| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Politieke ethiek van Lyotard en Derrida
Postmodernisme begint met het einde van de Grote Verhalen (Verlichting, marxisme,...) en werkt een alles relativerende, pragmatische, relaxte houding in de hand, zegt men. Dat echter de twee Franse hoofdvertegenwoordigers van de postmoderne stroming een verre van lichtzinnig denken hebben beoefend, wordt door Georges De Schrijver overvloedig bewezen in zijn lijvige studie The Political Ethics of Jean-François Lyotardand Jacques Derrida. Om de filosofische diepgang en het morele gehalte van hun werken te achterhalen heeft hij zich de moeite getroost hun volledige oeuvre door te nemen. In deze studie zet hij de stapsgewijze ontwikkeling ervan uiteen. Hij belicht de rol die Nietzsche, Levinas en de taalfilosofie erin hebben gespeeld. Lyotard en Derrida zijn allebei denkers na Auschwitz die van elke vorm van totalitarisme een afkeer hebben.
Georges De Schrijver besteedt terecht vooral veel aandacht aan de betekenis van Kant voor Lyotard en Husserl voor Derrida. Kant gaat aan Hegels en Marx' systeemdenken vooraf. Hij heeft gewaarschuwd voor de valstrik van transcendentale illusies. Volgens hem staat de mens open voor een bovenzinnelijke realiteit die weliswaar gedacht, maar gezien, voorgesteld noch gekend kan worden: op de grens tussen moeten-denken en niet-kunnen-weten wordt de mens in zijn gemoed geraakt en tot eerbied voor de ethische wet bewogen. Aan deze kerngedachten van Kant heeft Lyotard een eigen wending gegeven. Ook bij hem staan esthetische en ethische ervaringen centraal waardoor de mens zijn greep op de werkelijkheid verliest, terwijl hij wordt aangesproken door een radicaal onvoorstelbaar absolute. Die heteronome ‘stem’ roept hem uiteindelijk op tot
| |
| |
weerstand tegen elke vorm van onrecht en uitsluiting. Van zijn kant heeft Derrida zich voornamelijk verdiept in Husserls fenomenologie, waarvan hij de grenzen heeft blootgelegd. De mens verlangt immers naar idealen waaraan geen enkele concrete ervaring helemaal beantwoordt - zoals een puur onbaatzuchtig geven, volmaakte gerechtigheid en onvoorwaardelijke gastvrijheid - die ‘onmogelijk’ worden genoemd. Hierin ziet Derrida het signaal van een absolute belofte die onvatbaar blijft en radicaal los van elke antropologische, theologische en historische invulling moet worden gedacht. Juist het besef van dit ongrijpbare, onvoorstelbare absolute kan in ons de kracht wekken om de heersende politieke, juridische en sociale structuren onophoudelijk bij te sturen.
In zijn besluit herneemt Georges De Schrijver drie thema's die hem dierbaar zijn: de postmoderne opvatting van ‘universaliteit’ zoals Lyotard en Derrida die ontwikkeld hebben, de invloed van het joodse erfgoed op hun denken en de betekenis van hun inbreng voor een hedendaagse politieke ethiek. Zoals voldoende uit deze gedegen studie blijkt, zijn Lyotards en Derrida's opvattingen veeleisend, op het theoretische én praktische vlak. Ze zetten de lezer aan het denken. Wie de radicaliteit van hun ethisch perspectief wil omzetten in politieke praxis, zal zelf moeten uitmaken hoe hij met waardeconflicten en de onvermijdelijke onvolmaaktheid van maatschappelijke regelingen zal omgaan. Of hun inspiratie volstaat om een ethisch verantwoorde politiek uit te werken is een kwestie die Georges De Schrijver hier niet bespreekt. Theologisch blijft de lezer zitten met een vraag die de kern raakt van de huidige religieuze problematiek. Volgens Derrida moeten wij de hoop op een rechtvaardige toekomst voor alle mensen losmaken van de messiaanse verwachtingen van de drie abrahamitische tradities, die te zeer aan het eigenbelang en de machtsdrang van specifieke groepen gebonden zijn. Messianisme is volgens hem een universele structuur die principieel voorafgaat aan elke historische openbaring en juist daarom garant staat voor een waarlijk universele politieke ethiek, zoals de multireligieuze en multiculturele samenleving die nu dringend nodig heeft. Een dergelijke benadering die ethisch en ‘metafysisch’ (voor zover dit laatste begrip nog bruikbaar is) de klemtoon legt op een radicaal onvatbaar absolute, dat zich nooit als ‘aanwezig’ laat ervaren, valt niet licht te verzoenen met de christelijke idee van incarnatie en waardering van historische bemiddelingen. Dat de theoloog Georges De Schrijver dit vraagstuk hier niet uitdiept, zal men hem niet kwalijk nemen: om het te behandelen zou je aan een ander boek moeten beginnen.
Ik heb in deze studie slechts een paar onnauwkeurigheden aangetroffen (op blz. 128-9 wordt een ervaring van Proust, die Lyotard ter illustratie aanvoert, aan deze zelf toegeschreven; op blz. 400 wordt Levinas' opstel ‘Les villes- refuges’ een boek genoemd). Wie gewend is met de oorspronkelijke Franse uitgaven van Lyotards en Derrida's publicaties te werken, zal betreuren dat Georges De Schrijver uitsluitend naar Engelse vertalingen verwijst. Deze minieme mankementen
| |
| |
mogen niemand ervan weerhouden deze grondige studie ter hand te nemen. The Political Ethics of Jean-François Lyotard and jacques Derrida is in een vloeiende, heldere taal geschreven, en dat is gezien de complexiteit van de behandelde stof op zich reeds een prestatie. Ook om de voortreffelijke index verdient de auteur een pluimpje.
□ Jan Koenot
Georges De Schrijver, The Political Ethics of Jcan-François Lyotard and Jacqnes Derrida, Uitgeverij Peeters, Leuven, 2010, 421 blz., 80 euro, ISBN 978-90-429-2327-0. |
| |
Maatschappij
Sociale types
Toen historicus Jacques le Goff de mens van de Middeleeuwen wilde typeren, kon hij eenvoudig uitpakken met de boer, de monnik, de ridder, de stedeling en de marginaal. In een complexe, uiterst gedifferentieerde samenleving als de onze ligt dat moeilijker. Je kunt mensen nog maar heel gedeeltelijk via hun beroep karakteriseren. Het beroep is een van de vele rollen geworden die men in de loop van de dag, na elkaar of soms ook simultaan, speelt. De ‘Sozialfiguren der Gegenwart’ die de samenstellers van deze cultuur-sociologische essaybundel presenteren, zijn constanter dan sociale rollen. Ze omvatten verschillende sferen (politieke, familiale, beroepsmatige...) en hun activiteiten leggen bovendien kenmerken bloot van onze hedendaagse maatschappij.
Het zijn er 34, alfabetisch gerangschikt van de amokmaker tot de voyeur. Naar goede Duitse gewoonte besteedt elk essay eerst aandacht aan de etymologie en de historische ontwikkeling van het begrip, vervolgens aan de verschijningsvormen van het sociale type, de functie en de perceptie ervan in de samenleving. In vele gevallen is immers het beeld dat mensen van een sociaal type hebben, nog belangrijker dan zijn reële functioneren. Sommige bijdragen zijn geschreven als een encyclopedisch lemma en ontwikkelen een verfijnde typologie (de toerist, bijvoorbeeld), andere buiten volop de mogelijkheden uit die het taalbewuste essay biedt (bij de diva leiden de verwante woordstammen ‘Verwundung’ en ‘Bewunderung’ tot inzicht). Een enkele keer is de invulling van een type verrassend, maar daarom niet minder inzichtelijk: de fundamentalist wordt niet, zoals zo vaak in de media, in een islamitische variant beschreven, maar in een katholieke.
De meeste auteurs observeren en commentariëren objectiverend, enkele bijdragen vertolken een uitgesproken kritische visie: hoe de homo academicus zijn wetenschappelijke ziel verkoopt aan de wetten van de markt (iets soortgelijks geldt voor de media-intellectueel), hoe de manager welhaast overbodig wordt door het huidige netwerken, hoe de simultant (met t) zoveel tegelijk wil doen dat hij voor echte ervaringen geen tijd overhoudt. Deze bijdrage maakt meteen duidelijk hoezeer de sociale types licht werpen op onze samenleving: de wijze waarop de
| |
| |
simultant leeft, zegt iets over hoe gewoon multitasking geworden is, of je nu bediende bent, huisvrouw, leerling of politicus en tegelijk facebooker, mediaconsument, twitteraar.
Interessant, zij het niet onproblematisch is hoe de auteurs ook binnen het hedendaagse type dat ze schetsen met recente betekenisverschuivingen rekening houden: de wedergeboorte van de burger sinds 1989 (vgl. ‘Bürgerbewegung’, ‘Bürgerinitiative’) in een niet-burgerlijke zin, de wisselende en ambivalente waardering voor de single, de mengvorm van romantische kunstenaar en marktdenker in de creatieveling. Soms lijkt het er echter op dat de auteurs historische types met enige allure, zoals de dandy of de flaneur, mordicus hebben willen overhevelen naar deze tijd. De verschillen zijn te groot om hiphoppers of rappers het statuut van de dandy aan te meten. Storend is ook dat er van nogal wat types doublures zijn ontstaan. Waarom de star en de diva behandelen, de vluchteling, de vreemdeling en de migrant, de uitgerangeerde en de verliezer?
Geregeld moest ik bij deze sociale types aan Elias Canetti denken, die men eens vroeg in welke van de vijftig door hem satirisch geschetste karakters hij zichzelf herkende. Wie dacht dat hij met de titelfiguur ‘de oorgetuige’ zou antwoorden, kreeg tot zijn verbazing te horen: ‘in minstens twintig’. Hoewel Diven, Hacker, Spekulanten niet over fictieve, maar om erg reële types gaat, die terdege in de maatschappelijke praktijk geworteld zijn, blijkt hun beschrijving vaak onthutsend revelerend voor de begin eenentwintigste-eeuwse mens tout court. Wie zou, om maar iets te zeggen, durven te beweren niets gemeen te hebben met de flexibele mens en de hybride, de consument, de simultant, de therapeut en de voyeur? In dat opzicht bevestigt dit rijk geschakeerde essayistische lexicon wat in de inleiding wordt gesteld: dat personen in een hedendaagse maatschappij zonder organiserend centrum door externe en zelf-beschrijving identificatieschema's hanteren om zich als subject te modelleren en te uiten. Ze ordenen het sociale dat onoverzichtelijk dreigt te worden.
□ Erik de Smedt
Stephan Moebius en Markus Schroer (red.), Diven, Hacker, Spekulanten. Sozialfiguren der Gegenzvart, Suhrkamp, Frankfort a.M., 2010, 473 blz., 16 euro, ISBN 978-3-518-12573-1. |
| |
Politiek
Je hebt het niet van mij, maar... Een maand aan het Binnenhof
Hoe komt politieke besluitvorming tot stand? Voor wie het van op een afstand bekijkt, lijkt het principe van de scheiding der machten relatief eenvoudig: het is het parlement waar wetgeving tot stand komt. Het zijn de parlementariërs die regelgeving maken en controle uitoefenen op de regering, de uitvoerende macht. Wie zicht wil krijgen op hoe wetten worden gemaakt of wie er invloed op wil uitoefenen, moet dus in het parlement zijn. Het lijkt dan ook logisch dat de media - die andere controlerende macht - hun aandacht toespitsen op parlementsleden en ministers. Bij hen zit de kern van de macht
| |
| |
en het spanningsveld tussen uitvoerende en wetgevende macht.
Het was vanuit die visie dat Joris Luyendijk zijn rol opnam als waarnemer van de politiek in Nederland. Hij werd voor één maand aangesteld als ‘rapporteur’ voor de sociëteit van Nieuwspoort. Die sociëteit is een ‘besloten club met meer dan tweeduizend leden: politici, journalisten, voorlichters en lobbyisten’. Ze bevindt zich in het hart van de Tweede Kamer en wie er lid van is, heeft directe toegang tot de gangen met de werkkamers van de parlementsleden. Maar, belangrijker nog, de leden ontmoeten elkaar in hun eigen ‘clubhuis’ voor een drankje, een diner en een babbel. Die babbel kan relatief vrijuit gebeuren tussen mensen met een toch heel verschillende agenda. Gedeelde informatie wordt immers beschermd door de ‘Nieuwspoortcode’. Volgens de website van Nieuwspoort betekent die code dat de bron van informatie onbekend moet kunnen blijven. Volgens Luyendijk is de code meer dubbelzinnig en zorgt ze er ook voor dat journalisten het ‘zekere voor het onzekere’ nemen en aan zelfcensuur doen als ze niet zeker zijn dat het gebruik van de informatie in de toekomst niet tot gesloten deuren zal leiden.
Luyendijk ging voor zijn rapportage als antropoloog te werk en trachtte de relaties in het Binnenhof ‘te analyseren als het jachtterrein van vier stammen: lobbyisten, voorlichters, journalisten en politici’. Wat hem in zijn bevindingen vooral trof, was de schijnbare verstrengeling tussen die stammen en de bewuste keuze van de betrokkenen om géén transparantie na te streven in de onderlinge verhoudingen. Zo bestaat er geen publieke lijst van de leden van de Nieuwspoortsociëteit en wordt het stemgedrag van de parlementsleden niet geregistreerd. Je kan dus als journalist niet nagaan hoe individuele parlementsleden stemmen - en dus ook niet of ze hun stemgedrag laten beïnvloeden door lobbyisten. Wel duidelijk is dat sommige leden jobs hebben uitgeoefend in alle ‘stammen’: journalisten worden voorlichter, voorlichters gaan als journalist aan de slag en politici worden na hun politieke mandaten lobbyisten. Luyendijk geeft hiervan enkele voorbeelden.
Een andere opmerkelijke vaststelling van Luyendijk is dat parlementsleden veel te weinig ondersteuning krijgen om hun job naar behoren uit te oefenen. Want hoewel wetten officieel worden ingediend, besproken en gestemd door parlementsleden, is dat in praktijk zelden de gang van zaken. De inhoudelijke voorbereiding en opmaak van regelgeving gebeurt in de ambtenarij die daarvoor veel beter uitgerust, maar uiteraard democratisch niet toe gelegitimeerd is. Parlementsleden van de meerderheid lenen zich dus om elders voorbereide wetten onder hun naam in te dienen. Parlementsleden die de wetgeving moeten stemmen, kunnen uiteraard niet in alle materies even beslagen zijn en vertrouwen daarom op het stemadvies van hun partij of fractie. In die omstandigheden kan het niet verwonderen dat lobbyisten aan Luyendijk toevertrouwden hun acties van beïnvloeding vooral toe te spitsen op de ambtenarij: ‘in de ambtelijke lobby schrijf je als lobbyist de i, de politieke lobby is slechts het puntje erop’. Pas lobbyen wanneer een
| |
| |
wet in het parlement voorligt, is dus veel te laat. Het zal de kijkers van Britse tv-serie Yes (Prime) Minister niet verbazen. Die serie uit de jaren 1980 liet zien dat Groot-Brittannië veeleer door de ambtenarij geregeerd werd dan door de politiek. Luyendijk stelt de betrokkenen vervolgens een duidelijke vraag: ‘zit de macht wel hier’? Uiteraard krijgt hij er niet echt een antwoord op.
Je hebt het niet van mij, maar... leert zo vooral dat de democratische legitimiteit van de politieke besluitvorming in het gedrang komt omdat het parlement onvoldoende uitgerust is om zijn kernopdracht waar te maken. Het leert ook dat politieke journalisten zich vrijwillig lijken opgesloten te hebben in hun triade met regering en (enkele) parlementsleden waardoor ze hun publiek een erg vertekend beeld voorschotelen van de publieke besluitvorming.
Zal de publicatie van Joris Luyendijk hier nu verandering in brengen? De nieuwe Nederlandse regering wil sterk snoeien in de ambtenarij, maar daar wordt het parlement nog niet sterker van. Wat de journalistiek betreft, haalt Luyendijk zelf voorbeelden aan van nrc.next en de Volkskrant die wijzen op een andere manier van kijken naar politieke besluitvorming. Maar alvast Max Van Weezel - voorzitter van de raad van bestuur van de Nieuwspoortsociëteit en politiek journalist voor Vrij Nederland (VN)- relativeerde het werkstuk van Luyendijk sterk. In zijn column in VN (nr. 48) schrijft hij dat hij maar één iemand kent die aan de ‘antropologische visie’ van Luyendijk beantwoordt: Hans Hillen, de door het CDA geleverde minister van Defensie. Verder heeft hij het over een ‘gechargeerd beeld’ dat Luyendijk ophangt. Maar misschien is deze column wel Nieuwspoortcode bij uitstek. De voorzitter kalmeert de gemoederen en stelt alle leden gerust: het leven tussen de ‘stammen’ kan ook nu verder gaan als voorheen.
Afwachten of dat ook zo is, maar de kans lijkt me groot dat hij gelijk krijgt.
□ Johan Van der Auweraert
Joris Luyendijk, Je hebt het niet van mij, maar... Een maand aan het Binnenhof, Uitgeverij Podium, Amsterdam, 2010, 111 blz., ISBN 978-90-575-9425-0. |
| |
Kunst
Tekeningen van Michelangelo
Van Michelangelo, die na een lange artistieke loopbaan bijna negenentachtig was toen hij stierf, zijn slechts zo'n zeshonderd authentieke tekeningen bewaard gebleven (hij liet er zelf heel wat vernietigen). Het Weense Albertina is erin geslaagd een honderdtal ervan bijeen te krijgen voor een uitzonderlijke tentoonstelling. Naar aanleiding daarvan is een catalogus van hoog wetenschappelijk niveau verschenen.
In zijn relatief beknopte inleiding schetst Achim Gnann, een vooraanstaand expert van de meester, de ontwikkeling van diens stijl. Hij legt uit hoe moeilijk het is sommige tekeningen met enige zekerheid aan Michelangelo toe te schrijven. Het zwaartepunt van de catalogus ligt op de uitvoerige bespre- | |
| |
king van de tentoongestelde stukken. Gnann beschrijft elke tekening nauwkeurig en gaat vervolgens in op de kwestie van de toeschrijving. Hij brengt de tegenstrijdige meningen van gezaghebbende specialisten ter sprake en geeft de criteria aan waarop hij zijn eigen oordeel fundeert. In dit boek zijn ook enkele werken van leerlingen of navolgers opgenomen. Zo kan de lezer zelf vergelijken en oog krijgen voor de typische trekken van Michelangelo's eigen hand. Opvallend is dat zijn figuren altijd verschijnen als waren ze van binnenuit met energie, met leven bezield. Dat kenmerk stemt helemaal overeen met zijn opvatting van lichamelijkheid als woonplaats van innerlijke krachten en spanningen (onder meer tussen zinnelijke driften en geestelijk elan). Meerdere hier gepresenteerde tekeningen zijn studies die men in verband brengt met de meesterwerken waaraan Michelangelo zijn ongeëvenaarde roem te danken heeft (de fresco's van de Sixtijnse kapel, de grafmonumenten van de Medici's in Florence...). Daaruit blijkt hoe geleidelijk hij de houding van zijn personages bepaalde en hoe zorgvuldig hij met elk detail omging. Tot de meest ontroerende tekeningen behoren religieuze taferelen (Madonna's, Piëta's, de verrijzende Christus...) waaruit het diepe geloof van de kunstenaar spreekt. In de laatste jaren voor zijn dood heeft hij meerdere Kruisigingen getekend, met telkens aan de voet van het Kruis Maria en Johannes de Evangelist, wier gebaren blijk geven van verlatenheid en verdriet, of verwachting en troost. Niet alle tekeningen van Michelangelo zijn studies. Zo zijn de fijnzinnig uitgewerkte mythologische voorstellingen die hij zijn jonge vriend Tommaso
de' Cavalieri in de jaren 1532-1534 cadeau gaf, als volwaardige kunstwerken op zichzelf te beschouwen.
Je hoeft geen kenner te zijn om van deze publicatie te genieten. Het boek bevat niet minder dan 286 hoogwaardige illustraties. Michelangelo's tekeningen gunnen je een blik in zijn innerlijke wereld en in de wijze waarop hij zijn meesterwerken tot stand bracht. Overduidelijk is hoezeer hij door de menselijke anatomie was geboeid - minder door de sensualiteit van de huid dan door de spanningsbogen van de spieren. Die verraden vuur vanbinnen, en juist dat wilde Michelangelo zo levendig mogelijk in zijn creaties vatten.
□ Jan Koenot
Achim Gnann, Michelangelo: Zeichnungen eines Genies, uitgegeven door het Albertina, Wenen en Hatje Cantz, Ostfildern, 2010, 416 blz., 49,80 euro, ISBN 978-37-757-2588-0 (Duits), 978-37-757-2589-7 (Engels). |
| |
Literatuur
Hommage aan Louis Paul Boon
Op donderdag 10 mei 1979 trof Jeanneke Boon haar man dood aan in zijn werkkamer nadat zij terugkwam van haar kapster. Zo staat het in haar Memoires (1990). Dertig jaar later, op 10 mei 2009 werd in Aalst naar aanleiding van de dertigste verjaardag van het overlijden van Louis Paul Boon een herdenking gehouden. Willy Roggeman, jazzmusicus, dichter en auteur van een indrukwekkend opus, vroeg
| |
| |
Pol Hoste een toespraak te houden. De toespraak zou uitgroeien tot een Boonboek met twaalf hoofdstukken en afsluitende aantekeningen in een ‘memoriaal’. Pol Hoste is een auteur van taalkritisch proza, van teksten zonder eigenlijk ‘verhaal’ die op een in ons taalgebied vrij unieke wijze het gefragmenteerde leven beschrijven in een complexe en multicultureel geworden wereld.
In De verzwegen Boon zoekt hij naar het antwoord op de voor hem cruciale vraag wie Louis Paul Boon werkelijk is. Hij doet dat in een dialoog met personages die namen gekregen hebben vergelijkbaar met die in Boons De Kapellekensbaan, zoals meneer Arthur van de Provincie en Verlichtegeest. Maar vergelijkbaar met de chassidische verteltraditie kunnen ook de geesten van overledenen zich heel concreet in de gesprekken mengen. Dat doen Jeanne Boon en Rosa Michaut, die onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog met Boon op de krant De Roode Vaan heeft gewerkt en die Pol Hoste halfweg de jaren zestig met Boon in contact heeft gebracht.
Op zoek naar de verzwegen Boon weidt Hoste in die dialogen en in een gesprek met zichzelf uit over de zin en zinloosheid van het leven en de samenleving, de hoop en de hopeloosheid. Hij confronteert filosofische overtuigingen van Spinoza, Sartre, Camus met die van Boon in zijn literair oeuvre. Hij besteedt aandacht aan de figuur van Bert Van Hoorick en de geschiedenis van de Kommunistische Partij van België van 1935 tot 1957. Van Hoorick, een goede vriend van Boon, is nationaal secretaris van de KPB geweest en volksvertegenwoordiger. Vanaf 1958 was hij kamerlid voor de Belgische Socialistische Partij. Pol Hoste, zelf enige zoon van een stalinistische vader en een moeder ‘die mij tegen haar goesting op de wereld heeft gezet toen de oorlog gedaan was’, kijkt, zoals in vroeger werk, ook in De verzwegen Boon met bittere ironie terug naar zijn kille jeugdjaren.
In zijn hommage aan Louis Paul Boon noteert Pol Hoste wat hij met Boon gemeen heeft. ‘In ieder geval is dat de verbinding met de orale traditie van de roman zoals die zich voordoet in de dagelijkse omgangstaal’.Verder de eenzaamheid van het schrijven, de misnoegdheid om het voortbrengen van sociaal geëngageerde literatuur die niet gelezen, laat staan verkocht wordt, de overtuiging dat schrijven alles of niets is.
In het afsluitend ‘Memoriaal’ vraagt hij zich af met eenzelfde twijfel die Boon heeft gekend, of dit geschrift tot iets heeft gediend. Het antwoord, heel simpel, luidt: ‘Het heeft altijd tot iets gediend. [...] Maar op de vraag wie is Louis Paul Boon werkelijk hebt ge nog altijd geen antwoord’.
De verzwegen Boon is een prachtige hommage, met enige noirceur opgeschreven door een auteur die volgend zelfportret in de mond heeft gelegd van zijn personage Jeanneke Boon: ‘Gij lijkt mij zo meer iemand te zijn van verbloemingen, toespelingen, onduidelijkheden, moeilijke stijlfiguren en rare kronkels. Gelijk de krullen in uw haar’.
□ Joris Gerits
Pol Hoste, De verzwegen Boon, het balanseer, Aalst, 2010, 162 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-79202-089. |
|
|