| |
| |
| |
Streven
December 2010
| |
| |
| |
Jeroen Vanheste
Tolstoj en de grote levensvragen
‘Er was in dit leven iets wat ik niet begreep en ook nu niet begrijp’, denkt Andrej Bolkonski vlak nadat hij dodelijk gewond raakt op het slagveld van Borodino. Bolkonski, een van de hoofdrolspelers uit Oorlog en vrede, is niet Tolstojs enige romanpersonage op zoek naar de betekenis en zin van het leven: zonder overdrijving kunnen we zeggen dat zingevingsvragen overal in Tolstojs werk een grote rol spelen. ‘Wat te doen?’ is niet alleen de titel van een van zijn essays, maar in feite het motto van al zijn werk, zowel fictie als non-fictie. Hoe moeten we leven? Waarom zijn we op aarde? Wat moeten we doen? Is er een God? Wat is het Goede? Zijn wij vrij of gedetermineerd? - dergelijke vragen hielden Tolstoj (1828-1910) levenslang bezig, obsessiever naarmate hij ouder werd. In zijn op ruim vijftigjarige leeftijd geschreven Mijn biecht verwoordt Tolstoj hoe onverschillig hij staat tegenover zijn rijkdom en succes als romanschrijver, omdat deze hem geen antwoorden kunnen bieden op waar het werkelijk om gaat:
‘Alles goed en wel, je wordt de bezitter van zeshonderd hectare in het gouvernement Samara, van driehonderd paarden, en wat dan nog...?’ En ik stond volkomen met mijn mond vol tanden en wist niet wat ik verder moest denken. Of ik begon na te denken over de opvoeding van mijn kinderen en zei dan tegen mijzelf: ‘Waartoe?’ [...] Of, fantaserend over de roem die mijn werken mij zouden bezorgen, zei ik tegen mijzelf: ‘Goed, je wordt beroemder dan Gogol, dan Poesjkin, dan Shakespeare, dan Molière, dan alle schrijvers ter wereld - en wat dan nog...?’
| |
| |
De vraag naar het waarom duikt ook op in Tolstojs romans. Oorlog en vrede en Anna Karenina zijn, onder veel meer, voorbeelden van Bildungsromans waarin de hoofdpersoon op weg is naar zichzelf. ‘Wat is slecht? Wat is goed? Wat moet je liefhebben en wat haten? Waarvoor leef je en wat ben ik? Wat is het leven, wat is de dood? Wat is de macht die alles regeert?’, aldus de vragen die Pierre Bezoechov zich stelt. Konstantin Levin worstelt al evenzeer met dergelijke vragen. ‘Wat ben ik toch? En waar ben ik? En waarom ben ik hier?’, vraagt hij zich af, en ook wanneer hij zijn pasgeboren baby bekijkt wordt hij overvallen door een grote verwondering: ‘Waar kwam het vandaan? Waarom was het er? Wie was het?’.
| |
Panoramaschilder van het bloeiende leven
De meest geslaagde werken van Tolstoj zijn die waarin hij nog niet zoals in zijn latere jaren roept door de megafoon van zijn moralisme, omdat hij zelf nog zoekende is. Oorlog en vrede en Anna Karenina worden door Tolstoj geschreven als hij in de kracht van zijn jaren is, tussen zijn 35e en 45e. In deze romans wordt het leven gretig geleefd en in al zijn veelzijdige vreugden en decepties onderzocht. Alle commentatoren roemen de gigantische vitaliteit en levensechtheid van deze twee monumentale romans, die een ode aan het leven zijn. Matthew Arnold zei dat Anna Karenina ‘geen kunstwerk [is], maar een stukje leven’, terwijl Thomas Mann Tolstojs romans typeert als ‘onsterfelijk natuurlijk, gezond en realistisch’. Zelf zei Tolstoj dat hij, als hij zijn pen in de inktpot doopte, er een stuk levend vlees uit wilde halen: romans moeten ons doen lachen en huilen door ons te confronteren met levende karakters. Hij was zich bewust van zijn talent om het leven te schilderen en twijfelde aanvankelijk ook niet aan zijn prestaties: ‘Zonder valse bescheidenheid, het lijkt op de Ilias’, zei hij volgens Gorki over Oorlog en vrede.
Wat men verder ook van Tolstoj mag vinden, het is onloochenbaar dat hij als schilder van het bloeiende leven onovertroffen is. Zijn grote romans zijn panorama's van het menselijk leven waarin alles langs komt: liefde en haat, ambitie en geldzucht, ziekte en dood, oorlog en vrede, huwelijk, hartstocht en overspel, vriendschap en ruzie, paardenraces, de jacht, de politiek, kunst en muziek, geluk en wanhoop. Het leven in de stad, het leven op het land en het militaire leven: alle worden ze met dezelfde vitaliteit opgeroepen. Tolstojs karakters zijn zo levensecht dat we hun adem lijken te voelen. Denk bijvoorbeeld aan Anna Karenina, die zoveel levender is dan Madame Bovary en op wie Tolstojs vrouw Sofia toegaf jaloers te zijn, hoewel ze er zelf bij haar man op aangedrongen had dat Anna mooi moest zijn. Of denk aan de verrukkelijke Natasja Rostov die naar haar eerste bal gaat en daar ‘die hoogste trap van geluk
| |
| |
bereikt waarop iemand een en al goedheid wordt en niet gelooft in het bestaan van kwaad, ongeluk en verdriet’. Duizend bladzijden verderop lezen we over diezelfde Natasja, die door de molen van de tijd is gegaan en ‘voller en breder in de heupen’ is geworden: ‘in haar gezicht lichtte nog maar zelden iets van de vroegere levendigheid.’ Of denk aan aan Konstantin Levin, die hypernerveus op en neer loopt omdat zijn vrouw Kitty aan het bevallen is, of aan Levins zwager Oblonski, de oppervlakkige maar onweerstaanbaar vrolijke levensgenieter die zijn vrouw bedriegt en daar geen enkele reden tot schuldgevoel in ziet. Of het nu gaat om het inzicht van de zwaar gewonde prins Andrej die bij Austerlitz kijkt naar de grijze wolken die zich niets van al het geren, geschreeuw en gevecht aantrekken en gewoon voorbij blijven drijven; om de ambitie van Karenin, in wie louter eerzucht en begeerte naar succes leven en voor wie huwelijk, cultuur en religie niets anders zijn dan werktuigen om te slagen; om de afgunst van alle mensen die al met slijk in de hand klaar staan om het op Anna Karenina te gooien zodra de tijd daarvoor zou komen; om het gespot van Dolochov, de minnaar van de vrouw van Pierre Bezoechov die een toast uitbrengt ‘op de gezondheid van alle mooie vrouwen en die van hun minnaars’; om de zelfhaat van Nikolaj Rostov die aan de goktafel een kapitaal heeft verspeeld: als lezer heb je in al deze gevallen het gevoel dat hier een soort God-verteller aan het woord is die de menselijke conditie volledig heeft doorgrond en voor ons blootlegt.
Tolstoj schreef zijn grote romans niet zonder kennis van zaken: hij had zelf inmiddels het nodige geproefd van het leven. Hij had zijn wilde periode gehad waarin hij zich overgaf aan stadse genoegens als drinken, gokken en bordeelbezoek. Dat waren voor veel militairen en jongelingen uit zijn kringen tamelijk normale onderdelen van het leven, maar Tolstoj had er wel bijzonder in uitgeblonken. Zijn collega's in het leger, die toch wel het een en ander gewend waren, verzekerden dat ze zelden zo'n vloeker hadden meegemaakt als Tolstoj. Hij had ook regelmatig geslachtsziekten waar hij zeer pijnlijke behandelingen voor moest ondergaan (‘Ik was een onvermoeibare neuker’, zei hij volgens Gorki tegen Tsjechov), dronk iedereen onder tafel en maakte reusachtige speel-schulden vergeleken waarbij die van Nikolaj Rostov maar kinderspel zijn. In 1855 verloor hij zelfs de hoofdvleugel van zijn huis, dat door de schuldeiser afgebroken en elders opgebouwd werd, zodat alleen nog de zijvleugels van het familiehuis Jasnaja Poljana resteerden. ‘Elke nacht orgieën, zigeunerorkestjes en kaartspel; dan slaapt hij tot twee uur 's middags als een dode. Ik probeer hem te temperen, maar ik heb het opgegeven’, aldus Toergenjev over Tolstoj toen die bij hem in Petersburg logeerde. Op het land was Tolstojs energie al net zo tomeloos als in de stad. Hij hield ervan om zijn boeren te helpen met maaien en was ook
| |
| |
een verwoed jager. Tijdens een berenjacht werd hij eens aangevallen en tweemaal gebeten door een vrouwtjesbeer - maar het liep goed af voor hem, en het vel van de berin ligt nog steeds onder de piano in het Tolstojhuis in Moskou. Het zou nog even duren voordat Tolstoj zijn wilde haren kwijtraakte en in het rustiger vaarwater van zijn huwelijk met Sofia Behrs terechtkwam. Als blijvende en zichtbare getuigenis van die wilde jaren was er, behalve de uitgebreide verslagen in zijn dagboek, de zoon Timofey die hij bij Aksinya, de vrouw van een van zijn boeren, verwekt had.
Maar Tolstoj leerde ook andere zijden van het leven kennen. Hij zag de oorlog in de Kaukasus en bij de belegering van Sebastopol en werd daar meegesleept door liefde voor vaderland en tsaar. Zoals Nikolaj Rostov had hij het gevoel ervaren ‘van zelfvergetelheid, van het trotse besef van de macht en van de hartstochtelijke gehechtheid aan de man om wie de hele plechtigheid draaide’ en had hij gedacht: ‘O, te sterven, te sterven voor hem!’. Ook de militaire kameraadschap had hij leren kennen, het regiment als ‘een even onveranderlijk dierbaar thuis als het huis van zijn ouders’. Maar ook en vooral had Tolstoj oog gekregen voor de chaos en de waanzin van de oorlog en was er de basis gelegd voor zijn latere pacifisme en prediking van geweldloos verzet.
Als Tolstoj dus schrijft over de uitspattingen van Koeragin, of over de ervaringen van Andrej op de slagvelden van Austerlitz en Borodino, of over het verdriet van Natasja na Andrejs dood, of over de speelschulden van Nikolaj - dan weet hij in al die gevallen waar hij het over heeft. Al zijn personages, niet alleen Pierre Bezoechov en Levin, maar ook Andrej Bolkonski, Nikolaj Rostov, Oblonski, Vronski en zelfs Anna Karenina, doorleven dingen die Tolstoj ook zelf doorleefd heeft. Hun levens zijn zo vol dat ook de romans overstromen. Overigens is niet iedere lezer en criticus daar even enthousiast over. Wie in literatuur vooral let op compositie, economie, afwerking en stijl komt bij Tolstoj soms minder aan zijn trekken. Zowel in Oorlog en vrede als in Anna Karenina komen mindere delen voor, zoals de uitweidingen van Levin over de landbouwhervormingen. Het is om die reden dat stilisten als Toergenjev en Henry James Tolstoj fel bekritiseerd hebben. De laatste karakteriseerde Tolstojs grote romans als ‘onsamenhangende en flodderige monsters’ en ‘vloeibare pudding’, hoewel James wel toegaf dat die pudding niet zonder smaak was.
Als Oorlog en vrede en Anna Karenina een boodschap hebben, moet die het geloof in het bloeiende leven zijn: het leven dat zich altijd weer opricht en doorgaat, ook na de dood van Andrej en na het vallen van Moskou. Welk ongeluk en welke dwaasheden er ook plaatsvinden, het leven gaat verder. Het is om die reden dat Thomas Mann in mei 1933, als commentaar op de politieke ontwikkelingen in Duitsland en Europa,
| |
| |
in zijn dagboek schreef: ‘Een stille troost in deze chaotische dagen is steeds weer Oorlog en vrede’. Zelfs na de totaal zinloze dood van de piepjonge Petja Rostov, wanneer het leed onafzienbaar groot is, staat het er: ‘Maar het leven ging verder.’
| |
Tolstojs spirituele reis en wending
In zijn twee grote romans zien we dus de aardse Tolstoj, de schilder van het leven in al zijn facetten, de Tolstoj die het leven liefheeft en de oorlog haat. Maar ook in die romans worstelt Tolstoj al met vragen die het immanente leven overstijgen: Waarom? Wat te doen? Hij heeft er op dat moment nog geen duidelijk antwoord op gevonden en is zoekende, wat zich weerspiegelt in het zoeken van romanpersonages als Pierre Bezoechov en Konstantin Levin. In het begin van Oorlog en vrede is Pierre een verveelde liberaal, een intelligente zonderling die wilskracht mist en zich maar wat laat meedeinen op de golven van het Petersburgse uitgaansleven. ‘Vooralsnog ben ik vrij en heb ik het naar mijn zin. Ik heb alleen geen idee wat ik moet gaan doen’, zegt hij tegen Andrej. We zijn 1200 bladzijden en zeven jaar verder als Pierre zijn zoektocht naar innerlijke harmonie en zin evalueert:
[...] hij had het gezocht in de filantropie, in de vrijmetselarij, in de geneugten van het mondaine leven, in de wijn, in de heldhaftige daad van zelfopoffering, in de romantische liefde voor Natasja; hij had het gezocht in bespiegelingen, en al deze zoektochten en experimenten hadden tot niets geleid.
Pas als Pierre gevangen is genomen door de Fransen en in het kamp Platon Karatajev ontmoet, de ‘verpersoonlijking van de geest van eenvoud en waarheid’, begint hij eindelijk te vinden wat hij zoekt:
De vreselijke vraag: ‘Waarom?’, die vroeger al zijn verstandelijke bouwsels had doen ineenstorten, bestond niet langer voor hem. Nu lag er in zijn ziel op die vraag ‘waarom?’ altijd een eenvoudig antwoord klaar: omdat er een God is, de God zonder wiens wil niet één haar uit het hoofd van een mens verloren zal gaan.
De spirituele reis van Pierre lijkt veel op die van Konstantin Levin in Anna Karenina. Meer nog dan Bezoechov worstelt Levin met het vinden van richting en zin in zijn leven, zozeer zelfs dat hij herhaaldelijk de aandrang voelt uit het leven te stappen. Maar evenals Pierre bereikt ook hij de zielerust van een spirituele haven: ‘het geloof in God, in het goede, als de enige bestemming van de mens.’
| |
| |
Terecht zijn passages als deze bekritiseerd om hun moralisme en schoolmeesterachtigheid: het is al te zeer voelbaar dat de spirituele vorming van Bezoechov en Levin spoort met die van Tolstoj zelf. Maar de geluidsknop van zijn moralisme is nog niet wijd opengedraaid, zodat dergelijke passages maar weinig afdoen aan de grootheid van Oorlog en vrede en Anna Karenina, hoewel God vooral in de laatste al nadrukkelijk aanwezig is. ‘Mij is de wrake en ik zal vergelden’ is het Bijbelse motto van Anna Karenina, wat wil zeggen dat het niet aan de maatschappij was om wraak te nemen op Anna en niet aan Anna om wraak te nemen op Vronski: het laatste oordeel is alleen aan God. Oorlog en vrede en Anna Karenina zijn ten dele moralistische romans, de tweede al een stuk meer dan de eerste, maar hun belerendheid wordt meer dan gecompenseerd door een bruisende vitaliteit. Tolstoj laat er zijn karakters nog enige speelruimte, ze zijn nog geen marionetten die slechts naar zijn pijpen dansen. Anna heeft een diepte en complexiteit die latere karakters in Tolstojs werk zelden meer zullen bereiken.
In zijn latere werk neemt Tolstojs moralisme steeds ernstiger vormen aan. Hij heeft dan zijn bestemming definitief gevonden in het geloof en neemt afstand van zijn vroegere leven. In Mijn biecht schrijft hij:
Ik kan niet zonder ontzetting, walging en hartzeer aan deze jaren terugdenken. Ik heb mensen in de oorlog gedood, ik heb mensen tot duels uitgedaagd met het oogmerk hen te doden, ik heb bij het kaarten geld verloren, ik heb de opbrengsten van mijn boeren erdoor gejaagd en ik heb hen getuchtigd, ik heb gehoereerd, ik heb bedrogen. Leugen, diefstal, wellust van allerlei aard, dronkenschap, verkrachting, moord... Er is geen misdaad die ik niet heb begaan, en om dit alles werd ik geprezen, en hielden en houden mijn leeftijdsgenoten mij voor een betrekkelijk zedelijk mens.
De consequenties van Tolstojs wending waren zowel voor zijn privéleven als voor zijn werk reusachtig. Tolstoj wilde zijn leven nu gaan wijden aan zijn ziel en aan zijn naasten in plaats van aan zijn eigen pleziertjes, aan zijn wereldlijke ambities en schrijverschap, of aan zijn gezin. In concreto betekende dit het prediken van vegetarisme, geheelonthouding en volledige seksuele onthouding, het opgeven van het jagen waar hij zo van hield, het weggeven van bezittingen, het nastreven van een zo eenvoudig mogelijk bestaan, het zich terugtrekken uit het gezinsleven en het verrichten van liefdadige werken. ‘Al die dingen waar jij je druk om maakt’, schrijft hij in 1885 aan zijn vrouw, ‘de school van de kinderen, hun vorderingen, geldzaken, mijn boeken - al die dingen lijken mij overbodig en onbelangrijk.’ Liever dan met dat soort dingen te maken te hebben ging Tolstoj de boeren op het land helpen met maaien
| |
| |
en oogsten, om 's avonds als hij thuis kwam ruzie te maken over de volgens hem ijdele gewoontes van zijn gezinsgenoten. De royalty's op zijn werk leverden Tolstoj tienduizenden roebels per jaar op, wat zijn grote gezin goed kon gebruiken, maar hij gaf de rechten op al zijn na 1881 geschreven werk vrijwillig op. Hoe halfslachtig en onhaalbaar veel van deze maatregelen waren blijkt uit bepaalde observaties van zijn naasten. Hij predikt de totale onthouding, ook tussen een man en zijn vrouw, maar blijft Sofia wel zwanger maken: in totaal zestien keer. Hij eet eenvoudige vegetarische maaltijden, die hem echter gebracht worden door bedienden met witte handschoenen aan. Hij dweept met de boeren en hun eenvoudige en eerlijke leven, maar staat op zijn achterste benen wanneer zijn zoons Andrej en Michael met boerenmeisjes willen trouwen. Hij geeft een deel van zijn landgoederen en bezittingen weg, maar doet dat aan zijn vrouw. In een spotprent uit een krant van die tijd zien we Tolstoj zitten in een mooie kamer vol kostbaarheden, met daarbij de aanduiding ‘eigendom van mijn vrouw’.
Er valt dus het nodige te lachen om Tolstoj als een heilige die in de wereld, maar niet van de wereld is. Toergenjev sprak zelfs de vrees uit dat Tolstoj gek aan het worden was, en inderdaad waren er zeker momenten waarop zijn wereldvreemdheid krankzinnige vormen aannam. Aan een vriend wiens huis volledig afgebrand was schrijft hij, kennelijk verwijzend naar zijn eigen verlangen om in armoede te leven, dat hij jaloers is ‘op de wending die je leven heeft genomen’. Wanneer zijn uitzonderlijk begaafde zevenjarige zoontje Ivan overlijdt, spreekt Tolstoj in zijn dagboek over ‘een grote spirituele gebeurtenis’ en voegt hij daaraan toe: ‘Ik dank U, Vader. Ik dank U.’
| |
Invloed van Tolstojs wending op zijn werk
Tolstojs vrouw en gezin mogen dan zeer geleden hebben onder zijn religieuze wending, voor zijn lezers waren de gevolgen niet minder rampzalig. De grote Russische criticus Merezjkovski sprak over ‘de ongelofelijke zelfmoord van een genie’ en Romain Rolland noemde Tolstoj het enige voorbeeld van een grote kunstenaar die zijn volle creatieve kracht offerde aan God. De manier waarop Tolstoj afstand neemt van zijn eigen schrijverschap mag inderdaad uniek worden genoemd. ‘Als ik naar Oorlog en vrede kijk’, schrijft hij in Mijn biecht, ‘voel ik de walging van een man die achteraf kijkt naar de restanten van een orgie waar hij aan meegedaan heeft.’ De literatuur is dan voor Tolstoj een oppervlakkige en ijdele bezigheid geworden, althans wanneer deze geen morele boodschap uitdraagt: kunst dient niet langer om het leven in al zijn aspecten te laten zien en te onderzoeken, zij dient om te onderrichten wat goed en kwaad is. Na Mijn biecht schrijft Tolstoj een groot aantal religieuze
| |
| |
traktaten. Tegenwoordig worden die stukken nauwelijks meer gele-zen, maar in zijn eigen tijd waren dergelijke werken, in vooral Duitse en Engelse vertalingen, in het Westen veel bekender dan Oorlog en vrede en Anna Karenina, die vrijwel alleen bij het Russische publiek bekend waren. Er ontstond een tolstojaanse beweging, die nog bij leven van Tolstoj over de hele wereld miljoenen volgers aantrok. Ontelbare ko-lonies werden gesticht volgens de tolstojaanse principes, onder andere in Amerika, Engeland en ook in Nederland. Ook Ghandi werd geïnspireerd door Tolstoj en noemde zijn commune in Johannesburg ‘de Tolstojboerderij’. Jasnaja Poljana werd een pelgrimsoord waar bewonderaars, zondaars en gelukzoekers van over de hele wereld heen trokken om een glimp van hun goeroe op te vangen. ‘We hebben hier twee tsaren: Nicolaas II en Lev Tolstoj’, schreef de journalist Soevorin in 1901.
Tolstoj bleef van tijd tot tijd wel fictie schrijven, vooral korte verhalen. Het is werk waarin de volumeknop van het moralisme volledig opengedraaid wordt. Dat levert in veel gevallen onverdraaglijke verhalen op waarin mensen fouten maken om vervolgens dankzij het geloof in God op de rechte weg terug te keren. Het zijn eendimensionale pamfletten waarin Tolstoj bij monde van zijn romanpersonages zijn overtuigingen uitschreeuwt en waarbij het eigenlijk voldoende is de laatste zin te lezen. Zo luidt de laatste zin van het verhaal Twee oude mannen zo: ‘En hij begreep dat God ieder mens in de wereld een pacht-som laat betalen, die hij in liefde en goede werken moet voldoen.’ en eindigt De kaars met de zin: ‘En de boeren zagen in dat Gods macht niet ten kwade doch ten goede leidt.’
| |
Laatste parels van vertelkunst
Toch had Tolstoj zijn kunst nog niet verleerd. Van alles wat hij na Anna Karenina nog heeft geschreven zijn het vooral twee grote verhalen die overeind zijn blijven staan: De dood van Ivan Iljitsj en De Kreutzersonate. Ook deze twee novellen hebben een duidelijke relatie met Tolstojs persoonlijke preoccupaties, maar de verteller wint het er ruimschoots van de schoolmeester. De Kreutzersonate is het meest onkarakteristieke verhaal dat Tolstoj heeft geschreven. De razende, aanhoudende en onredelijke woede waarmee Pozdnysjev uitvaart tegen het huwelijk van ‘twee elkander hatende gevangenen, kettinggangers, aan eenzelfde ketting gebonden, die elkaars leven steeds vergalden en hun best deden, dat zelf niet in te zien’, deze razernij doet denken aan de manier waarop Dostojevski's man uit Aantekeningen uit het ondergrondse vanuit zijn souterrain tekeer gaat, terwijl ook de gewelddadige uitkomst van het verhaal eerder dostojevskiaans dan tolstojaans is.
| |
| |
In De dood van Ivan Iljitsj gaat het minder om diens dood dan om zijn verkeerd geleefde leven. Als verhaal over ambitie, carrière en geld- en pronkzucht, kortom over het najagen van oppervlakkig succes, is het van een volstrekte tijdloosheid. Het is een verontrustend verhaal, omdat veel van de keuzes die Ivan Iljitsj in zijn leven maakte, of liet maken voor hem, ons pijnlijk bekend voorkomen. Ivan Iljitsj is altijd met de stroom meegedreven, heeft steeds gedaan wat van hem verwacht werd: hij was ‘een begaafde jongen, vrolijk-goedhartig en sociabel, maar zich streng houdend aan wat hij als zijn plicht beschouwde; als zijn plicht beschouwde hij datgene, wat als zodanig beschouwd werd door mensen, die boven hem waren geplaatst.’ Zijn huwelijk en zijn carrière verlopen precies zoals dat normaal gebeurt, waarbij de relatie met zijn vrouw beter is naarmate het met zijn loopbaan en inkomsten beter gaat. Hoogtepunt in zijn leven is wanneer hij door een promotie een hoger salaris gaat verdienen en een mooie woning kan inrichten. Achteloos merkt de verteller op: ‘In werkelijkheid leek het als twee druppels water op de inrichting van alle niet erg rijke mensen, die toch graag voor rijk willen doorgaan, maar daardoor uitsluitend op elkaar lijken.’ Dan wordt Ivan Iljitsj ziek en dringt het geleidelijk tot hem door dat hij verkeerd geleefd heeft en nu met lege handen staat: ‘Volgens de openbare mening ging ik bergopwaarts, maar hoe meer ik klom, hoe meer ik het leven achter mij liet.’ Hoezeer Ivan Iljitsj inderdaad het leven achter zich heeft gelaten blijkt uit de reacties na zijn dood. Zijn collega's houden zich bezig met de gevolgen voor hun eigen promotiekansen, zijn vrienden met die voor hun kaartavondjes en zijn vrouw met de vraag hoe zij door de dood van haar man geld van de staat kan krijgen. ‘Ja, hij is gestorven, maar ik nog niet’, is de voornaamste gedachte bij hen allen.
De onechtheid van het leven van Ivan Iljitsj, zijn veinzerij en ijdelheid, hebben een universele betekenis die de kracht van het verhaal bepaalt. Nabokov, die De dood van Ivan Iljitsj Tolstojs meest artistieke en meest perfecte verhaal noemt, merkt op dat de hoofdpersoon een levende dood leeft en pas door het inzicht daarin (dat hij op de valreep krijgt) met zijn dood in zekere zin een nieuw leven begint. Inderdaad is de laatste gedachte van Ivan Iljitsj: ‘De dood is voorbij. De dood is er niet meer.’ De spirituele reis van Ivan Iljitsj is dezelfde als die van Bezoechov, Levin en Tolstoj zelf, alleen bereikt hij zijn bestemming pas met het verlaten van de aarde.
| |
De egel en de vos
Tolstojs volstrekt veranderde literatuur- en kunstopvatting toont zich niet alleen in zijn eigen fictie, maar ook in zijn beoordeling van andermans werk. Berucht zijn in dit opzicht met name zijn essays Wat is kunst?
| |
| |
(1897) en Shakespeare en het drama (1906). Kinderliedjes en volksliederen verdienen de voorkeur boven Beethoven, omdat ze edeler gevoelens opwekken. ‘“Wat! De Negende Symfonie geen goed kunstwerk?!”, hoor ik uitroepen. En ik herhaal: zeer zeker is het dat niet.’ Shakespeare komt er niet beter vanaf dan Beethoven. ‘Wat een grof, vulgair en onzinnig werk is Hamlet toch!’, schrijft hij, maar nog bozer kon hij worden over King Lear. In een geestig essay heeft George Orwell geopperd dat Tolstoj Lear haatte omdat hij zelf als Lear was: blind voor de dwaasheid al zijn bezittingen weg te geven, om daarna half gek met zijn grote witte baard naar buiten te vluchten, de storm in.
De werkelijke reden voor Tolstojs afkeer van Shakespeare is echter waarschijnlijk vooral gelegen in het totale ontbreken van moralisme in diens werk. Shakespeare mist iedere schoolmeesterachtigheid, hij roept ons niet toe wat goed en wat kwaad is. Er is ook geen spoor van God of van religieus bewustzijn in zijn stukken, die volgens Tolstoj dan ook immoreel zijn. Tsjechov maakt hij hetzelfde verwijt. ‘In naam van wat schrijft hij?’, vroeg hij over diens toneelwerk. De twee hebben elkaar enkele malen ontmoet en konden het goed met elkaar vinden, hoewel Tolstoj zijn jongere collega toevoegde: ‘Shakespeare's stukken zijn slecht, maar die van jou zijn nog slechter’. Ook Dostojevski kan Tolstojs goed-keuring niet wegdragen, met uitzondering van diens Dodenhuis, een verslag van zijn jaren in een Siberisch strafkamp dat volgens Tolstoj een meesterwerk is. Geen wonder: want het is een werk met zowel een sociale als een religieuze dimensie, waarin Dostojevski uiteenzet hoe hij juist in het kamp tot zijn geloof kwam en hoezeer het lezen in de bijbel hem daar tot steun was.
Tolstoj was kunstenaar en profeet, schrijver en moralist. De mooiste analyse die gemaakt is van deze spanning tussen twee tegenstrijdige roepingen is die van Isaiah Berlin in zijn essay De egel en de vos. Berlin stelt dat in Tolstoj een worsteling plaatsvond tussen de monistische en de pluralistische visie op de realiteit, tussen enerzijds een alomvattende en metafysische visie die doordringt tot de ‘eerste oorzaken’ van alle dingen en alles tot die vaste kern herleidt, en anderzijds een ‘wetenschappelijke’ visie die de nadruk legt op het concrete, het empirische en het controleerbare en juist een wantrouwen koestert tegen alle abstracte of bovennatuurlijke zienswijzen. De monistische visie is die van de egel, de pluralistische die van de vos. De hypothese die Berlin nu presenteert en verdedigt is dat Tolstoj van nature een vos was, maar zelf geloofde (of dwong zichzelf te geloven) dat hij een egel was:
Tolstojs genie is zijn vermogen tot ongelooflijk nauwkeurige weergave van het onweergeefbare, de bijna verbijsterende creatie van de volledige, onvertaalbare individualiteit van het individuele [...] Maar vervolgens
| |
| |
pleit deze zelfde schrijver voor het volstrekte tegendeel, dat hij, zeker in zijn laatste, religieuze fase, als een razende verkondigt: de noodzaak om alles uit te bannen dat niet beantwoordt aan een zeer algemene, zeer eenvoudige maatstaf: bijvoorbeeld wat boeren aangenaam of onaangenaam voorkomt, of wat volgens het evangelie goed is.
In Oorlog en vrede en Anna Karenina zien we Tolstoj vooral als vos, in Opstanding en het grote merendeel van zijn latere verhalen en andere werk heeft de egel zijn stekels opgezet. Slechts nu en dan, zoals in De Kreutzersonate en De dood van Ivan Iljitsj, is de vos de egel te slim af en wint de schrijver het opnieuw van de moralist. In het verslag van de dood van Ivan Iljitsj richt Tolstojs genie zich weer op de ‘onvertaalbare individualiteit van het individuele’ waar Berlin over spreekt, zoals bijvoorbeeld in de volgende prachtige passage:
Dat voorbeeld van een syllogisme, dat hij in de logica van Kiesewetter had geleerd: Kaj is een mens, mensen zijn sterfelijk, dus Kaj is sterfelijk, had hem zijn hele leven juist geleken voor zover het Kaj betrof, maar niet hemzelf. Kaj was een mens, een mens in het algemeen, dat klopte; maar hij was Kaj niet en geen mens in het algemeen, hij was altijd een heel, heel ander wezen dan alle anderen geweest; hij was Wanja met vader en moeder, met Mitja en Wolodja, met zijn speelgoed, met de koetsier en de kindermeid; later met Katja, met alle vreugde, alle verdriet, alle geestdrift van zijn kinderjaren, jongensjaren en jeugd. Bestond er soms voor Kaj die geur van de gestreepte, leren bal, waar Wanja zoveel van hield? Kuste Kaj ooit zó de hand van zijn moeder en ruiste voor Kaj zó de zij in de plooien van zijn moeders japon?
Maar dergelijke passages zijn tegen die tijd uitzonderingen in zijn werk. Tolstoj is een egel geworden, een pamflettist die zijn morele en religieuze overtuigingen verbreidt. Het antwoord dat hij nu geeft op de vraag ‘Hoe te leven?’ is: door de evangeliën te lezen en het voorbeeld van een-voudige mensen te volgen. Wat hier direct mee samenhangt is de eenvoud van de meeste personages bij de latere Tolstoj. Vergelijk bijvoorbeeld de vergeefse pogingen van de jongeman in het vroege verhaal De ochtend van een landedelman om het lot van de boeren te verbeteren met de moeiteloze bekering van een moordenaar in De valse coupon. De jonge edelman loopt stuk op het wantrouwen en de onwil van de boeren om iets te veranderen, terwijl de moordenaar zeer ontvankelijk blijkt voor de boodschap van het evangelie. De karakters in Tolstojs verhalen boden steeds minder weerstand aan zijn wensen.
| |
| |
| |
De groene tak
De beroemde slotzin van Sebastopol in mei, dat Tolstoj schreef in 1855 na zijn eerste ervaringen in de oorlog op de Krim, luidt:
Maar de heldin van mijn verhaal, die ik bemin met alle krachten van mijn geest, die ik heb getracht weer te geven in al haar schoonheid, en die altijd schoon is geweest, is en zal blijven, is de waarheid.
Zoals we hebben gezien onderging die waarheid van Tolstoj in de loop der jaren de nodige veranderingen. Zijn wereld werd kleiner en zijn opvattingen over de mens, het leven en de kunst werden smaller. Hij deed afstand van de ijdelheden van de wereld in De dood van Ivan Iljitsj, van huwelijk en liefde in De Kreutzersonate en van de kunst en literatuur in Wat is kunst? Wat overbleef was alleen het geloof in het eenvoudige leven op het land en in het evangelie, althans een bepaalde interpretatie daarvan. ‘Alleen ik begrijp de leer van Jezus’, zei Tolstoj.
Naarmate Tolstojs wereld kleiner werd, nam zijn prekerigheid toe. Uiteindelijk lijkt Tolstoj ons dan ook weinig te kunnen zeggen over de grote vragen naar de waarheid en het hoe en waarom van het leven. In zijn werk laat hij zien dat we niet moeten leven als Koeragin, Ivan Iljitsj of Karenin, die enkel ijdelheden nastreven. Maar zoals meer cultuurcritici is ook Tolstoj minder goed in het presenteren van een positief alternatief. Misschien is de goedzak Pierre Bezoechov nog het gelukkigste personage dat bij Tolstoj te vinden is, hoewel niet helemaal duidelijk is wat Pierre nu uiteindelijk precies heeft gevonden en hij flink onder plak zit bij Natasja. Veel van de karakters in zijn latere werk laten vooral zien hoe tegenstrijdig, wereldvreemd en onhaalbaar Tolstojs idealen waren en hoe onbegaanbaar zijn pad feitelijk was. Ook zijn eigen privé- leven getuigt daarvan: het is een tragikomedie van een rijke, wereldberoemde schrijver en huisvader die niet rijk en niet beroemd wil zijn en die het lot van de boeren en de onderdrukten boven dat van zijn eigen gezin stelt, die als oude man dat gezin en het huis waar hij geboren is en levenslang gewoond heeft midden in de nacht ontvlucht om twee weken later, nagezeten door familie, volgelingen en media, te sterven in het stationsgebouw van Astapovo.
Niets is treuriger dan de foto van Sofia Tolstoj voor het raam van dat stationsgebouw: de vrouw die zeven handgeschreven kopieën van Oorlog en vrede maakte en nu niet bij de stervende Tolstoj mag komen. Ook haar laatste wens om naast Tolstoj begraven te worden zou haar worden ontzegd. Maar misschien is er toch iets dat nóg treuriger is: het feit dat deze grote verteller, de alchimist die leven maakte uit woorden, zijn enorme creatieve talent offerde op het altaar van zijn geloof
| |
| |
en in dienst stelde van moralistische verhalen en religieuze traktaten die vrijwel niemand nu nog leest.
Als kind geloofde Tolstoj het verhaal van zijn broer Nikolaj, dat ergens op hun landgoed Jasnaja Poljana een groene tak begraven ligt waarop het geheim van het menselijk geluk geschreven staat. Tolstoj wilde begraven worden op zijn landgoed, in de buurt van de plaats waar die tak zou moeten zijn. Misschien heeft hij zo na zijn dood in de grond van zijn landgoed toch nog een antwoord kunnen vinden op de vragen die hij bij leven niet wist op te lossen.
| |
Literatuur
Wie Tolstoj wil lezen kan bijvoorbeeld gebruik maken van de uitgave van zijn verzamelde werk in de ‘Russische Bibliotheek’ van uitgeverij Van Oorschot. Hieronder volgt een korte lijst van interessante secundaire literatuur waaruit in bovenstaand artikel geciteerd is. |
Matthew Arnold, ‘Count Leo Tolstoi’ in: Essays in Criticism - First and Second Series Com-plete, Cornell University Library, 2009. |
Isaiah Berlin, The Hedgehog and The Fox: An Essay on Tolstoy's View of History, Phoenix, 1999. |
Richard F. Christian (ed.), Tolstoy's Letters, in twee delen, Athlone Press, Londen, 1978. |
Maxim Gorky, Gorky's Tolstoy and Other Reminiscences, Yale University Press, New Haven/Londen, 2008. |
Thomas Mann, Essays of Three Decades, Random House, 1947. Bevat o.a. de essays ‘Goethe and Tolstoy’ en ‘Anna Karenina’. |
Vladimir Nabokov, Lectures on Russian Literature, Mariner Books, 2002. |
Andrew N. Wilson, Tolstoy: a Biography, Norton & Co, 2001. |
|
|