Streven. Jaargang 76
(2009)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
In de omgeving van Shinjuku Station, dat we in de verte zagen liggen, verdrongen zich in de sneeuw duizenden mensen rond de hoofdingang van het gebouw, in een onafzienbare zee van paraplu's in beweging gezet, zo leek het, door twee trage golfstromen die zich in tegengestelde richting bewogen, een gedeelte ging het station binnen en een ander kwam eruit naar buiten, terwijl allerlei nevenstromen zich leken te vormen, eenlingen die zich tegen de stroom in een weg baanden naar de loketten of de metro-uitgangen uitkwamen. Verder weg verrees een groepje hoge metalen constructies, hotels en warenhuizen, met daken die deden denken aan terrassen, vol neonlichten en antennes, terwijl op het bovenste gedeelte van de gevels overal reusachtige schermen waren aangebracht die, in de nacht die ten einde liep, geluidloze reclameboodschappen in vale kleuren uitzonden. Jean-Philippe Toussaint, Faire l'amour (2003) | |
[pagina 532]
| |
John A. Coleman
| |
[pagina 533]
| |
orde van wereldsteden van oktober 2005 in het tijdschrift Foreign Policy scoren Aziatische steden hoger dan heel wat befaamde Europese en Noord-Amerikaanse steden. Bangkok prijkt bijvoorbeeld vóór Rome, Mexico City, Amsterdam en Zürich. Die rangorde plaatst New York, Londen en Parijs als nummer één, twee en drie, gevolgd door Tokio en Hongkong als nummer vier en vijf; Singapore is nummer zeven (na Los Angeles) en Seoel nummer negen (na Chicago). Andere Aziatische steden die hoog scoren zijn Beijing (12), Sjanghai (20), Bangkok (22) en Taipei (32, een opmerkelijke terugval ten opzichte van haar achttiende plaats in 2000). De omvangrijke literatuur over de groei van megasteden doornemend, trof het mij dat ik met uitzondering van Seoel alle hoog scorende Aziatische megasteden bezocht heb of er gewoond heb. Opzet en duur van mijn verblijf daar waren verschillend. In een min of meer chronologische orde wil ik mijn indrukken weergeven. | |
1971: TokioIn februari 1971 had ik de gelegenheid om, met onderbrekingen, haast een volle maand in Tokio door te brengen. De United States Air Force Chaplain Corps had me opgedragen Amerikaanse vliegbasissen te bezoeken in het noorden van Honshu, het belangrijkste eiland van Japan, teneinde het personeel daar op de hoogte te stellen van de vernieuwing die de theologie van Vaticanum II behelsde. Vooraleer naar Japan te gaan (wetend dat mijn werk mij vooral naar Amerikaanse enclaves zou brengen) overlegde ik met mijn thesispromotor Robert N. Bellah, een gerenommeerd kenner van de Japanse samenleving, wie en wat ik zou bezoeken. Contacten leggen in Japan is moeilijk. De jezuïeten die de Sophia-universiteit runnen, hielpen me hierbij, terwijl een vroegere studievriend me in contact bracht met een zenmeester in de buurt van Kyoto. Achteraf gezien drijft Kyoto eerder boven in mijn herinnering dan Tokio want mijn belangrijkste streven toen was me onder te dompelen in de traditionele Japanse cultuur. Omdat Tokio eerst een aardbeving in 1923 kreeg te verduren en nadien tijdens de Tweede Wereldoorlog door verschrikkelijke bombardementen verwoest was, heeft de stad niet veel oude gebouwen meer van historisch belang en met historische charme. Tokio maakte op veel gebieden een enorme indruk op mij: ze was toen de grootste stad ter wereld, met torenhoge wolkenkrabbers en massale hordes van mensen in het ondergrondse treinverkeer. Ik had toen nog niet zoveel aandacht voor Tokio's eersterangs rol (toen al en nu nog meer) als het mondiale middelpunt en laboratorium van economische, financiële en informatieve processen. Wel wist ik natuurlijk iets af van | |
[pagina 534]
| |
haar wereldwijd opererende handelsmaatschappijen en had vaak elektronische gadgets ‘made in Japan’ gekocht. Ik was opgegroeid in een stad, San Francisco, die een historische ‘japantown’ bezit met heel wat raakvlakken met Tokio. Twee duigen troffen mij in 1971 in de megastad Tokio. Nergens heb ik een zo uitgestrekt en efficiënt netwerk van vervoer en ondergrondse gezien. Ik genoot van mijn eerste reis in een hogesnelheidstrein (zulke treinen bestonden toen niet in Europa en bestaan nog altijd niet in de Verenigde Staten). Ofschoon het vliegveld Narita - Tokio's huidige lucht - verkeerscentrum - nog gebouwd moest worden, waren er al massale protesten aan de gang tegen de onteigening van de gronden die ervoor bestemd waren. Ook was ik me er terdege van bewust dat Tokio (tot voor kort, toen het werd ingehaald door Oslo), decennialang de duurste megastad is geweest om in te leven. In Tokio zag ik de stadions en andere recent opgetrokken gebouwen voor de Olympische Spelen van 1964. Op zekere dag botste ik tijdens een wandeling in een van de stadsparken van Tokio op teams die al het terrein in Sapporo kwamen verkennen waar de Olympische Winterspelen van het jaar daarop plaats zouden hebben. Dingen waarmee ik het moeilijk had, waren het hectische ritme van Tokio en de drukte van de massa's die bij de terugkeer van hun werk laat in de nacht de ondergrondse bestormen. Mijn bezoek aan de Sophia-universiteit staat in mijn geheugen gegrift vanwege een gesprek met een jezuïet die veronderstelde dat de jezuïeten die na de Tweede Wereldoorlog naar Japan waren gekomen om de Japanners te bekeren, wel erg ontgoocheld moesten zijn en dat ook waren. Maar degenen die het leven in Japan als een uitdaging zagen om het katholieke geloof te integreren in een nieuwe en rijke Aziatische cultuur (zelfs in de afwezigheid van bekeringen) maakten meer kans het nut van hun ‘zending’ te hebben ingezien. | |
1985: Hongkong en BeijingIk bezocht Hongkong voor het eerst eind december 1984. Ik was er als toerist samen met mijn zestienjarige nichtje. Hongkong stond nog onder Britse voogdij maar de vrees voor de nakende gevolgen van de overname door China was voelbaar. Heel wat rijke families hadden al een visum aangevraagd om naar Canada of San Francisco te emigreren. Mijn nichtje en ik deden wat toeristen toen zoal deden. Zij ging herhaaldelijk winkelen, was blij met de koopjes en met de kwaliteit en het ruime aanbod van consumptieartikelen. Ik herinner me dat ik mijn vrienden vertelde dat ik de Hongkongers de best geklede mensen vond die ik ooit had gezien. Ik werd bekoord door het recent aangelegde metronet (tot op de dag van vandaag, dunkt me, het efficiëntste en meest comforta- | |
[pagina 535]
| |
bele ter wereld). Wij flaneerden langs Victoria Harbor en genoten van het spectaculaire uitzicht vanop Victoria Peak. Ik was overweldigd door de enorme massa's in Hongkong: zoveel mensen op zo een kleine ruimte. Ik merkte echter hoe Hongkong zich afschermde tegen de druk van al die massa's door parkjes aan te leggen waar men het lawaai van verkeer en winkelstraten kon ontvluchten en wat rust vinden en op adem komen. In 1984 figureerde Hongkong (zoals Tokio in 1971) al op de ranglijst van de belangrijkste wereldsteden vanwege haar haven en haar plaats als belangrijk financieel centrum. Ze was toen begonnen met de structurele verschuiving van industriële activiteit naar de dienstensector. In 2006 zou ik er voor een wat langer verblijf terugkeren. Beijing was in 1985 de hoofdstad van een achtergebleven land. China had zich net opengesteld voor westerse toeristen, nog niet voor het westerse geldwezen. Ondanks haar fabelachtige oude erfgoed in de Verboden Stad of buiten de stad bij de Chinese Muur, gaf Beijing mij in 1985 de indruk van een enigszins achterlijke stad. Ofschoon onze bewegingsvrijheid in Beijing in 1985 beperkt was, merkten we toch de betrekkelijk primitieve staat van het vliegveld en het tekort aan modern vervoer. Een toeristenbus voerde ons rond in de stad, maar er waren slechts weinig personenauto's te zien, haast alleen vrachtwagens en auto's die eruitzagen als regeringslimousines. Overal wemelde het van de fietsers. Er heerste een onheilspellende stilte in een stad, die katten en honden uit haar woongebied had gebannen. Een groot deel van de bevolking droeg nog Mao-pakken. Toen ik met Beijing 1985 nog in het geheugen beelden zag van de Olympische Spelen in 2008, waarvoor ze als gaststad fungeerde, was ik onder de indruk van haar grootschalige stedenbouwkundige prestaties. In 1985 prijkte Beijing op geen enkele ranglijst van belangrijke wereldsteden. China moest nog zijn grote sprong voorwaarts maken als economische reus. | |
1994: SjanghaiIn augustus 1994 verbleef ik iets minder dan drie weken in Sjanghai. Ik was uitgenodigd op een conferentie aan de Fundanuniversiteit. De conferentie was opgezet om de studie van de godsdienst aan de Chinese universiteiten aan te moedigen en te promoten. Specialisten kwamen overal vandaan in China. Men had mij gevraagd om in een achtergrondverhaal de stand van zaken betreffende de studie van de godsdienst in de Verenigde Staten te geven. Andere gastsprekers hadden hetzelfde gedaan voor Korea en Japan. Sjanghai was en is een reusachtige stad. Het was moeilijk er je weg te vinden, maar ik had een gastheer die me door de meeste centrale districten van Sjanghai loodste. Overal zag men hoge kranen en bouwwerven. | |
[pagina 536]
| |
Grote warenhuizen waren tot de nok gevuld met goederen. In de haven heerste er een druk verkeer van schepen. Het werd me duidelijk dat Sjanghai zich opmaakte voor een spectaculaire groei. Omdat tijdens de Culturele Revolutie alle echt oude gebouwen van culturele of religieuze aard gesloopt waren, moest ik naar Hangzhou reizen om de traditionele Chinese architectuur te kunnen zien. Ik herinner me nog levendig het moment dat ik bij mijn terugkeer uit Hangzhou van de trein stapte in het centrale station van Sjanghai. Nog nooit had een zo gigantische mensenvloed me opgeslokt. Eenmaal uitgestapt, moest ik door een enge tunnel, waarin ik vreesde letterlijk vertrapt te zullen worden door een massa die naar huis of naar het werk ijlde. | |
2005: BangkokIn 2005 bezocht ik Bangkok, nummer 22 op de ranglijst van grote steden. Ik was op weg naar Perth waar ik les zou geven aan de universiteit van West-Australië. Wegens problemen met mijn visum duurde mijn verblijf in Bangkok langer dan gepland. Ik kwam tien dagen na de grote tsunami aan, die delen van de kust van Thailand verwoest had. Ofschoon ik de kuststreek niet bezocht en Bangkok zelf niets te vrezen had van de directe gevolgen van de tsunami, spraken de mensen er overal over, rouwden om de doden of organiseerden hulpverlening. Tot mijn verbazing weigerde de Thailandse regering elke buitenlandse hulp, met de verklaring dat Thailand omwille van zijn aandeel in het Aziatische economische wonder geen buitenlandse hulp nodig had. Zulke hulp zou naar armere gebieden moeten vloeien, zoals Indonesië. Bangkok was overspoeld door verkeersdrukte. Ik heb nergens anders zulke verkeersopstoppingen gezien. Ofschoon er recentelijk een nieuw klein metronet en een treinsysteem in de hoogte gebouwd was, volstond geen van beide om tegemoet te komen aan de noden van die almaar uitdijende stad van tien miljoen inwoners (of zelfs meer, volgens officiële statistieken). Ik vernam dat Thailand veel illegale immigranten telde uit landen als Laos en Myanmar. Een groot percentage van de doden in Phuket ten gevolge van de tsunami waren trouwens gastarbeiders uit Myanmar. Natuurlijk bezocht ik tijdens mijn verblijf in Bangkok het koninklijk paleis, maakte uitstapjes langs het kanaal, en zag de smaragdgroene Boeddha en andere toeristische trekpleisters, waaronder de nachtmarkten en de modieuze shoppingdistricten op Silom Road. Tussen mijn eerste bezoek in januari 2005 en mijn tweede later op de maand, deed ik Phnom-Penh en Angkor Vat in Cambodja aan. Vergeleken met de uitgebreide en complexe skyline en de voorsteden van Bangkok was Phnom-Penh een slaperig provinciestadje. Als een buitenlandse | |
[pagina 537]
| |
toerist werd ik er voortdurend belegerd door bedelende kinderen. Zoiets gebeurde niet in Bangkok. Ofschoon er daar ook plekken zijn waar armoede heerst en mensen in krotten wonen, bestaat circa 45 procent van de bevolking uit middenstanders, zakenmensen, en gepensioneerden of werkende westerse buitenlanders. Zowat zeven procent van de inwoners van Bangkok leeft onder de armoedegrens. Bangkok geniet een benijdenswaardige reputatie als toeristisch centrum. Wat hier opvalt - misschien minder dramatisch dan in Phuket, waar men er niet naast kan kijken - is het aantal westerse sekstoeristen die door de straten wandelen met veel jongere Thaise vrouwelijke of mannelijke begeleiding. Inzake drukte en uitgestrektheid komt het vliegveld van Bangkok in Azië op de tweede plaats. Bangkok fungeert ook als het belangrijkste financiële centrum voor Zuidoost-Azië. In 2005 bedroeg het Bruto Binnenlands Product van de stad ongeveer 220 miljard Amerikaanse dollar, wat neerkomt op 44 procent van dat van het hele land. Zoals in andere delen van Azië (en van de wereld) zuigt de hoofdstedelijke megastad economische, culturele en andere vormen van kapitaal weg uit de andere steden in het land; zo trekt ze als een magneet immigratie vanuit het platteland aan. In 2005 had Bangkok per hoofd een inkomen van 20.000 Amerikaanse dollar, een van de hoogste in Zuid-oost-Azië. Dit cijfer overbrugt enigszins de grote kloof af tussen haves en have nots in de stad. Gedurende mijn verblijf had ik de gelegenheid in het jezuïetenhuis leden van de Jesuit Refugee Service te ontmoeten en uit eerste hand informatie te krijgen over de verwoestingen die door de tsunami in Indonesië en elders waren aangericht. | |
2006: HongkongIn mei 2006 keerde ik voor een verblijf van drie weken terug naar Hongkong. Ik was uitgenodigd om lezingen te houden bij het pas geopende Center for Catholic Studies aan de Chinese University of Hong Kong. Tegen 2006 was Hongkong een van de charmantste en meest boeiende steden geworden die ik ooit bezocht had. Hoge wolkenkrabbers, al dan niet met elegante appartementen, beheersten de skyline. Met 6.439 wolkenkrabbers heeft Hongkong het grootste aantal daarvan ter wereld. Van 's werelds 100 hoogste woontorens staan er 38 in Hongkong. De stad telt meer mensen die boven de veertiende verdieping leven of werken dan waar ook, wat maakt dat ze de meest verticale stad ter wereld is. Hongkong heeft onlangs een van de meest klantvriendelijke en artistieke vliegvelden ter wereld gebouwd. Een excellente treindienst verzekert de verbinding met het stadscentrum. In 2006 nam Hongkong beheers- en controlefuncties waar voor heel China. Hongkong is, zoals een Chinese geleerde het uitdrukte, China's eersterangs wereldstad. | |
[pagina 538]
| |
Tijdens deze trip naar Hongkong had ik het geluk goed geïnformeerde contactpersonen te vinden in de communiteit van jezuïeten waar ik verbleef, maar ook in de waaier van zakenlui en ambtenaren die ik trof tijdens mijn lezingen over de katholieke sociale leer en de maatschappij. Ik ontmoette zowel leden van de regering als van de oppositie. Tijdens mijn verblijf vond er in Victoria Park een grote betoging plaats voor meer democratie (met ongeveer 100.000 demonstranten) ter herdenking van de democratische protesten op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing in 1989. Heerste er in 1985 nog alom vrees voor een massale exodus uit Hongkong ten tijde van de machtsoverdracht aan China, nu was die vrees zo goed als verdwenen. In feite hadden vele Hongkongers die in de jaren tachtig en de vroege jaren negentig weggetrokken waren, opnieuw hun stek gevonden in de boeiende stad. Het nieuwe gevaar waarvoor men beducht was, was dat Sjanghai Hongkong zou verdringen als draaischijf van geldwezen en verzekeringen en als internationale toegangspoort tot China. Insiders sloten weddenschappen af dat Hongkongs lange traditie van competente en onkreukbare civiele ambtenaren en haar verworteling in het Engelse rechtssysteem, haar in staat zou stellen haar vooraanstaande rol te blijven spelen. Van mijn ontmoetingen met leiders uit bestuurlijke milieus en zakenwereld en met mensenrechtenactivisten onthield ik vooral hun optimistische verwachting dat na het einde van de vijftig (nu nog veertig) jaar van het speciale statuut van Hongkong, China zelf grondig veranderd en meer democratisch zou zijn geworden, in wezen, zo al niet in gedaante. Als er één schaduw hing over het Hongkong van 2006 vergeleken met dat van 1985, was het de alles doordringende en waarneembaar hogere luchtvervuiling, in hoofdzaak te wijten aan de fabrieken over de ‘grens’ met China, in Guangzhou (de Chinese naam voor Kanton). Tijdens mijn verblijf van drie weken was er maar één dag waarop ik vanuit de Victoria Peak de haven kon zien. | |
2007: SingaporeIn de lente van 2007 gaf ik opnieuw colleges aan de University of Western Australia in Perth. Tijdens de paasvakantie besloot ik het vliegtuig te nemen naar Singapore om er een week door te brengen als toerist: Singapore is dichter bij Perth dan Sydney. Een bijkomend motief voor mijn reis was dat 25 van de 175 studenten die in het katholieke studentenhuis tegenover de universiteit woonden, uit Singapore kwamen. Zij waren me alle opgevallen als iets ouder dan andere studenten, omdat ze eerst twee jaar militaire dienst hadden moeten vervullen. Ik kon er niet omheen hoe ordelijk Singapore is en hoe welvarend. Samen met Hongkong, Zuid-Korea en Taiwan vormt Singapore de vier | |
[pagina 539]
| |
befaamde Aziatische Tijgers. Haar economie hangt sterk af van de exportbedrijven die geïmporteerde goederen verwerken, vooral dan in fabrieken met massaproductie. Die massaproductie was in 2005 goed voor 26 procent van het Bruto Binnenlands Product. Zij is vrij gediversifieerd: elektronica, het raffineren van petroleum, scheikundige producten, werktuigen en biomedicijnen. Recentelijk is Singapore een belangrijke attractie geworden voor ‘medische toeristen’. Dit zijn buitenlanders die hier medische verzorging komen zoeken, zowat 200.000 per jaar, en Singapore wil dit aantal opdrijven tot een miljoen. Singapore heeft een van de drukste havens ter wereld en komt na Londen, New York en Tokio op de vierde plaats als centrum van de deviezenhandel. In termen van Bruto Nationaal Product per hoofd komt ze wereldwijd op de vijfde plaats. Ze staat bekend om haar netheid, ordelijkheid en afwezigheid van corruptie. Voor een consument (ook een minder gedrevene als ik) biedt het shoppingdistrict op Orchard Road een overvloed van vooral elektronische luxeartikelen. In de strijd met Hongkong, Tokio en Sjanghai om toeristen heeft Singapore onlangs casino's geopend en een aantal festivals gesponsord, zoals het jaarlijkse Singapore Food Festival en een filmfestival. Het frappeert dat het centrale handelsdistrict van Singapore minder compact is dan dat van Tokio, Taipei, Bangkok, Hongkong of Sjanghai. Singapore heeft minder torenhoge wolkenkrabbers. De regering van de lang regerende eerste minister, Lee Kuan Yew, ruimde de slums op en bouwde in de buitenwijken van de stad ruime, nette woonwijken. Wat verder opvalt, is de ordentelijke manier waarop Singapore de verschillende etnische groepen heeft geïntegreerd. Naast de meerderheid van Chinezen uit de overzeese gebieden (72 procent) woont er een vrij grote groep Indiërs (8,8 procent) en Maleisiërs (13,6 procent), elk met hun eigen wijken en godsdiensten, waarvan boeddhisme, christendom, islam en hindoeïsme de voornaamste zijn. Er leeft ook een groot aantal westerse buitenlanders. Singapore is niet alleen minder dichtbevolkt (4,6 miljoen op 707,1 vierkante kilometer) dan de meeste andere Aziatische megasteden, ze is ook minder vervuild en corrupt. | |
Herfst 2007: Taipei, Bangkok en Ho Chi Minh CityMijn langste verblijf ooit in een Aziatische wereldstad was van september tot half december 2007. Ik was gastdocent als Ladanyprofessor van de Christelijke Sociale Leer aan de Fu Jen Catholic University in Taipei, Taiwan. Taipei had als vermeld enkele posities moeten prijsgeven op de ranglijst van wereldsteden. Dit was ten dele te wijten aan pogingen van de Volksrepubliek China om Taiwan internationaal te isoleren. Tevens weerspiegelde die terugval een massale uittocht van voorheen Taiwanese | |
[pagina 540]
| |
industrieën naar continentaal China. Toen ik er verbleef, waren de Tai-wanezen erg verdeeld (en vaak gereserveerd) over welke toekomstige relatie dan ook met het Chinese vasteland. Men merkte dat de meeste Taiwanezen alles wel beschouwd hun onafhankelijkheid wensten te behouden; het land was immers van 1880 tot 1950 een deel geweest van Japan. Taipei heeft zich bewust ingespannen om een wereldstad te worden. Ze ontwierp een ‘Globalizing Taipei Project’ in de jaren negentig met daaraan verbonden een stedelijke herstructurering. Ze voerde een grootschalige stadsvernieuwing door, creëerde ruimte voor transnationale vennootschappen, ruimde heel wat slums op en legde een reeks stadsparken aan. De wijk waar 's werelds hoogste wolkenkrabber staat, Taipei 101, en de bijbehorende shoppingzone pogen op New York te lijken en roepen het Amerikaanse globalisme op, terwijl een ander centrum de vroegere band met Tokio in herinnering roept. Voor de meest gebruiksvriendelijke draadloze internetverbinding moet je in Taipei zijn. Taipei heeft ook een uitstekend metronet en openbaar vervoer, met ultrasnelle treinen die je naar het zuiden van het eiland brengen. Opvallend zijn de over heel Taipei verspreide duizenden kleine bedrijfjes, vaak nauwelijks groter dan een garagebox, die grotendeels elektronica produceren. Als hoofdstad van een betwiste natie en het centrum van een van Azië's belangrijke economische tijgers, is Taipei een dynamische stad met aangename promenades en pleinen, vooral het Chiang-Kai-Shek Square, die juist toen ik in Taipei verbleef herdoopt werd tot Taiwan Democracy Square. Met iets minder dan twee miljoen inwoners heeft Tapei een minder benauwende bevolkingsdichtheid dan Hongkong, Tokio, Sjanghai of Bangkok. Toen ik mijn colleges in Fu Jen beëindigd had, ging ik op de terugreis nog even naar Bangkok en naar enkele andere plaatsen in Thailand, en verbleef ook zes dagen in Ho Chi Minh City. Ik heb hier al over Bangkok geschreven, maar twee dingen waren daar in 2007 voor mij een prettige verrassing. Ten eerste het nieuwe, hypermoderne vliegveld, dat wat grootte en comfort betreft het tegen eender welk vliegveld kan opnemen. Ten tweede de viering in december 2007 van de tachtigste verjaardag van de koning. Ik was echt verrast door het grote aantal en het plechtige karakter van de vieringen van de blijkbaar erg geliefde vorst Bhu-mibol Adelalyadej, de langst regerende monarch ter wereld. In een land dat corrupte regeringen heeft gekend, militaire staatsgrepen en de ravages van de Aziatische economische recessie, is de koning klaarblijkelijk een bron van stabiliteit. Van Bangkok vloog ik verder naar Ho Chi Minh City (Saigon) voor een verblijf van een week. Deze stad prijkt nog niet op de ranglijst van wereldsteden, ofschoon Vietnam gepoogd heeft met China te wedijve- | |
[pagina 541]
| |
ren in de opmars naar een door de markt aangedreven economie. Ho Chi Minh City is duidelijk al een megastad met een bevolking van zeven miljoen en met een hoofdstedelijk gebied dat dit getal tot tien miljoen doet stijgen. De verwachting is dat ze tegen ongeveer 2020 een stad wordt van twintig miljoen. Sinds 1999 groeide de bevolking jaarlijks aan met 200.000. Als het grootste financiële en economische centrum in een land dat een nieuwe industriële grootmacht begint te worden met wereldwijde verbindingen, produceert Ho Chi Minh City jaarlijks goederen en diensten voor een waarde van 17,3 miljard Amerikaanse dollar, wat meer dan twintig procent uitmaakt van het Bruto Binnenlands Product van het hele land. De stad lijdt sterk onder een povere infrastructuur inzake wegen en openbaar vervoer. Ze was de minst voetgangersvriendelijke stad die ik ooit heb bezocht. Een vloed van motorfietsen en brommers maakte het gevaarlijk ook maar te proberen een straat over te steken. Wat mij tijdens dat verblijf fascineerde was dat ik er in embryonale vorm zag van wat ooit een van Azië’s belangrijkste wereldsteden zal worden. | |
BesluitDe socioloog Roland Robertson heeft er altijd de nadruk op gelegd dat globalisering geen gelijkschakeling hoeft te betekenen. Hij smeedde een nieuwe term, ‘glocal’, om aan te geven hoe bruisende lokale (local) naties, culturen en steden mondiale (global) invloeden in zich kunnen opnemen zonder een kloon te worden van Los Angeles of Londen. In al de Aziatische steden die ik bezocht heb, was het voor mij duidelijk dat ze, hoe kosmopolitisch de keuken ook was of hoe overweldigend de warenhuizen en het aanbod van consumptieartikelen, toch hun eigen cultureel gezicht bewaarden. Niemand zou er ook maar een seconde aan twijfelen dat hij ondanks de alomtegenwoordigheid van de Amerikaanse Mini Mart en 7-11 in Bangkok was en nergens anders. Evenmin zou men ooit Hongkong voor Tokio, Taipei of Singapore houden. Wereldsteden zijn een realiteit, maar ze zijn actoren van de globalisering die bijdragen tot een wereldcultuur en wereldeconomie in opkomst, evenzeer als ze ontvangers zijn van vreemde invloeden.
(Vertaling uit het Engels: Hugo Roeffaers i.s.m. Georges De Schrijver en Roger Lenaers) |