Streven. Jaargang 75
(2008)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 975]
| |
Herman-Emiel Mertens
| |
Roerige tijdenUmstrittene Wahrheit opent met de beschrijving van vijf provocaties van paus Paulus VI en de Romeinse curie om de vernieuwing, ingeluid door het Tweede Vaticaanse Concilie, af te remmen. De eerste provocatie is de consolidering van de machtsstructuur, met als gevolg: hevig verzet van veel theologen en pastoraal geëngageerden. Als tweede wordt de encycliek over het verplicht celibaat vermeld: Sacer- | |
[pagina 976]
| |
dotalis caelibatus (1967). Nummer drie: een behoudsgezind pauselijk Credo. Gevolg: wereldwijde reactie tegen alles wat ruikt naar inquisitie. Reactie: massale opkomst voor de vrijheid van de theologie. Sprekende bewijzen: het succes van het tijdschrift Concilium (1968), waarvan Küng medeoprichter is. Het pauselijk decreet over het gemengde huwelijk (1970) is de vierde provocatie. Nummer vijf: de encycliek Humanae vitae (1968) over het verbod op voorbehoedsmiddelen. Paulus VI wordt een tragische figuur, vaak gekarikaturiseerd tot ‘pillen-Paul’Ga naar eind[2]. Ondertussen was over de hele wereld, en vooral onder studenten en intellectuelen, in 1968 een culturele en maatschappelijke omwenteling losgebarsten, toppunt van de sinds enkele jaren gistende protesten tegen het politieke, bureaucratische establishment. Oproepen voor democratisering klinken ook binnen de Kerk; de revolutionaire sfeer is er sterk voelbaar. Küng spreekt over de tweeëntachtigste Katholiekendag in september 1968 te Essen, waar recht op inspraak van beneden wordt geëist. Ook vermeldt hij het verzet in Nederland. Daar is De Nieuwe Katechismus, geredigeerd in eigentijdse taal en met moderne voorstellingen, succesrijk (invloed van o.m. de jezuïet Schoonenberg). Ten slotte maakt Küng gewag van het Vaticaans proces tegen dominicaan Schillebeeckx, dat met een sisser afloopt. Het pastorale concilie (met kardinaal Alfrink, de bisschoppen onder wie Bekkers van 's-Hertogenbosch, met vele priesters, religieuzen, leken) pleit voor de toelating tot het priesterambt van gehuwden. Deze oproep wordt bijgetreden door de Belgische kardinaal Leo Suenens, dé pleitbezorger van de kerkvernieuwing tijdens en na Vaticanum II. En hoe was het gesteld in de universiteitsstad Tübingen, waar naast Küng Joseph Ratzinger doceerde in de katholieke faculteit theologie? Ook daar roerige tijden met geweld en studentenopstand: gevecht om de waarheid. Professor Ratzinger echter ‘heeft zich geschrokken en vol afschuw van de hele studentenbeweging afgekeerd en geweigerd de intellectuele discussie ter plaatse aan te gaan’Ga naar eind[3]. In 1969 verlaat hij Tübingen om als aartsbisschop te gaan zetelen in München. Ratzingers persoonlijke vriendschap met Küng verslapte maar duurde voort, ondanks hun sterk uiteenlopende theologische visies. | |
Van boven of van onderen beginnen?‘Strijd moet er zijn, soms. Strijd op zich is niets verkeerds. Strijd is vaak nodig: in de politiek, in de economie, in de samenleving, ook in de kerk. Strijd ook om de waarheid. Maar het hangt er wel helemaal van af, met welke middelen een strijd wordt aangegaan’Ga naar eind[4]. Küng heeft nooit gevochten om de macht. Wel een leven lang, tot de dag van vandaag, om de waarheid - de vraag waar het in het christendom om gaat. Zijn ant- | |
[pagina 977]
| |
woord luidt: om het geloof in de levensboodschap en in de persoon van Jezus van Nazareth, de Christus gestorven aan het Golgotha-kruis. Die zienswijze betekent dus niet het slaafs instemmen met de door het kerkelijk leergezag verkondigde dogma's in hellenistische denkwijze (bv. de tweenaturenleer: Nicea 315, Chalcedon 448), evenmin een automatisch jaknikken op kerkelijke uitspraken (pauselijke onfeilbaarheid 1870, Maria's hemelvaart 1950). Küng pleit echter wel voor jazeggen - en doen - op wat Jezus Christus ons heeft verkondigd én heeft voorgeleefd. Praktisch komt het christelijk geloof dan neer op de navolging van Jezus’ voorbeeldige menselijke waardebeleving met de liefde als hoogste waarde: liefde tot zichzelf (authenticiteit, vrijheid) en liefde tot de naaste (medemenselijkheid)Ga naar eind[5]. Küng is ervan overtuigd dat een gelovige christen zich nooit blind hoeft te onderwerpen aan het hardleerse leergezag met uitspraken ‘tegen het getuigenis van de Bijbel en de argumenten van het redelijke denken in’Ga naar eind[6]. Toegegeven, de benadering van onderuit is niet zo simpel als die van bovenaf, maar het gaat in de theologie niet om de door kerken gedomesticeerde, doch om een reële Jezus. Die kunnen wij vandaag slechts kennen wanneer de christologische dogma's via historisch-kritisch gefundeerde exegese opnieuw geïnterpreteerd worden. Zo kan Jezus voor mensen van onze tijd opnieuw het verhaal van een levende worden, om het te zeggen in de taal van de door Küng bewonderde Schillebeeckx. | |
Gebrandmerkt succesIn 1976 verschijnt Hans Küngs boek Christ sein dat wereldwijd bekend raakt via vele vertalingenGa naar eind[7]. Het hoofdstuk in Omstreden waarheid over deze bestseller heet ‘Het avontuur van een boek’. Het is ook aanleiding tot conflicten. Dat traditionalisten ertegen zijn is hoegenaamd niet verwonderlijk. Het stuit niet alleen op verzet van Rome, maar tevens van collega's professoren dogmatische theologie. Christ sein behandelt het wezenlijke van het geloof in de reële en de normerende Jezus, de gekruisigde Christus. Helemaal niet geschilderd met hellenistische verf, getekend in neoscholastieke stijl en geenszins op mythologische wijze uitgebeeld. Wel in taal en beeldspraak van nu en oecumenisch getint. Het slot van Christ sein geeft een samenvatting die Küngs levensmotto is: ‘In de navolging van Jezus Christus kan de mens in de wereld van vandaag waarachtig menselijk leven, handelen, lijden en sterven; in geluk en ongeluk, leven en dood gedragen door God en dienstbaar aan de mensen.’Ga naar eind[8] Vrij kort daarna, na het driepausenjaar 1978, wordt Küng geconfronteerd met de Pool Karol Wojtyla (Johannes Paulus II) die nog opgeleid | |
[pagina 978]
| |
was te Rome, verblijvend op het Belgisch College en studerend aan het Angelicum van de dominicanen, met de conservatieve pater Réginald Garrigou-Lagrange als professor dogmatiek. Als paus zal Wojtyla door zijn talloze buitenlandse bezoeken en zijn taalvaardigheid veel sympathie oogsten. Hij is de mediapaus par excellence, maar geen man van de ware dialoog. Bovendien is het hem te doen om achterwaarts te kijken en te ijveren voor een terugkeer naar vroeger - de status quo ante concilium. Küng heeft oog voor Wojtyla's positieve kanten: hij is een overtuigend verkondiger van de evangelische boodschap en is duidelijk bezorgd over het lot van armen en verdrukten in de wereld. Maar hij is voor het verplicht priestercelibaat, voor het verbod op anticonceptiva, hij verzet zich tegen homoseksuelen en gescheiden echtparen, en stelt kerkelijke onfeilbaarheid boven alles. In de ogen van paus Wojtyla is Küng op zijn beurt ‘een grote hindernis voor zijn geplande restauratiekoers’. De progressieve Tübinger katholieke theoloog staat een grote aanvaring te wachten. Tijdens de kerstvakantie 1979 trekt Küng met familieleden op skivakantie naar Lech am Arlberg (Oostenrijk). Hij wordt teruggeroepen door een telefoontje uit Tübingen van zijn assistent en trouwe vriend Hermann Häring, die met schokkende stem meedeelt ‘dat het hem vreselijk spijt, dat hij moet zeggen: ‘Ze hebben u de kerkelijke onderwijsbevoegdheid ontnomen’’Ga naar eind[9]. De gebrandmerkte Küng capituleert echter niet. Hij verzet zich met alle legitieme middelen. Had ook de levende Jezus geen moeilijkheden met de hogepriesters en schriftgeleerden? ‘Wee u, schriftgeleerden en farizeeën, gij huichelaars!’ Heeft het roomse leergezag in al zijn uitspraken en beslissingen honderd procent gelijk? De Congregatie voor de Geloofsleer (het vroegere Heilig Officie) heeft in een verklaring van 15 december 1979 gesteld dat Küngs geschriften zo antikatholiek zijn dat zij bewijzen dat hij geen rechtgeaard katholiek theoloog meer is. Beschamend! Errare Romanum est! Er volgt een golf van protesten tegen de roomse handelswijze. Velen staan achter Küng, de theologisch zo onderlegde professor die door het hoofd van het kerkelijke establishment als katholiek docent wordt geëlimineerd. Waar is de academische vrijheid? Wat zijn de ketterijen waarom het gaat? | |
Academische vrijheidEr ontstaat een overweldigende solidariteit met Küng. Vooraan staan de professoren Norbert Greinacher, Herbert Haag, assistent Häring, Karl-Josef Kuschel, Walter Jens; ook trouwe vrienden van de protestantse faculteit in Tübingen, Jürgen Moltmann en Eberhard Jüngel, betuigen steun. Talloze studenten, oud-studenten, toehoorders en lezers komen op voor de katholieke theoloog. Massaal en wereldwijd klinken de protes- | |
[pagina 979]
| |
ten tegen de roomse dictatuur. Op 19 december 1979 verschijnt de stellingname pro Küng vanwege de Wereldraad van Kerken. De academische vrijheid moet ook voor professoren in de theologie gegarandeerd worden. Als er groot meningsverschil ontstaat met de roomse Congregatie van de Geloofsleer, dan is het niet zo dat a priori de theoloog ongelijk heeft. Dat er om tot de waarheid te komen dan een serieuze discussie worde gevoerd, zodat de aangeklaagde theoloog de kans krijgt zijn visie uit te leggen en te verdedigen. In het geval van Küng is dit niet gebeurd. Een inquisitieproces heeft hij geweigerd. Heeft niet iedere beklaagde recht op verdediging? Is de kerkelijke rechtsprocedure waar aanklagers en rechters dezelfde zijn niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Op 30 december 1979 komt er een verklaring van de Tübinger universiteit die de roomse declaratie betreurt en stelt dat Küng mag blijven doceren. Jammer dat begin februari 1980 zeven van de twaalf katholieke theologiedocenten van Tübingen het publiekelijk opnemen tegen Küng (een van hen is zijn oud-assistent Walter Kasper, de latere kardinaal). Later volgen er gesprekken, waarbij op 25 maart 1980 de faculteitsraad beslist dat Küng als directeur van het Tübinger Instituut voor Oecumenisch Onderzoek lid kan blijven van commissies voor promoties en habilitaties aan de faculteit voor werk dat door hem wordt begeleid. Wat dat betreft geeft zij enigszins toe. Resultaat: bevrijde paasvreugde. Conclusie van Umstrittene Wahrheit: ‘[I]k zal doorgaan met verzet te plegen omwille van de waarheid, de vrijheid hoog te houden, het onderzoek te bevorderen, en te vechten voor een kerk, die zichzelf niet voor onfeilbaar houdt’Ga naar eind[10]. | |
Onfeilbaarheid en democratiseringIn het eerste millennium van de Kerk was er geen sprake van pauselijke onfeilbaarheid. Zij zou rond 1298 zijn uitgevonden door de franciscaan Petrus Olivi, maar die werd veroordeeld door paus Johannes XXII in 1324. In de negentiende eeuw, de tijd van de restauratie en het ultramontanisme, kende de leer weer een opmars. Er bloeit in kerkelijke kringen dan het complex marianisme-doctrinalisme-infallibilisme. In 1854 wordt het dogma van Maria's onbevlekte ontvangenis door paus Pius IX afgekondigd, in 1864 verschijnt de Syllabus van moderne dwalingen, in 1870 komt de dogmaverklaring van de pauselijke onfeilbaarheid (Vaticanum I). Papolatrie én mariolatrie! Dé vraag van Küng, en met hem van vele theologen, pastorale werkers en nadenkende christenen: wat heeft dit alles te maken met Jezus van Nazareth en zijn Blijde Boodschap? Zou de levende Jezus van heel | |
[pagina 980]
| |
die pauselijke onfeilbaarheidszaak iets hebben begrepen? Heeft de paus met zijn uitspraken inzake geloof en zeden altijd gelijk? Is een gelovig christen verplicht tot onvoorwaardelijk jaknikken op uitspraken van de roomse Congregatie van de Geloofsleer? Is de roomse curie een werktuig van een pauselijk dictator? Terecht citeert Küng in dit verband de ruzie tussen Paulus en Petrus, de steenrots waarop de Kerk is gebouwd. In zijn brief aan de Galaten (2,11) schrijft Paulus: ‘Toen Petrus in Antiochië kwam, heb ik mij openlijk tegen hem verzet; want het ongelijk was aan zijn kant’. Jezus van Nazareth heeft geen kerk gesticht. Wel heeft hij door zijn Blijde Boodschap en zijn optreden een beweging op gang gebracht. Na zijn kruisdood is die beweging uitgebouwd door zijn leerlingen die rondtrokken om ‘vrijmoedig het woord Gods te verkondigen’ (Hand. 2, 31) en mensen op te roepen zich te bekeren door in Jezus te geloven. ‘De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel’ (Hand. 2, 32). Christengelovigen vormden van meet af een gemeenschap. Dit gevoel werd aangewakkerd en uitgedrukt door het samenkomen om in huisliturgie Jezus te herdenken - op nogal pluriforme wijze. Volgens Handelingen en sommige Paulusbrieven waren er wel vrij vroeg episcopen, presbyters (oudsten) en diakens. Maar het onderscheid tussen episcopen en presbyters was vaag. Pas veel (decennia of eeuwen?) later heeft die geloofsgemeenschap zich georganiseerd tot een gestructureerde maatschappij. Een echte hiërarchie is pas in de derde eeuw tot stand gekomen. De kerk als geloofsgemeenschap is doel, de hiërarchische structuur is middel - denk aan het verschil in de Duitse taal tussen ‘Gemeinschaft’ en ‘Gesellschaft’. De basis is er niet voor de top, maar omgekeerd. Wat onderaan ligt en volop evolueert (het kerkvolk) is belangrijker dan wat bovenaan dicterend regeert. Jezus zelf heeft geen bisschoppen of priesters gewijd, geen ‘tweestandenkerk’ opgericht. Het onderscheid tussen priesters en leken komt niet onmiddellijk van Jezus (de boodschappende Nazareeër was zelf noch schriftgeleerde noch farizeeër). De scheiding tussen gewijde ambtsdragers en het lekenvolk heeft zich langzaam voltrokken. Deze kerkvisie wordt op overtuigende wijze getekend door de Zwitserse oudtestamenticus en emeritus professor van Tübingen Herbert Haag (1915-2001), een trouwe vriend van KüngGa naar eind[11]. Feit is dat in de oude kerk bij de aanstelling van kerkleiders naar de stem van de basis werd geluisterd. Meest typische voorbeeld: Ambrosius die in 374 als verzoeningsfiguur door twee rivaliserende partijen tot bisschop van Milaan werd uitgeroepen, hoewel hij als catechumeen nog niet was gedoopt. Waarom zou het in vele gevallen niet beter zijn dat een bisschop van onderuit wordt aangeduid en niet vanuit Rome? Toch liever een priester uit het eigen bisdom benoemen dan een wildvreemde, | |
[pagina 981]
| |
tenminste als er geschikte kandidaten zijn? Waarom wordt het advies niet gevraagd van de kerkgaanden en parochiaal geëngageerden bij de benoeming van hun pastoor? | |
Drie hete hangijzersMoet in onze tijd waar het priestertekort zo enorm groeit de oude celibaatswet, zoals opnieuw afgekondigd in de encycliek Sacerdotalis caelibatus van Paulus VI in 1967, niet worden afgeschaft? En wat heeft deze louter kerkelijke wet met Jezus en zijn Blijde Boodschap te maken? Zijn gehuwde protestantse dominees, gehuwde orthodoxe popes, gehuwde priesters van de geünieerde oosterse kerk, minder pastoraal geëngageerd? In het eerste millennium van het christendom bestond er geen verplicht priestercelibaat. Waren alle apostelen op Johannes na niet gehuwd? Küng heeft natuurlijk niets tegen het vrij gekozen celibaat van wereldgeestelijken of religieuzen. De actuele kwestie betreft het nijpende priestertekort. Hoeveel diocesane priesters zijn de laatste veertig jaren niet uitgetreden vanwege de celibaatswet? En hoeveel priesterroepingen zijn er in de laatste jaren in vergelijking met enkele decennia geleden? Nog een vraag: waarom geen vrouwen in het kerkelijke ambt? Een Bijbels argument gaat hier niet op want Jezus leefde in een patriarchale cultuur. Echter, vrouwenschuw was hij geenszins. Hijzelf had vriendinnen. De conclusie moet luiden dat er in onze huidige cultuur geen vrouwendiscriminatie mag zijn! Graag verwijs ik hier naar Kerk & Ambt. Onderweg naar een kerk met toekomst, de even boeiende als ophefmakende brochure van de Nederlandse dominicanen over eucharistie en voorgangers in de Kerk. Het besluit ervan luidt: ‘[V]oorgangers in lokale vieringen dienen bezielde gelovigen te zijn. Of ze vrouw of man, homo of hetero, gehuwd of ongehuwd zijn, doet niet ter zake. Wat wel ter zake doet, is een aanstekelijke geloofshouding’Ga naar eind[12]. Vervolgens is er de prangende kwestie van de gemengde huwelijken. Heeft Rome daar het beslissende woord over? Moet het decreet van Paulus VI, d.d. 31 maart 1970, strikt worden nageleefd? Waarom zou een confessioneel gemengd huwelijk ongeldig zijn? Is een tweede huwelijk van een verlaten huwelijkspartner per se doodzonde? Moeten priesters de communie weigeren aan deze hertrouwden? De vraag is misschien vooral of een katholiek gelovige de machtige, luide stem van het Vaticaan moet volgen of eerder luisteren naar de innerlijke stem van zijn geweten. Het lijkt duidelijk wat de menselijke Jezus van Nazareth hierop zou hebben geantwoord. Bovendien is dit pauselijke decreet gewoon antisociaal en antioecumenisch. | |
[pagina 982]
| |
Tot slot is er het punt van de anticonceptiva. Natuurlijk is er noch in de Bijbel, noch in de oude kerkelijke traditie sprake van een verbod op voorbehoedsmiddelen. De term ‘geboorteregeling’ bestond niet eens. Hier kunnen diepgelovige katholieken zich afvragen: waar houdt de paus zich mee bezig? Had Paulus VI eerst eens naar de basis geluisterd - naar vrouwen en moeders voor wie de pil een dagelijkse behoefte en genade is. Goddank zijn er weinig vrouwen die uitgerekend omwille van de encycliek Humanae vitae van 1968 weigeren de pil te nemen. Wereldwijd is het verzet tegen het verbod op de geboortebeperking. Küng vermeldt dat Karol Wojtyla achter de schermen de traditionalistische opvatting verdedigde. | |
Oecumenische openheidIn hoofdstuk vijf van Omstreden waarheid, getiteld ‘Wereldreis en wereldtheologie’, vertelt Küng over zijn wereldreis van juli tot december 1971 (dus niet enkele weken, zoals in 1964). Hij wil de wereld verkennen om ook als theoloog zijn horizon te verwijden. Als polyglot en globetrotter valt hem dat geenszins zwaar. In het heilige én onheilige Rusland komt hij rechtstreeks in contact met de orthodoxe kerk, die een millennium lang met de Latijnse kerk verbonden is geweest. Van Rusland naar Afghanistan, een quasi-totaal islamitisch land, voor vier vijfde soennitisch. Van Kaboel vertrekt Küng eerst naar Delhi, dan naar Bangalore en nadien naar Madras, om het India van de hindoes te verkennen. Hindoeïsme is voor christenen moeilijker te verstaan ‘dan de profetische godsdiensten, omdat het zich niet op een stichter beroept en niet aan een bepaalde God kan worden toegeschreven’Ga naar eind[13]. Op 1 augustus 1971 vliegt hij naar het eiland Sri Lanka waarheen het boeddhisme vanuit India is vertrokken. In de Boeddha, de ‘Ontwaakte’, is de katholieke Küng altijd zeer geïnteresseerd geweest. ‘De boeddhistische godsdienst belichaamt toch wel inhoudelijk-spiritueel de sterkste tegenpool van het christendom’Ga naar eind[14]. Na enkele dagen vervolgt de reis naar Indonesië, het meest islamitisch bevolkte land ter wereld. Daar zijn de moslims echter vrij tolerant. In de vroegere hoofdstad Yogyakarta hebben de jezuïeten scholen en is er zelfs een katholieke faculteit waar Küng op 6 augustus een voordracht houdt. Op 12 augustus 1971 gaat hij terug naar de christelijke wereld: Australië. Via Perth en Melbourne reist hij naar Sydney, waar hij voor massa's geïnteresseerden conferenties houdt over Jezus en de Kerk. Nadien eindelijk veel vrije dagen op de Whitsundayeilanden en in Nieuw-Zeeland. Toeristisch van de ochtend tot de avond, dagen lang. Natuur be- | |
[pagina 983]
| |
wonderen, sporten (zwemmen, waterskiën) en toch nog studeren en schrijven. De zes maanden durende wereldreis heeft de mogelijkheid geboden de vreemde religies ter plekke te consulteren. Wie de thuisbasis van de andere godsdiensten bezoekt krijgt ook als christen allicht een dieper en reëler inzicht in wat deze de mensen te bieden hebben. Moslims, hindoes, boeddhisten kunnen net zo goed als christenen godgelovige, charmante en waarheidlievende mensen zijn. Buiten de kerk geen heil (extra ecclesiam nulla salus)? Nonsens! Oudkatholieken en protestanten van welke kerk of strekking ook - lutheranen, calvinisten, anglicanen... - mogen zich toch christenen noemen? Of moeten zij zich bekeren tot de roomse kerk om er nadien misschien uitgeketterd te worden? Overgeleverd is echter het gezegde van de Nederlandse protestantse dominee en dichter P.A. de Génestet (1829-1861):
Niet de mensen uit de kerk zetten,
maar de kerk breder uitzetten
Anders geformuleerd is het de vraag waarom de roomsen nooit in oecumenische dialoog zijn getreden met de Wereldraad van Kerken, in Amsterdam anno 1948 opgericht, op initiatief van de protestantse Willem Visser't Hooft, eerste secretaris van deze instelling. Hoe dan ook, oecumenische openheid is gepast en heilzaam voor de Kerk. Oecumenisch gerichte katholieke theologen zoeken geen behagen of beloning op te wekken van kerkelijke hiërarchische instanties. Om de waarheid moet het hun te doen zijn. | |
Geen dictatuurKüng herhaalt aan het einde van Omstreden waarheid het slot van het eerste deel van zijn memoires Bevochten vrijheid: ‘Niet alleen omwille van de vrijheid, die mij steeds dierbaar was, maar omwille van de waarheid, die nog boven mijn vrijheid uitgaat, kon ik geen andere weg gaan. Ik zou, wanneer ik deze zou zijn gegaan, zo zie ik het vandaag, voor de macht in de kerk mijn ziel hebben verkocht’Ga naar eind[15]. Omwille van de waarheid moet worden gestreden voor de academische vrijheid. Piet De Somer, toenmalig rector van de Leuvense universiteit, heeft het bij het bezoek van paus Johannes Paulus II aan de Lage Landen in 1985 publiekelijk en hardop gezegd. Hij bepleitte aldus vrijheid van onderzoek en onderwijs. Ook kerkelijke vrijheid moet worden gewaarborgd waar het gaat om theologisch onderzoek en exegese, tenminste indien de evangelische waarheid richtsnoer blijft. Voor ware christenen, dus ook voor gelovige | |
[pagina 984]
| |
theologen, is en blijft Jezus ‘de weg, de waarheid en het leven’ (Joh. 14,6). Om het met Küngs woorden uit te drukken: ‘geen dictatuur van het relativisme en ook geen dictatuur van het absolutisme’Ga naar eind[16]. Ondanks de onrechtmatige strafmaatregelen van de kerkelijke machthebbers die hem zeer pijnigen wil Küng de Kerk geenszins verlaten. Hij beslist katholiek gelovige en lid te blijven. Velen, leken en priesters, gewone gelovigen en theologen staan bewust aan zijn kant. Velen die hij heeft onderricht - toehoorders van zijn lessen en voordrachten, lezers van zijn geschriften - blijven hem levenslang dankbaar. Mochten al zijn sympathisanten uit de officiële Kerk treden, dan zou deze nog slechts bestaan uit vrome conservatieven. Indien al de getroffenen adieu zeggen en weglopen, dan zijn het slechts de walgelijke treffers die overblijven: ‘Si tous les dégoûtés s'en vont il n'y a que les dégoûtants qui restent’. Ironisch gezegd en nogal cru uitgedrukt, maar de spreuk bevat veel waarheid. Op uitnodiging van de theologische faculteit gaf Küng op 25 maart 1993 te Leuven een gastcollege in de grote Pieter De Somer-aula over ‘Wereldvrede, wereldgodsdiensten, wereldethiek’. De zaal zat stampvol. Uitgerekend in die dagen was er in de media sprake van een kerkelijk eerherstel van de gestrafte theoloog. Dit bleken geruchten te zijn, maar na de boeiende lezing zei ik als slot van mijn dankwoord: ‘Herr Professor, Sie brauchen keine Rehabilitation, bitte bleiben sie bei uns!’ Het oorverdovend applaus verheugde hem zichtbaar. |
|