten, is Des Esseintes al snel gedesillusioneerd over elk aspect van het moderne leven. Hij besluit zich daarom terug te trekken uit de wereld en elk contact met andere mensen te vermijden. Hij verkoopt het kasteeltje waarin hij is opgegroeid en koopt een klein huis op het platteland, op twintig kilometer van Pa- | |
| |
rijs. Met uitzondering van de inleiding, beschrijven alle 16 hoofdstukken van A Rebours enerzijds de eigenschappen van het esthetische en intellectuele leven dat Des Esseintes in volstrekte eenzaamheid probeert te leiden, opgesloten tussen de muren van zijn landhuis; en anderzijds de herinneringen die hij heeft aan zijn leven als jonge vrijgezel in Parijs - herinneringen die grotendeels gewijd zijn aan de extreme, genotzuchtige en uitputtende ervaringen die hem uiteindelijk de stad vaarwel hebben doen zeggen.
Traditioneel - en op een roemrijke manier - wordt A Rebours beschouwd als de bijbel van de decadentie, als de biografie van een hoogsensitief, enigszins verwijfd en waarschijnlijk homoseksueel individu dat de zintuiglijke impulsen van het stadsleven niet meer kan verdragen. Des Esseintes wil het leven ervaren in afgemeten en controleerbare doses die niets meer met de werkelijkheid te maken hebben - en hij is, als zodanig, een pathologisch en zelfs gevaarlijk geval. Ook de echte en vaak beroemde liefhebbers van het boek houden ervan omdat het vreselijk is. Al in 1890, zes jaar na verschijning, oefent A Rebours een belangrijke invloed uit op The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. De roman van Huysmans treedt er zelfs kort in op, wanneer Gray een niet nader genoemd boek cadeau krijgt van een vriend. ‘Het was het vreemdste boek dat hij ooit gelezen had’, schrijft Wilde. ‘Het leek alsof de zonden van de wereld in een show voor hem paradeerden, uitzonderlijk stralend, met het delicate geluid van fluiten op de achtergrond. Dingen waar hij alleen meer heimelijk van had gedroomd werden plots werkelijkheid. Hij wist soms niet eens of hij de geestelijke extase van een middeleeuwse heilige beschreven zag, of de morbide ontboezemingen van een moderne zondaar. Het was een giftig boek’.
Het giftige boek wordt precies door deze typering weggezet in een uitzonderlijk kabinet, waar de buitenissige literatuur wordt bewaard die op een donkere en humoristische manier onderhoudend kan zijn, en die kan waarschuwen tegen een ongezonde en onevenwichtige levensstijl. En toch: A Rebours als een decadent curiosum beschouwen is een gemiste kans. Het structurele en conceptuele belang van het boek kan niet worden onderschat. Waarom bewaarde iemand als Paul Valéry - allerminst een wereldvreemde of onbeheerste tijdgenoot van Huysmans - A Rebours als een bijbel op zijn nachtkastje? Waarom schreef Valéry in een brief van 1889 onophoudelijk jaloers te zijn ‘op de rust van Des Esseintes in de eenzame verfijning en in het prestige van de geest’? Het bekendste boek van Huysmans is en blijft aantrekkelijk en belangrijk omdat het - geconcentreerd in één personage - de ontwikkeling van het publieke en private leven aan het eind van de negentiende eeuw beschrijft.
| |
| |
| |
Het echte publieke leven
De diagnose die Des Esseintes van het stedelijke leven maakt, is de voorbode van de naoorlogse theorievorming over het verval van het publieke domein. Al meteen op de eerste bladzijden van de klassieker The fall of public man, voor het eerst gepubliceerd in 1974, beschrijft Richard Sennett ‘hoe het publieke leven nu een zaak van formele verplichting is geworden. [...] Gebruiken en rituele uitwisselingen met vreemdelingen worden in het beste geval als formeel en droog beschouwd, en in het slechtste geval als huichelachtig. De vreemdeling is zelf een bedreigende figuur, en weinig mensen beschouwen de wereld van de kosmopolitische stad als een bron van groot plezier’.
Deze eerder wanhopige kijk op de samenleving, en de afkeer van alles wat publiek is, vallen samen met de manier waarop Des Esseintes zijn vrijwillige opsluiting verantwoordt. Zijn motiveringen gaan niet alleen terug op zintuiglijke ervaringen, maar ook op politieke, substantiële en thematische onderwerpen. In het kort: Des Esseintes revolteert tegen alles wat Jürgen Habermas met de term ‘Öffentlichkeit’ - ‘openbaarheid’ - heeft aangeduid. Elke vorm van ‘openbaarheid’ - Habermas onderscheidt er drie in zijn boek Strukturwandel der Öffentlichkeit uit 1962: politieke, literaire en representatieve openbaarheid - is waardeloos geworden; Des Esseintes vindt het gehele publieke leven afschuwelijk.
Enkele sprekende en herkenbare voorbeelden: de kranten staan vol onzin, spectaculair nieuws en nationalistisch gezeur dat toch aanslaat (‘Het kwam zelfs zo ver dat hij al huiverde als hij de patriottische en politieke nonsens las, die iedere morgen in de kranten verkondigd werd of van de sterk overdreven bewondering hoorde die de grote massa altijd en ondanks alles weer koestert voor idee- en stijlloos geschrijf.’); de literaire kringen zijn opgebouwd uit rancuneuze pseudo-intellectuelen die slechts met commercie en consumptie begaan zijn (‘De hatelijke en kleingeestelijke manier waarop zij alles en iedereen veroordeelden, deed hem walgen, hun conversatie, banaal als een loden deur en de onuitstaanbare discussies waarin de waarde van een boek werd afgemeten naar het aantal uitgaven en de opbrengst van de verkoop, stootten hem af.’); de jeugd is onbeschoft en heeft op geen enkele manier consideratie voor de ander (‘Hij haatte uit de grond van zijn hart de nieuwe generatie, de afgrijselijke lomperds, die het nodig vinden luid te praten en te lachen in restaurants en cafés, die ook op straat tegen je aanlopen zonder excuses te maken en die ook zonder maar de minste spijt te betuigen, je de wielen van een kinderwagen tussen de benen duwen.’); en met mensen spreken komt altijd weer neer op gemeenplaatsen uitwisselen (‘Het was net de doorklinkende echo binnen een kleine kapel, waar een coterie van deftige, fijn-vrome lieden gebeden
| |
| |
prevelde, fluisterend de laatste nieuwtjes herkauwde en met een mysterieuze en gewichtigdoenerige air enkele gemeenplaatsen over politiek, barometerstanden en het weer van dat moment debiteerde.’). Niet de literatuur, niet de religie, niet de politiek - er is niets dat moderne mensen met elkaar kunnen delen dat de moeite loont.
De vraag is natuurlijk: waarom? Wiens fout is dit? Sennett geeft een tweezijdige verklaring: de moderne laatnegentiende-eeuwse mens heeft in zekere zin het publieke leven gecorrumpeerd door het om te vormen tot één groot ‘psychisch systeem’. ‘Massa's mensen’, schrijft Sennett in The fall of public man, ‘zijn als nooit tevoren begaan met hun eigen leven en met hun individuele emoties’. Omdat deze psychologische verbeelding van het leven verregaande sociale gevolgen heeft, spreekt Sennett van een ‘intieme kijk op de maatschappij’. ‘“Intimiteit” betekent warmte, vertrouwen en een open expressie van gevoel. Maar precies omdat we deze psychologische voordelen van een groot gedeelte van onze ervaring zijn gaan verwachten, en precies omdat zoveel sociaal en betekenisvol leven deze psychologische beloningen niet kan uitdelen, schijnt het ons toe dat de buitenwereld, de onpersoonlijke wereld, saai en leeg is’.
Toegepast op Des Esseintes lijkt het alsof dit moderne bewustzijn - dat zeker met het narcisme flirt - elke appreciatie van het publieke leven onmogelijk heeft gemaakt, vooral omdat het publieke leven niet meer is wat het ooit geweest is omwille van de ‘nieuwe’ en alomtegenwoordige psychologie. Het is blijkbaar niet meer mogelijk om nog ‘voor’ iets te zijn als het zich niet volledig op een persoonlijk en intern niveau afspeelt. Nieuw publiek leven is dus, van een afstand beschouwd, leeg, onoprecht en tegenstrijdig, omdat het massaal wordt ‘opgevoerd’ op een bij uitstek private manier. Sennett schrijft: ‘Mensen willen publieke zaken begrijpen in termen van persoonlijke gevoelens. Maar met die publieke aangelegenheden kun je alleen maar omgaan via codes van onpersoonlijke betekenis’. Het ‘echte’ publieke leven is dus onmogelijk geworden omdat iedereen zich voortdurend ‘privaat’ gedraagt.
| |
De eenzaamheid van dit project
Dit is waar het paradoxale project van Des Esseintes tevoorschijn komt. Hij wil het verziekte publieke domein niet voor eens en voor altijd vernietigen, en hij wil het evenmin op een nostalgische manier herstellen. Zijn existentiële strategie is met andere woorden fundamenteel positief en toekomstgericht. Hij stelt zich natuurlijk extreem kritisch op ten opzichte van het (zogenaamd) publieke leven, maar hij wil dit publieke leven toch altijd ‘in de buurt’ weten. Dit wordt duidelijk wanneer Des Esseintes in het begin van A Rebours op zoek is naar een huis om zich in terug te trekken, terwijl hij tegelijkertijd weet dat de stad nabij moet
| |
| |
blijven. ‘Hij voelde zich des te opgewekter’, schrijft Huysmans, ‘zo ver weg en teruggetrokken op deze hoogte, waar de vloedgolf van Parijs hem niet meer zou kunnen bereiken en toch zodanig in de buurt dat de nabijheid van de stad hem nog zou sterken in zijn eenzaamheid’. Hij neemt bovendien twee bedienden met zich mee, een getrouwd koppel, en hij draagt de vrouw op, een grote zwarte kap te dragen: ‘Als een glimp van haar kap in de schemering langs hem heen ging, kreeg hij het gevoel in een klooster te zijn. Hij moest dan aan die stille, vrome dorpjes denken, die doodse wijken, ingesloten en weggestopt ergens in een drukke en bedrijvige stad’. De intimiteit waarnaar Des Esseintes verlangt is ondenkbaar zonder het leven in de stad, op voorwaarde dat hij dit leven zelf niet moet ondergaan - en het in alle eenzaamheid dus nog steeds als ‘echt’ en ‘publiek’ kan veronderstellen.
Het is mogelijk om te beweren, in navolging van de theorie van Sennett, dat het fictieve personage van Huysmans inderdaad hoopt op een soort ouderwets, klassiek en intact publiek leven, dat hij voortdurend in contrast kan plaatsen met zijn pas verworven, moderne, decadente en persoonlijke leven. Sennett heeft het moderne verval van het publieke domein vergeleken met dat van het Romeinse Rijk. Toch benadrukt hij dat ‘het verschil tussen het Romeinse verleden en het moderne heden in het alternatief ligt, in wat de betekenis is van “privacy”. De Romein zocht in het private domein een ander principe om tegen het publieke af te zetten, een principe gebaseerd op een religieuze transcendentie van de wereld. In het private zoeken wij niet een principe, maar een reflectie van wat onze psyche is, van wat authentiek is in onze gevoelens’. Als het publieke leven ooit transcendent was, dan hebben we het samen met onze private levens immanent gemaakt. Het publieke domein was ooit de plaats waar die dingen gebeurden die groter en belangrijker waren dan de dagelijkse beslommeringen van ons eigen private bestaan. Omdat het huiselijke leven is ‘geëxporteerd’ naar het publieke leven, is deze transcendentie helemaal verdwenen. Wie zichzelf in zijn huis opsluit, zoals Des Esseintes, krijgt daarom alleen maar meer van hetzelfde - en trapt alweer in dezelfde val, zoals Sennett het noemt, van ‘individuele levensgeschiedenissen en particuliere gevoelens’.
Toch mag A Rebours niet zomaar van de hand worden gedaan als een kroniek van de vermenging - en dus van het failliet - van het publieke en het private leven. Wat als de zaak-Des Esseintes de dingen op zijn kop zet? Wat als hij inderdaad het moderne publieke leven als volstrekt immanent beschouwt, maar toch probeert om zijn private leven tot iets transcendents te maken? Met Des Esseintes heeft Huysmans precies dat gedaan: hij heeft een personage gecreëerd dat uit alle macht probeert om ‘privé’ alle deugden te realiseren die ooit op een vanzelf- | |
| |
sprekende manier ‘publiek’ waren. Met A Rebours, een roman die bewust de quasiwetenschappelijke theorieën en illusies verbrijzelt, bijvoorbeeld die van het naturalisme van Zola of die van de Flaubert van L'Education Sentimentale, heeft Huysmans daarom een verhaalloze roman geschreven die zowel structureel als stilistisch is toegesneden op dit nieuwe ‘immanente’ en ‘narcistische’ wereldbeeld - maar dan zó dat deze ervaring wordt gered of alleszins geherwaardeerd door weer publiek en transcendent te worden door middel van de Öffentlichkeit van de literatuur.
De droom waar hier sprake van is, de eenzaamheid van dit project, bestaat er voor Des Esseintes in te experimenteren met ervaringen in volstrekte privacy, maar dan op zo'n manier dat de waarde van de ervaring nog steeds even fundamenteel is als in het ‘klassieke’ publieke leven. Elk hoofdstuk van A Rebours is zoals gezegd een soort onderzoek van de verschillende domeinen van het esthetische, artistieke en culturele leven. Het doel van dit experiment is na te gaan of het mogelijk is om - in de afwezigheid van een deugdelijk publiek domein - ‘het goede leven’ te leven zonder thuis weg te moeten gaan en zonder andere mensen nodig te hebben. Dit betekent niet dat Des Esseintes zich in zichzelf gaat verdiepen of alleen nog maar aandacht opbrengt voor zijn eigen psychologie, zijn constitutie of zijn problemen. Het tegendeel is waar: hij leest Latijnse en Franse literatuur; hij zwelgt in zintuiglijke ervaringen door middel van eten, parfum, drank; hij bekijkt en bestudeert kunst, prenten, waardevolle voorwerpen; hij kweekt prachtige en zelfs monsterachtige bloemen; - en vooral: hij reist rond de wereld zonder zijn huis te verlaten. Er is een beroemde scène in A Rebours waarin Des Esseintes, na verloop van tijd toch een beetje verveeld, besluit om een reis naar Engeland te maken, naar Londen. Hij slaagt daar echter niet in - net voor hij de trein moet nemen, besluit hij thuis te blijven. De redenering is de volgende: ‘Waar was het tenslotte goed voor om nog een stap te doen als men zulke schitterende reizen kan maken vanuit een stoel? Was hij al niet in Londen, waarvan geuren, sfeer, inwoners, voedsel en huisraad hem omringden? Wat kon hij dan verwachten daar te vinden behalve nieuwe teleurstellingen?’ En het onderliggende motief is dat alles op niets uitdraait zodra de confrontatie met de moderne realiteit van het publieke leven of met de mechanismen van het moderne toerisme wordt
aangegaan. Des Esseintes zoekt daarom - net als de roman waarin hij de hoofdrol speelt - inderdaad ‘tegen de keer’ naar een soort ‘virtuele’ realiteit - naar een extreem pri-vate openbaarheid of Öffentichlichkeit, waarin niet hijzelf als individu centraal staat, maar de cultuur en de verdieping, en alles wat mensen op een diepgaande en vooral betekenisvolle manier met elkaar zou kunnen verbinden.
| |
| |
| |
De negentiende en de eenentwintigste eeuw
Sennett heeft in The fall of public man benadrukt dat de negentiende eeuw, waarin de omwentelingen in het publieke leven zich hebben voltrokken, nog niet voorbij is. Het probleem van Des Esseintes is zelfs meer dan ooit het onze. Het is echter maar de vraag of de zowel kritische als toekomstgerichte uitdaging van dit boek al ooit ter harte is genomen. Langs de ene kant heeft Huysmans zelf dit privaat-publieke experiment als onsuccesvol van de hand gedaan: op het eind van A Rebours moet Des Esseintes terug naar Parijs, op doktersvoorschrift, en moet hij zich - in zijn eigen woorden - weer overgeven ‘aan de golven van menselijke middelmatigheid’. En langs de andere kant, op een meer algemeen vlak, heeft het merendeel van de sociale, culturele of architecturale studies vooral het verlies van het publieke domein betreurd - en heeft nagenoeg iedereen, onbewust en koppig, het afbrokkelende publieke leven weer ‘echt’, goed en ouderwets willen maken. De gevolgen van die herhaalde pogingen, en van de middelen die eraan zijn opgeofferd, zijn bekend - het volstaat om te kijken naar de overheersende manier waarop het internet ondertussen wordt gebruikt. Als het zo is dat mensen steeds meer in capsules verblijven, losgetrokken van elkaar, zonder doorsnede, zonder gemeenschappelijkheid, op elke denkbare plaats en op elk moment - is er dan ooit ernstig nagedacht over de inrichting van deze capsules? En hoe modern kan dit interieur zijn als het op een ouderwetse manier zo openbaar mogelijk wil zijn?
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw stelt A Rebours de vraag open en bloot: wordt het niet tijd om het pseudo-publieke leven helemaal op te geven? Hebben we ooit echt geprobeerd om het private leven publiek te maken - niet op een ruimtelijke of stedelijke schaal, maar op de schaal van de menselijke geest en de ervaring?
Joris-Karl Huysmans, Tegen de keer, vertaald en van een nawoord voorzien door Jan Siebelink, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1977. |
|
Richard Sennett, The Fall of Public Man, Knopf, New York, 1977. |
|
|