lopen, een afstand van nauwelijks drie kilometer. Menend dat dit maar een gewone overstroming was, waar hij in zijn studententijd wel vaker doorheen had gewaad, zei hij dat de tocht maar veertig minuten zou duren. Ik had mijn twijfels, zeker met die megavloed van Mumbai in mijn achterhoofd, maar ik ging tenminste weer huiswaarts, en dit beurde me op. Achteraf bekeken was dit een domme beslissing die onze levens op het spel heeft gezet.
We kochten waterschoenen en lieten onze waardevolle spullen in de auto, die werd bewaakt door onze chauffeur. Er waren trouwens meer gestrande auto's en mensen die in het winkelcentrum hun toevlucht hadden gezocht. Vanuit het winkelcentrum was het water, bruin van de modder, slechts enkeldiep. Maar terwijl we doorstapten werd het water dieper en op sommige plekken kwam het ons tot de borst. Ik begon te vrezen dat we geëlektrocuteerd zouden worden door een gebroken elektriciteitskabel, dat we getroffen zouden worden door instortend puin of dat we de ziekte van Weil zouden oplopen!
Hoewel we dagelijks over deze snelweg reden, was ik me er tot dan toe niet van bewust geweest dat we altijd twee rivierarmen overstaken - vertakkingen van de Marikinarivier. Op deze plekken stroomde het modderige water nu ongelofelijk hard. Bij de tweede rivierarm, waar het water ons tot de nek kwam, waren mensen samengestroomd. Ze stonden te schreeuwen. De scheiding van rivierarm en snelweg was gewoon weg: alles stond blank. Enkele mannen hadden een touw gespannen tussen de bomen in het midden van de snelweg. Iedereen, rijk en arm, moest zich in één rij opstellen en zich aan het touw vasthouden, om zo de binnenste rijstrook te kunnen aanhouden. Op één plek was de stroming zo sterk dat ik me niet meer kon voortbewegen, maar ik zei tegen mezelf: ‘Ik mag het touw niet loslaten... anders verdrink ik’. Ik riep naar Najel, die achter mij stond, om hem te waarschuwen voor de sterke stroming. Manny hielp me, terwijl mijn dertien jaar oude zoon, die toen al 1 meter 70 lang was en groter en sterker dan ik, zich goed bleek te kunnen redden. Plotseling was het touw ten einde. Het water werd erg diep, dus in plaats van het risico te lopen water in te slikken, besloot ik, daartoe geholpen door mijn twee ‘gidsen’, om maar te zwemmen naar het ondiepere gedeelte. Dagen later hoorden we dat anderen op deze plek zijn verdronken - zij probeerden die avond, net als wij, de rivierarm over te steken.
We voelden ons opgelucht toen we de poort van onze wijk hadden bereikt. Maar we herinnerden ons op dat moment ook de verhalen over boa constrictors die naar buiten komen als er overstromingen zijn! Ook door onze wijk stromen enkele kreken en per ongeluk de straten kiezen die deze stromen kruisen, kan een fatale fout blijken. Bij de bocht van de weg kwam het water ons opnieuw tot de nek en de regen kwam steeds harder naar beneden. Ik kreeg spierkrampen in mijn rechterbeen en kon niet meer lopen. Na een paar minuten zagen we iets bewegen... vier mannen kwamen onze kant op, en ze hadden iets vast... een luchtbed! Ze vroegen ons om op