ming en sportbeoefening waren het pas de Engelse kostscholen die dit oude verbond enkele eeuwen geleden een nieuwe invulling gaven. Sport werd zelfs zo belangrijk binnen het Britse onderwijs en binnen de Britse maatschappij in het algemeen dat de hertog van Wellington na de slag bij Waterloo kon claimen dat de overwinning eigenlijk behaald was op de sportvelden van Eton. Het was overigens eveneens in 1815 dat hetzelfde college het eerste voetbalreglement uit de geschiedenis ontwikkelde.
Het getuigt misschien van enige arrogantie, maar gelegen aan de rand van de stad in een uitgestrekt groendomein met talloze voetbalvelden, terreinen voor basket, volley, tennis en handbal, zelfs een heus stadion en een tijdlang ook een openluchtzwembad, kon en kan het Turnhoutse Sint-Jozef-college makkelijk de status van continentaal Eton opeisen. Een doordacht systeem van allerhande sportcompetities en -trainingen behoort er sinds jaar en dag tot het curriculum. En ook van het lerarenkorps wordt daarbij een actieve inzet verwacht. Of het nu veldlopen, atletiek, voetbal of rugby betreft, elkeen speelt zijn rol: op het terrein als deelnemer of arbiter, aan de zijlijn als organisator of begeleider. Sport is opvoeding met andere middelen.
Eugène Arnould combineerde als klascoach meerdere doctrines. Zijn lijfspreuk haalde hij bij keizer Augustus: ‘Haast u langzaam’. Geen blinde passes dus, geen wild geloop. Van Tomislav Ivic vervolgens had hij onthouden dat het er niet zozeer op aankwam de zwakke punten te verbeteren als wel de sterke punten nog sterker te maken, uitgaan van de eigen kracht met andere woorden. Mentale training was daarbij onontbeerlijk. In die zin ontpopte hij zich als een voorloper van Georges Leekens maar dan zonder diens kapsones. Winnen door teambuilding moest nog geschreven worden. Tactisch inzicht deelde hij dan weer met zijn leeftijdgenoot Raymond Goethals, evenwel zonder de behoudsgezinde instelling van de Brusselse tovenaar over te nemen. Integendeel, Arnould pleitte steeds voor verzorgd en aanvallend spel. Zo sprak hij herhaaldelijk en vol bewondering over Pelé die hij op 28 mei 1960 met Santos Anderlecht had zien verpulveren. ‘Daar had ik best meer voor willen betalen!’ 0-6 werd het in het Astridpark, alleen het Beerschot van Rik Coppens kreeg het enkele dagen later nog zwaarder te verduren.
Het voetbal vormde als ploegsport natuurlijk het kroonstuk, maar ook individuele sporten lagen Arnould uitstekend. Hij was een geducht tennisser en een meer dan verdienstelijk pingpongspeler. Ook zat hij vaak op de fiets en op een keer moest hij zelfs, bij gebrek aan geld voor een treinticket, de afstand tussen Parijs en Brussel in zijn eentje afmalen. Tenslotte had hij die avond nog een belangrijke afspraak in onze hoofdstad. Het was, ironisch genoeg, een val met de fiets die op latere leeftijd een einde maakte aan zijn actieve carrière.
Bekend is Eugène Arnould nooit geworden, maar hij kan symbool staan voor de talloze leraren en opvoeders wereldwijd die via sport jonge mensen zin voor gemeenschapsvorming