Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 413]
| |
Maarten Van Alstein
| |
De complexiteit van herinneringsplaatsenLieux de mémoire vervullen als sites voor formele en informele herdenkingsrites en als aantrekkingspunten van geschiedenistoerisme een cruciale rol in herinneringslandschappen. De literatuur over herinneringsplaatsenGa naar eindnoot2 heeft overvloedig aangetoond hoe complex deze | |
[pagina 414]
| |
plaatsen kunnen zijn. Doordat de herinnering aan de gebeurtenissen die op deze plaatsen herdacht worden niet eenvormig is, maar door de jaren heen door verschillende herdenkingstradities op uiteenlopende manieren werd geïnterpreteerd, worden deze plaatsen niet zelden gekenmerkt door allerhande ambiguïteiten en spanningen, zelfs conflicten. Het complexe karakter van herinneringsplaatsen wordt in aanzienlijke mate bepaald door het gegeven dat deze plaatsen zich volop in de sfeer van het politieke bevinden. Een politieke collectiviteit is niet denkbaar zonder een gedeelde geschiedenis en een collectief geheugen dat deze geschiedenis in leven houdt en voortdurend naar het heden hertaalt. In dit collectieve geheugen zijn waarden en ideeën opgeslagen die de collectiviteit definiëren en er het voortbestaan van moeten verzekeren. Herinneringsplaatsen vormen traditioneel belangrijke sites waar deze waarden en ideeën tot uitdrukking gebracht en overgedragen worden. Aldus vormen ze een belangrijk constituerend element van de politieke ordening. Het collectief geheugen van een samenleving is uiteraard nooit een gefixeerd gegeven; herinneringen aan het verleden evolueren niet alleen in samenhang met wijzigingen in de sociaalpolitieke context, ze kunnen ook voortdurend het voorwerp worden van contestatiebewegingen en verzet tegen gevestigde patronen. Precies omdat herinneringsplaatsen de bewaar- en (re)productieplaatsen zijn van de voor een samenleving cruciale waarden en ideeën, vormen deze plaatsen belangrijke arena's waar de strijd voor sociale verandering kan worden ingezetGa naar eindnoot3. Het politieke karakter van herinneringsplaatsen blijkt ten slotte ook uit de vaststelling dat op plaatsen waar herdacht wordt, ook steeds vergeten of verzwegen wordt. Elementen uit het verleden die als te pijnlijk of te subversief worden ervaren, worden verdrongen uit de herinnering. Elke plaats van herinnering kent zijn stiltes, die politiek geladen zijn of een politiek nut dienen. Kortom, plaatsen waar het gewelddadige verleden herinnerd wordt, vormen dus niet alleen sites waar het lijden van gevallenen en slachtoffers op een eerbiedige manier herdacht wordt. Het zijn bij uitstek complexe plaatsen die gekenmerkt worden door allerhande politiek geladen ambiguïteiten en spanningen. Deze complexiteit is niet vrijblijvend. Ze heeft een impact op de hedendaagse betekenis van herinneringsplaatsen, zeker als die worden ingezet in een actuele context voor projecten zoals herinneringseducatie en geschiedenistoerisme. Zo kan de aanwezigheid op een site van uiteenlopende en soms tegenstrijdige narratieven een indruk van ambiguïteit en verwarring op bezoekers nalaten, kunnen uit elke barst in gedenktekens en monumenten onvermoede gevoeligheden en conflicten te voorschijn komen, en kunnen niet-geadresseerde stiltes tot gevolg hebben dat bepaalde aspecten van het gevoelige oorlogsverleden verzwegen en verborgen blijven. | |
[pagina 415]
| |
Om deze complexiteit in kaart te brengen, hebben herinneringsplaatsen nood aan zorgvuldige oefeningen in herinneringsarcheologie. Zoals een archeoloog geduldig grondlaag na grondlaag afschraapt op zoek naar artefacten en hun betekenis, gaat het er bij deze oefeningen om, op herinneringsplaatsen de verschillende herinnerings- en betekenislagen bloot te leggen, zodat de site in zijn volle historische complexiteit gereconstrueerd kan worden. In deze tekst wordt een aanzet tot een dergelijke oefening gegeven voor de memorialisering op de slagvelden van Verdun, een van de belangrijkste Franse herinneringsplaatsen. | |
De Slag van Verdun (21 februari-18 december 1916)Verdun was voor het Franse leger het belangrijkste slagveld van de Eerste Wereldoorlog. Na maanden van niets ontziende bombardementen was de streek rond Verdun verworden tot een maanlandschap waar de onherkenbare menselijke resten van ontelbare gesneuvelde soldaten waren achtergebleven. Terwijl de slag nog bezig was, groeide Verdun al uit tot een nationaal symbool. Voor de Franse publieke opinie was Verdun de verzinnebeelding van de Franse onverzettelijkheid en patriottisch martelaarschap. Voor de poilus, de Franse voetsoldaten van wie er rond Verdun meer dan 400.000 sneuvelden of gewond raakten, betekende Verdun meer dan een van de vele veldslagen van de oorlog, het werd voor hen de slag die de hele Grote Oorlog in zich samenbalde. Door het rotatiesysteem van generaal Pétain, tijdens de eerste maanden van de slag bevelhebber in Verdun, zou de grote meerderheid van de Franse soldaten naar de modderige en bloederige loopgraven rond Verdun gestuurd worden. De gedeelde ervaring van de verschrikkingen van de hel van Verdun maakte dat de plaats voor de frontsoldaten het ultieme symbool werd voor het lijden en de ontberingen die ze tijdens de oorlog moesten ondergaanGa naar eindnoot4. De Slag om Verdun duurde van februari 1916, toen het Duitse leger een aanval inzette op de Franse vestingstad, tot het najaar van hetzelfde jaar, toen de Fransen er in slaagden de Duitsers terug te dringen tot hun oorspronkelijke posities. De frontale Duitse aanval op de vestingstad Verdun werd gemotiveerd door de overtuiging van de Duitse bevelhebber Erich von Falkenhayn dat het westelijke front, dat in een onwrikbare loopgravenoorlog was vastgelopen, niet gebroken kon worden en dat de oorlog alleen gewonnen kon worden door de wil van de vijand te breken. Dit moest volgens Falkenhayn gebeuren door het Franse leger te laten leegbloeden in een uitputtingsslag, waarbij de Duitsers rekenden op een ongeziene inzet van hun artillerie. Het Duitse bombardement van Verdun zou uiteindelijk meer dan zes maanden aanhouden; tussen februari en juli 1916 zette het Duitse leger meer dan 1200 | |
[pagina 416]
| |
kanonnen in en werden enkele tientallen miljoenen obussen afgeschoten (omgerekend minstens één obus per vierkante meter van het slagveld). De maandenlange bombardementen veranderden de omgeving van Verdun in een onherbergzaam en onmenselijk landschap, waarvan de aarde, net als de niet geruimde lijken van de gesneuvelden, onophoudelijk door obussen werd omgewoeld. De Franse soldaten, die zich alleen nog in kapotgeschoten loopgraven en modderige bomkraters konden verschuilen, waren er overgeleverd aan niet aflatende beschietingen. De verschrikkingen van de aanhoudende bombardementen maakten dat, volgens Antoine Prost, ‘comme Auschwitz durant la Seconde Guerre mondiale, Verdun marqué, en effet, dans la Première, une transgression des limites de la condition humaine’Ga naar eindnoot5. Verdun behoort aldus tot de rangen van de meest beruchte sites die de vernietigende impact van de moderne totale industriële oorlog en van de duistere en destructieve zijden van de moderniteit symboliseren. | |
Rouw en Wederopbouw na de OorlogTijdens de jaren na het einde van de oorlog begon de Franse nationale overheid met de memorialisering van de oorlogssites door er allerhande monumenten en begraafplaatsen op te richten, zoals het grote cimetière nationale van Douaumont. De memorialisering van de oorlogssites leidde vrijwel onmiddellijk na het einde van de oorlog tot spanningen tussen de voornemens van de nationale overheid en de wensen van de lokale bevolking. Een specifiek conflictpunt betrof de vraag waar de gesneuvelden begraven moesten worden. Veel Fransen wilden de stoffelijke resten van hun overleden familieleden zo snel mogelijk naar hun geboortegrond laten komen om hen daar te begraven. Dit stootte op problemen. Van grote aantallen soldaten konden de lichamen niet teruggevonden worden of waren de overblijfselen volstrekt onherkenbaar en niet identificeerbaar. Bovendien waren overal langs de frontlijn, die tijdens de oorlog meermaals was verschoven, haastige en anonieme begraafplaatsen ingericht. Het trage proces van identificatie en herbegraving van de stoffelijke resten van gesneuvelden in militaire begraafplaatsen zorgde voor ongeduld en onbehagen bij veel nabestaanden. De weigering van de centrale overheden om in te gaan op de vele vragen van nabestaanden om de resten van gesneuvelden opnieuw op te graven en naar hun geboorteplaatsen over te brengen, werd daarenboven bijzonder slecht onthaald. Veel families namen het initiatief in eigen handen en trokken naar de frontstreek om de lichamen van hun familieleden illegaal op te graven en naar huis te brengen; er ontstond zelfs een ondernemersactiviteit van aannemers die deze illegale opgravingen uitvoerden. Het debat over de kwestie van de laatste rustplaats | |
[pagina 417]
| |
van de gesneuvelden sleepte twee jaar aan, tot de overheid in september 1920 toegaf aan de druk van de nabestaanden - en van de illegale opgravingen. Aan nabestaanden werd toegestaan de stoffelijke resten van hun familieleden op te eisen en zelf te begraven. Uiteindelijk werden van de 1,3 miljoen Franse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden er 300.000 in hun eigen geboortegrond begraven, ongeveer 40% van de geïdentificeerde overledenen. Dat betekende dat één miljoen Franse gesneuvelden, van wie er ongeveer 600.000 ongeïdentificeerd bleven, vermist bleven of begraven werden in militaire begraafplaatsen of in ossuaires als die in VerdunGa naar eindnoot6. Een ander conflictpunt tussen de centrale overheden en de lokale bevolking had betrekking op de wederopbouw van de vernielde dorpen in de frontstreek. In veel gevallen wilde de lokale bevolking terugkeren naar de dorpen om deze opnieuw op te bouwen en zo de diepe psychologische impact van de vernietiging van hun dorpen en van de landschappen te verwerken. De Franse centrale overheid had echter het plan opgevat de dorpen in de frontstreek rond Verdun niet te reconstrueren. In sommige gevallen, zoals in Malancourt, slaagde de lokale bevolking er echter in om de officiële beslissing om het dorp niet opnieuw op te bouwen, op te heffen, en het dorp zo exact mogelijk te reconstrueren naar het uitzicht dat het voor de oorlog had gehad. Deze bijzondere vorm van behoudsgezindheid van de lokale bevolking werkt volgens sommigen nog steeds door in de regio rond Verdun. In de perceptie van de lokale bevolking zijn de ervaringen van de drie oorlogen die in de streek werden uitgevochten (niet alleen 14-18, maar ook 1870 en 1940), de oorzaak van hun conservatieve mentaliteit: ‘Er werden hier drie oorlogen uitgevochten en daarom is er in deze streek weinig energie, mensen van hier hebben angst voor het nieuwe, ze hebben zich op zichzelf teruggetrokken’Ga naar eindnoot7. Indien er daadwerkelijk een link bestaat tussen de oorlogservaringen en de behoudsgezindheid van de lokale bevolking, kan hier misschien ook een verklaring gevonden worden voor de sfeer van veroudering en verstilling die Verdun vandaag lijkt uit te stralen, een indruk die bezoekers die hun ervaringen in Verdun kunnen vergelijken met de Vlaamse Westhoek en de Somme allicht niet zal ontgaan. Zo lijken de interactieve musea en onthaalcentra die de afgelopen twee decennia werden opgericht in de Westhoek en de Sommestreek, en waar de persoonlijke ervaring van individuele frontsoldaten centraal wordt gesteld, voorlopig nog niet te zijn doorgedrongen tot in Verdun. | |
Verschillende herinneringsnarratieven en herdenkingstraditiesDe herinneringsplaatsen van de Eerste Wereldoorlog zijn niet alleen sites waar conflict en strijd herdacht worden, ook de betekenissen die er tij- | |
[pagina 418]
| |
dens decennialange memorialiseringsprocessen aan werden toegeschreven, werden gekenmerkt door contestatie en conflict. In de Franse herdenkingscultuur is er altijd een diversiteit aan vertogen aanwezig geweest - zoals burgerlijke, republikeins-patriottische, conservatief-patriottische en religieuze vertogen - die onderling gewedijverd hebben over het territorium van het Franse collectieve geheugen. Deze diversiteit aan herdenkingsvertogen heeft ook de memorialisering van de slagvelden van Verdun bepaald. Zo zijn in Verdun memorialen en gedenktekens te vinden die uiteenlopende vertogen representeren. Een van de meest frappante bouwwerken op de site, het knekelhuis van Douaumont, was bij zijn oprichting bijvoorbeeld een religieus monument. In de Franse context van de strikte scheiding tussen staat en kerk vormde de cultus van de doden een sfeer waarin godsdienst een erkende rol kon spelen. Funeraire monumenten waren dan ook de enige vorm van oorlogsherdenking waar de kerk zich kon manifesteren en haar symboliek tot uitdrukking kon brengen. Hoewel er tijdens de oorlog in verschillende kringen ideeën leefden voor een mausoleum voor de gesneuvelden van Verdun, werd het concrete initiatief voor een begraafplaats voor de lijken van ongeveer 130.000 onidentificeerbare Franse en Duitse soldaten genomen door de bisschop van Verdun. De memorialisering op de slagvelden van Verdun kan ook worden begrepen door twee uiteenlopende herinneringsnarratieven over de veldslag te onderscheiden die zich reeds tijdens de oorlog manifesteerden in de Franse verbeelding en vertogen over Verdun. Prost spreekt over een mémoire nationale en een mémoire combattante. In de eerste heeft ‘nationaal’ twee betekenissen: nationaal enerzijds doordat dit narratief niet alleen gestructureerd werd door de nationale pers en de centrale overheid, maar ook in en door de dagelijkse gesprekken tussen mensen verspreid over heel Frankrijk; nationaal anderzijds doordat deze mémoire nationale de drager en uitdrager was van ideeën zoals patriottische trots, martelaarschap en heldenmoed. Naast deze mémoire nationale ontstond ook een mémoire combattante die de herinneringen en de vertogen van de soldaten zelf bevatte. Deze herinnering stond dichter bij de frontervaring zelf, was krachtiger en intiemer, en meer beladen met emoties, angsten, en rouw. Na het einde van de oorlog bleven deze twee narratieven over Verdun voortbestaan en speelden ze een belangrijke rol in de memorialisering van de Slag van Verdun. Na de oorlog trachtte de Franse nationale overheid het herdenkingsen memorialiseringsproces in Verdun onder controle te houden, onder meer om een bepaalde interpretatie, die het geweld en de brutaliteit van de slag sublimeerde en moraliseerde als een heroïsch en patriottisch offer voor de natie, veilig te stellen. Deze interpretatie van de slag werd tot uitdrukking gebracht in monumenten zoals het monument à la victoire | |
[pagina 419]
| |
en de tranchée des baïonnettes, die in de jaren 1920 in en rond Verdun werden opgericht. Het monument à la victoire, een massief monument in het centrum van de vestingstad, symboliseert bij uitstek de mémoire nationale en de herinnering aan de slag als een glorieuze en heldhaftige overwinning van de Franse natie op Duitsland. Op het monument is bijvoorbeeld nog steeds de beroemd geworden slagzin van maarschalk Pétain ‘on les aura’ te lezen. Ook de tranchée des baïonnettes brengt het patriottische en heldhaftige narratief over de slag tot uitdrukking. Het massieve betonnen memoriaal, gelegen langs de weg van Douaumont naar Bras-sur-Meuse, overdekt de loopgraaf waar op 10 juni 1916 de soldaten van twee compagnieën van het 137e regiment begraven werden nadat ze tijdens een hevig bombardement gesneuveld waren. Boven de grond bleven alleen de lopen van hun geweren zichtbaar. Deze gebeurtenis, die tijdens de Slag van Verdun niet uniek was, maar wel het lot was van veel frontsoldaten, groeide na het einde van de Eerste Wereldoorlog snel uit tot een ware mythe, die het heroïsch-patriottische narratief over de Slag bij Verdun steunde. Deze mythe verhaalde dat de soldaten, tijdens het heldhaftig weerstaan van een Duitse aanval, levend en rechtopstaand - geweer met bajonet in de hand - begraven werden doordat de inslagen van obussen hun loopgraaf deden instorten. Om deze mythe te memorialiseren werd in 1920 een monument opgericht op de plaats van de loopgraaf. In latere jaren is de mythe van de tranchée des baïonnettes echter gedeconstrueerd. Zo werd geargumenteerd dat inslagen van obussen weliswaar grondverschuivingen kunnen veroorzaken maar geen hele loopgraaf in één klap kunnen doen instorten; dat de bajonet vooral gebruikt werd bij aanvallen maar niet bij de verdediging van de eigen stellingen; en dat soldaten tijdens hevige bombardementen niet rechtopstaand de vijand afwachtten (die toch pas na het einde van het bombardement zou oprukken), maar om te schuilen wegkropen in alle gaten en bomkraters die ze konden vinden. De geweren die boven de grond bleven uitsteken, werden waarschijnlijk geplaatst door soldaten die daarmee de begraafplaats van de gesneuvelden markeerdenGa naar eindnoot8. Het patriottische en heroïsche narratief over Verdun zoals dat tijdens de eerste jaren na de oorlog door de centrale overheden gepromoot werd, klonk voor sommigen in de jaren 1920 vals in de oren, zeker voor de veteranen die de slag hadden meegemaakt. Niettemin aarzelden veel oud-strijders om de conventionele hommages die hen door de overheid werden aangeboden af te wijzen, te zeer in beslag genomen door hun terugkeer naar het burgerleven als ze warenGa naar eindnoot9. De oorlogsdagboeken van Louis Barthas, een tonnenmaker uit Peyriac in het Zuid-Franse departement van de Aude en een overtuigd socialist en antimilitarist, tonen hoe sommige oud-strijders aankeken tegen de overheidsgestuurde | |
[pagina 420]
| |
memorialisering en herdenking van de oorlog en het patriottisch-heroïsche narratief. In februari 1919 noteerde Barthas: Na vierenvijftig maanden was ik eindelijk vrij! Eindelijk was ik ontsnapt aan de klauwen van het militarisme waartegen ik een vreselijke haat koester. Ik zal deze haat proberen door te geven aan mijn kinderen, vrienden en familie. Ik zal hun zeggen dat het Vaderland, de Roem, de militaire eer en de lauwerkransen maar ijdele woorden zijn die verhullen dat de oorlog een gruwelijke, smerige, wrede aangelegenheid is. (...) In de dorpen willen ze al monumenten oprichten ter ere van de slachtoffers van deze immense slachting of zoals de chauvinisten zeggen ‘ter ere van hen die vrijwillig het offer van hun leven hebben gebracht’. Alsof de ongelukkigen de keuze hadden iets anders te doen. Ik zal mijn steentje bijdragen als deze monumenten het symbool worden van een hevig protest tegen de oorlog. Maar niet als ze een dergelijke dood verheerlijken, met het doel de volgende generaties aan te zetten het voorbeeld van deze gedwongen martelaars te volgen. Ach! Als de doden van deze oorlog uit hun graf konden opstaan. Ze zouden die hypocriete monumenten in stukken slaan want degenen die ze oprichtten hebben hen zonder medelijden geofferd.Ga naar eindnoot10 Tijdens het Interbellum bleven de twee herinneringsnarratieven over Verdun de herdenkingen van de slag beïnvloeden. Enerzijds vonden in Verdun officiële herdenkingsplechtigheden zoals de fêtes de la victoire plaats die de patriottisch-heroïsche interpretatie van Verdun uitdroegen: de gesneuvelden werden herdacht in het licht van hun offer voor het vaderland en de glorieuze overwinning. Anderzijds waren de slagvelden ook de plaatsen waar oud-strijders marsen hielden die in volstrekte stilte werden afgelegd. In juli 1936 werd door oud-strijdersverenigingen bovendien een grootschalige herdenking georganiseerd, waarop 20.000 veteranen, onder wie ook Duitsers en Italianen, samenkwamen in Verdun. Tijdens deze plechtigheid namen alle veteranen plaats aan een graf op de immense begraafplaats van Douaumont, waar ze samen een vredeseed aflegden. Tijdens deze pacifistische plechtigheid werd geen militair defilé gehouden, de Marseillaise werd niet gespeeld, en er werden geen redevoeringen uitgesproken door vertegenwoordigers van de overheid. Tegen het einde van de jaren 1920 en in de loop van de jaren 1930 begonnen beide narratieven zich soms ook te vermengen, zodat een meer evenwichtige interpretatie van de Slag bij Verdun kon ontstaan. Niettemin bleven in de herdenkingen een aantal specifieke aspecten van de oorlogsgeschiedenis verborgen en onbelicht. Zo werden de muiterijen van 1917 bijvoorbeeld volledig verdrongen in de herdenkingen van de oorlog. De namen van soldaten die wegens | |
[pagina 421]
| |
muiterij, insubordinatie of desertie terechtgesteld werden, werden verheimelijkt door ze onder te brengen in andere categorieën, zoals het overlijden als gevolg van verwondingen of van een ongevalGa naar eindnoot11. Monumenten zoals het ossuaire de Douaumont, het monument à la victoire en de tranchée des baïonnettes speelden tijdens het Interbellum een belangrijke rol in de memorialisering van de Slag van Verdun. Het ossuaire speelde een rol in verschillende soorten plechtigheden. Individuele veteranen, nabestaanden en families kwamen er rouwen om de gesneuvelden; oud-strijdersverenigingen organiseerden er pelgrimages en pacifistische bijeenkomsten zoals die in 1936; en ook tijdens de patriottische Fêtes de Victoire die tijdens het Interbellum in Verdun georganiseerd werden, stond een plechtigheid aan het ossuaire op het programma. Het overwinningsmonument en de loopgraaf representeerden de heroïsch-patriottische herdenkingstraditie. Tijdens het Interbellum was de betekenis van deze monumenten voor velen aanschouwelijk, begrijpelijk, en/of zinvol. Voor de hedendaagse bezoeker kunnen ze echter veeleer een obscure, zelfs morbide aanblik bieden. Het ossuaire, met zijn toren in de vorm van een obus en de kleine glazen vensters die een zicht bieden op de beenderen die zich onder de tombes bevinden, is, zoals Prost opmerkt, een niet te klasseren monument geworden, dat noch civiel, noch militair, noch religieus is. En hoewel het overwinningsmonument en de tranchée nog steeds prominent aanwezig zijn in de toeristische route en, in het geval van het overwinningsmonument, het uitzicht van de stad domineren, is de betekenis van deze gedenktekens gedateerd geraakt of, in het geval van de gedemythologiseerde tranchée des baïonnettes, grotendeels verloren gegaan. Na de Tweede Wereldoorlog is de herdenking in Verdun steeds meer in het licht komen te staan van vrede en verzoening. De boodschap van de glorieuze overwinning en het heldhaftige patriottische offer in het aangezicht van de vijand die door deze monumenten gesymboliseerd worden, laten in die context een enigszins valse noot klinken. Dit doet de vraag rijzen naar de hedendaagse functie van deze monumenten: vervullen ze nog steeds een commemoratieve rol, of moeten ze veeleer voorgesteld worden als historische voorbeelden van hoe de natie in het verleden invulling gaf aan de herdenking van de slag? Verdun lijkt voorlopig geen antwoord op deze vraag te hebben. | |
Herinnering in het licht van vrede en verzoeningMet het verstrijken van de tijd heeft de herinnering aan de Slag bij Verdun veranderingen ondergaan. Verdun is voor Frankrijk altijd het nationale symbool van de Eerste Wereldoorlog gebleven, maar naarmate de politieke en sociale context evolueerde, veranderden de leidende | |
[pagina 422]
| |
narratieven over de oorlog. Elke nieuwe generatie die naar de slagvelden reist, geeft en ontleent op een andere manier betekenis aan de oorlogsmemorialen en de herinneringssites. Het gevolg hiervan is dat rond Verdun door de jaren heen niet alleen het natuurlijke landschap opnieuw transformeerde doordat het bos zijn rechten weer opeiste en de obuskraters overgroeide, maar dat ook het betekenislandschap van Verdun wijzigde. Dit transformatieproces zette zich volop door in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. Naarmate hun leeftijd vorderde en de voettochten door de voormalige slagvelden voor hen een moeilijke onderneming werden, bleven steeds meer oud-strijders thuis. Hiermee doofde de traditie van de stilzwijgende soldatenpelgrimages langzaam uit. Ook de officiële herdenkingen die door lokale en nationale overheden georganiseerd werden, ondergingen evoluties. Na de Tweede Wereldoorlog, in een context van Frans-Duitse verzoening in het kader van de Europese integratie en de Atlantische alliantie, kwamen de officiële herdenkingen steeds meer in het licht te staan van een boodschap van vrede en verzoening. Deze transitie in de symbolische betekenis van de herdenkingen in Verdun toonde zich bijvoorbeeld naar aanleiding van de vijftigjarige herdenking van de slag in 1966, toen de députémaire van Verdun tijdens een officiële redevoering verklaarde dat ‘En 1916, Verdun a été l'image de la Gloire. En 1966, Verdun doit être le symbole de la paix’Ga naar eindnoot12. Een mijlpaal in deze evolutie was het iconische beeld van president François Mitterrand en bondskanselier Helmut Kohl die in 1984 voor het ossuaire van Douaumont, hand in hand, eerbied betuigden aan de gesneuvelden van beide landen. Met het transformeren en opentrekken van het collectieve geheugen en de narratieven over de oorlog en de Slag van Verdun, werd het ook mogelijk om in het herdenkingslandschap van Verdun dimensies van de oorlogsgeschiedenis te integreren die voorheen onbelicht waren gebleven. Zo werd tijdens de negentigjarige herdenkingen van de slag in 2006 op de site van Douaumont een memoriaal ingehuldigd dat de moslimsoldaten herdenkt die tijdens de Eerste Wereldoorlog gevochten hebben. Niettemin blijven andere aspecten van het Franse oorlogsverleden nog steeds voorwerp van debat en contestatie. Hoewel president Nicolas Sarkozy in 2008 verklaarde dat veel geëxecuteerde soldaten zich niet eerloos hadden gedragen, en in 2009 in Fleury-devant-Douaumont een klein gedenkteken onthuld werd ter nagedachtenis van twee officieren die in 1916 geëxecuteerd (en in 1926 gerehabiliteerd) werden omwille van postverlating, blijft de rehabilitatie van soldaten die wegens desertie of muiterij veroordeeld en geëxecuteerd werden een delicate zaak in Frankrijk. Dat was ook in 1998 gebleken, toen de Franse premier Lionel Jospin naar aanleiding van de herdenking van de slag bij Chemin des Dames de wens uitdrukte | |
[pagina 423]
| |
dat ook de soldaten die tijdens de oorlog terechtgesteld waren omwille van de grote muiterijen van 1917, volledig geïntegreerd zouden worden in het Franse nationale geheugen. In een reactie verklaarde president Jacques Chirac echter dat het Elysée het niet opportuun vond om op een ogenblik dat de natie de meer dan een miljoen Franse soldaten herdacht die tijdens de oorlog hun leven gaven voor de verdediging van hun land, publieke verklaringen af te leggen die opgevat konden worden als een rehabilitatie van de muitersGa naar eindnoot13. | |
Hedendaagse reizen naar de slagveldenMet het verdwijnen van de laatste oud-strijders vervingen toeristen en schoolgroepen geleidelijk de oud-strijders als meest significante groepen bezoekers van de slagvelden van Verdun. Deze vaststelling geldt uiteraard niet alleen voor Verdun, maar voor alle herinneringsplaatsen van de Eerste Wereldoorlog. Terwijl de levende herinnering aan de oorlog langzaam verdwijnt met het heengaan van de laatste veteranen en ooggetuigen, stelt zich voortdurend de noodzaak om de herinnering aan het oorlogsverleden te ‘organiseren’. Hoewel een steeds belangrijker deel van dit organiseren er primordiaal op gericht is om de herinnering aan de oorlog van de vergetelheid te redden (veel van de bezoekers die naar de slagvelden reizen, weten dat er op deze plaatsen gedenkwaardige veldslagen hebben plaatsgevonden, maar zijn doorgaans minder goed op de hoogte van het precieze verloop en de betekenis van de oorlogsgebeurtenissen), gaat het er ook nog altijd om welke herinnering en welke boodschappen uitgedragen moeten worden. In een hedendaagse context is deze vraag niet alleen relevant voor projecten als vredesopvoeding en herinneringseducatie, de kwestie stelt zich ook voor de toeristische organisatie van deze sites. Het is hier dat rekening moet worden gehouden met de gelaagdheid en de ambiguïteit van herinneringsplaatsen. Hoewel in de hedendaagse context sommige van de spanningen en conflicten in de memorialisering van de Eerste Wereldoorlog niet meer zo prominent of expliciet aanwezig zijn, zijn ze zeker niet verdwenen van de slagvelden van weleer. Herinneringsplaatsen blijven complexe sites. En dat heeft een invloed op hoe hedendaagse bezoekers deze sites ervaren en welke betekenis en boodschap ze eraan ontlenen. De complexiteit van herinneringsplaatsen werkt in de beleving van de bezoekers die zich niet bewust zijn van deze complexiteit of er niet bewust van worden gemaakt, immers toch door en zorgt ervoor dat de betekenis van de plaats als diffuus, vaag, ambigu, soms zelfs als contradictorisch kan worden ervaren. Concreet kunnen op één en dezelfde site bepaalde memorialiseringselementen een vredelievende boodschap uitdragen, terwijl andere aspecten, die de uitdrukking vor- | |
[pagina 424]
| |
men van glorieuze en patriottische herinneringsnarratieven, oorlog als zodanig niet kritisch bevragen of problematiseren. Dit is vooral een probleem voor vredes- en herinneringseducatieve projecten. Dit soort projecten wil aan de hand van Eerste Wereldoorlogsites de absurditeit en zinloosheid van die oorlog aantonen en er lessen tot vrede en verzoening uit trekken. Omwille van hun complexiteit dragen herinneringsplaatsen deze vredesboodschap echter niet als vanzelfsprekend over. Sommige aspecten van de site, zoals een overwinningskruis of bepaalde vormen van militair eerbetoon, kunnen op zichzelf andere boodschappen overdragen. Met andere woorden: opdat herinneringsplaatsen een vredesboodschap zouden overdragen, moet de complexiteit van de site geadresseerd worden, bijvoorbeeld door ook aandacht te hebben voor de heel uiteenlopende en soms conflicterende manieren waarop op de site aan memorialisering gedaan werd en wordt. Zorgvuldige oefeningen in herinneringsarcheologie kunnen hiertoe bijdragen. Het complexe karakter van herinneringsplaatsen toont zich vandaag ook in de delicate verhouding tussen de herinnering aan pijnlijke historische gebeurtenissen enerzijds, en de commerciële en recreatieve aspecten van het moderne toerisme anderzijds. Toerisme naar herinneringsplaatsen kan bezoekers aanzetten om te reflecteren op het historisch-politieke belang van de site en over thema's als oorlog, geweld en vrede, maar dat is op zich niet vanzelfsprekend. Het beheer van herinneringsplaatsen is doorgaans moeilijker dan die van andere toeristische sites, doordat ze ingebed zijn in een weefsel van gevoelige collectieve herinneringen en politieke ambiguïteiten. In sommige gevallen kan de verleiding voor de toeristische industrie groot zijn om de complexiteit van herinneringsplaatsen te negeren of te maskeren ter wille van commerciële belangen. De site wordt dan gepresenteerd door beroep te doen op een herinneringsnarratief dat op een bepaald ogenblik populair en/of gemakkelijk over te dragen is. Aldus wordt de herinneringsplaats gereduceerd tot een product dat door toeristen recreatief kan worden geconsumeerd, maar dat hen niet aanzet tot diepere reflectie of betrokkenheid. Het resultaat is een vrijblijvende consumptie die politieke en morele vragen uit de weg gaat en die niet is ingebed in een bredere, sociaal relevante context. Dergelijke toeristische praktijken, die eenzijdig vertrekken van een commerciële of consumptielogica, dreigen bovendien de complexe geschiedenis van wat er zich op herinneringsplaatsen heeft afgespeeld verkeerd te interpreteren, te misbruiken, te verzwijgen of te negerenGa naar eindnoot14. Opnieuw zijn het zorgvuldige oefeningen in herinneringsarcheologie die een tegenwicht kunnen bieden tegen dit soort bewegingen. | |
[pagina 425]
| |
Deze tekst kwam tot stand naar aanleiding van een werkbezoek van het Vlaams Vredesinstituut aan de slagvelden van Verdun op 18 en 19 oktober 2010. Het Vredesinstituut is een onafhankelijk instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement. |
|