| |
| |
| |
Boeken
Filosofie
Theodor Lessing verdiende beter
In 1987 publiceerde de Duitse politicoloog Rainer Marwedel een biografie van de Duits-Joodse filosoof Theodor Lessing (1872-1933). Deze studie was de eerste meer omvattende monografie over Lessing. Hoewel het boek veel lof oogstte en zelfs werd bekroond, was er ook kritiek. De auteur werd vooral verweten dat hij onvoldoende afstand had genomen van het beeld van Lessing dat voortleefde in de publieke herinnering: dat was het beeld van een querulant wiens leven een aaneenschakeling van conflicten en incidenten was. Deze kritiek kan niet los worden gezien van de invalshoek van Marwedel: hij richtte de aandacht vooral op de politieke betekenis van Lessing, als auteur van vaak zeer uitgesproken politieke commentaren tijdens de Weimarrepubliek. Op de filosofische opvattingen die Lessing grofweg vanaf 1900 ontwikkelde ging hij daarentegen nauwelijks in. Al is deze kritiek op Marwedel gerechtvaardigd, een belangrijke verdienste van zijn boek is hoe dan ook dat het de opmaat vormde voor flink wat andere publicaties over Lessing - ook, vaak zelfs juist, over zijn filosofische opvattingen.
In het Nederlandse taalgebied drong weinig door van de groeiende belangstelling in Duitsland voor leven en werk van Lessing, afgezien van een sporadische verwijzing in historische of (geschied)filosofische publicaties. Juist daarom was het een goede gedachte van Uitgeverij Aspekt om in de reeks Aspektbiografie een deel aan Lessing te wijden: een beknopte levensschets van deze toch opmerkelijke filosoof bestond in ons taalgebied immers nog niet. Maar helaas moet worden vastgesteld dat het boekje over Lessing van de historicus
| |
| |
Rob de Ruig geenszins in deze leemte voorziet: het is ronduit een mislukking. De Ruig geeft er geen blijk van ook maar iets te hebben gelezen van de publicaties die na 1987 - sinds het verschijnen van de biografie door Marwedel - over Lessing zijn verschenen. Van de werken van Lessing zelf verwijst hij slechts naar diens essay over herrie en geluidsoverlast, Der Lärm (1908); naar zijn boek over het proces tegen de homoseksuele lustmoordenaar Fritz Haarmann die rond 1920 in Hannover een reeks moorden pleegde, Haarmann. Die Geschichte einer Werwolfs (1925); naar zijn postuum uitgegeven autobiografie Einmal und nie wieder (1935); en naar enkele in bloemlezingen opgenomen essays. De meest bekende boeken van Lessing - Europa und Asien. Geschichte als Sinngebung des Sinnlosen, Der jüdische Selbsthaß - De Ruig noemt deze titels niet eens. Evenmin gaat hij in op de ideeën die volgens Lessing zelf ten grondslag lagen aan vrijwel alles wat hij schreef: zijn filosofie van de nood, zijn driesferentheorie, en zijn idee van een voorbewuste manier van kennen (de zogeheten Ahmungslehre). In plaats daarvan schotelt De Ruig de lezer een chaotisch opgebouwd betoog voor, waarin passages over de strijd tegen geluidsoverlast die Lessing voerde zonder aanwijsbare reden worden afgewisseld door passages over het proces tegen Haarmann. Daarenboven bevat het boek nogal wat feitelijke onjuistheden. Een onthutsend en zelfs pijnlijk voorbeeld is de bewering van De Ruig dat Ada Lessing, de weduwe van de door nationaalsocialisten vermoorde filosoof, na de Tweede Wereldoorlog haar werk aan de volkshogeschool van Hannover - dat zij in 1933 onder dwang van de nationaalsocialistische autoriteiten had moeten opgeven - weer hervatte (blz. 10). Niets is minder waar: Ada Lessing heeft vergeefs gestreden om haar aanstelling terug te krijgen, iets waarover zij tot het einde
van haar levensdagen verbitterd is gebleven, en met recht en reden.
Kort en goed: de gedachte om een biografische schets van Lessing uit te geven valt te prijzen, maar dit is ook het enige positieve dat kan worden opgemerkt. Inhoudelijk is deze uitgave betreurenswaardig slecht: uit niets blijkt dat de auteur daadwerkelijk vertrouwd is met leven en werk van Lessing, en met de literatuur die over hem is verschenen. Het boekje biedt geen levensschets, noch enig inzicht in de belangrijkste ideeën van deze filosoof - Theodor Lessing had beter verdiend.
□ Herman Simissen
Rob de Ruig, Theodor Lessing, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2010, 93 blz., 17,95 euro, ISBN 978-90-591-1820-1. |
| |
Kerk en theologie
De Bijbel van Doré
Torgny Lindgren (o1938) is een van de belangrijkste hedendaagse Zweedse auteurs. Een kleine tien jaar geleden heb ik zijn Bathseba gelezen, een prachtige roman over David en zijn buitenechtelijke geliefde, en er zelfs college over gegeven. Daarom was ik razend nieuwsgierig naar dit recente werk.
| |
| |
De Bijbel van Doré is geen studie over de beroemde Bijbeleditie met 230 gravures van Gustave Doré uit 1865. Wat het dan wel is? Een ontroerende roman waarin die Bijbeluitgave een cruciale rol speelt. Het leven van een jongen die blijkt niet te kunnen lezen wordt sterk bepaald door zijn kijken naar, zijn inleven in, zijn houding ten opzichte van de Doré-Bijbel van zijn vader. Zelfs wanneer de jongen in een tehuis wordt geplaatst - alsof hij geestelijk gehandicapt is - en daar niet meer de fysieke aanwezigheid van die Bijbel kan smaken, vormt dat boek desondanks een ontroerende horizon in zijn leven.
Lindgren heeft een speciale vorm gekozen waarin hij zijn roman presenteert. De jongen kan niet lezen, en dus ook niet schrijven. Dus vertrouwt hij zijn levensverhaal toe aan een dictafoon. Uiteraard wordt de tekst van de roman op gezette tijden opgeluisterd met gedeelten van prenten uit de Doré-Bijbel.
□ Panc Beentjes
Torgny Lindgren, De Bijbel van Doré, De Geus, Breda, 2010, 249 blz., 19,90 euro, ISBN 978-90-445-1313-4. |
| |
Literatuur
Gruwelijke parabels:
Vulkaanvrucht van Y.M. Dangre
‘Het geneuk.’ Met deze lapidaire zin opent het in vele opzichten belangwekkende romandebuut van de tweeëntwintigjarige student Taal & Letteren Y.M. Dangre, die reeds enige bekendheid verwierf met enkele opgemerkte poëziepublicaties in tijdschriften.
Vulkaanvrucht vertelt het verhaal van de vijfenveertigjarige Séverine Delacroix, die ten onder gaat als gevolg van een uitermate ongelukkige jeugd en in die ondergang haar man en later haar minnaar-partner meedogenloos meesleept. Via subtiel in de roman verweven flashbacks ontrafelt Dangre deze psychologische (liefdes- of gezins-) tragedie, die haar oorsprong vindt in verwoestende jeugdtrauma's: het hatelijke, sadistische gedrag van een psychotische moeder, de dood van een in zekere zin iets té liefhebbende en al té aanbeden vader; en vooral het onherstelbare verlies van de kindertijd. Naar analogie van haar moeder evolueert Séverine als volwassen vrouw tot een wraakgodin: zij wordt een (dodelijke) femme fatale die het onverwerkte verlies van de vaderfiguur, haar onvermogen om het leven en de liefde te aanvaarden en haar gefnuikte literaire élan op gruwelijke wijze verhaalt op de volwassen mannen die haar pad kruisen. Op haast pathologische wijze probeert ze bovendien jeugdigheid en geluk terug te vinden in de figuur van haar vijftienjarige stiefzoon. Gedetermineerd door een onuitwisbaar verleden ontwikkelt ze symptomen die herinneren aan het ziektebeeld van borderliners: ze krabt op momenten van hevige stress haar handpalmen tot bloedens toe open en lijdt aan paranoïde waanbeelden die de grens tussen realiteit en fictie doen vervagen. Haar geflopte roman, gebaseerd op vermeende eigen ervaringen in de wereld van de Parijse prostitutie, bezegelt uiteindelijk definitief haar lot en dat van haar huisgenoten.
| |
| |
Dangres roman hangt met zijn sombere, genadeloos ernstige tonaliteit een weinig optimistisch beeld op van liefdes- en gezinsrelaties, waarin zelfs latente incestueuze verlangens meespelen. Belangrijke thema's vormen de vernietigende cycliciteit van de opvoeding of het uiterst pijnlijke afscheid van de kindertijd en de daaraan inherente onschuld en fantasie. Tot de ontroerendste bladzijden behoren in dit verband de gruwelijke ‘sprookjes’ of parabels die Séverines vader haar als kind vertelt en die fungeren als vermomde verklaringen van de verziekte toestand in het gezin van de kleine Séverine.
Opvallend zijn de talrijke allusies en andere betekenisverbanden, bijvoorbeeld bij de persoons- en plaatsnamen, de motieven uit sprookjes, mythen of de Bijbel. Ook de verwijzingen naar figuren uit de wereld van muziek of schilderkunst zorgen voor een zinvolle, betekenis scheppende complexiteit en tillen het particuliere verhaal op naar een bredere culturele context.
Enkele thematische aspecten neigen naar pathetiek en lijken enigszins ongeloofwaardig, terwijl de stijl (vooral de woordkeuze) bij momenten al te kunstmatig overkomt of ronduit hinderlijke registerbreuken vertoont. Door deze occasionele nadrukkelijkheid en stoerdoenerij mist de roman hier en daar consistentie en vooral zin voor dosering. Maar dat zijn uiteindelijk verwaarloosbare én begrijpelijke schoonheidsfoutjes van een debutant die met zijn Vulkaanvrucht ten overvloede zijn talent - een ongewone sensibiliteit én literair vakmanschap - bewezen heeft.
□ Luc Pay
Y.M. Dangre, Vulkaanvrucht, Meulenhoff / Manteau, Antwerpen, 2010, 252 blz., 22,50 euro, ISBN 978-90-854-2241-9. |
| |
Maatschappij
Beulen van Breendonk
Een kwarteeuw geleden deed in de geschiedschrijving van het Derde Rijk en de Tweede Wereldoorlog een nieuw genre zijn intrede: de gekwantificeerde prosopografie. Geschiedvorsers poogden met behulp van statistische methoden een portret te schetsen van omvangrijke nationaalsocialistische subgroepen zoals de Waffen-SS, de Gestapo, de Sicherheitsdienst of de commandanten van concentratie- en vernietigingskampen. Een analyse van de gemiddelde leeftijd, religieuze affiliatie, maatschappelijke klasse, opleidingsniveau en andere persoonsgebonden factoren moest duidelijkheid verschaffen over de drijfveren en motieven van de individuele nationaalsocialistische functionaris. Tot op heden was een dergelijke collectieve biografie van de gemiddelde bewaker in Breendonk uitgebleven. Met Beulen van Breendonk. Schuld en boete bracht een groep historici onder supervisie van Mark Van den Wijngaert daar onlangs verandering in.
Het boek bestaat uit vijf grote delen. In het eerste schept Mark Van den Wijngaert een historisch kader, waarin de Belgische neutraliteitspolitiek, de herverdeling van het land onder de Duitse bezetter, de werking van de politiediensten en de oprichting van Breendonk worden toegelicht. Patrick Nefors beschrijft in het tweede deel de
| |
| |
verschillende geledingen van het kamppersoneel, gaande van de Duitse en Vlaamse SS-ers, over het burgerpersoneel en de collaborerende kampoversten tot het kleine detachement Wehrmacht-soldaten dat tot 1944 in het kamp actief bleef. Korte biografische schetsen moeten het pad dat de individuele kampbewaker naar Breendonk heeft gevoerd en de rol die hij in het kamp heeft gespeeld belichten. Ook het derde deel, dat Dimitri Roden voor zijn rekening nam, is vooral descriptief. Het beschrijft de speurtocht naar en de arrestatie van het kamppersoneel, de voorbereiding van het proces in Mechelen, de aanklacht, de verdediging en het vonnis. Het geeft tevens een gedetailleerd beeld van de beroepsprocedure (waarbij het oordeel van de rechter in eerste aanleg werd bevestigd), de vergeefse genadeverzoeken en de terechtstellingen van de twaalf ter dood veroordeelden in de Delobbe-kazeme. Ook de berechting van het Duitse kamppersoneel (wat volkenrechtelijke problemen schiep, die in het boek slechts zeer summier worden behandeld) krijgt de nodige aandacht. De bijdrage van Tine Jorissen (deel vier) zoomt in op de juridische vervolging van Nederlandse oorlogsmisdadigers, met een bijzondere aandacht voor het kamp Amersfoort. Hoewel dit hoofdstuk op zich een interessante en fraai beschreven gevalstudie van de Nederlandse situatie is, vormt het thema een breuk met de rest van het boek, al was het maar omdat nergens wordt beargumenteerd waarom precies de Nederlandse, en niet de Franse, Duitse of Poolse kwestie een vergelijking met België rechtvaardigt. Het vijfde deel is het meest analytische en verklarende deel van het boek. ‘Wat maakt de doorsnee mens tot beul,’ vraagt conservator Olivier Van der Wilt zich af. Geruggensteund door de onderzoeksresultaten van talrijke menswetenschappers en met de nodige kritische reflecties wijst hij op de staatsterreur en het algemeen verheerlijkte geweld, maar ook op de machtswellust, het financiële gewin, het
opportunisme en persoonlijke frustraties als mogelijke verklaringsfactoren voor het gedrag van de dader. Helemaal in de lijn van het jongste onderzoek geeft hij aan hoe de individuele kampbewaker niet zozeer gevolg gaf aan bevelen van hogerhand, maar zich uit eigen beweging, soms tegen de bestaande regelgeving in, harder opstelde dan van hem werd verlangd.
Beulen van Breendonk is een vlot leesbaar, interessant en degelijk historisch werk, geschreven door deskundigen, voor een breed lezerspubliek. De vakspecialist zal het gebrek aan voetnoten met precieze bron- en literatuurverwijzingen wellicht betreuren of de wenkbrauwen fronsen bij de nationaalsocialistische terminologie (zoals ‘rasgenoten’ of ‘erfelijk belast’) die de auteurs onbewust in hun studie hebben laten binnensluipen. Dit doet echter niets af aan de intrinsieke kwaliteit van een studie waarop menig historicus een hele tijd heeft gewacht.
□ Fabian Van Samang
Mark Van den Wijngaert e.a., Beulen van Breendonk. Schuld en boete, Standaard, Antwerpen, 2010, 223 blz., ISBN 978-90-022-3956-4. |
| |
| |
| |
Varia
Mijn Afrikaanse telefooncel
Een nieuw boek van Lieve Joris is meestal het resultaat van een uitgebreide reisperiode naar een (veelal Afrikaans) buitenland. Deze keer is dat echter niet het geval. Mijn Afrikaanse telefooncel bevat een bundeling artikelen waarvan sommige reeds eerder in dagen weekbladen werden gepubliceerd. Merkwaardig echter is dat het gaat om oude artikelen - het meest recente dateert van 1996, het oudste van 1982, en dat is toch al snel achtentwintig jaar geleden. Waarom deze stukken nu samengebracht worden en waarom er sowieso artikelen van Lieve Joris gebundeld worden terwijl dat niet eerder gebeurde en de hier samengebrachte teksten minstens veertien jaar oud zijn, wordt in deze publicatie niet toegelicht. Is het omdat er dit jaar een boek ‘moest’ verschijnen van de auteur? Gebeurt de publicatie met het oog op de boekenbeurs? Is ze het gevolg van verhoogde aandacht elders voor de auteur - zoals een documentaire op Canvas in de Goudvis-reeks en de uitreiking van de titel Chevalier dans l'ordre des Arts et des Lettres begin maart 2010 in het Maison Descartes in Amsterdam? Geen idee.
Waarom zou je dit boek dan toch lezen (en kopen)? Voor wie vertrouwd is met het werk van Lieve Joris, leert Mijn Afrikaanse telefooncel iets over hoe de schrijfster haar reizen vorm geeft. In alle artikelen staan immers één of enkele mensen centraal die een belangrijk aanknopingspunt zijn geweest tijdens een van haar reizen. Je krijgt een beeld van hoe Lieve Joris gebruik maakt van netwerken van mensen om steeds op andere plekken te komen, om steeds verder het binnenland in te dringen, weg van de grote steden. Dat is boeiend en de portretten zijn op zich zeker de moeite van het lezen waard. Ook het artikel over haar ontmoeting met de nog niet zo lang overleden Poolse reporter Ryszard Kapuscinski is boeiend om te lezen, zeker voor wie ook het werk van Kapuscinski kent. Al staat ook dit artikel in functie van wat de ene reporter de andere leert over het land in kwestie en gaat het minder over de persoon van Kapuscinski. Mogelijk is dat de reden waarom dit artikel uit 1987 is opgenomen, en niet het artikel dat Lieve Joris in 2007 schreef voor NRC Handelsblad en dat in maart 2010 opnieuw op de NRC-website verscheen naar aanleiding van een biografie over Kapuscinski die in Polen was uitgebracht. Daarin werd veeleer een portret geschetst van de persoon van Kapuscinski.
Al met al is hier dus interessant materiaal samengebracht voor de lezer die meer wil weten over hoe Lieve Joris haar netwerken uitbouwt tijdens haar reizen. Maar wie denkt iets te zullen lezen over actuele ‘brandhaarden’ vanuit het oogpunt van de (reis)reporter, komt bedrogen uit. De hier samengebrachte artikelen zijn immers letterlijk ‘oud materiaal’.
□ Johan Van der Auweraert
Lieve Joris, Mijn Afrikaanse telefooncel, Augustus, Amsterdam, 2010, 157 blz., ISBN 978-90-457-0452-4. |
|
|