| |
| |
| |
Boeken
Kerk en theologie
Van Abraham tot Zacheüs
Waar het gaat om het samenstellen van ‘A-Z boeken’ heeft Louis Goosen inmiddels een reputatie opgebouwd. Twee van dergelijke, meermaals herdrukte uitgaven (Van Andreas tot Zacheüs uit 1992 en Van Abraham tot Zacharia uit 1999) heeft hij nu bewerkt en samengevoegd, zodat men de informatie over de belangrijkste Bijbelse personen, bijna 120 in totaal, nu in één deel bijeen vindt. Over het algemeen wordt uitstekende informatie geboden, met voortdurend oog voor details, vooral waar het de beeldende kunst betreft.
Slechts sporadisch wordt nadere informatie gemist. Dat is onder meer het geval bij het lemma ‘Mozes’, wanneer tamelijk uitvoerig die merkwaardige iconografische voorstelling - Mozes afgebeeld met twee hoorns op zijn hoofd - ter sprake komt. Die manier van afbeelden is te danken, of liever te wijten, aan een foutieve vertaling van Exodus 34:29 in de Vulgaat, de Latijnse Bijbelvertaling van Hieronymus. De kerkvader vertaalde de Hebreeuwse tekst (‘zijn gezicht glansde’) foutief met: ‘zijn gezicht was gehoornd’. Echt jammer dat deze informatie door Goosen niet wordt verstrekt.
Ronduit moedig is dan weer het feit dat verreweg de meeste illustraties in dit lijvige boekwerk niet tot de overbekende voorstellingen behoren die men altijd en overal in naslagwerken aantreft. Wel is het daarom extra spijtig dat ze allemaal in zwart-wit zijn afgedrukt.
Vooral het deelgebied ‘literatuur’ komt er naar mijn mening nogal bekaaid af. Als voorbeeld neem ik het uit-voerige en mooie lemma ‘David’ (blz. 72-80). Wanneer het over David in de literatuur gaat, worden slechts enkele moderne romans uit Israël genoemd. En
| |
| |
dat terwijl de volgende titels zeker niet hadden misstaan: Elmer David, Giant Killer (1928); Gladys Schmitt, David the King (1946); Stefan Heym, Der König David Bericht (1972); Thomas Burnett Swann, How are the Mighty Fallen (1974); Joseph Keiler, God Knows, (1984); Allan Massie, King David (1995). Dit had verder aangevuld kunnen worden met: R.J. Frontain & J. Wojcik, The David Myth in Western Literature (1980) en W. Dietrich/ H. Herkommer (red.), König David - Biblische Schlüsselfigur und europaische Leitgestalt (2003).
De functie van naslagwerk wordt overigens uitstekend belichaamd in een uitvoerige ‘Bibliografie’ (blz. 431-446), een ‘Register van auteurs en kunstenaars’ (blz. 447-483) en een ‘Register van bijbelse, apocriefe en historische figuren’ (blz. 484-493). Al met al dus een echte aanrader, zeker in samenspel met De Bijbel cultureel (zie mijn bespreking in Streven maart 2010).
□ Panc Beentjes
Louis Goosen, Van Abraham tot Zacheüs. Thema's uit het Oude en het Nieuwe Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater. Een lexicon, Uitgeverij Boom/Sun, Amsterdam, 2009, 493 blz., 47,90 euro, ISBN 978-90- 8506-759-7.
| |
Taal voor de ziel
Eugen Drewermann is een monument. Deze populaire Duitse psycholoog en theoloog draait al decennialang mee in het internationale theologische discours en wordt vaak in één adem genoemd met gevestigde namen als Küng, Rahner of Schillebeeckx. In tegenstelling tot deze theologen is hij evenwel van een latere generatie en ligt zijn invalshoek veeleer in een dieptepsychologische lezing van de Schrift en de tekenen van onze tijd. In recentere publicaties tracht Drewermann telkens de moeilijke verhouding tussen God en een wetenschappelijke discipline (antropologie, biologie, neurologie, kosmologie, ...) te duiden.
Met Taal voor de ziel keert Drewermann even terug naar zijn wortels en onderzoekt hij de werking van dieptepsychologische mechanismen bij lezer en personages in de belangrijkste gelijkenissen van de synoptische evangelies. Met deze heldere, eerlijke en toch erg bondige lezingen slaagt Drewermann erin om weerbarstige - bij momenten zelfs onbegrijpelijke of ogenschijnlijk onrechtvaardige - verhalen in een duidelijk perspectief te plaatsen.
Elke bespreking van een perikoop begint met een objectieve kijk naar de verhaalelementen en de manier waarop deze functioneerden in het oude Palestina. Het gaat om concrete omgevingsfactoren waarin het verhaal zich afspeelt en die ook wel eens het vijfde evangelie worden genoemd. Pas daarna kijkt Drewermann naar de manier waarop elk van de personages zich gedraagt, wat Jezus met zijn verhaal bedoelde en wat het mogelijke effect van dit verhaal op de lezer is. Hierbij maakt Drewermann overigens nog een sterk onderscheid tussen parabels zoals die van ‘de verloren zoon (Lc 15,11-31)’ die in één beweging de brug trachten te slaan tussen hemel en aarde, en allego- | |
| |
rische gelijkenissen zoals ‘de onrechtvaardige wijnbouwers (Mc 12,1-12)’, waarin elk verhaalelement een andere betekenis heeft.
Jezus gebruikt volgens Drewermann de taal van de literatuur om God toegankelijk te maken voor eenvoudige en vaak wanhopige mensen. In die zin hoort hij voluit bij de profetische traditie van zijn tijd. Twee punten komen steeds terug in zijn gelijkenissen: de urgentie om hier en nu radicaal voor God te staan en overvloedige vergevende goedheid en genade van God die voor ons mensen de voorwaarde is om te kunnen leven. Een goedheid die wij ook tot elkaar verplicht zijn. Vaak is de aanleiding om een gelijkenis te vertellen het opheffen van een misverstand of het zich verdedigen tegen tegenstanders die hem naar het leven staan. Maar toch kiest Jezus daarbij telkens voor een provocerende manier van vertellen, die ook weer naadloos aansluit bij de compromisloze manier waarop hij zijn leven leidde.
Taal voor de ziel is een verfrissend boekje geworden waarin de oude Drewermann toont dat zijn ideeën niet aan relevantie verloren hebben doorheen de jaren. De eigenlijke opbouw van het boek heeft de vorm gekregen van een vraaggesprek, wat soms bevreemdend overkomt, maar het, mede door het eenvoudige taalgebruik, erg toegankelijk maakt voor iedereen.
□ Gert Van Langendonck
Eugen Drewermann, Taal voor de ziel: Jezus' bevrijdende verhalen, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2009,156 blz., 18,95 euro, ISBN 97890-79001-07-1.
| |
Literatuur
Overwonnen onmondigheid
Een vrouw in de veertig ontwaakt in een omgeving die ze nauwelijks kan thuisbrengen. Hoort ze haar moeder die net het rinkelende zilveren bestek teruglegt dat ze voor de bruiloft van haar zus heeft gepoetst? Waarom zegt men dat rechterhand en -voet kouder zijn dan de linker? Waarom heeft haar moeder een koude rechterhand? Duidelijk is dat de vrouw in een schemertoestand verkeert. Ze zweeft tussen heden en verleden, kan de woorden die ze hoort met moeite betrekken op de werkelijkheid waarop ze doelen. Helene Wesendahl blijkt ze te heten. Ze heeft een man, Matthes, en vijf kinderen tussen vijf en drieëntwintig. Het duurt een tijd voor ze hen herkent wanneer ze haar bezoeken op de afdeling intensieve zorgen. Daar ligt ze na een dubbele operatie wegens een zware hersenbloeding.
Dat de desoriëntatie en afasie uitgerekend haar treffen - ze is psychologe, heeft poëzie en romans gepubliceerd - is tragisch, maar maakt haar tot een bevoorrechte waarnemer van wat haar overkomt. De derde persoon waarmee Kathrin Schmidt haar roman Du stirbst nicht laat vertellen, zorgt voor de nodige afstand bij deze verhaalstof die gemakkelijk larmoyant had kunnen worden. Tegelijk maakt het interne perspectief van de vrouw die met vallen en opstaan haar omgeving reconstrueert, fysiek moeizaam revalideert, beetje bij beetje haar taalvermogen en
| |
| |
herinneringen terugvindt en langzaam haar identiteit heropbouwt Du stirbst nicht ongewoon fascinerend.
Iedereen die ooit een tijd in het ziekenhuis heeft gelegen, weet hoe (in het gunstige geval) met een herstelproces ook een zelden uitgesproken maar reëel gevoel van bevoogding gepaard gaat. Er wordt voor je gezorgd, maar tegelijkertijd word je betutteld en lijkt men je het recht op eigen beslissingen te ontnemen. Helene, wier karakter sinds de hersenbloeding ook licht is veranderd - ze is minder geremd dan vroeger, durft tegenover anderen vrijer te uiten wat ze denkt - heeft het er behoorlijk moeilijk mee. Haar zin voor humor en satire zet de dokters en verpleegsters voor wie de patiënt slechts een geval is, geregeld in hun hemd. Des te meer waardeert ze het geduld en de liefde die ze krijgt van haar man, haar kinderen en enkele vriend(inn)en die haar trouw bezoeken.
Op dit punt bevat Du stirbst nicht een onverwacht conflictgegeven. Net voor de hersenbloeding was Helene van plan Matthes te verlaten. Te veel in hun relatie was te vanzelfsprekend geworden. Ze hielden elkaar ongemerkt aan de leiband, praatten nog nauwelijks met elkaar. Daarbij kwam dat Helene verliefd was geworden op de transseksuele Viola, een relatie waartegen ze zich aanvankelijk had verzet en die niet zonder slag of stoot verliep. In de gereconstrueerde herinneringen aan Viola - ook die vrouw moest een strijd leveren om haar eigenlijke identiteit te vinden - vindt ze een zusterziel terug en de overwinning van de kloof tussen man en vrouw. In realiteit blijkt voor de relatie met Viola echter geen toekomst meer te bestaan. Dat het weer goed komt tussen haar en Matthes, die attent, onzelfzuchtig, vaak met een woordeloos gebaar voor haar blijft opkomen en haar door dik en dun steunt, wordt naar het einde toe niet geëxpliciteerd maar wel gesuggereerd.
De roman is opgebouwd uit paragrafen van telkens slechts enkele bladzijden, gegroepeerd in zes lange hoofdstukken met titels als ‘Wimperslagen’, ‘Schaduwfiguren, silhouetten’ en ‘Nervaturen’. Hij is zo scherpzinnig geschreven, met zulke taalkracht dat je niet meer dan een twintig bladzijden aan één stuk kan lezen. Kathrin Schmidts talent tot spitse observatie en formulering, haar door het afasiegegeven extra gemotiveerde spel met de vele betekenissen van woorden en door klankassociaties gegenereerde zinnen, is verbluffend. Je merkt dat hier een dichteres aan het woord is, ook als ze proza schrijft. Dat Du stirbst nicht de Deutscher Buchpreis 2009 heeft gekregen, is meer dan verdiend. Dat deze roman, zonder dat de auteur ermee te koop loopt, een sterke ‘Sitz im Leben’ heeft (Schmidt had in 2002 zelf een hersenbloeding) maakt de geleverde taal-prestatie nog indrukwekkender. Het boek stemt tot nadenken over de vanzelfsprekendheid waarmee we verwachten dat lichaam en geest functioneren. En over de levenskracht die mensen in staat stelt een schijnbaar noodlot te overwinnen.
□ Erik de Smedt
Kathrin Schmidt, Du stirbst nicht. Roman, Kiepenheuer & Witsch, Keulen, 2009,347 blz., 19,95 euro, ISBN 978-3-462-04098-2.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Religie en Verlichting in Nederland 1650-1850
In publieke debatten over de plaats van religie in de samenleving wordt tegenwoordig niet zelden naar de Verlichting verwezen. Met name de kreet ‘het wordt tijd dat de islam een Verlichting doormaakt’ wordt nog al eens gebezigd. Daarmee wordt gesuggereerd dat de verhouding tussen de Verlichting en religie eenduidig is, en van dien aard dat de Verlichting er in de westerse wereld toe heeft geleid dat de religie niet langer een rol speelt in het openbare leven en enkel nog van belang kan zijn in het privéleven van gelovigen. Natuurlijk hoeft alleen maar te worden verwezen naar het Verenigd Koninkrijk om aan te tonen dat dit beeld onjuist is: het was van groot belang voor de westerse Verlichting, terwijl de anglicaanse kerk er nog altijd duidelijk aanwezig is in het openbare leven.
Ook voor Nederland is de verhouding tussen Verlichting en religie veel ingewikkelder dan de al te gemakkelijk geslaakte kreet doet vermoeden, zo blijkt uit Een veelzijdige verstandhouding, onder redactie van de historici Emestine van der Wall en Leo Wessels. Centraal in deze bundel staat de verhouding tussen religie en Verlichting in Nederland in de periode 1650-1850. Daarbij hebben redacteuren de gelukkige keuze gemaakt niet te volstaan met beschouwingen van historici rond dit thema, maar ook teksten uit deze periode zelf op te nemen. Door deze aanpak maakt de lezer zowel uit de eerste hand als via hedendaagse geschiedwetenschappelijke inzichten kennis met de opvattingen die in de Verlichting leefden over onderwerpen als maatschappelijke en religieuze tolerantie, de verhouding tussen Kerk en Staat, de positie van de vrouw, en de kritiek die verlichte denkbeelden al in hun eigen tijd opriepen - alles bezien vanuit het spanningsveld tussen religie en Verlichting.
Daarbij komen naast bij een breder publiek bekende auteurs als bijvoorbeeld Betje Wolff en Aagje Deken of Balthasar Bekker, ook minder bekende publicisten aan bod. De maar liefst eenentwintig bijdragen aan deze bundel worden voorafgegaan door twee inleidingen: een meer thematische van Emestine van der Wall, en één met het karakter van een historisch overzicht van de periode van Leo Wessels. Als er al een algemene conclusie aan Een veelzijdige verstandhouding kan worden verbonden, dan kan deze alleen maar luiden dat de verhouding tussen Verlichting en religie veel ingewikkelder en rijker is dan doorgaans wordt gedacht, en dat zij zeker niet in een enkele slagzin kan worden samengevat.
De bijdragen in deze bundel zijn divers van karakter, maar overwegend met een grote helderheid geschreven. De vele, goed gekozen illustraties geven een duidelijke meerwaarde aan het geheel. Het belang van het onderwerp, niet in de laatste plaats ook voor hedendaagse debatten, en de aantrekkelijke en heldere presentatie maken Een veelzijdige verstandhouding tot een toegankelijke en lezenswaardige uitgave - aan te bevelen voor iedereen met belangstelling voor de Verlichting.
| |
| |
□ Herman Simissen
Emestine van der Wall en Leo Wessels (red.), Een veelzijdige verstandhouding. Religie en Verlichting in Nederland 1650-1850, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2007, ISBN 978-90-77503-73-7, 456 blz., 29,90 euro. Een tweede druk is aangekondigd.
| |
Varia
Een week op de luchthaven
Luchthavens fascineren. Ze zijn plekken bij uitstek om je ervan te laten doordringen dat technologische vooruitgang de mens letterlijk van de aardbodem los heeft gemaakt. Bovendien, en dat lijkt op het eerste zicht haast contradictoir, zijn ze plaatsen waar emoties de vrije loop worden gelaten en tranen rijkelijk vloeien. Statistisch gezien mag het dan onzin zijn, we zijn vaak een pak ongeruster voor wat er zou kunnen mislopen tijdens een vlucht boven de Atlantische Oceaan dan tijdens de autorit naar de luchthaven. Vliegen blijft immers ook het gevoel oproepen van ‘hoogmoed komt voor de val’, van de mens die voor god speelt. Sowieso bevat de permanente stroom van afscheid nemen en weerzien op luchthavens gebeurtenissen met een sterke emotionele lading, die sommigen hoogstens wat beter kunnen verdringen.
Maar er valt heel wat meer te observeren, beschouwen, analyseren en te filosoferen over de luchthaven als haast archetypische plek in onze moderne samenleving. De auteur bij uitstek om zich hier aan te zetten, is Alain de Botton, bekend om zijn heel eigenzinnige, filosofische, vlot leesbare maar theoretisch toch goed onderbouwde beschouwingen over allerhande aspecten van het dagelijks leven.
Het lijkt dan ook geen toeval dat de eigenaar van de luchthaven in Heathrow, de Grupo Ferrovial, aan De Botton dacht toen ze het plan opvatte ‘een schrijver uit te nodigen om een week door te brengen in [het] nieuwste passagierscentrum, Terminal 5’ om als ‘eerste writer in residence [...] ter plaatse een impressionistische verkenningstocht te ondernemen en vervolgens, ten overstaan van passagiers en personeel, materiaal voor een boek te vergaren aan een speciaal daartoe opgestelde schrijftafel in de vertrekhal tussen zones D en E’.
De Botton aarzelt in eerste instantie - hij is zich er erg van bewust dat ‘de wereld van de handel en die van de kunst doorgaans niet zo goed met elkaar overweg kunnen’. Maar, met Thomas Hobbes in gedachten ‘die het de gewoonste zaak van de wereld had gevonden zijn boeken in dienst van de graven van Devonshire te schrijven’ en de wetenschap dat zijn ‘eigen mecenas, Rafael del Pino’ helemaal niets van hem verwachtte, ‘geen opdracht of ook maar de geringste verwijzing naar zijn vooruitzichten in het hiernamaals’, besluit hij de opdracht te aanvaarden.
Het literaire resultaat van De Bottons verblijf op de luchthaven is bovendien niet uitsluitend in handen van zijn mecenas gebleven, waardoor ook de
| |
| |
Nederlandstalige uitgever van het werk van De Botton het essay kan uitbrengen. We mogen er ons gelukkig om prijzen: Een week op de luchthaven is (opnieuw) een erg aanbevelenswaardig werk. Het essay is een plezier om lezen, de beschouwingen geven voedsel aan je eigen gedachten en nergens wekt het de indruk in ‘onvrijheid’ geschreven te zijn, laat staan dat het een veredelde publiciteitsbrochure zou zijn. Bovendien zijn de foto's (van de hand van Richard Baker), voor de eerste keer in een Nederlandstalige publicatie van De Bottons werk, in kleur afgedrukt, wat een hele verbetering is. Als dit het gevolg is van de tussenkomst van een mecenas bij het tot stand komen van het werk, dan is het experiment wat mij betreft voor herhaling vatbaar.
□ Johan Van der Auweraert
Alain de Botton, Een week op de luchthaven, Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2009, 107 blz., 16,50 euro, ISBN 9789045016825.
|
|