| |
| |
| |
Forum
De rechtsstaat als show
De Nederlandse rechtsstaat heeft op zijn grondvesten geschud; de delta is nog steeds niet tot rust gekomen. De schokken zijn niet veroorzaakt door politieke of rechterlijke schandalen, door institutionele fricties, door plotse golven van criminele bedrijvigheid of door het optreden van georganiseerde bendes of terroristen, laat staan door ingrijpen van de regering of het parlement. Aanleiding was een doorsnee strafzaak. Toegegeven, weinig fris en nogal heftig. Maar ook niet echt opmerkelijk, als je leest waarmee onze rechters met betreurenswaardige regelmaat geconfronteerd worden, en evenmin bijzonder gruwelijk of anderszins ongewoon. De zaak speelt zich eigenlijk niet eens in Nederland zelf af maar in een van zijn voormalige kolonies, op Aruba, een piepklein eilandje in het Caraïbische gebied. Oppervlakte honderdtachtig vierkante kilometer, ongeveer honderdduizend inwoners, met visserij en toerisme als belangrijkste bronnen van inkomsten (en naar boze tongen beweren belastingfraude). De politionele en justitiële bestraffing om de rechtsorde, vrijwel een kopie van het Nederlandse model, te handhaven is navenant.
Bij de politie van Aruba is aangifte gedaan van de vermissing van een Amerikaanse toeriste, Natalee Holloway, die zich daar met haar schoolvriendinnen had neergelaten voor een zonvakantie. Na een avondje stappen was zij niet in haar hotel teruggekeerd. De politie begon haar opsporingswerk met de hete adem in de nek van nogal opgewonden Amerikaanse media, afgereisd in het gevolg van de direct uit de Verenigde Staten overgekomen ouders van het vermiste meisje. De nega- | |
| |
tieve publiciteit doet het eiland, afhankelijk als het is van het Amerikaanse toerisme, geen goed. Met name de moeder ontpopt zich als een furie, die met Amerikaanse doortastendheid de media mobiliseert, zich met van alles en nog wat bemoeit en de politie evenzeer voor de voeten loopt als een handje toesteekt. In de loop van het onderzoek wordt een Nederlander gearresteerd, Joran van der Sloot, die ervan wordt verdacht het laatst in gezelschap van het meisje verkeerd te hebben. Hij zou moeten weten wat er met haar is gebeurd en waar zij is gebleven. Hij wordt ondervraagd maar ontkent alle betrokkenheid. Hij wordt vrijgelaten, opnieuw gearresteerd en ondervraagd maar ook weer vrijgelaten. Kort en goed: de verdenkingen tegen hem blijven zeuren maar Justitie kan geen zaak tegen hem, voor wat dan ook, rond krijgen. Zij seponeert aan het einde van 2007 de zaak.
De belangrijkste getuige, zelfs verdachte, had zich al die tijd allerminst gedeisd gehouden maar met regelmaat de publiciteit gezocht. Hij had zelfs een boek over zijn zaak gepubliceerd, terwijl hij zich vanaf een bepaald moment tegenover Justitie systematisch beroepen heeft op zijn zwijgrecht. Na het sepot verschijnt hij met zijn ouders in een veelbekeken actualiteiten- annex praatprogramma op de televisie. Daar wordt hij geconfronteerd met misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Ook die houdt zich met de zaak bezig - weinigen wisten toen al hoe intensief - en hij verwijt Joran tijdens het gesprek enige malen veel te liegen en gelogen te hebben. Hij vraagt zich af waarvoor dat nodig is als Joran, zoals hij beweert, onschuldig is. Hij dringt er bij deze op aan eindelijk eens de waarheid te gaan spreken. Het komt hem na de uitzending op een glas wijn van Joran in zijn gezicht te staan. Ik vermeld dit op zich niet zo relevante, maar veel opwinding veroorzakende detail om aan te geven in welke sfeer de zaak terechtgekomen is; vanaf het begin omgeven met veel misbaar en geruchten begint die nu ongegeneerd rellerige en theatrale trekjes te krijgen. De beelden van het glas wijn gaan de hele wereld over. Ze doorkruisen ook de Verenigde Staten, in het spoor van de beelden van de voorverkiezingen van de kandidaten voor het presidentschap.
De opwinding stijgt richting kookpunt als Peter R. de Vries eind januari 2008 aankondigt, dat hij op zondag 3 februari in een programma van twee uur (inclusief commercials) met de verborgen camera opgenomen gesprekken met Joran van der Sloot zal uitzenden. Daarin, belooft hij, zullen alle onopgeloste vragen rond de verdwijning van Natalee Holloway beantwoord worden. Hij verzekert dat, even bloedstollend als verhelderend, de waarheid open en bloot op tafel zal komen. Die zondagavond kijken zeven miljoen Nederlanders, een ongehoord hoog aantal, naar de uitzending. Zij zijn getuigen van fragmenten uit een paar autoritten van Joran met een zogenaamde vriend, waarin Joran, stevig onder invloed van drugs, vertelt dat hij de betreffende avond met Natalee op hoogte van een internationaal hotel aan het strand is achtergebleven, met haar drugs heeft gebruikt en seks gehad, en haar toen plotseling, na een | |
| |
soort toeval, als levenloos in zijn armen hield. Niet wetend wat te doen heeft hij een kennis gebeld die met een bootje is gekomen, het verondersteld dode lichaam aan boord heeft genomen en de oceaan is opgevaren. Wat er daarna is gebeurd weet Joran ook niet zeker. Maar hij vermoedt dat het lichaam in zee gedumpt is. En de oceaan is groot. Hij is naar huis gegaan en heeft onderweg zijn schoenen in een straatputje gegooid.
De uitzending roept meer vragen op dan ze, ondanks de beloften van Peter R. de Vries, beantwoordt. Vooreerst, als je Joran verwijt dat hij tot nu zoveel gelogen heeft, welke garantie heb je dan dat hij dat nu niet doet? Pikante bijkomstigheid: al voor de uitzending laat Joran via de media weten dat hij zijn reputatie als pathologische leugenaar weer volop waar zal gaan maken. Zijn fysieke conditie tijdens de zogeheten bekentenissen is, zacht gezegd, niet optimaal alert en helder en het feit dat hij deze lezing tijdens de opnames voortdurend herhaald schijnt te hebben zegt ook niet veel; als je eenmaal begint te liegen kun je dat beter consequent volhouden (schijnt het). Vervolgens, stel dat je de hier gegeven lezing voor waar aanneemt, kan Justitie daar dan iets mee uitrichten? Zeker niet zonder nader ondersteunend bewijs. Maar zelfs met zulk bewijs niet, menen juristen, want deze opnames zijn illegaal en dus is deze informatie onwettig verkregen. Joran zou zelfs een aanklacht tegen Peter R. de Vries in kunnen dienen; hij zou winnen. Ten slotte, in deze lezing zitten zeker zoveel gaten als in eerdere geopperde versies van het gebeurde. Zo blijkt de genoemde vriend niet over een bootje te beschikken en zelfs op het betreffende moment niet op Aruba maar in Rotterdam te zijn geweest.
Kortom, de ontknoping van het dramatisch mysterie, door Peter R. de Vries in neonletters aangekondigd - hij had er zelfs de moeder van Natalee uit Amerika voor over laten komen en is daar later zelf naar toe gereisd om er op radio en televisie zijn veronderstelde ‘finest hour’ een beetje te continueren - is nog even ver weg als voorheen. Op tafel ligt de zoveelste mogelijke lezing van de gebeurtenissen, even geloofwaardig of ongeloofwaardig als eerdere versies. Maar ook nu weer zonder enig spijkerhard bewijs. En dus voor een formele rechterlijke afronding van het dossier met een aanklacht, proces en uitspraak even waardeloos als alle lezingen, geruchten, roddels en kletspraat tot nu toe.
Maar deze lezing wordt breed geloofd. Vanwege de wijze waarop hij is aangekondigd? Vanwege de wijze waarop de publiciteit naar zo'n moment heeft toegewerkt? Vanwege de dramatische manier waarop de zaak in beeld komt? Hoe dan ook, door de hele show eromheen is voor velen vanaf nu een verdachte de schuldige, zo niet de moordenaar. Nu heeft hij, zich duidelijk niet realiserend dat hij terecht kwam te staan voor een ouderwets volksgericht, weinig gedaan om zijn zaak te dienen. De opnames geven een volstrekt gedemoraliseerd type te zien, dat kil en harteloos een verhaal vertelt over zijn dubieuze, zo niet afkeurenswaardige gedrag, zwaar onder de invloed van drugs. Maar dat is in onze rechtsorde niet relevant. Ie- | |
| |
mand hoeft er niet de sympathie van een jury te winnen. Hij kan alleen veroordeeld worden op grond van een precieze beschuldiging en de sluitende bewijzen daarvoor. Niemand heeft het idee dat het spijkerharde bewijs geleverd is. Maar er is de retoriek van een journalist, die bij (en met) een commerciële omroep moet scoren om aan de bak te blijven: bloedstollend en glashelder zal de waarheid op tafel komen. De ‘uitspraak’ komt niet uit de rechtszaal. Joran van der Sloot is wel opnieuw verhoord maar op het moment dat ik dit schrijf is nog niets bekend over volgende stappen van Justitie.
Welke dat ook zijn, Justitie kan het toch niet meer goed doen. Als zij de zaak heropent zit zij met een dossier met zoveel onrechtmatig verkregen materiaal, dat het aanvullend bewijs wel erg overtuigend moet zijn, wil het ooit tot een veroordeling kunnen komen. Bovendien, een veroordeling waarvoor? Het wegmoffelen van een lijk. Maximumstraf zes maanden. Deze verdachte had al meer gekregen als hij eens was gecontroleerd op het bezit van drugs. Maar als Justitie de zaak niet heropent zit zij met een bevolking, waarvan een aanzienlijk deel is gekwetst in zijn rechtsgevoel, omdat een moordenaar, door de journalistiek met dramatische artikelen en televisieprogramma's tevoorschijn getoverd, ongestraft vrijuit gaat.
Over het algemeen malen de justitiële molens rustig, op enige afstand van ons dagelijkse leven. Die afstand is wezenlijk voor het systeem; hij schept de voorwaarden voor de rust en objectiviteit die nodig zijn om tot rechtvaardige vonnissen te komen. Maar in deze affaire blijkt dat die afstand genegeerd kan worden en die rust en objectiviteit verstoord. Mogelijk (nog) niet in het hart van het gerechtelijke milieu, maar wel in de maatschappelijke context daarvan. Duidelijk hebben theatrale journalistiek en de opgewonden publieke opinie zich gemanifesteerd als externe machten, die dingen naar de rol van, zelfs de plaats dreigen in te gaan nemen van de wat gezapige sereniteit van de rechtspraak. Zo wordt er iets in beweging gezet waarvan we het begin wel, maar het einde nog niet kennen. Wat daarvan de consequenties zijn voor de rechtsorde en het rechtsgevoel, ja, voor rechtvaardigheid in de rechtsbedeling, laat zich op geen stukken na voorspellen. Ooit is de rechterlijke macht bewust losgemaakt en gescheiden van de wetgevende en uitvoerende macht. Voorwaarde voor haar onafhankelijkheid. Zal die overeind kunnen blijven in de heftige confrontatie met deze nieuwe machten?
Vervelend is dat deze seismografische beroering dan wel een verhoudingsgewijs heftige schok was, maar geenszins een geïsoleerd incident. De rechtsorde ligt in Nederland al sinds enige tijd bij herhaling onder vuur. Meer dan mij lief is profileren de media zich in bemoeienis met de rechtsspraak. Er zijn ongetwijfeld veel bonafide misdaadjournalisten. Maar er zijn ook marktonderzoekers en trendwatchers die graven open laten breken om te bewijzen dat de moord gepleegd is door degene die zij daarvan beschuldigen. We raken als publiek betrokken bij het oplossen van misdaden en beginnen intensief en gretig, in interac- | |
| |
tieve wisselwerking met de media, rollen te spelen in soapachtige krimi's en detectives, die als reality-tv het fantastische en fictieve van de verbeelding graag door laten gaan voor realiteit. Die trend kan evengoed, nee, beter worden gevoed met de echte dossiers van Justitie dan met het talent voor fictie van professionele schrijvers, als die al niet staken. De raarste strapatsen worden uitgehaald om justitiële vergissingen aan het licht te brengen en daar de betere oplossing tegenover te zetten. In een cultuur waarin samenzweringstheorieën een rage zijn en achterdocht geldt als een aanwijzing voor onafhankelijk denken, hoef je vaak niet eens zulke rare strapatsen uit te halen. Het is opwindend en dus krijgt het automatisch aandacht. Op het internet kun je de meest wonderlijke gissingen lezen over het lot van Natalee Holloway, allemaal gebracht als doordacht en bewezen.
Het meest effectief zou het natuurlijk zijn als je dit af kon stoppen met de kortaffe bewering dat Vrouwe Justitia zich nooit vergist. Spijtig genoeg zijn er echter de afgelopen jaren enige spraakmakende zaken aan het licht gekomen - en breed in de publiciteit uitgemeten - waarin politie, Openbaar Ministerie en rechterlijke macht duidelijk gefaald hebben. Overigens werd daarbij vaak Justitie niet enkel van buitenaf, maar juist ook van binnenuit gecorrigeerd. Maar zelfs dat vergroot het vertrouwen in het systeem niet. Dat er zelfreinigend vermogen in blijkt te werken maakt minder indruk dan dat juist dit systeem dat nodig blijkt te hebben. Het vertrouwen in het systeem in zijn betrekkelijke isolement wordt ook ondergraven door gretige berichtgeving over betrokkenen, met name advocaten die vriendschappelijk omgaan met verdachte types, zich laten fêteren door criminelen en graag hun slimheid bewijzen door onhelder te laten aan welke kant van de wet zij opereren. We begeven ons hier in een moeras van roddel en achterklap, van insinuaties en suggesties, dat door redacties van roddelbladen in een handomdraai met pakkende titels en schimmige foto's kan worden omgetoverd in een bloeiende lusthof.
Al bij al een ongemakkelijke aanwijzing voor de bewering dat de onderwereld in de bovenwereld aan het doordringen is. Niet eens zozeer omdat ze zich daarin aan het invechten is, als wel omdat de bovenwereld haar binnenlaat om zich te kunnen vermaken door detective, rechter en beul te spelen, geregistreerd door camera's en becommentarieerd door illustere presentatoren. Mij is niet duidelijk of Joran van der Sloot een slachtoffer is van deze nieuwe mode of een gretige ster op de catwalk ervan. Eigenlijk zou ik het wel geruststellend vinden als dat eens precies werd uitgezocht. Maar strafrechtelijk brengt ons dat ook niet verder.
□ Pieter Anton van Gennip
| |
| |
| |
Friends: het reizend primaries-theater
‘Dear Luc’. Zo noemt senator Ted Kennedy me en uiteraard streelt dat mijn ijdelheid. Ted - waarom zou ik me inhouden als hij me zo gul aanspreekt - wil me even met een mailtje laten weten dat hij de kant van Obama gekozen heeft. Het is de week dat de primarieskaravaan halt houdt in Massachusetts en de Kennedyclan heeft zich zojuist uitgesproken voor Obama. In hoeverre er hier voor Obama of tegen Clinton gekozen wordt, is niet echt duidelijk. Bij zulk een steunverklaring hoort uiteraard een citaat van Teds legendarische broer de president: ‘It is time for a new generation of leadership’. Het zinnetje sluit naadloos aan bij de mantra van Obama en is eigenlijk een cliché. Sinds er om de politieke macht gestreden wordt, is er altijd wel een groep geweest die vond dat het nu maar eens moest veranderen. Ted weet er alles van. Hij vertegenwoordigt sinds 1962 het Kennedyheartland Massachusetts in de senaat. Op dat moment zat grote broer nog in het Witte Huis, terwijl nummer twee het Departement van Justitie beheerde. Sinds 1962 is het heel vaak tijd geweest voor een nieuwe generatie. Misschien niet om de vier, maar zeker om de acht jaar. En Ted heeft gedurende de afgelopen 45 jaar al die nieuwe generaties zien komen en gaan.
Gelukkig heb ik een door de wol geverfde gids als Ted om me precies te zeggen wat me te doen staat om die nieuwe generatie op het kussen te hijsen. ‘Please join me by making a $50 donation now’, staat er. Ik hoef alleen maar op de knop onderaan te klikken en word door de hele transactie geleid. Als ik toch nog meer argumenten nodig heb, moet ik de videoclip maar bekijken. Barack - ik had bijna ‘onze Barack’ geschreven - doet het zelf in een wat andere toonaard. Zijn eerste mailtjes (het zijn er ondertussen toch ook | |
| |
al een stevig dozijn in vijf weken tijd) noemde hij me eenvoudig ‘Friend’. Nu we elkaar beter hebben leren kennen, schrijft hij me gewoon aan als ‘Luc’. Geen dear, geen komma. Wel twee liggende streepjes. Een visionair heeft geen tijd voor frulletjes. Hij leeft enkel voor zijn droom om de politieke verdeeldheid van de Verenigde Staten te overstijgen. Barack vraagt ook nooit om geld. Daar heeft hij zijn campaign-manager David Plouffe voor. En Ted natuurlijk.
Ook Hillary Clinton weet me te vinden. ‘Dear friend’, noemt ze me. Dat klinkt misschien wat meer op afstand. Maar vergis je niet: ook zij koestert warme gevoelens. De titels van haar mailtjes liegen er immers niet om. ‘I want to hear from New Jersey’ (1 feb.), ‘Huge’ (6 feb.), ‘Something amazing’ (8 feb.) en ‘You touched my heart’ (12 feb.). En dat in volle Valentijnsperiode. Bij het laatste mailtje kreeg ik trouwens toegang tot haar fotoalbum. Ik weet nu wel zeker dat er - in alle eerbaarheid - iets bijzonders tussen ons twee groeit. Bill is trouwens van alles op de hoogte. Hij heeft me ook al twee keer gemaild. In zijn eerste bericht stuurde hij een clipje van de politieke geloofsbelijdenis die Hillary aflegde bij het begin van het debat met Obama in Texas. Het klonk een beetje ingestudeerd, maar het had wel iets. Natuurlijk wil een trotse echtgenoot als Bill dat dan met je delen. De man ontpopt zich overigens een beetje als de buitenwipper van dienst. Hij blijft meestal in de coulissen. Zijn twee termijnen als president worden nu eenmaal hier in de Verenigde Staten minder gesmaakt dan bij ons in Europa. Maar hij wordtwel van stal gehaald als Obama moet worden getackeld. Vandaag nog (27 feb.) beklaagde hij er zich bij mij over dat Obama zoveel geld uitgeeft aan tv-spotjes. En dat terwijl de campagne over ideeën zou moeten gaan en niet over wie het meest kan uitgeven. Onder die terechte oproep verschijnt - zonder enige ironie - de blijkbaar onvermijdelijke contributeknop.
Het is een schoon gezin. Al moet ik bekennen dat ik wel even opkeek toen ik een paar dagen geleden een berichtje kreeg van dochter Chelsea. ‘One-on-one’ stond er bij het onderwerp. Meteen kreeg ik een visioen van die student die door een vreemde speling van het lot ook ‘superdelegate’ zal zijn op de Conventie en daarom door Chelsea op een ontbijt werd vergast. Ik zag de man al met een verlegen verontschuldiging opstaan en voor mij de plaats ruimen. Maar het bleek al even verraderlijk als de pakketbootdroom van Freud. Chelsea vroeg zich gewoon af waar ik bleef. Er is dringend behoefte aan zoveel mogelijk mensen die van deur tot deur willen gaan in Texas, Ohio, Rhode Island en Vermont. Of hun hele adresboekje afbellen om hun vrienden en kennissen ervan te overtuigen dat Hillary absoluut de nominatie moet halen. Ik vond dat een beetje vreemd, want Chelsea weet best dat ik momenteel in Princeton New Jersey verblijf. Een beetje ver dus om me in het one-on-onegebeuren te storten. Maar ook dan is er een oplossing. Het is een rode knop onder aan het bericht en er staat in witte letters ‘contribute’ op.
Nee, tot op heden geen post van John of Mike. Niet dat ik sectair ben. | |
| |
Al zou ik eerlijk gezegd later niet aan mijn getrouwen willen vertellen dat Mike Huckabee me ooit nog ‘vriend’ genoemd heeft. De reden is anders en eenvoudig. Bij de Republikeinen is het gewoon niet spannend. In hun systeem van primaries geldt het principe ‘first past the post’. Wie dus het hoogste aantal stemmen haalt, krijgt alle delegates van die staat toegewezen. Vandaar dat de kloof tussen de gematigde John en de toch wel opvallend conservatieve Mike op dit moment al bij de achthonderd delegates zit. En dat terwijl 1191 delegates volstaan om je op de Republikeinse Nationale Conventie tot kandidaat te laten uitroepen. McCain heeft er nog een honderdtal nodig en dan rijft hij de nominatie binnen. Huckabee blijft gewoon in de race omdat hij weet dat McCain niet goed scoort bij de conservatieve vleugel van zijn partij. Als hij in een bepaald type staten - bijvoorbeeld die van de spreekwoordelijke biblebelt - kan blijven winnen, schopt hij het misschien nog tot vice-president.
De Democraten zorgen voor spanning omdat ze evenredige vertegenwoordiging hanteren. Zelfs als Obama de ene staat na de andere met een 60-40-marge binnenhaalt, dan nog krijgt hij slechts 60% van de gedelegeerden en Clinton de resterende 40%. Obama loopt dan wel meer en meer uit, de kloof blijft ondanks alles beperkt. Dat zou allemaal niet zoveel verschil maken, als er bij de Democraten geen superdelegates aan de conventie deelnamen. Het zijn in de regel verkozenen - senatoren, volksvertegenwoordigers, gouverneurs en gewezen presidenten - die omwille van hun mandaat automatisch stemrecht hebben op de conventie. Als de twee overgebleven kandidaten met een klein verschil van rechtstreeks verkozen delegates op de conventie verschijnen, kunnen de bijna achthonderd superdelegates de doorslag geven. In het Obamakamp wordt duidelijk gevreesd dat die raspolitici de voorkeur zullen geven aan Clinton. In elk geval hebben al bijna 240 superdelegates zich voor Clinton uitgesproken, terwijl er slechts 180 openlijk voor Obama kiezen. De Clintons kunnen nu eenmaal op hun netwerk terugvallen, terwijl Obama relatief een nieuwkomer is.
Mijn plotse opgang in kringen van senatoren laat zich overigens gemakkelijk verklaren. Alles wat je moet doen is je e-mail en je postnummer invullen op de website van de kandidaten. Vanaf dat moment sturen ze je met een klokvaste regelmaat een enthousiaste update. Aanvankelijk vroegen ze in één mail op drie een kleine contributie. Sinds de strijd bij de Democraten ontaard is tot een titanengevecht, word ik in elke mail aangemoedigd om gul te zijn. Ik denk dan altijd dat buitenlandse giften de manier zijn om een kandidaat compleet onaanvaardbaar te maken bij de Amerikaanse kiezer en houd de knip op de beurs. Maar naar de clipjes blijf ik wel kijken.
Clinton is Clinton. Geen verrassingen daar. Professioneel, kent de dossiers, beheerst het discours. Ze komt soms wel een beetje koud over. Daarnaast is er een imagoprobleem dat de Europeaan ontgaat. De Clintons zijn meer dan eens in affaires genoemd. Soms ging het over vastgoed, soms ging het over stagiaires. De politieke | |
| |
tegenstanders hebben keer op keer met grote overgave met modder gegooid. Lang niet alle modderspatten zijn weg. Als de Clintons te berde komen, wordt er steevast door een of andere deelnemer aan het gesprek naar onwelriekende zaakjes verwezen. Nu zijn er in de Verenigde Staten wel meer politici die boter op het hoofd hebben. Maar als je hier voor het hoogste ambt wil meedingen, kan je maar beter zorgen dat je propere handen hebt. De campagnes gaan immers nauwelijks over programma's. Zeker bij presidentsverkiezingen staat de persoonlijkheid en het verleden van de kandidaat centraal. Het doopceel wordt genadeloos gelicht. Dat geeft een betrekkelijke nieuwkomer als Obama eigenlijk een tactisch voordeel. De laatste tijd merk je ook dat Hillary Clinton heel goed beseft dat het nu of nooit is. Als Obama het haalt, is ze gedoemd om senator te blijven. Vandaar dat het Clintonkamp wat kleintjes uit de hoek begint te komen. Gewoonlijk mag Bill dat klusje dan klaren. Zijn politiek bestaan is immers voorbij. Zo was er de oprisping over de originaliteit van de redevoeringen van Obama. En ook al kwamen bepaalde uitdrukkingen schijnbaar uit een redevoering van een strijdmakker die momenteel zijn tekstschrijver is, dan nog kan je hem niet van een gebrek aan originaliteit beschuldigen.
Obama vraagt juist een beetje wennen. De man praat eigenlijk als een dominee van de Southern Baptists. Een intonatie die sterk melodisch is, ritmische herhalingen en af en toe een heus spreekkoor. ‘Yes we can’, zegt hij dan en het publiek herhaalt dat. ‘Yes we can’, zegt hij weer en het publiek roept het nog luider. Zo vijf, zes keer na elkaar. Soms denk je: die man zegt altijd hetzelfde. Sommige voorbeelden heb ik al drie keer gehoord. Heel veel tegenstellingen ook. En telkens geeft hij aan dat hij de enige is die ze zal overbruggen. Pure hegeliaanse dialectiek. Telkens ook afgeven op DC als een oord van corruptie. Telkens weer het pejoratieve gebruik van de term ‘politics’. Als Barack in Europa zou ageren, zou hij al snel beschuldigd worden van antipolitiek. Maar hier hoort afgeven op Washington tot de politieke zeden. Een beetje zoals de Britten afgeven op Brussel. Je zou dan al snel denken dat het om niets meer dan een stijlfiguur gaat. Maar bij Barack ben ik niet zo zeker. Soms zweemt het inderdaad naar ‘a new generation of leadership’, maar soms klikt het ook een beetje als in de jaren dertig. Zijn voorstanders verwijzen dan naar de retoriek van de New Deal, het interventionistische beleid waarmee de democratische president Franklin D. Roosevelt het land uit de Grote Depressie sleepte. Maar voor een wat afstandelijker Europees oor klinkt er soms toch ook een verre echo van Gabriele D'Annunzio in door. Al zegt dat misschien meer over culturele verschillen en Europese gevoeligheden dan over de politiek van de Verenigde Staten.
Uiteindelijk moet je het toch maar doen. Als buitenstaander sta je er niet bij stil dat de man slechts de vijfde Afro-Amerikaan is die het sinds het uitschrijven van de grondwet tot senator heeft geschopt. En dat er bij die vijf dan nog twee waren die niet door het volk verkozen waren. Dus mis- | |
| |
schien is het voordeel van de twijfel hier wel op zijn plaats. Opiniepeilers maken zich sterk dat Clintonkiezers wel naar Obama zouden overlopen, maar dat het omgekeerd lang niet zeker is. Dat is allicht de grootste troef die de jonge senator uit Illinois kan uitspelen tegenover de gewichtige superdelegates. De echte race is immers pas in november.
□ Luc Duerloo
| |
| |
| |
Jeugd en gokverslaving
Antieke geneeskunde voor een moderne ziekte
Al enkele decennia wordt er intensief onderzoek verricht naar ‘problematisch’ of ‘pathologisch’ gokken. Daarbij valt op dat het fenomeen steeds meer gemedicaliseerd wordt. Problematische gokkers of gokverslaafden hebben een ernstige gedragsstoornis, zo wordt gesteld. En die stoornis vindt haar oorsprong in een mentale afwijking of geestesziekte. Gokverslaafden zijn zieke mensen, die moeten worden genezen - met medicatie, maar vooral met een aangepaste psychotherapie.
Een typisch moderne benadering? Verre van. In 1561 schreef Justus Pascaeus Turcaeus, een inmiddels vergeten humanist en geneesheer uit Eeklo, een monografie waarin hij het probleem van gokverslaving in strikt medische termen analyseert. Met zijn traktaat Over gokken zette hij zich doelbewust af tegen het dominante moraliserende discours van theologen en predikanten die gokken als een zonde beschouwden, als een verwerpelijke vorm van hebzucht of avaritia. Tegenover die opvatting plaatst Pascasius een medische benadering die op de geschriften van antieke autoriteiten als Aristoteles en Galenus is gebaseerd. Op zich is dat helemaal niet vreemd of wereldschokkend. Nog lang nadat ‘Grote Belg’ Vesalius de anatomie van het menselijk lichaam had blootgelegd, beheersten beide antieke geleerden het medisch onderwijs aan de Europese universiteiten. Maar de toepassing van hun gedachtegoed op een fenomeen als gokverslaving was wel nieuw en bewijst hoe vitaal, hoe levenskrachtig de aristotelisch-galenische traditie in de tweede helft van de zestiende eeuw nog was. Het gaat om een traditie die niet tot steriele boekengeleerdheid was verschrompeld, maar een onmisbaar hulpmiddel was om een belangrijk maatschappelijk en persoonlijk probleem als gokverslaving te beschrijven, te verklaren en - tot op zekere hoogte - op te lossen.
| |
| |
| |
Zelfhulp
Een persoonlijk probleem? Jazeker. Pascasius was zelf een gokverslaafde, zoals hij wellicht mede om publicitaire redenen in zijn traktaat toegeeft. De psychotherapie die hij uitwerkte was dan ook een zelftherapie waarvan hij de deugdelijkheid aan den lijve had uitgetest. Met beperkt succes overigens. Als we zijn vroegmoderne biografen mogen geloven, viel hij ook na de publicatie van zijn werkje geregeld ten prooi aan de onweerstaanbare drang tot gokken. Het heeft er trouwens veel van weg dat zijn aanleg voor gokverslaving versterkt was door de milieus waarin hij als jongeman had vertoefd - adellijke hoven in Spanje, studentengroepen in Noord-Italië. In die kringen beschouwde men kansspelen vaak als een alternatief ‘veld van eer’ waarop men slag kon leveren, waar men zijn moed, standvastigheid en misprijzen voor materiële zaken kon en moest bewijzen.
Pascasius was dus geneesheer en gokverslaafde in dezelfde persoon. Die combinatie was niet uniek. Het beroemdste voorbeeld van een gokverslaafde geleerde of geleerde gokverslaafde uit de vroegmoderne tijd is ongetwijfeld Girolamo Cardano. Uit zijn bekende autobiografie blijkt dat hij in zijn studententijd een verwoed gokker was. Naar eigen zeggen wist hij zichzelf te genezen toen hij in 1543 tot professor in de geneeskunde werd benoemd. Maar ook na die benoeming bleef hij een meer dan normale, zeg maar ongezonde belangstelling voor kansspelen aan de dag leggen. Toeval of niet: Cardano was directeur van de medische school in Pavia toen Pascasius daar studeerde en zijn traktaat Over gokken schreef.
| |
Hoopvolle verwachting en rokerige melancholie
Zoals gezegd gelooft Pascasius niet dat gokverslaafden hebzuchtig van aard zijn. Zij mogen misschien wel snel veel geld willen winnen, dat maakt hen nog niet tot gokverslaafden. Veel wezenlijker is volgens onze auteur een bepaalde dispositie die ervoor zorgt dat ze tegen beter weten in hun kans wagen. Ze maken zichzelf maar al te graag wijs dat het lot zich niet eeuwig tegen hen kan blijven richten, dat ze de fortuin uiteindelijk wel naar hun hand zullen weten te zetten. Gokverslaafden lijden aan een bizarre vorm van blikvernauwing, die leidt tot een verlies van realiteitsbesef.
Pascasius kleeft er het etiket ‘hoopvolle verwachting’ op - een term die hij in Aristoteles’ beroemde traktaat over de redekunst had aangetroffen. Jongeren, zo schrijft de antieke wijsgeer, zijn vol hoopvolle verwachting. Ze gelijken verdacht veel op mensen onder invloed van wijn: net als dronken lui zijn ze vol hitte. Zo zijn ze van nature. Bovendien hebben ze in hun korte leven nog niet veel mislukkingen meegemaakt. In zijn Redekunst legde Aristoteles nog een verband dat voor Pascasius van groot belang zou blijken te zijn: hoopvolle verwachting is het typische kenmerk van warmbloedige mensen. Daar horen jongeren toe, maar ook hele naties zoals de Spanjaarden en de Italianen. Geen wonder dat juist die bevolkings- | |
| |
groepen zo vatbaar zijn voor gokverslaving - in tegenstelling tot de inwoners van de Nederlanden, die doorgaans een koeler temperament hebben, zo schrijft Pascasius. Zelf is hij de spreekwoordelijke uitzondering die de regel bevestigt.
Voor Pascasius is hoopvolle verwachting de ‘formele’ oorzaak van gokverslaving, en die wordt op haar beurt gegenereerd door overmatige hitte, die als ‘werkende’ oorzaak fungeert: zij verstoort het immer wankele evenwicht tussen de lichaamssappen of humoren en leidt uiteindelijk tot ziekte. Meer bepaald tot melancholie. In navolging van de antieke geneesheer Galenus onderscheidt Pascasius twee soorten melancholie. Bij het koude type speelt de natuurlijke zwarte gal een belangrijke rol: die is zwaar, koud en droog. Ze zorgt ervoor dat mensen schuw, vreesachtig en terneergeslagen worden. Niet meteen het profiel waaraan gokverslaafden beantwoorden. Maar daarnaast bestaat er volgens Galenus een warme, onstuimige vorm van melancholie, die door een overmattige verhitting van bloed tot stand komt. Bij die verhitting komt rook vrij die opstijgt naar de hersenen. Het denkvermogen wordt aangetast, de zieke valt ten prooi aan manie of waanzin.
Pascasius zag scherp in dat Galenus’ beschrijving van de warme melancholie zonder veel moeite kon worden toegepast op gokverslaafden. Was hun gedrag niet vaak onstuimig en impulsief, soms ronduit agressief en paranoïde? En lieten ze zich niet leiden door de dwanggedachte dat ze over een bijzondere kracht of gave beschikken waardoor ze het lot naar hun hand kunnen zetten? De conclusie is snel getrokken: gokverslaafden zijn geen zondaars die veroordeeld moeten worden, maar mensen die lichamelijk en geestelijk ziek zijn en dus hulp behoeven.
| |
Therapie
En Pascasius geeft hun die. In de vorm van een ‘selfhelp kit’, een handleiding voor zelfzorg. Die is erop gericht de natuurlijke hitte van lichaam en ziel af te koelen. Vandaar een absoluut verbod op wijn of andere sterke dranken. Vandaar ook de aanbeveling om niet impulsief te handelen: voelt de patiënt zijn speelzucht opkomen, dan dient hij daaraan te weerstaan. Het uitstel moet ervoor zorgen dat het verstand (opnieuw) de overhand krijgt over zijn irrationele passie. Zoals we hebben gezien, hangt die nauw samen met waanvoorstellingen. En die moeten worden uitgebannen. Of liever: vervangen door rationele gedachten.
Zo moet de patiënt leren inzien dat hij het lot helemaal niet kan manipuleren. Die boodschap moet hij zichzelf voortdurend aanpraten en inprenten. Aan de hand van krachtige slagzinnen die hij van buiten leert en dag en nacht herhaalt. Verder moet de patiënt zich de kwalijke gevolgen van zijn gokverslaving zo levendig mogelijk voor ogen stellen: verlies van have en goed, familiale ruzie en echtscheiding, sociale uitsluiting, enzovoort. Maar de gokverslaafde moet ook het beschamende beeld van zijn eigen gokgedrag oproepen: zijn wilde bewegingen, zijn uitzinnige kreten, zijn van razernij ver- | |
| |
trokken gelaat. Die visualisering kadert in een schoktherapie die tot doel heeft een heuse ‘crisis of revulsion’ uit te lokken.
Uitstel, zelfaansporing, schoktherapie: het zijn strategieën die ook vandaag nog bij de behandeling van gokverslaafden worden ingezet. Wel valt op dat Pascasius veel sterker dan tegenwoordig het belang van gewoontevorming beklemtoont. Om terugval of ‘recidive’ te vermijden moet een patiënt leren een habituele controle over zijn ziekelijke passie uit te oefenen. Want de drang tot gokken kan wel worden ingetoomd, maar nooit volledig worden uitgeroeid. Zo had Pascasius het van Aristoteles geleerd en aan den lijve ondervonden.
Eeuwenlang genoot Pascasius een zekere renommee. Die had hij uitsluitend te danken aan zijn medische traktaat over gokverslaving. Toen Sigmund Freud en andere psychoanalytici zich bij het begin van de twintigste eeuw in het fenomeen ‘gokverslaving’ begonnen te verdiepen, was Pascasius’ naam allang in het vergeetboek geraakt, de aristotelisch-galenische humoraalpathologie allang naar het rijk der fabelen verwezen. Freud ging ervan uit dat zijn psychiatrische benadering van het probleem ‘gokverslaving’ volstrekt nieuw en baanbrekend was. Moderne historici geven hem ten onrechte gelijk.
□ Toon Van Houdt
Galien, tom. 1. Texte établi et traduit par Véronique Boudon-Millot, Collection des Universités de France, Les Belles Lettres, Parijs, 2007. |
Christian Laes & Johan Strubbe, Jonge jaren, wilde haren? Jeugd in het Romeinse rijk, Davidsfonds, Leuven, 2008. |
|
|