Socioloog Bart Vanreusel vervolgens focust op de hedendaagse ‘cultuur van het uithoudingsvermogen’, inzonderheid de heropleving van de loopsport of ‘runaissance’. Die kan men zien als een reactie tegen het ‘Bruto Nationaal Tekort aan Beweging’ in onze ‘sedentaire samenleving’. Naast de positieve impact van deze fitheidshype passen ook enkele kritische kanttekeningen. Sport is afzien, niemand die dit betwist, maar dat lijden kan ook gesublimeerd worden tot kunst. Zo blijkt wel uit de bijdrage van Joris Gerits die grasduint in de wielerliteratuur uit ons taalgebied, van Paul van Ostaijen tot Ivo Victoria, om uiteindelijk te stranden op 55 kilometer van de eindstreep in San Remo.
De volgende drie bijdragen hebben een veeleer historische invalshoek. Aan de hand van de civilisatietheorie van Norbert Elias beschrijft Jan Van Gestel de ‘versporting’ van karate door de eeuwen heen. Van het Verre Oosten trekken we met Herman Simissen vervolgens naar de Britse Antillen voor het levensverhaal van C.L.R. James (1901-1989), cricketer en leraar op Trinidad, journalist, literator en historicus, politiek activist in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, bestrijder van het kolonialisme en marxistisch theoreticus. Stijn Geudens tot slot peilt, vijfentwintig jaar na het Heizeldrama, naar de cultuurhistorische betekenis van het hedendaagse voetbalvandalisme en trekt daarbij een parallel met het supportersgeweld in de Romeinse Oudheid.
De zeven vermelde bijdragen worden, als in een estafette, afgelost met zes korte portretten van mensen die op een of andere manier meerwaarde gegeven hebben aan sport. De Canadese diplomaat Bob Munro is de eerste in de rij. In 1987 startte hij in Nairobi met het project Mysa (Mathare Youth Sports Association), dat ondertussen reeds vele duizenden jongeren uit de Afrikaanse sloppenwijken een betere toekomst heeft gegeven. Jonge mensen via sport zin voor gemeenschapsvorming en maatschappelijke verantwoordelijkheid bijbrengen is ook steeds een bekommernis geweest van jezuïet en leraar Eugène Arnould. De Griekse dichter Pindaros en de Nederlandse columnist Nico Scheepmaker vervulden dan weer een pioniersrol in respectievelijk de sportpoëzie en de sportverslaggeving. Het wereldrecord dat de Britse amateuratleet Roger Bannister in 1954 liep op de mijl vervolgens vormde een keerpunt voor de atletiek die zich nadien verloor in een koortsige jacht naar nieuwe records en hyperprofessionalisering. De reeks afsluiten doen we met een andere Brit, kapitein Billie Nevill, die achtenvijftig jaar vóór Rinus Michels' beruchte woorden ‘voetbal is oorlog’ bewees dat ook het omgekeerde waar was.
Over de Franse voetbalkunstenaar en thans UEFA-voorzitter Michel Platini verklaarde een trainer ooit: ‘zelfs zijn voeten hebben een hoog IQ’. Inderdaad, de mens denkt nu eenmaal niet alleen met zijn geest maar ook met zijn handen en voeten. Een geschikt uitgangspunt, zo lijkt ons, om de lectuur van dit themanummer aan te vatten.
Stijn Geudens