rakter (Jean-Marie Dedecker wordt dan een rondmeppende brulboei, Elio Di Rupo een would-be zonnekoning, Siegfried Bracke de kleine secondant en meeloper van Bart De Wever, zoals Luc Van den Brande dat volgens Meynen indertijd bij Jean-Luc Dehaene was), sluit dan weer helemaal aan bij de karakterisering van de personages in de klassieke Vlaamse en Frans-Belgische strip. Alsof de tekenaar de situatie probeert te bevriezen, om de politieke protagonisten als onveranderlijke karakters op te kunnen voeren. Als waren het - inderdaad - striphelden. En net dat stelt hem in staat om op herhaling te spelen. In de steeds veranderende politieke constellatie is dat geen vanzelfsprekendheid.
In normale omstandigheden is het de tekenaar die probeert zijn strip en zijn personages desondanks toch op de politieke realiteit te laten gelijken. Na de verkiezingen van juni 2010 leek het wel andersom. Het leek alsof de politiek voor een permanente bevriezing koos, met politici als echte, onveranderlijke striphelden. De hoofdpersonages van Meynens strip lagen plots ook in het echte leven muurvast, inclusief hun standpunten. Erik Meynen kan sinds die tijd spelen met herhalingen en stereotypen, en hij deed dat het voorbije jaar met verve. Hij verhief de stilstand tot kunstvorm. Alleen toen Bart De Wever verklaarde ‘de teller terug op nul’ te zetten, greep Meynen in. Hij deed min of meer hetzelfde, en zette ook in zijn strip de teller op nul: door het hele circus naar het stenen tijdperk te verplaatsen.
Meynen is niet de enige die met het gegeven ‘stilstand’ speelt. Tekenaar Charel Cambré en scenarist Marc Legendre lieten in ‘Schuimslagers’, een strip die ze afgelopen zomer voor het weekblad Knack maakten, het schip Europa vastlopen, en wel aan de Belgische kust. Waar verder ook alles stilligt. Het beste van Meynen van de voorbije anderhalf jaar noch Schuimslagers is al in boekvorm verschenen, wel rolde Foert, non di dju van de persen, waarin cartoons van de Franstalige tekenaar Pierre Kroll en teksten van cabaretier Bert Kruismans werden gebundeld, met als ondertitel Kroniek van de langste regeringscrisis in de geschiedenis.
Ook Kruismans en Kroll stellen vast dat er geen beweging zit in België. Kruismans in nogal brave tekstjes die eerder in de categorie ‘goedmoedige luim’ vallen, vooral goed voor monkellachjes. Kroll haalt hier en daar wel wat forser uit. Interessant wordt het boekje vooral als je het naast ‘150 jaar België en andere karikaturen’ van Jan (De Graeve) legt, een cartoonbundeling uit 1980, volgeschreven en getekend door de toenmalige huiscartoonist van het weekblad Knack. Een overzicht van de politieke actualiteit van die periode. Over kruisraketten en kernkoppen reppen Kroll en Kruismans met geen woord meer, maar op communautair vlak blijkt er amper iets veranderd. De hoofdrolspelers van toen zijn vervangen door die van de volgende generatie, maar sommige grappen in de twee boekjes liggen toch bevreemdend dicht bij mekaar.
Alsof we ons de voorbije dertig jaar vooral in stilte hebben beziggehouden.
□ Toon Horsten