| |
| |
| |
Kris Van Heuckelom
Borat is een Pool
Euro-oriëntalisme in de Vlaamse media
‘La Pologne? La Pologne? Is het daar niet verschrikkelijk koud?’
vroeg ze me en ze was zichtbaar opgelucht. Want er zijn zo veel van
die landen bijgekomen dat praten over het klimaat nog het veiligst is.
Wislawa Szymborska, Woordjes
Een van de meest controversiële Hollywoodfilms van de voorbije jaren is zonder twijfel Borat! Cultural Learnings of America for Make Benefit Glorious Nation of Kazakhstan van Sacha Baron Cohen. De Britse acteur en komiek kroop voor deze film uit 2006 in de huid van het typetje Borat Sagdiyev, een Kazachse journalist die door de plaatselijke televisie gevraagd wordt een ‘leerzame’ documentaire te draaien over de Verenigde Staten. In de eerste weken en maanden na de bioscooppremière werd Cohens bijtende satire vanuit diverse hoeken op de korrel genomen. Nogal wat Amerikanen voelden zich voor schut gezet omdat Borat op zijn tocht door de Verenigde Staten toevallige passanten de meest uiteenlopende politiek incorrecte uitspraken en reacties wist te ontlokken. Een aantal niet-westerse landen, Kazachstan op kop, stoorde zich dan weer aan het wel erg negatieve beeld dat Cohen van Borats thuisland neerzette. De film bleek gefundenes Fressen voor al wie het Westen ervan verdacht de negatieve beeldvorming over het zogenaamd primitieve en onbeschaafde Oosten te willen versterken.
Ondanks de ontegensprekelijke oriëntalistische ondertoon van de film zijn er enkele duidelijke verschillen tussen Cohens mockumentary en het traditionele oriëntalistische discours zoals dat beschreven werd in Edward Saids klassieker Orientalism uit 1978. Terwijl in Saids versie de | |
| |
westerse constructie van de Oriënt plaatsvindt langs koloniale, raciale en religieuze breuklijnen, brengt Cohen de georiëntaliseerde Ander veel dichter bij huis. Zijn hoofdpersonage komt dan wel uit een Centraal-Aziatische republiek, de ‘exotische’ attributen die Kazachstan en zijn bewoners krijgen toegeschreven, zijn veeleer Europees dan Aziatisch van origine. Zo werden de zogenaamde Kazachse scènes gedraaid in een Roemeens Romadorp en is het pseudo-Kazachs uit de film in feite een mengelmoes van Roemeense dialecten, verbasterd Pools en Ivriet. Daarbij komt nog dat de soundtrack van Borat! heel wat muziek uit de Balkan bevat en dat sommige scènes zo lijken weggeplukt uit films van de Bosnische regisseur Emir Kusturica.
Met dat uitgebreide arsenaal van Oost-Europese stereotypen - waaronder uiteraard antisemitisme - leunt Cohens prent aan bij wat men een ‘euro-oriëntalistisch discours’ zou kunnen noemen. Veeleer dan de symbolische kloof tussen het Westen en een oriëntaals Azië uit te diepen borduurt Borat! voort op een intracontinentale tegenstelling tussen Oosten West-Europa. Deze symbolische geografische oppositie, die ontstaan lijkt te zijn in de loop van de achttiende en negentiende eeuw en die aanzienlijk versterkt werd ten tijde van de Koude Oorlog, is in de wederzijdse beeldvorming zeker nog niet over haar hoogtepunt heen.
| |
De ‘uitvinding’ van Oost-Europa
Dat geografische distincties als ‘oost’, ‘west’, ‘noord’ en ‘zuid’ niet neutraal zijn, maar met allerhande symbolische connotaties beladen zijn, is een bekend gegeven. In het geval van het Europese continent lijkt een tijdlang vooral de tegenstelling ‘noord-zuid’ een belangrijke rol gespeeld te hebben. De polariteit tussen het zogenaamde Romaanse zuiden en het Germaanse noorden, waarvan de wortels tot in de Romeinse tijd reiken, nam vooral een hoge vlucht tijdens de Renaissance, toen de opbloeiende Italiaanse stadstaten zich volop afzetten tegen de ‘barbarij’ uit het Noorden. Terwijl ook landen als Polen en Rusland aanvankelijk nog tot dat noordse Europa gerekend werden, vond er langzaam maar zeker een conceptuele heroriëntering plaats, waarbij de Slavische landen van het noorden naar het oosten van Europa verhuisden. Wanneer precies die nieuwe symbolische as de oude noord-zuidas is gaan vervangen, is nog steeds onderwerp van wetenschappelijke discussie. Feit is in ieder geval dat het debat over het ontstaan en de ontwikkeling van de west-oostas in Europa's symbolische geografie sterke impulsen heeft gekregen vanuit postkolonialistische hoek. De invloed die Saids benadering van het probleem van koloniale dominantie en identiteit de voorbije drie decennia heeft uitgeoefend binnen de humane wetenschappen, is met enige vertraging ook de studie van Centraal- en Oost-Europa binnengesijpeld.
| |
| |
Niet toevallig kwam dat onderzoek vooral tot bloei in de eerste jaren na de val van de Muur. Net toen de decennialange politieke tweedeling van Europa verflauwde, haastten cultuur- en ideeënhistorici zich erop te wijzen dat de breuk tussen Oost- en West-Europa veel verder reikte dan de beginjaren van de Koude Oorlog. Veelal gaat men ervan uit dat de conceptuele tweedeling van Europa in de achttiende eeuw opgang begon te maken en verband houdt met het concept ‘beschaving’ in het Europese Verlichtingsdiscours. Zo stelt de Amerikaanse ideeënhistoricus Larry Wolff dat de categorie Oost-Europa een ‘intellectuele uitvinding’ is die goeddeels op rekening geschreven mag worden van ‘verlichte’ Franse en Duitse geesten uit de tweede helft van de achttiende eeuw. In hun drang tot zelfpositionering en zelfpromotie projecteerden deze intellectuelen de idee van culturele en economische achterstand op het oostelijke deel van Europa en stelden daartegenover de idee van een beschaafd en ontwikkeld West-Europa. In die zin fungeerde Oost-Europa als proefkonijn voor het discours van ‘onderontwikkeling’ dat later door het Westen op wereldwijde schaal geëxporteerd zou worden.
Wat Wolff in het achttiende-eeuwse Europa meent waar te nemen, zou tot op zekere hoogte een oriëntalisme avant la lettre genoemd kunnen worden. Niettemin zijn er enkele belangrijke verschillen met de saidiaanse notie van oriëntalisme. Bij de auteur van Orientalism en Culture and Imperialism is het een hoofdzakelijk negentiende- en twintigste-eeuws verschijnsel, ingebed in allerhande ondersteunende structuren (zoals wetenschappelijke instellingen, associaties, tijdschriften enz.) die het Oosten mee helpen ‘domineren’. Bovendien kan men in het geval van Oost-Europa bezwaarlijk van een koloniale context spreken. Nogal wat Centraal- en Oost-Europese landen maakten destijds weliswaar deel uit van grotere staatkundige gehelen (zoals het Habsburgse rijk), maar de verreikende invloed van het Ottomaanse imperium in Europa geeft al aan dat die ‘kolonisering’ zeker geen exclusief westerse aangelegenheid was.
Tezelfdertijd kan wellicht niet ontkend worden dat er zich binnen Europa in de nasleep van de Verlichting een toenemende polarisering tussen oost en west heeft doorgezet. Ezequiel Adamovsky betoogt dat er in een land als Frankrijk pas in de negentiende eeuw duidelijk sprake was van een uitgekristalliseerd concept als ‘Oost-Europa’. Terwijl in Larry Wolffs visie de conceptuele tweedeling van Europa vooral het werk was van Verlichtingsfilosofen die er een welbepaalde politieke agenda op nahielden, ziet Adamovsky een overkoepelende liberale ideologie als motor achter het ‘euro-oriëntalistische’ discours. Wat evenwel ontbreekt in deze en andere studies, is de vraag in welke mate dat ‘euro-oriëntalistische’ discours mede vorm werd gegeven door de Oost-Europese naties in kwestie en welke reflexen en strategieën zijzelf ontwik- | |
| |
kelden in hun interactie met het Westen. Tevens valt in studies als van Wolff en Adamovsky een sterk doorgedreven focus op op de zogeheten hoge cultuur als drager en verspreider van het ‘euro-oriëntalistische’ discours. Hun onderzoek beperkt zich tot het discours dat uitgedragen wordt door de maatschappelijke en academische elites (politici, filosofen, wetenschappers, kunstenaars,...) en gaat veelal voorbij aan de - al dan niet soortgelijke - vooroordelen en stereotypen die door ‘de gewone man’ gekoesterd worden.
Een dergelijke focus op hoge cultuur is minder prominent aanwezig in wat tegenwoordig een van de vruchtbaarste spin-offs van het ‘euro-oriëntalisme’-debat genoemd kan worden: de discussie rond het verschijnsel ‘balkanisme’. Het internationale debat rond de negatieve beeldvorming over de Balkan werd in gang gezet door een studie van Maria Todorova. Meer nog dan de term ‘Oost-Europa’ is het toponiem ‘Balkan’ de voorbije eeuwen uitgegroeid tot een schoolvoorbeeld van hoe een in oorsprong geografische benaming met allerhande negatieve associaties beladen kan worden. Een markante uiting daarvan is het Nederlandse werkwoord ‘balkaniseren’, dat zoveel betekent als ‘(een land) in chaotische toestand brengen door het in kleine stukken te verdelen’. Ook in het geval van de Balkan lijkt de negentiende eeuw, toen de regio het strijdtoneel was van enkele bloedige conflicten en in de westerse berichtgeving herleid werd tot een semibarbaars gebied, een cruciale periode te vormen. Wat de concepten ‘Balkan’ en ‘Oost-Europa’ met elkaar lijkt te verbinden, is dat het gaat om regio's die weliswaar nog binnen Europa gesitueerd worden, maar die een perifere positie toegeschreven krijgen, ergens halverwege oost en west.
| |
Eurovisie en de nasleep van de Koude Oorlog
Wie ervan uitging dat het discours rond Oost-Europa en de Balkan na de val van de Muur een stille dood zou sterven, had het bij het verkeerde eind. Niet alleen zorgde het conflict in voormalig Joegoslavië ervoor dat we in de jaren negentig volop met negatieve berichten over de Balkanregio geconfronteerd werden, de koudeoorlogsretoriek van weleer bleek ook taaier en hardnekkiger dan verwacht. Heel wat landen uit het voormalige Oostblok werden de voorbije jaren weliswaar opgenomen in pan-Europese politieke, militaire en economische structuren, maar de idee dat er nog steeds een scheidingslijn door het Europese continent loopt, lijkt nog niet verdwenen. Een markant voorbeeld daarvan is de wijze waarop de Amerikaanse minister Rumsfeld aan de vooravond van de oorlog in Irak de nieuwe Europese lidstaten wist uit te spelen tegen de West-Europese landen. De voormalige Oostbloklanden, die in weerwil van heel wat andere EU-lidstaten bereid waren de Ameri- | |
| |
kaanse campagne in het Midden-Oosten te steunen, werden door Rumsfeld prompt met het epitheton ‘Nieuw Europa’ bedacht. De toenmalige Franse president Chirac vond dan weer, in een opwelling van West-Europees paternalisme, dat de nieuwe lidstaten ‘een goede gelegenheid verloren hadden laten gaan om te zwijgen’ en verklaarde dat hun gedrag ‘niet echt van een goede opvoeding’ getuigde.
Niet alleen in de politiek, ook in andere domeinen worden de voormalige Oostbloklanden bij tijd en wijle nog geconfronteerd met de nodige bevoogdingsdrang bij hun West-Europese collega's. Een frappant voorbeeld daarvan in het domein van populair entertainment is de commotie die elk jaar terugkeert in de marge van het Eurovisiesongfestival. De voorbije jaren ging de winst veelal naar zogenaamde Oost-Europese landen (Servië, Rusland, Oekraïne, Letland, Estland,...), wat tot nogal wat onvrede leidde bij West-Europese deelnemers. Het liedjesfestival lijkt zo uit te draaien op een clash tussen de verschillende Europese regio's. Exemplarisch voor die groeiende onvrede is de opinie die het mannelijke lid van het Vlaamse artiestenduo Nicole en Hugo ventileerde in een Vlaams weekblad: ‘Wij zeggen het al jaren: hoog tijd dat ze het Songfestival splitsen: één voor het Oosten en één voor het Westen. [...] Zoals je zegt: als die Oostbloklanden samenspannen, vallen Frankrijk, Engeland, Duitsland, België en noem maar op steevast uit de boot’ (Humo, 20 mei 2008). Een uitspraak als deze geeft niet alleen aan dat een historische term als ‘Oostblok’ ook na de Koude Oorlog nog steeds gretig gebruikt wordt, ze verraadt bovendien dat er achter het illustere liedjesfestival een welbepaalde ‘eurovisie’ schuilgaat die zijn wortels vindt in de tijd dat Oost- en West-Europa nog als politieke machtsblokken tegenover elkaar stonden. Wat wellicht aan de basis ligt van die aanhoudende Oostblokretoriek (het Oosten dat ‘samenspant’ tegen het Westen), is het gevoel dat de West-Europese landen zich als morele overwinnaars van de Koude Oorlog tekortgedaan voelen nu ze het keer op keer moeten afleggen tegen al die nieuwe staten uit Centraal- en Oost-Europa. De ietwat bevoogdende toon die politici uit de oude EU-lidstaten af en toe nog aanslaan tegen de nieuwe leden uit het voormalige Oostblok, zou wel eens uit diezelfde misnoegdheid kunnen voortspruiten.
| |
‘Al die verschrikkelijke, gore, grijze polen’
Terwijl dit oost-westdiscours met betrekking tot het verdere verleden vooral onderzocht werd in cultuuruitingen die door de traditionele elites geproduceerd werden (reisliteratuur, bellettrie, opera's, schilderkunst,...), lijken vandaag de massamedia de invloedrijkste dragers en verspreiders te zijn geworden van dergelijke intra-Europese animositeit. Een interessante graadmeter voor het ressentiment dat af en toe de | |
| |
kop opsteekt jegens vertegenwoordigers van het voormalige Oostblok, is dan ook de manier waarop met hen wordt omgesprongen in onze media. Zo is uit recent onderzoek aan de Gentse Arteveldehogeschool gebleken dat de Vlaamse schrijvende pers nog al te vaak de beladen en in feite anachronistische term ‘Oostblok’ hanteert met betrekking tot de landen van Centraal- en Oost-Europa. Ook in de beeldmedia komen vertegenwoordigers van het voormalige Oostblok regelmatig - en niet altijd even positief - in de picture. Wellicht wegens hun relatief grote aandeel in recente migratiestromen zijn het vooral arbeidsmigranten uit Polen die de laatste jaren in Vlaamse tv-programma's werden opgevoerd. Zo maakte een Poolse poetsvrouw eind 2007 haar opwachting in De Jos Bosmans Kerstshow en waren eerder Poolse zwartwerkers te zien in een aflevering van de Vlaamse politiereeks Flikken. Ook de populaire soap Thuis heeft al enkele jaren een Poolse loodgieter als personage in dienst. Soortgelijke Poolse karakters kwamen recent ruimschoots aan bod in de comedyreeks Willy's en Marjetten (2006) van Bart De Pauw en in de fictieserie Katarakt (2007-2008), beide op de openbare omroep.
Dat de beeldvorming rond deze personages in deze en andere programma's vaak nog in grote mate voortborduurt op de koudeoorlogsretoriek van weleer, blijkt uit een markante dialoog in de allereerste aflevering van de Woestijnvisproductie Het Programma van Wim Helsen (Canvas, maart 2008). Cabaretier Wim Helsen had er een Limburgse kippenkweker met Poolse roots te gast (Frans Florczak), met wie hij de volgende hoogst opmerkelijke conversatie voerde:
Wim Helsen: Komt zij [uw vrouw] ook uit Polen?
Frans Florczak: Nee, nee, ze is geen Poolse.
WH: Ze is een Belgische?
FF: Een Belgische, ja.
WH: Maar toch bent u met haar kunnen trouwen?
FF: Ja, ja, geweldig. Dan moest ik ook niet de grens over, hè.
WH: Anders was u teruggevlogen? Hebt u geluk gehad, zeg!
FF: Ik heb inderdaad geluk gehad.
WH: Anders zat u daar nu tussen die Polen, tussen al die verschrikkelijke, gore, grijze... Sorry, u hebt misschien nog familie in Polen?
FF: Ik heb nog familie in Polen, ja.
WH: En dat zijn normale mensen?
FF: Dat zijn normale mensen...
Zonder enige twijfel doelbewust appelleert Helsen hier aan de ietwat vage, ronduit negatieve associaties die de vermelding van een voormalig Oostblokland als Polen bij de gemiddelde tv-kijker oproept, dat wil zeggen een grauwe en smerige plek waar je als ‘normale’ West-Europe- | |
| |
aan maar beter niet verzeild geraakt. Het humoristisch effect dat een dergelijke voorstelling van zaken bij de kijker sorteert, vloeit voort uit de provocerende tactloosheid en ongenuanceerdheid waarmee Helsen ons een beeld voorhoudt van Polen als een schijnbaar onderontwikkeld gebied. Die ‘verschikkelijke, gore, grijze’ Polen mogen zich dan ook meer dan gelukkig prijzen als ze erin slagen naar ons land te komen en een Belgische partner aan de haak te slaan.
In een andere recente Woestijnvisproductie, de comedyreeks Willy's en Marjetten van Bart De Pauw en de theatergroep Neveneffecten, werd een nog uitgebreider arsenaal van Oost-Europa-stereotypen uit de kast gehaald. De procedés die Sacha Baron Cohen toepaste in de uitbeelding van het ‘oriëntaalse’ element in Borat!, bleken daarvoor een bijzonder dankbare inspiratiebron te zijn. Voor een van de laatste afleveringen van de reeks namen de programmamakers de komst van een ploeg Poolse bouwvakkers naar België als uitgangspunt. Terwijl hier en daar in het programma enkele min of meer stereotiepe verwijzingen naar Polen opdoken (zoals het cliché van de Poolse klusjesman annex poetsvrouw of dat van Polen als ultrakatholiek land), werd het geheel opgesmukt met allerhande ‘oriëntaliserende’ gemeenplaatsen die ook in Borat! uitgebreid geëtaleerd werden. Zo hanteren de (pseudo)Poolse personages een onbegrijpelijk taaltje dat hier en daar een zweem van Tsjechisch en Russisch vertoont, met zo weinig mogelijk klinkers en af en toe de obligate ‘ski’-uitgang. Bij dat gebrabbel hoort een al even exotisch schrift dat een allegaartje vormt van Cyrillisch, Grieks en wat vreemde diakritische tekens. Boven op deze exotiserende ‘taalkundige’ kunstgrepen wordt een aantal zogezegd Poolse taferelen in beeld gebracht die zo uit de ‘Kazachse’ beginscènes van Borat! zouden kunnen komen: jonge kinderen die zat gevoerd worden met liters wodka, kippen die te lijf gegaan worden met een hakbijl, in zigeunerkledij gehulde manwijven die elkaar en hun mannen met de vuist bewerken en nadien arm in arm in een soort volksdans aantreden... Ook de geluidsband die deze scènes begeleidt, is erg voorspelbaar: heftige en sfeervolle Slavische deuntjes worden afgewisseld met de klanken van zigeunerkoperblazers uit de Balkan. Niet toevallig werd zowel in Borat! als in de bewuste aflevering van Willy's en Marjetten filmmuziek gebruikt van de Bosnische componist Goran Bregovic, die met Kazachstan nog minder uitstaande heeft dan met Polen.
Waar het in dergelijke representaties van intra-Europese tegenstellingen vaak om draait, wordt in weinig verhullende termen duidelijk gemaakt in een van de sketches uit diezelfde aflevering van Willy's en Marjetten. Een lokaal personage verdenkt een Poolse gastarbeider ervan het te willen aanleggen met zijn vriendin en maant de man aan om ‘een beetje voorzichtig te zijn met zijn interculturele activiteiten, want net als | |
| |
aan de Europese Unie zijn er ook grenzen aan mijn geduld’. Met andere woorden: als deze landen uit het oosten bij ons Europese clubje willen horen, dan zijn ze uiteraard welkom, maar ze moeten wel hun plaats kennen. Het is immers ‘ons’ - door hen zo gegeerde - clubje en niet het hunne dat aan het langste eind heeft getrokken in de Koude Oorlog.
| |
‘Long live Europe!’
Dat dit ‘euro-oriëntalistische’ paradigma desondanks niet allesoverheersend is in de beeldvorming, komt op interessante wijze tot uiting in de dramareeks Katarakt die het voorbije jaar op de publieke omroep uitgezonden werd. De serie vertelt het verhaal van een Limburgs fruittelersgeslacht dat het familiebedrijf internationaal probeert uit te bouwen en daarvoor onder meer op de Poolse markt actief wordt. Uit de sporadische contacten tussen de Vlaamse personages en hun Poolse zakenpartners blijkt hoe enerzijds de Koude Oorlog blijft doorwerken in de interactie tussen mensen uit oost en west en hoe anderzijds getracht wordt komaf te maken met de opdeling van Europa in twee vijandige blokken. De meest uitgesproken belichaming van de eerste strekking is het personage van Ben Van Hemelrijck, een succesvolle Vlaamse bedrijfsleider die de Poolse markt wil verkennen en zijn lokale zakenpartners een typische ‘Oostblokmentaliteit’ toeschrijft met onder meer een systematisch gebrek aan stiptheid. De andere strekking komt het best tot uiting in de contacten tussen de Poolse fruitteler Jarek en zijn collega's uit de Limburgse fruitstreek. Hoogst symbolisch zijn eerst en vooral de woorden waarmee deze Jarek zich helemaal in het begin aan zijn Vlaamse gasten voorstelt: ‘I am Jarek Jaruzelski, like our general. No family!’ De verwijzing naar de omstreden Poolse generaal Wojciech Jaruzelski (bekend van het zware zonnebrilmontuur) die begin jaren tachtig de strijd aanging met de vrije vakbond Solidarnosc en daartoe zelfs de staat van beleg afkondigde, roept meteen een hele waaier aan historische associaties op uit de periode van de Koude Oorlog. Het feit dat deze Jarek er onmiddellijk aan toevoegt dat hij geen familie is van deze illustere communistische partijsecretaris, betekent dat de bezwarende erfenis van een halve eeuw Koude Oorlog symbolischerwijze aan de kant geschoven wordt.
Dat de makers van Katarakt duidelijk inzetten op de constructie van het beeld van een ‘ander’ Europa, waarin landen uit oost en west (en hun inwoners) op voet van gelijkheid met elkaar omgaan, komt het meest expliciet tot uitdrukking in een verbroederingsscène waarin de Poolse en Vlaamse fruittelers samen het glas heffen, onder het motto ‘Long live Europe’. Die idee van ‘Europese eenmaking’ wordt verhaaltechnisch in de verf gezet door de ontluikende liefde tussen Jareks zoon Vlad en een | |
| |
dochter van de Limburgse fruittelersfamilie. Mochten de makers van de serie een ‘oriëntaliserend’ effect hebben nagestreefd, dan zou deze verhaallijn wellicht de nodige Romeo-en-Julia-allures hebben aangenomen en kregen we het verhaal te zien van de onmogelijke liefde tussen twee geliefden die tot twee vijandige kampen behoren. Niets van dit alles echter in Katarakt. De complexloze manier waarop de Limburgse fruittelers en hun Poolse partners elkaar benaderen, lijkt vrij te zijn van het paternalisme dat meer dan eens terugkeert in de uitbeelding van oost-westverhoudingen.
Uiteraard wil dit niet zeggen dat onze media dan maar meteen in het andere uiterste moeten vervallen en de recente toenadering tussen oost en west als een onvervalst succesverhaal moeten voorstellen. Europa's mentale kaart zal wellicht nog wel enige tijd de symbolische contouren behouden die ze de voorbije eeuwen, ten gevolge van uiteenlopende politieke ontwikkelingen, heeft aangenomen. Nieuwe (geo)politieke evoluties zullen er op hun beurt voor zorgen dat de grenzen tussen het (imaginaire) Europese kerngebied en de uithoeken ervan weer wat opschuiven en dat nieuwe Borats in het vizier zullen opduiken. Maar of het nu om Polen, Kazachen, Wit-Russen of Albanezen gaat, dat hoeft geen excuus te zijn om deze ‘exotische’ Anderen zonder enige zin voor nuance in beeld te brengen.
| |
Literatuur
Ezequiel Adamovsky, Euro-Orientalism: Liberal Ideology and the Image of Russia in France (c. 1740-1880), Peter Lang, Oxford/Bern, 2007. |
Maria Todorova, Imagining the Balkans, Oxford University Press, New York, 1997. |
Larry Wolff, Inventing Eastern Europe. The Map of Civilization on the Mind of the Enlightenment, Stanford University Press, Stanford, 1994. |
|
|