Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Robrecht Vanderbeeken
| |
Spoken jagenEén jaar na de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid voegt Spectres aan al het feestgewoel een kritische finale toe en maakt daarmee duidelijk dat België een historische kans heeft verkeken om met zijn koloniale verleden in het reine te komen. In het belang van delicate diplomatieke relaties en vooral om het Belgisch Koningshuis niet te bruuskeren, heeft de Belgische overheid de herdenking actief | |
[pagina 135]
| |
opgevolgd. Achter de schermen werd bijvoorbeeld ijverig gelobbyd om de vertoning van de film Lumumba van Raoul Peck op televisie en film-festivals te vermijdenGa naar eindnoot[1]. Als alternatief bracht de VRT de reeks Bonjour Congo waarin journalist Rudi Vranckx zowat alles wat de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht zou kunnen stellen, minimaliseerde of censureerdeGa naar eindnoot[2]. Lumumba, de eerste democratisch verkozen eerste minister van de onafhankelijke republiek Congo, kwam bijvoorbeeld wel aan bod, maar in plaats van aandacht te besteden aan de Belgische betrokkenheid bij de criminele vernietiging van de regering-Lumumba, bezocht Vranckx een excentrieke sekte die al jaren nauwelijks nog blanken heeft gezien. De leider van deze zogenaamde lumumbiaanse kerk, Moïse le Libérateur, waant zich een incarnatie van Lumumba en ook van Jezus. Met dit gestoorde bezoek herleidt de VRT niet alleen de nagedachtenis van Lumumba nog maar eens tot een duivelse gekte, tegelijk vat het de intentie van de reeks mooi samen: geen gedoe over de schuldvraag maar wel exotische verwondering voor de magistrale levenslust van de hedendaagse Congolees, ondanks diens verschrikkelijke levensomstandighedenGa naar eindnoot[3]. Spectres zoomt daarentegen wel in op de onopgehelderde politieke moord op Lumumba. Het subversieve van deze film ligt niet zozeer aan de keuze voor het onderwerp, want ondanks het taboe dat nog steeds op de Lumumba-affaire rust, krijgt een film zelf maar een politieke dimensie afhankelijk van de verhouding tot zijn onderwerp. In Spectres is die verhouding atypisch omdat de film naast de kijker vooral de betrokkenen op een onverwachte manier in het vizier neemt. Dat is net de inzet van de film: de kunstenaar speelt de rol van detective en de kijker krijgt die van volksjurylid. Zoals de begeleidende tekst bij deze film aangeeft, is de verhaallijn opgebouwd als een omzwerving. Het hoofdpersonage is ridder Jacques Brassinne de La Buissière, een voormalige hoge functionaris en belangrijke acteur in de politiek-humanitaire thriller die zich afspeelde tussen de beslissing van de overhaaste dekolonisatie, de overdracht van de macht en de daarop volgende ongeregeldheden, tot de gevangenneming en executie van Lumumba op 17 januari 1961. Ridder Brassinne treedt tegelijkertijd op als gids, commentator, betrokken partij en symboolfiguur die in de film wordt gevolgd bij een bezoek aan cruciale historische plaatsen en personen. Augustijnen zit de protagonist op de huid maar blijft wel zwijgzaam achter de camera. Soms geeft hij raak commentaar via de taal van het medium: beweging, focus, timing, muziek en tussentekst. Spectres is uiteindelijk veel meer dan het portret van één man. Het is eerder een spiegel waarin de kijker, in zijn zoektocht naar een coherente lezing, af te rekenen krijgt met zijn eigen fantomen over het Belgische koloniale verleden en de donkere mechanismen ervan die ook vandaag nog doorwerkenGa naar eindnoot[4]. | |
[pagina 136]
| |
Optische illusieMet een titel als Spectres is de kijker op voorhand gewaarschuwd. Spectres betekent immers niet alleen ‘spoken’, maar ook ‘optische illusies’. Desondanks zijn er heel wat kijkers die in de waan van de valse opzet blijven. Zij vatten de film op als infotainment waardoor hen het spel met het perspectief van de kijker ontgaat. Dit spel typeert ook het vroegere werk van Augustijnen. In zijn Le Guide du Parc (2001)Ga naar eindnoot[5] bijvoorbeeld, volgt hij een verteller die ons door het Parc Royal gidst, gelegen tussen het Federaal Parlement van België en het Koninklijk Paleis in Brussel. In deze sympathieke toeristische rondleiding met historische uitwijdingen en lokale anekdotiek wordt bewust wat heen gepraat rond het feit dat dit park ook een notoire maar verdoken ontmoetingsplek is voor de Brusselse homoscène. Het gedrag van de passanten op de achtergrond brengt deze sociale functie nochtans duidelijk in beeld. Net doordat onze gids dit clandestiene verhaal negeert, wordt het accuraat gerepresenteerd en kan de kijker er niet langer naast kijken. Ook in Spectres moet de kijker via de documentaire logica zelf de plot ontrafelen. Maar hier is de strategie radicaler: niet alleen de kijker wordt op het verkeerde been gezet, ook de personages laten zich strikken voor de camera. Spectres is evenwel geen typische mockumentary, want het gaat om een waar verhaal. De relatie tussen documentaire en waarheidsaanspraak wordt hier opnieuw uitgevonden. De film heeft immers niet de pretentie om de waarheid weer te geven, maar gebruikt het medium als een verhoor en dus als een instrument dat de kijker uitnodigt tot een reflectie over de waarheid en onwaarheid van een verdrongen geschiedenis. Treffend is bovendien dat heel wat critici de reflex hebben om de eenzijdige benadering van Augustijnen op de korrel te nemen. Daarmee illustreert Spectres ook de overgevoeligheid van het postkoloniale discours: de politieke correctheid ervan is in die mate een automatisme geworden, een dogmatisme zelfs, dat men vergeet de eigen kritiek ter discussie te stellen, zelfs wanneer het over het experimentele werk van een kunstenaar gaatGa naar eindnoot[6]. Daardoor komt men er niet toe te ontdekken dat Augustijnen bewust de codes van het postkoloniale denken provoceert om zo het perspectief van Brassinne & co te spiegelen en dus als bezwarend bewijsstuk te documenterenGa naar eindnoot[7]. | |
Edellieden onder elkaarSpectres bevat qua inhoud heel wat explosief materiaal, vooral omdat Augustijnen er in slaagt met de camera binnen te dringen in de privévertrekken van heel wat betrokkenen, om daar persoonlijk te kunnen getuigen van de onhandige manier waarop men zich van elke schuld | |
[pagina 137]
| |
tracht vrij te pleiten. Deze opzet slaagt dankzij ridder Brassinne, die Augustijnen overal mee op sleeptouw neemt omdat hij nadrukkelijk zijn versie wil laten registreren. De film opent bijvoorbeeld met een ontnuchterend zondags bezoek aan het domein van graaf Arnoud d'Aspremont Lynden. De uitermate clichématige en zelfs clowneske presentatie van wat doorgaans met de aristocratie wordt geassocieerd - kasteel, jachthond, dienster, geplooide gele broek en geruite Burlingtonkousen, enz. - doen even vermoeden dat deze ontmoeting geënsceneerd is. Maar het blijkt toch de familie zelf te zijn, die blijkbaar met veel nostalgie vasthoudt aan een vergane tijd van zelfgenoegzaamheid, intussen de traditie ijverig imiterend. Zijn dit misschien de spoken waar de film over zal gaan? De vader van graaf Arnoud, graaf Harold Charles d'Aspremont Lynden, was begin jaren zestig de Belgische minister van Afrikaanse Zaken en schreef een omstreden telex die de weg vrijmaakte voor de uitlevering van Lumumba aan zijn doodsvijandenGa naar eindnoot[8]. Deze telex is ook de aanleiding van ons bezoek. Brassinne wil samen met zoon Arnoud even uitleggen dat deze telex niet als een bewijs van medeplichtigheid opgevat mag worden. Het zijn de Congolezen zelf geweest die Lumumba volgens hun zeden en gewoonten hebben bestraft. Een fatsoenlijke westerling zou zoiets toch niet doen? Alsof het kaduke pleidooi van graaf Arnoud voor zijn vader nog niet beschadigend genoeg was, is hij blijkbaar zo ijdel dat hij ook nog even opmerkt dat zijn zoon Harold, genaamd naar zijn grootvader, onlangs voor zijn eerste job in de Katangabusiness naar Congo is getrokken. ‘De cirkel is rond’, grapt de graaf lachend samen met ridder Brassinne. Inderdaad: na het trauma van de misdaden van Leopold II in Kongovrijstaat (een van de grootste genocides uit de geschiedenis)Ga naar eindnoot[9], het repressieve koloniale regime en de door het Westen gesteunde dictatuur van wijlen Maarschalk Mobutu, zijn vandaag onze neokoloniale multinationals aan de beurt om hun profijt uit de rijke bodem van Congo te halen. Opnieuw ten koste van de lokale bevolking die het zo opnieuw onmogelijk wordt gemaakt om op eigen krachten een leefbare samenleving op te bouwen. | |
Onbedoelde klokkenluiderMet dit eerste ontluisterende bezoek is Spectres nog maar net begonnen. Ridder Brassinne - hij vindt het belangrijk dat zijn adellijke titel wordt vermeld - neemt ons daarna mee naar Jacques Bartelous, voormalig kabinetschef van Moïse Tshombe, en vervolgens naar het kerkhof van Etterbeek. Daar vergezelt hij de oudste dochter van Tshombe en enkele andere familieleden bij een emotioneel bezoek aan Tshombe's graf ter | |
[pagina 138]
| |
gelegenheid van de veertigjarige herdenking van zijn mysterieuze overlijden in AlgiersGa naar eindnoot[10]. Uit beide elkaar tegensprekende gesprekken blijkt niet alleen dat de schuld altijd maar wordt doorgeschoven, maar ook dat Brassinne bereid is erg ver te gaan om zijn verhaal te doen kloppen, en vooral dat hij daardoor dikwijls onbedoeld het tegendeel bereikt. Dat blijkt een constante in zijn leven te zijn. Brassinne besteedde bijvoorbeeld dertig jaar aan een doctoraatsthesis waarin hij de betrokkenheid van België bij deze politieke moord probeerde te weerleggen. Die thesis, waarvoor hij aan de Université Libre de Bruxelles de hoogste onderscheidingen kreeg, werd daarna door Ludo De Witte in zijn boek De moord op Lumumba (1999) systematisch gedeconstrueerd. Daardoor kwam er snel daarna een parlementaire onderzoekscommissie op gang die nog meer de aandacht op deze duistere affaire vestigde. Of nog: voor zijn verdienstelijke werk als goede Belg en vertrouweling van het hof werd hij door koning Boudewijn tot ridder geslagen. Tegelijk is het echter niet onwaarschijnlijk dat een eventuele zaligverklaring van Boudewijn van de agenda verdween, onder meer door het stof dat deze parlementaire commissie deed opwaaien, waarmee de aandacht werd gevestigd op de onmiskenbare betrokkenheid van de koning bij de geaborteerde onafhankelijkheid van Congo. Ondanks zijn uitgesproken politieke carrière, profileert Brassinne zich systematisch als een wetenschapper die naar eigen zeggen alleen maar de laatste dagen van Lumumba feitelijk wil reconstrueren. Maar door zijn obsessieve aandacht voor details, locaties en tijdschema's valt het des te meer op dat de aandacht wordt afgeleid van de politiek-ideologische impact. Brassinnes wetenschappelijke rookgordijn dekt de schuldvraag toe, en deze strategie wordt systematisch ontmaskerd in Spectres. Bij de première van de film had Brassinne trouwens zijn hele entourage meegebracht om in het bijzijn van journalisten en prominenten uit de culturele sector de film te zien. De Koninklijke Vlaamse Schouwburg en Wiels werden even een levensecht spookhuis. | |
WaarheidscommissieZoals Le Guide du Parc de verdoken realiteit van het koninklijke park in beeld weet te zetten door die net nadrukkelijk te negeren, zo onthult Spectres een politieke geschiedenis van misleiding en miskenning door te focussen op het verhaal van Brassinne, en bij uitbreiding op de geknutselde versie die het Belgische establishment de publieke opinie graag wil doen geloven. Door de waarheidsprocedure die Spectres is, wordt de film een onderdeel van de realiteit eerder dan een weergave ervan. Augustijnen ontwikkelde hiertoe een unieke strategie die heel het wezen van het documentaire genre op een hoger plan tilt. Bijna elke dis- | |
[pagina 139]
| |
cussie die de vorige decennia over het medium documentaire werd gevoerd, strandde namelijk vroeg of laat bij de vraag of een representatie wel mogelijk is, en zo ja, hoe. Zeker in een tijd van realitytelevisie, docusoaps en docuficties is het voor de documentairemaker moeilijk om nog tot een waarheidsaanspraak te kunnen komen. In een poging om de waarachtigheid van hun verhaal te herwinnen, kiezen veel makers er daarom voor om in alle eerlijkheid de documentaire als een constructie te presenteren: de stijl of esthetica is expliciet aanwezig, het vooronderzoek wordt mee in beeld gebracht, de film zoomt in op het maakproces of op het betoog dat men probeert te verdedigen. Sommige documentaire kunstenaars, zoals Omar Fast, Johan Grimonprez of Vincent Meessen, kiezen voor een andere piste en richten hun aandacht eerder op het expliciteren van de complexe maar dikwijls geniale wijze waarop feit en fictie met elkaar zijn verstrengeld. Uit hun werk blijkt bovendien dat het documentaire experiment deze realiteit net zeer treffend weet te representeren. Augustijnen daarentegen, schudt de spelregels opnieuw door elkaar: Spectres brengt geen eigen analyse noch een reflectie over de revelerende gelaagdheid van het medium zelf. Evenmin worden verschillende versies tegen elkaar uitgespeeld om tot een zo objectief mogelijk relaas te komen. Net deze afwezigheid van elke tegenstem - afgezien van de commentaar die de maker discreet toevoegt - doet deze verslaggeving kantelen van een poging tot feitelijke weerlegging in een verbluffende maar onbewuste bekentenis. Spectres tracht zo waarheidsgetrouw mogelijk het verhaal van het hoofdpersonage in beeld te brengen. Door Brassinne nadrukkelijk het monopolie te geven, en dus door de interpretatiecodes van de kijker te bespelen, licht een verborgen werkelijkheid opGa naar eindnoot[11]. De haastige en soms onhandige filmstijl onderstreept bovendien dat Augustijnen de werkelijkheid hier op iets buitengewoons betrapt. De esthetiek wordt even van ondergeschikt belang - als een onscherpe foto die in de vlucht werd genomen om nog net een straf beeld te vangen. De waarheid ligt deze keer dus niet in het midden, het is niet het ene woord tegen het andere: de personages geven immers zelf aan hoe ze er over denken en wat hun rol was en is. Daardoor zet Spectres een stand van zaken neer die geen weerwoord meer behoeft: door zich slecht te verdedigen en net hun onverschilligheid te etaleren, geven de betrokkenen zichzelf immers volledig prijs. In het geval van Brassinne komt daar in de laatste scènes nog symbolische geweldpleging bij. | |
Historische afrekeningHoewel Brassinne na de moord op Lumumba geruime tijd als adviseur voor Tshombe heeft gewerkt en nadien een vertrouweling van korting | |
[pagina 140]
| |
Boudewijn werd, waagt hij zich toch aan een bezoek aan de residentie van Lumumba. Dit is wellicht de laatste plek die de nagedachtenis van Lumumba nog incarneert. De verbazing is dan ook compleet als blijkt dat een familiaire Brassinne zich hier als kind aan huis gedraagt en terloops, op vraag van de dochter, een exemplaar van zijn boek opdraagt aan de moeder, de weduwe de Pauline Opango Onosamba. Het gaat over het boek Lumumba Patrice. Les cinquante derniers jours de sa vie dat hij samen met Jules-Gérard Libois in 1966 uitbracht onder de pseudoniemen Heinz & Donnay. Brassinne signeert: ‘En souvenir de Patrice. Un hommage amicale, Jacques Brassinne, novembre 2009’! Bovendien legt Brassinne de familie tussendoor even uit dat Lumumba een omstreden figuur was omdat hij ‘het protocol’ niet had gerespecteerd. Daarmee ontkent hij niet alleen ten huize van Lumumba dat diens historische speech op de onafhankelijkheidsplechtigheid op 30 juni 1960 een nationaal moment van politieke rechtvaardigheid was. Ridder Brassinne wreekt tevens de zogenaamde blaam op zijn koning door de nabestaanden een lesje etiquette te gevenGa naar eindnoot[12]. In de gedaante van een anti-lumumbist benadrukt hij daarmee dat de oude machtsverhoudingen vijftig jaar na dato nog steeds van toepassing zijn. Omdat deze situatie zo absurd is, dreigt het gewicht ervan aan de kijker te ontsnappen. Daarom laat Augustijnen op dat moment het medium in zijn veelstemmigheid spreken: met aanzwellende kracht overstemt het gezang van Bachs Johannespassie het gepraat van Brassinne. Het koor roept: ‘Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem!’. De zang verwijst naar de Bijbelse scène waarin de joden enthousiast Jezus veroordeelden voorafgaand aan zijn kruisiging. De muziek begint op het moment dat Brassinne de weduwe net had verteld dat hij Lumumba nog heeft ontmoet in de ambassade van België in Leopoldstad (nu: Kinshasa). Brassinne was er op post als de laatste Belg die toen van Lumumba mocht vernemen dat de Belgen werden verzocht het land te verlaten. De geschiedenis leert ons dat Brassinne is gebleven en dat Lumumba is gegaan. Bachs muziek volgt hier dus enerzijds de psychologie van Brassinne die net uitgelaten aan de weduwe zijn historische bijdrage aan de uitdrijving van Lumumba kenbaar maakte. Anderzijds roept het koor bij wijze van contrapunt ook de Belgische adel tot de orde, in een taal die deze zich graag toe-eigent, namelijk die van de hoge cultuur: Lumumba werd door de Belgen systematisch als een duivel afgeschilderd, maar met deze schaamteloze vertoning toont de duivel zijn ware gelaatGa naar eindnoot[13]. | |
Anti-monumentDe aanranding op de nagedachtenis van Lumumba is hiermee nog niet rond. In de daaropvolgende scène keert Brassinne terug naar de plek | |
[pagina 141]
| |
van de misdaad. Eerst overdag, om er vast te stellen dat de beruchte boom is verdwenen waar Lumumba en zijn lotgenoten met een overdaad aan kogels tegen werden geëxecuteerd, en daarmee dus ook het laatste bewijs van de misdaad dat nog als herdenkingsmonument kon dienenGa naar eindnoot[14]. Wanneer Brassinne dit bijzondere nieuws verneemt, maakt hij deze evidente bedenking vreemd genoeg niet. Hij zet daarentegen onhandig zijn wetenschappelijk theater voort en vervolgt vertwijfeld zijn resumé van feitelijkheden. 's Nachts keren we terug voor een totale reconstructie van de executie die zich in het tegenlicht van koplampen voltrok. Brassinne loopt opnieuw heen en weer tussen het hoge gras. Hij telt en meet, dramt door over de concrete daad, nooit over de betekenis ervan. Om dan uiteindelijk vast te stellen dat alles is toegedekt. Zoals de lijken destijds vakkimdig werden vernietigd door ze in stukken te hakken, ze verspreid over verschillende kilometers te dumpen langs de weg, en de resten te verbranden of in zuur op te lossen, zo werd ook de plek van de misdaad van alle sporen ontdaan. Brassinne geeft vervolgens, kijkend in de camera, te kennen dat het verhaal hier eindigt. Alles wat volgens hem gezegd moest worden, is gezegd. Hier laat Augustijnen het medium documentaire opnieuw tot zijn volle kracht komen: de camera blijft draaien en houdt Brassinne in het vizier om vast te stellen dat elke ideologische reflectie over deze historische plek achterwege zal blijven. De camera gaat zo over van verhoor naar tribunaal: Augustijnen schiet een overbelicht portret met als achtergrond een van de donkerste bladzijden uit de Belgische geschiedenis. Dit audiovisuele document wordt zo een hedendaags monument: Brassinne dwaalt als een spookachtige grafschender rond op een plek zonder graf. Deze eindscène vereeuwigt Brassinne als een onderdeel van de geschiedenis die hij, in zijn poging tot afronding ervan, steeds opnieuw onder de aandacht brengt. Daarmee doet Augustijnen vandaag met de camera enigszins hetzelfde als wat Francisco Goya in de achttiende eeuw met schilderkunst deed: als hofschilder maakte hij een ontluisterend portret van de Spaanse koning Charles IV en zijn familie. De eigenwaan van de adel belette hen echter op te merken dat het portret vooral hun lelijkheid vereeuwigt. |
|