Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
David Dessin
| |
[pagina 8]
| |
ker om met een mond vol friet voor de camera's te verkondigen dat we niets afweten van politiek of actualiteit. Ons facebookprofiel, onze muziek, games en films, dát is belangrijk. Ah, waarom toch? Misschien denkt u dat die onverschilligheid er wel uit zal groeien, en vindt u het wel goed dat uw politiek, onderwijs en cultuur via allerlei initiatieven en sensibiliseringscampagnes ons alsnog trachten te interesseren voor die prachtige postmoderne wereld van u. Misschien glimlacht u, omdat u wéét dat jongeren nu eenmaal onvermijdelijk wat moeten puberen, zich wat narcistisch moeten terugtrekken in hun eigen wereldje, voor ze onvermijdelijk volwassen worden en leren hun verantwoordelijkheid op te nemen. Maar is het nooit bij u opgekomen dat het misschien om een werkelijk probleem gaat? Sta mij dan toe u even te verlichten en kort de oorsprong van die in wezen militante onverschilligheid van ‘ons, jongeren’ te schetsen. | |
GodenZoals uw wel weet, kan de samenleving die u voor ons hebt gebouwd enkel worden begrepen tegen haar twintigste-eeuwse achtergrond. Daarin treden schrijvers als Camus, Sartre en Orwell als grote protagonisten naar voren. Deze existentialistische schrijvers en filosofen schreven vanuit de naakte existentie van het leven elke vorm van gedeelde identiteit van zich af. Identiteit, dat was immers BigBrother, een machtige gedaante die het leven en denken door en door beheerst en terroriseert. Vrijheid kan dan enkel het omgekeerde zijn: een zich trachten los te maken van alle vormen van identiteit. Hier in Vlaanderen heeft men daar een heel eigen genre uit ontwikkeld. Met schrijvers als Hugo Claus voorop werden de restanten van het kleinburgerlijke, katholieke, door de oorlog bevuilde mensbeeld met overtuiging aan de kant geschopt, om in plaats daarvan de naakte, kille maar vrije existentie van het leven te aceepteren. Het was die eenzame, naoorlogse existentie die u erfde, met al haar naar binnen gekeerde frustratie en zelfverwijten. Terecht was u die duisternis al snel beu. U verzette zich, vocht zich vrij. De strijd richtte zich niet langer tegen het nationaalsocialisme maar tegen het ‘fascisme’, en dat bevond zich blijkbaar overal. In de jaren zeventig verdedigden Franse denkers als Foucault en Derrida plots het radicale idee dat ‘identiteit’ in feite helemaal niet bestond. Die kwaadaardige, onoverwinnelijke door uw ouders zo gehate BigBrothers waren niet meer dan een conceptuele verwarring, waaruit de mens kon worden verlost. Het was een geniale oplossing, die u hier in Vlaanderen goed van pas kwam. Plots besefte u dat het uw historische taak was, de denkfout die ‘identiteit’ heet voorgoed te ontmaskeren! Het postmodernisme was geboren. | |
[pagina 9]
| |
Dit werd uw grote project, uw eigen grote oorlog, vakkundig gevoerd door een hele nieuwe generatie jonge Vlaamse goden. ‘Alles moet weg’, zei Lanoye, en hij kleedde de Vlaming uit tot zijn banaliteit zichtbaar werd. Brusselmans ging in zijn boeken telkens weer op zoek naar die Vlamingen met hun ontroerende marginaliteit, om ze - eenmaal ontmaskerd als trotsloze, identiteitsloze massa - weer weg te duwen. ‘De Vlaming’ bestond niet meer, die grote verhalen waren onherroepelijk verleden tijd. De politiek kende overigens een vergelijkbare ontwikkeling. De tijd van de grote ideologieën was voorbij, van de partijprogramma's en de religieuze of seculiere identiteiten. Het volk verruilde zijn historische acteurschap voor een posthistorisch consumentschap. Het was geen op zich staande beweging; hetzelfde gebeurde immers ook in de politiek, die nu een louter dienstbetoon werd aan de burger: jobs, sociale diensten, welvaart... De grote socialistische en liberale utopieën werden ingewisseld voor een betoog van publieke service, links en rechts doorprikten hun grote concepten en hadden het enkel nog over de ontplooiing van het singuliere zelf, in openheid naar ‘de ander’. De beweging was bijzonder succesvol. Al snel werd uw strijdvaardige retoriek common sense en raakten uw ideeën wijdverbreid. Zelden was een overwinning zo absoluut! Nu brak die stralende nieuwe tijd aan, waarin u, ‘laatste mensen’, eindelijk de wereld ongehinderd kon consumeren, uniek en vrij, identiteitsloos en genietend. Ondanks het feit dat u geen trots of fierheid meer (nodig) heeft, moet u er toch wel stiekem apetrots op zijn dat u elke vorm van identiteit en verhaal heeft afgeschud. Denkt u eens aan al die vrijheid die u nu heeft, om nog maar te zwijgen van al die welvaart! En die schitterende kunst en literatuur! Geeft het geen kick uzelf en uw eigen cultuur voor de ogen van de hele wereld te kunnen uitkleden? Hoe doet u het toch? Ik sta verstomd als ik u bijvoorbeeld zie in de foto's van Spencer Tunick. Waar haalt u toch die zelfverzekerdheid en het lef vandaan om die vastberaden naaktheid vol te houden? Komt dat werkelijk door al die identiteitsloosheid? Je zou je nog gaan afvragen waarom mensen er niet eerder op zijn gekomen... Of is er misschien een simpelere verklaring voor uw succes? Zou het niet kunnen dat uw postmodernisme zich angstaanjagend snel en buiten uw weten om tot een nieuw soort traditie heeft ontpopt? Een onzichtbare traditie die zich door haar geniale zelfontkenning als volkomen vanzelfsprekend presenteert, en daarmee elke twijfel die uw tegenstanders zouden kunnen hebben bij voorbaat uitsluit? Is het misschien daarom dat hun toon soms zo onverzettelijk klinkt? | |
[pagina 10]
| |
BigDeWeverHet is wel alvast duidelijk dat de getormenteerde postmoderne mystiek van denkers als Derrida en Lyotard voor de meeste onder uw zelfverklaarde postmodernisten wat te hoog gegrepen was. De betogen dat identiteit een constructie is die berust op belangen en macht waren namelijk zo cryptisch dat u het idee buiten universitaire kringen al snel ongemerkt inruilde voor een meer werkbare lightversie. Uw nieuwe generatie van jonge goden als Brusselmans, Hemmerechts en Lanoye maakte zich wel de retoriek van het postmodernisme eigen maar deed het in de praktijk met het veel aardser aandoend narcisme van het eigen ‘zelf-loze zelf,’ waarrond zich wél een literatuur en cultuur kon vormen. Had u werkelijk niet door dat de grote posthistorische onmogelijkheid van de identiteit meteen weer met evangelische ijver door mindere goden tot een nieuw soort identiteit werd gecanoniseerd? Uw literatuur en kunst bijvoorbeeld waren dan wel officieel verlost van de taak een identiteit door te geven, maar die eindelijk bereikte vrijheid werd al snel een vorm van entertainment, een nieuw soort cultuur waarin uw identiteitsloosheid centraal stond. Uw ‘volk’ was dan wel officieel verlost van identiteit, maar in plaats van hierdoor gekweld te worden werd het meteen een volk van genietende cultuurparticipanten die vol enthousiasme ‘hun’ identiteitsloosheid uitdroegen. Uw politici waren verlost van identiteit maar werden plots trotse managers die zoveel mogelijk welvaart wilden creëren om hun volk van genieters te dienen. Dat alles consolideerde zich in recordtempo tot een nieuw soort traditie, een nieuw soort cultuur, een nieuw soort taal, een nieuw soort politiek, overkoepeld door een negatieve theologie van BigBrother, de officiële staatsreligie van het volmaakt identiteitsloze land dat wij geheel toevallig met elkaar delen. Die nieuwe traditie verdedigt zich - zoals het een traditie past - met vuur tegen wie haar ter discussie wil stellen. Er is echter iets heel vreemds en onkoosjers aan dat alles. Net omdat u ontkent een traditie te zijn, een hoeder van een eigen waarheid, kunt u dat postmoderne zelf als vanzelfsprekend beschouwen, als iets dat wel spontaan komt zodra alle vormen van historische of pedagogische autoriteit zich hebben teruggetrokken. Maar net daarom wordt het zo lastig om de ‘waarheid’ van het postmodernisme aan de kaak te stellen. Zelfkritiek in een postmoderne samenleving is zeer moeilijk, want ‘wie ben jij om dat te zeggen?’, ‘heb jij de waarheid in pacht misschien?’, enzovoort. Wegens dat gebrek aan zelfkritiek kunt u uw kritische vuur enkel nog richten op zij die uw vanzelfsprekendheden ter discussie stellen, wat dan ook met extra veel ijver gebeurt. | |
[pagina 11]
| |
Ik denk dan bijvoorbeeld aan uw verhouding tot religie. Die religieuze fundamentalisten en pedofiele priesters die u zo graag publiekelijk afwijst, waren voor u wellicht een geschenk uit de hemel, even was u weer in mei '68, even kon u zich weer tegen die afschuwelijke autoriteit richten, kon u zich weer eens bevrijden van alle gevaarlijke ficties en de waarheid van de posthistorische, identiteitsloze werkelijkheid opnieuw leren waarderen. U aarzelde niet om de slachtoffers zelf in de media te laten verschijnen, aangevuld met publieke getuigenissen van hoe u ooit gelovig was maar toen tot inkeer bent gekomen en nu in de waarheid van de pluralistische werkelijkheid gelooft. Het is iets héél vreemds, dat trotse slachtofferschap. Ooit was een Europeaan trots op zijn landschappen en symfonieén, maar u niet! U bent anders! U bent trots op uw schaamteGa naar eindnoot[1]. Vanuit uw volgehouden identiteitsloosheid verzet u zich ook tegen de meer seculiere varianten van BigBrother, zoals de Vlaamse identiteit en haar verdedigers die u zo graag en zo snel op één hoop gooit met fundamentalisten, racisten en genocide-plegers. Denk bijvoorbeeld aan de batterij essays en opiniestukken die u onlangs afvuurde op een aantal mensen die een ander beeld hebben van traditie en identiteit dan uzelf, en die daardoor de vanzelfsprekendheid van jullie postmoderne ‘zelf’ ter discussie stellen. Een nieuw soort Vlamingen wil jullie wet van de identiteitsloosheid vervangen door een gedeelde en inhoudelijk bepaalde identiteit, met een traditie, een canon, een grens dus, die beschermd mag en moet worden. Wat een schandaal voor u! Had u net zo'n volmaakte wereld zonder binnengrenzen en onderscheidingen gemaakt, komen daar mensen aan die haar betwijfelen, die terug willen naar een primitieve tijd van collectieve identiteiten, van ‘wij-zij’-denken, van binnengrenzen en afbakeningen, en van uitsluiting. Mensen die de deur openzetten voor racisme, haatzaaierij, enzovoort. ‘In het verweer daartegen!’, moet u gedacht hebben. In deze tijd van uiterst efficiénte massamedia slaagt u erin uw verdachtmakingen en de daar dadelijk op volgende veroordelingen te organiseren met een technische snelheid waar bepaalde regimes uit de vorige eeuw jaloers op zouden zijn. Elk scheldwoord en elke vergelijking is dan blijkbaar goed voor u. Maar getuigt de toon die u aanneemt niet ergens ook van enige onzekerheid? ‘Wij’ hebben geen identiteit, en laat niemand het aandurven het tegendeel te beweren. Bravo! Wat een overtuiging! U verzet zich met al die kritiek die u niet tegen uzelf kunt richten tegen de enige ware vijand van uw schitterende, posthistorische wereld: BigDeWever, die met een onveranderlijk en ondoorgrondelijk gezicht van op een groot scherm boven Vlaanderen oproept tot haat tegen een of andere bevolkingsgroep. Wordt u toch eens wakker! Wat u als fundamentele en verlichte kritiek beschouwt, is in werkelijkheid reeds lang een smakeloze vorm van | |
[pagina 12]
| |
entertainment geworden, een saai opwindingsproduct dat op de smal geworden markt van de publieke aandacht steeds minder mensen kan bekoren. In heel het postmoderne Westen groeit het verlangen naar een nieuw verhaal, naar een publieke opvatting van goedheid, en klinken de roep om ‘waarden’ en de pleidooien voor een échte nationale identiteit. Maar u wilt dat niet zien! Veel liever schreeuwt u moord en brand om die bedreiging van uw verhaalloze welvaart, wijdt u alle problemen aan de onverdraagzaamheid en de onverschilligheid van het falende burgerschap. Ondertussen merkt u niet dat het tijdperk van de hypermorele zonen en dochters van collaborerende ouders reeds lang op zijn einde is gelopen. Uw beschuldigingen en doemvergelijkingen botsen nu enkel nog op een muur van onverschilligheid, waarachter vooral uw jongere generatie zich heeft teruggetrokken om er te genieten van de ‘kleine’ verhalen die steeds mooier en indringender worden. | |
WolvenMet al die gevaarlijke populisten is het misschien maar goed dat we zo onverschillig zijn. Of vindt u dat ondankbaar klinken misschien? Zijn wij niet die bevoorrechte generatie die voor het eerst in de geschiedenis volkomen vrij mag opgroeien en nergens meer voor of tegen hoeft te strijden? Joy! Het enige wat we moeten leren is de officiële retoriek van de identiteitsloosheid, en eigenlijk is die zo evident dat elk opgroeiend kind wel spontaan tot dit inzicht zal komen. Die vanzelfsprekendheid is voor jullie heel belangrijk, jullie hebben immers zo hard gewerkt, enkel maar opdat wij niet langer gebukt zouden gaan onder de dwang van een identiteit die ons vertelt hoe we moeten leven. Oh nee! Wij moeten geen goede christenen of goede Vlamingen worden, ons worden geen normen of waarden opgelegd. Opgroeien voor ons is hoogstens een kwestie van ‘ontplooien,’ van ‘onszelf’ leren zijn... Jullie hoeven dus ook helemaal geen leraars of helden te zijn, laat staan morele voorbeeldfiguren. Nee, hoogstens dienen jullie ons te ‘empoweren’ en te ‘assisteren,’ te vertrekken van onze eigen leefwereld en verder alle instrumenten aanreiken waarmee we kunnen ‘participeren’ aan de samenleving, wat dan weer goed is voor onze ‘persoonlijkheidsontwikkeling’Ga naar eindnoot[2]. In een ultieme poging alle autoriteit uit te bannen heeft de mei '68-generatie de doctrine ontwikkeld van de volkomen vanzelfsprekendheid van een zich spontaan ontplooiend naamloos ‘zelf’. Onlangs toonde een ICCS-rapport aan dat Vlaamse scholieren - in verhouding tot de andere regio's en landen van Europa - zeer gebrekkige democratische en maatschappelijke attitudes vertonen. Zo wijzen ze de multiculturele samenleving af en zien ze het nut niet meer in van geschiedenis of het politieke debat. Wat een schande! Wat een smet op | |
[pagina 13]
| |
uw blazoen! Als uw minister van Onderwijs kon, zou hij ons dadelijk in een collectief uitwisselingsprogramma naar Marokko sturen om daar als jonge wereldburgers met ‘de ander’ te worden geconfronteerd en zo spontaan multicultureel te kunnen worden. Ongeveer zoals de door Hugo Claus beschreven afvallige Louis Seynaeve naar het merenrijke Strelenau wordt gestuurd om er te genieten van sport en volksdans, knutselen en lekenspel, natuurleven en troepdienst. Goede burgers moeten we zijn, niet omdat dit goed is, of waar (u zou zulke termen immers nooit gebruiken), maar omdat dit gewoon vanzelfsprekend is. Hoe kan iemand ooit iets anders zijn dan een open, multiculturele burger, met respect voor ‘de ander’? We moeten immers realistisch zijn. Er zijn toch vele culturen in de wereld, en daar moeten we toch aan wennen? Hoe kan dat nu fout zijn? Het is de pedagogische taal van de zichzelf voortdurend feliciterende generatie die elke vorm van identiteit heeft achtergelaten en het als volkomen natuurlijk beschouwt dat hun kinderen hetzelfde doen, spontaan hetzelfde doen, als ze maar voldoende vrijheid krijgen, als er maar zo weinig mogelijk autoriteit en indoctrinatie is, als leraars en ouders zich maar zo snel mogelijk terugtrekken en hoogstens nog coaches zijn die vanuit de verte glimlachend toekijken. Ah, waarom kanten deze jonge Louis Seynaeves zich toch tegen al die goede bedoelingen? Waarom gaan ze niet massaal de straat op, zoals u vroeger deed, om te vechten voor uw vrijheid? Wat willen die jongeren toch? Kunnen ze zich niet gewoon engageren, het niet gewoon ‘willen’, hun verantwoordelijkheid opnemen - zoals u ook gedaan hebt? Misschien is het allemaal niet zo eenvoudig als u denkt. U had immers iets dat wij niet hebben, niet mogen hebben. Laat me dit uitleggen. Volgens de filosofe Hannah Arendt wordt in elk opgroeien niets minder dan de wereld vernieuwd en doorgegeven. Daar geen enkel mens op eigen verzoek in deze wereld terechtkomt, gebeurt zo'n generatiewisseling nooit helemaal spontaan: zij veronderstelt een moeizame worsteling met de wereld voordat die uiteindelijk kan worden aanvaard. Maar zo'n worsteling is nu enkel mogelijk wanneer eerst expliciet een wereld is geformuleerd, dat wil zeggen wanneer er een duidelijke identiteit is waartegen jonge mensen zich kunnen verzetten en die ze kunnen herdefiniëren. Begrijpt u? Het is enkel in die generatieworsteling dat de wereld kan worden vernieuwd en doorgegeven. Zoals u wellicht nog weet uit mei '68, gaat dit proces vaak gepaard met allerlei weerstand bij de vorige generatie. Zonder die heilzame weerstand is het echter onmogelijk om zich met de wereld te verzoenen, zich ermee te verbinden en deze opnieuw door te geven. Maar in onze zoektocht om met een identiteit te worstelen staan wij, jonge mensen plots voor een totnogtoe volkomen ongekend probleem: officieel is er namelijk geen identiteit meer. | |
[pagina 14]
| |
Zoals gezegd, na uw heroïsche worsteling met de historische excessen van de identiteit hebt u een samenleving opgetrokken rond het pure afwijzen van elke vorm ervan, én van de worsteling die erbij hoort (die nota bene net uw generatiewisseling mogelijk maakte). U beweert vaak dat u dat voor uw kinderen hebt gedaan, zodat zij het nog beter zouden hebben dan u, maar in werkelijkheid is die samenleving er enkel maar om uw eigen glorie te bezingen, om te bewijzen dat u gelijk had, dat uw overwinning de totale was. U praat voortdurend over de ‘ander,’ over het belang van andere culturen en religies, maar u hebt het alleen maar over uw eigen ‘spaghetti-identiteit’, uw eigen exotische familiebanden, uw eigen multicultuurGa naar eindnoot[3]. U beweert de wereld in al haar verscheidenheid te zien, maar u staart alleen maar naar uw eigen navel. Waar zou u anders ook naar moeten kijken? Immers: ik is een ander. Maar die ‘ander’, dat is ook uw eigen jongere generatie! Ook wij zijn de Ander. En dat kunt u niet langer denken! Of we dat nu willen of niet, we moeten en zullen uw doctrine van de naamloze, verhaalloze werkelijkheid uitdragen. Wie zich verzet, wordt als ‘onverdraagzaam’ bestempeld, als ‘achtergesteld’ en ‘onvolwassen’, ongeveer zoals die Brusselse jonge Marokkanen die zich tot uw verbijstering tegen uw verlichte multicultuur keren... Als jongeren zich wérkelijk tegen uw postmodernisme verzetten, hebben ze dringend nood aan wat meer participatie, aan sensibilisering, aan conflictbeheersingstechnieken en allerlei ludieke bewustwordingscampagnes. En als dat niet lukt, dan kunt u het nog altijd Attention Deficit Hyperactivity Disorder noemen en een flinke hoeveelheid kalmerende medicijnen voorschrijven. Immers, uw samenleving moet beschermd worden tegen de lonely wolves, die jongeren die de neiging hebben ‘zich af te zonderen’ en ‘zomaar op hun eentje gaan grasduinen in de wereld van ideeën en levensbeschouwingen,’ zoals Annemie Turtelboom het stelde. Scholen, verenigingen en zelfs de ouders dienen volgens haar actief ingeschakeld te worden, en een oogje in het zeil te houden. Vindt u het werkelijk zo vreemd dat wij in onverschilligheid vluchten? ‘Waarom toch?’, vraagt u zich treurig af. Dat u zichzelf wat wijsmaakt wilt u niet accepteren, dat het alleen maar schulden oplevert mogen we niet zeggen, we moeten immers solidair zijn met de vorige generatie. Wat mogen we dan wel nog zeggen? Wellicht enkel maar dat het ons verveelt, het enige oordeel dat ons nog is toegestaan, om daarna uw diepe teleurstelling te voelen... Maar hoe zou het ons kunnen boeien? Wij, die al van jongs af aan zijn veroordeeld tot de vrolijke markt van instant-meningen, waarin we ons als shoppende consument lichtvoetig kunnen bewegen, zonder daarbij ook maar enige vorm van tegenstand te ontmoeten. Elke worsteling met de wereld ontbreekt volkomen. In deze posthistorische tijd kunnen we helemaal geen nieuwe generatie | |
[pagina 15]
| |
vormen. Hoe moeten wij ons immers verhouden tegenover wat een hele samenleving continu en collectief afwijst en ontkent? ‘Wees jezelf’, zegt u hoogstens, wees ‘open’, brave en verdraagzame ‘burgers’, met eigen meningen, ‘leefwerelden’, ‘personen’ die zich ‘spontaan’ ontplooien, of ‘leren schitteren’. Als volwassenen bent u officieel demandeur de rien, en zegt u ook niets dat niet volkomen vanzelfsprekend is. Bent u dan zo bang van ons? Kunnen we het dan werkelijk nergens mee oneens zijn? Identiteit is het gevecht dat ‘ons, jongeren’ wordt ontzegd omdat u uit één stem weigert te zeggen ‘dit zijn wij’. | |
DansenKlinkt dat ondankbaar? Misschien moet u net blij zijn met onze onverschilligheid... Immers, als we ons wérkelijk zouden gaan verzetten zou uw postmoderne wereldje het niet lang uithouden. Maar wees gerust! Zoals het ons, post-ideologische generatie, past, genieten we enkel van kleine verhalen, en noemen we dat ‘entertainment’. Officieel protesteert niemand van ons daartegen. Niemand gaat in de chaos van beelden en verhalen op zoek naar iets dat blijft, naar een identiteit waar we ons in al onze teen-angst en existentiële onzekerheid aan zouden kunnen vastklampen, iets waar we ons ook tegen zouden kunnen verzetten, een uitlaatklep voor onze frustratie, nee...! Identiteit, dat zijn die anderen, die religieuze terroristen, die onverdraagzame extremisten. Hoe zouden ‘wij, jongeren’ daar iets mee durven van doen hebben? Maar tegelijk, en zoals gezegd, uw hypermorele kritiek op iedereen die uw wereldje bedreigt, boeit ons evenmin. Wij zijn een wat vrijere generatie, die niet de behoefte voelt zich te schamen voor identiteit of verhaal. Vandaar dat de Vlaamse jongeren in werkelijkheid helemaal niet geïnteresseerd zijn in al die SHAME!- en naaktheidsoffensieven. Het is immers niet onze schaamte, het is niet ons verdriet, maar enkel maar dat van het land waar wij geheel toevallig in geboren zijn. Waarom zou het ons dan iets kunnen schelen? Schaamte? Verdriet? In een wereld waar officieel geen identiteit of verhaal meer bestaat, valt voor ons niets méér te doen dan te beginnen met een leven van vrij consumentisme. Alors on danse. Maar is het werkelijk enkel maar gelatenheid? Veel meer dan dat treurige einde van de grote verhalen interesseren ons die kleine verhalen die we als ontspanning hebben gekregen. Uw heldenloze werkelijkheid verbleekt bij die duizenden kleine werelden, die schitterende utopische eilanden, stuk voor stuk boordevol magie, betovering en strijd, met alle roem en grootsheid die uw postmoderne werkelijkheid vanuit haar veel te goede geweten heeft uitgebannen. Daar ligt het hart, het credo zelf van uw ‘nieuwe generatie’, bij wat u als louter entertainment beschouwt. | |
[pagina 16]
| |
U kijkt daar op neer, die fictie, die fantasy, die sci-fi, die ‘populaire literatuur’ waar wij onze tijd en ons geld aan verspillen. ‘Leg maar op het nachtkastje!’, zei de vader van Kafka ook al, toen diens zoon weer eens met zijn fictie afkwam. Had hij de verhalen van zijn zoon maar beter gelezen! Ze gingen immers stuk voor stuk over hem, ‘het waren alleen maar jammerklachten die ik aan jouw borst niet uiten kon’ schrijft zijn zoon uiteindelijk in 1919, in een poging zijn onverschilligheid tegenover zijn vader te verklarenGa naar eindnoot[4]. Onze fantasy, onze muziek en onze games handelen ook alleen maar over u. Maar het zijn niet louter jammerklachten! Net dankzij dat postmodernisme en zijn entertainment leven wij allang niet meer in een wereld van jammerklachten, verdriet en schaamte. Wij leven in een world of warcraft en brengen onze nachten door verwikkeld in een schitterende strijd tussen goed en kwaad. Daar hebben we de strijd gevonden waar we zo naar hunkerden en die u ons niet gunde. Het is weliswaar een geheel en telkens weer opnieuw fictieve strijd, maar dat wil ook zeggen dat hij volkomen aan uw controle ontsnapt. Misschien moet u dringend eens wat meer aandacht hebben voor de films en de games die we downloaden. Misschien vergis ik me, maar het valt me op dat die ‘kleine’ verhalen langzaamaan steeds meer donker en dreigend lijken te worden, meer serieus, en ze worden door ons ook meer en meer serieus genomen. U zou zich kunnen afvragen: past de obsessie met sommige ‘kleine’ verhalen eigenlijk nog wel bij de ‘consumptie ter zelfontplooiing’ waar deze aan zouden moeten bijdragen? Is de ‘identiteitsloze’ cultuur niet een identiteitshonger aan het creëren die ze uiteindelijk zelf niet meer zal kunnen stillen? En wat dan?
Met beleefde groet, van een voorbijgaande generatie |
|