boren baby's gezegend in hun kartonnen doodskistjes: kleine kindjes die gestorven waren aan een te behandelen longaandoening terwijl hun ouders en familie niet het geld hadden om zelfs maar elementaire geneesmiddelen te kopen, of al oudere mensen die gestorven waren omdat ze bij ziekte niet terug konden naar hun familie op het platteland, in de val gelokt als ze waren door de loze beloften van de grote stad. Mijn confraters die de belangen van de stortplaatsparochie behartigen zorgen niet alleen voor de sacramentele vieringen, ze zetten ook zelfhulp-programma's op en werkgroepen rond spaargeldbeheer, grondaankoop en huizenbouw, evenals vrijwilligersteams voor medische hulpverlening. Vroeger hadden we ook een drap-incentrum: een klein zwembad met doucheruimte naast een hoge vuilnisberg, zodat de kinderen en al wie werkte op de stort er aan het eind van de dag konden uitblazen, porridge eten en een douche nemen vooraleer naar huis te gaan. De door de parochie opgezette programma's richten zich op de meest kwetsbare groepen: kinderen die reeds als stortsorteerders moeten werken, bejaarden, gehandicapten, vrouwen, enz.
Ik kwam voor het eerst naar deze plek in het begin van de jaren negentig, toen deze parochie opgericht werd. Toen was het stortgebied een brede vallei. Nu is die gevuld met hoge bergen stinkend afval, waarop mensen druk in de weer zijn om uit te sorteren wat ze maar kunnen: plasticverpakkingen, flessen, papier en karton, stukjes metaal, een oude piepschuimen matras, of, als ze geluk hebben, een gouden armband of een zilveren halssnoer. Aan het eind van de dag brengt iedereen zijn ‘vangst’ naar de eigenaar van de afvalwinkel. Die weegt alle stukken en betaalt volgens de aard van wat ingebracht wordt: plastic (15 peso's per kilo, of 22,5 eurocent), metaal (50 peso's per kilo, dus 75 eurocent), flessen (1 peso per stuk), papier (5 peso's per kilo). Op een geluksdag, als men op een gouden ring stoot, kan men bij verkoop 1.500 tot 2.000 peso's verdienen (22,5 à 30 euro). Maar dat gebeurt slechts één keer op de duizend. De gemiddelde opbrengst van een hele dag werk is gewoonlijk niet meer dan 50 peso's, of als men al genoeg ervaring heeft met de job: 200 tot 300 peso's (3,75 à 4,5 euro). Bij een zo mager loon is de pagpag een welkom bijgerecht: het betekent een extraatje waaraan men zich met zijn gezin bij het avondeten te goed kan doen.
Alsof het leven nog niet hard genoeg is voor de vuilnisbeltarbeider, staat hij ook bloot aan allerlei risico's en ongemakken die de maatschappij blijkbaar normaal vindt: toxisch industrieel afval, besmettelijke spullen uit hospitalen, de walgelijke stank van rottende vuilnis, gebroken flessen en scherpe voorwerpen, die snijwonden achterlaten. De meest voorkomende ziektes bij de mensen op de vuilnisbelt zijn ontsteking van de luchtwegen en huidverwondingen. Ook besmet water is een reële bedreiging. Toch worden al deze gevaren voor lijf en leden als het ware