Streven. Jaargang 75
(2008)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Paul Pelckmans
| |
De nieuwe casusDe belangrijkste nieuwe teksten komen, zoals de titel aangeeft, van Carl von Clausewitz (1780-1831). Deze Pruisische generaal en auteur publiceerde bij leven enkele zuinige artikels en deed dat, als hij niet als ghostwriter voor zijn superieuren fungeerde, anoniem. Toen hij, nauwelijks eenenvijftig, het slachtoffer werd van een cholera-epidemie, bleken zijn manuscripten goed voor tien banden Hinterlassene Werke. De eerste drie daarvan vormen zijn onvoltooide hoofdwerk Vom Kriege. De auteur stelde in een late werknotitie dat alleen het eerste hoofdstuk van het eerste deel zijn definitieve vorm gevonden had; al het andere moest nog stevig herwerkt worden om daar naadloos bij aan te sluiten. Dit belette niet dat de in principe onafgewerkte torso - die al uit zorgvuldig geredigeerde teksten bestond - tot de dag van vandaag het centrale referentie- | |
[pagina 231]
| |
werk van alle wetenschappelijke reflectie over de oorlog bleef. Zo is Clausewitz, naast Tocqueville, Frazer, Marx en luttele anderen, een van die imposante negentiende-eeuwse voorgangers bij wie de huidige menswetenschappen nog geregeld nieuwe inspiratie vinden. René Girard herontdekt hem nu op zijn beurt. Clausewitz tekende voor de bekende definitie die oorlog beschouwt als een ‘voortzetting van de politiek met andere middelen’Ga naar eind[4]. Hij stelde ook dat het concrete verloop van die ongewone voortzettingen bepaald zou worden door een ‘wonderlijke drievuldigheid’Ga naar eind[5]: de vijandige passies van de oorlogvoerende partijen, de strategische berekeningen van de legertop en de doeleinden van de politieke opdrachtgevers, waarbij het wisselende relatieve gewicht van deze drie factoren een elegant verklaringsmodel oplevert voor de eindeloze diversiteit die concrete veldtochten keer op keer nieuwe, vaak onverwachte allure geeft. In zijn openingshoofdstuk, dus in het enige echt afgewerkte gedeelte van Vom Kriege, stelt Clausewitz dat die zo diverse oorlogen afgezwakte, als het ware oneigenlijke versies zouden opvoeren van de echte oorlog. De voldragen versie komt pas aan de orde bij een absolute en genadeloze confrontatie tussen twee tegenstanders, die maar beslecht kan worden door de liquidatie van (minstens) één van beide partijen. In de praktijk komt het dus doorgaans niet zo ver. Clausewitz stelt wel nadrukkelijk dat elke oorlog in die richting kan evolueren: de confrontatie tussen de strijdende partijen brengt een wisselwerking op gang die van nature altijd zum aüssersten kan escaleren. Die wisselwerking tot het uiterste vormt het meest opzichtige verschilpunt tussen de ouverture en het verdere vervolg. We zullen nooit weten welke rol ze in de netversie van Vom Kriege gespeeld zou hebben. Sommige lezers zagen Clausewitz als een pleitbezorger van de totale vernietigingsoorlog. Anderen geloofden dat zijn aüsserste een conceptuele constructie was, een soort limietbegrip dat de mogelijkheid moest bieden reële oorlogen in een overzichtelijke typologie te rangschikken. Het bekendste Franse standaardwerk over ClausewitzGa naar eind[6], waar René Girard geregeld naar verwijst, suggereert zelfs dat Vom Kriege net kan helpen die ultieme horror te vermijden: oorlog heet er immers nadrukkelijk ondergeschikt aan politiek en kan zich, ook dat wordt met zoveel woorden aangegeven, vaak beperken tot louter observerende of demonstratieve optredens. Het leek, midden twintigste eeuw, interessante denkstof voor een filosofische reflectie over de slaagkansen van de Koude Oorlog. | |
Scherpzinnig en gefascineerdRené Girard herkent in die escalerende wisselwerking een vertrouwd scenario. Zoals bekend gaat zijn hele oeuvre over de doolwegen van de | |
[pagina 232]
| |
mimese, die hij essentieel opvat als een schijnbaar universeel menselijke neiging projecten en ambities bij voorkeur te ontlenen aan prestigieuze voorbeelden. De meest milde uitvoering, meteen ook het eerste voorbeeld dat René Girard in zijn eerste boek uitvoerig besprak, is te vinden bij Don Quichot, die zijn dolende ridderschap ent op het concept van Amadis de Gaula, en die zich al bij al beperkt tot tamelijk onschadelijke kolderachtige waanzin. Pas goed pijnlijk worden de zaken als de mimese zich, in het stadium van de interne bemiddeling, op meer nabije voorbeelden gaat richten en daar onvermijdelijk mee in aanvaring komt. De bemiddelaar en zijn navolger willen per definitie hetzelfde en gaan elkaar voor de voeten lopen. Als de concurrentie intenser wordt, verdwijnen de oorspronkelijke streefdoelen naar het achterplan; de confrontatie verliest uiteindelijk elke reële inzet en loopt uit op een duel, waar de tegenspelers enkel nog begaan zijn met hun triomf over de tegelijk bewonderde en gehate Ander. Dat verhaal kenden we dus. Girard vertelde het in zijn eerste werkenGa naar eind[7] vooral op microniveau en sprak toen over interdividuele psychologie. Moderne relatieproblemen hebben alles te maken met een perverse interactie, waarbij geen enkele van de actoren, geen enkel individu dus, het heft in handen heeft. In zijn latere werken vernamen we steeds vaker dat dit type escalaties ook de moderne wereld in haar geheel dreigt te overweldigen. Met Achever Clausewitz wijdt Girard voor het eerst een volledig boek aan dat globale risico. Clausewitz is daarbij een kroongetuige. Diens beschouwingen over de militaire wisselwerking tot het uiterste notuleren een ingrijpende verandering die veel van zijn tijdgenoten uiteraard evengoed ondergingen maar die ze nauwelijks bewust waren. Met de Franse Revolutie en de invoering van de algemene dienstplicht werden de legers groter en ontsnapte de oorlogvoering aan de vele geschreven en ongeschreven regels die de gewapende conflicten van de zeventiende en de achttiende eeuw naar onze norm bijzonder kleinschaligGa naar eind[8] hielden. Steeds grotere mensenmassa's raakten betrokken in alsmaar genadelozer conflicten. De veldslagen van Napoleon, die graag voor massa-aanvallen koos en die anderzijds met zijn continentale stelsel de hele burgerbevolking in zijn conflict met Engeland betrok, zetten een beslissende stap in de richting van de totale oorlog. Vanuit die optiek zou Vom Kriege onvoltooid gebleven zijn omdat Clausewitz zijn nieuwe intuïtie niet tot in haar uiterste consequenties kon of durfde doordenken. Hij schrok terug, suggereert Girard eerst, voor de gruwel die zich meldde: zijn bekende definitie bezweert misschien de onderhuidse vrees dat moderne oorlogen wel eens aan alle politieke planning en controle zouden kunnen ontsnappen. Naarmate de analyses vorderen gaat de situatie er veel dubbelzinniger uitzien. | |
[pagina 233]
| |
Zoals veel van zijn tijdgenoten was Clausewitz gefascineerd door Napoleon, die het Pruisische leger, sinds Frederik de Grote het beroemdste van Europa, bij Jena verpletterend versloeg en die juist daardoor een optimaal (en sinds de overwinning angstwekkend ‘nabij’) model werd voor een nieuwe modernisering van het verslagen leger. Pruisen ging tegen de titaan opbieden door op zijn beurt een moloch te worden. Omdat dit soort hervormingen traag pleegt te lopen heeft Clausewitz er nog niet veel van gezien; hij was vooral nauw betrokken bij diverse denktanks die een en ander voorbereidden. Hij was meer dan wie ook ‘tegen’ Napoleon, maar droomde er, achter zijn schrijftafel, wel van hem te evenaren. Girard noteert dat Clausewitz zich, in de vele voorbeelden die hij met navoelbaar genoegen tot in de details navertelt, verrassend vlot en zelfs gretig inleeft in de rol van de veldheer; Vom Kriege kent duidelijk niets mooiers dan het superieure vernuft van de strateeg, die voortdurend van de ene schitterende veldslag naar de andere toewerkt. Clausewitz lijkt soms te betreuren dat die ‘surhumanité guerrière’Ga naar eind[9] sinds Waterloo van het toneel verdween - de Restauratie die zijn concrete werkvloer is kent alleen bedroevend kortademige veldtochten, die deze studax au fond vervelen. Hij kan dus alleen, en zonder het echt voor zichzelf te willen weten, dromen van voldragen oorlogen, die ‘idealiter’ hun hoogtepunt bereiken in maximaal gewelddadige, letterlijk verpletterende successen. Zodat Vom Kriege uiteindelijk gestrand zou zijn op de getormenteerde ambivalenties van een typisch negentiende-eeuwse interne bemiddeling. Een zeldzame keer laat Clausewitz zich verleiden tot een imaginaire concurrentieslag met Napoleon. We lezen bijvoorbeeld dat de onvergelijkelijke in zijn laatste veldtocht één inschattingsfout maakte. Begin 1814 behaalde Napoleon, terug uit Rusland en al opnieuw in Frankrijk, ergens in Champagne zijn laatste overwinning op maarschalk Blücher, tactisch schitterend maar hoogstens uitstel van executie omdat er op dat moment drie verschillende legers naar Parijs oprukten. Clausewitz bedenkt toch - en bepleit een paar bladzijden lang - dat Napoleon de kansen beslissend had kunnen doen keren als hij het erop gewaagd had de andere legers even te vergeten en Blücher tot de Rijn terug te jagen. Dat zou zo'n indrukwekkend succes geweest zijn dat de andere generaals hun opmars vanzelf zouden opgegeven hebben. ‘Clausewitz, à la place de Napoléon, aurait gagné la campagne de France!’Ga naar eind[10] | |
Geweld en OpenbaringClausewitz’ intuïties (en/of dagdromen) over de wisselwerking tot het uiterste blijven hoe dan ook weinig meer dan verspreide aanzetten. Girard werkt ze in zijn plaats uit en probeert de afgebroken onderneming einde- | |
[pagina 234]
| |
lijk te voltooien (achever). Hij situeert ze daarvoor in een globale geschiedenis van het geweld, die, zoals in de context van zijn antropologie voor de hand ligt, meteen de hele wereldgeschiedenis recapituleert. We vernemen in dit nieuwe boek dus eens te meer dat de mimese altijd al voor aanvaringen zorgde en dat mensenmaatschappijen zich, meer nog dan tegen schaarste en honger, overal ter wereld allereerst moesten indekken tegen een risico van gewelddadige escalatie. Dat zou doorgaans gelukt zijn via zondebokscenario's, die het oeverloze conflict plots, en voor de overlevenden zo goed als onbegrijpelijk, deden omslaan in gewelddadige unanimiteit tegen één slachtoffer. Dat onverwachte succes (vrede voor allen-min-één) wordt dan het vertrekpunt van de belangrijkste instellingen die etnologen wereldwijd ontmoeten. Offerrituelen, mythes en taboes ontlenen hun autoriteit aan het mysterie van de zondebok en proberen het geweld via allerlei kunstgrepen te beregelen. Girard herhaalt hier ook dat de joods-christelijke traditie die beregelingen onherstelbaar aantast. De profetische teksten over de lijdende Dienaar van Iavhé en vooral het passieverhaal vertellen op hun beurt, zoals mythes overal ter wereld, over gewelddadige unanimiteit, maar discrediteren ze doordat de slachtoffers hier onschuldig heten en dus niet substantieel verschillen van hun belagers. Het hele gebeuren oogt niet meer mysterieus of subliem, en wordt ontmaskerd als een willekeurige bedoening, die dus niet meer geschikt is om wat dan ook duurzaam te funderen. De Openbaring maakt de weg vrij voor een wereld zonder mythische verschillen, waar geen plaats meer is voor enige vorm van sacraal, heilzaam of gewoon groots geweld en waar de mensheid juist uitgenodigd wordt aan alle geweld te verzaken: ‘Saulus, Saulus, waarom vervolg je mij?’Ga naar eind[11] Het probleem is uiteraard dat uitnodigingen niet altijd gehoord, laat staan aanvaard worden (niet elke Saulus wordt een Paulus): de boodschap had integendeel bijzonder weinig kans gehoor te vinden omdat ze ongeveer haaks staat op de oudste gedragspatronen van de hele mensheid. Wie niet voor geweldloosheid opteerde, moest voortaan overleven in een wereld waar alle vanouds gangbare instellingen die, hoe fundamenteel onrechtvaardig ook, minstens het voordeel hadden de gevaarlijkste escalaties uit te sluiten, ongeloofwaardig geworden waren. Het geweld wordt dus niet meer gekanaliseerd en dreigt, meer dan ooit, zich ongecontroleerd of oncontroleerbaar te verspreiden. Sinds de Openbaring zijn alle hekken voorgoed van de dam. | |
Apocalyps als tweede kansDe ontregelende effecten van de Openbaring worden maar zeer geleidelijk zichtbaar omdat de mensheid er ook ‘na Christus’ nog eeuwen in | |
[pagina 235]
| |
slaagt allerlei instituten, spelregels en structuren op te zetten, die al die tijd het verschil maken en de ergste explosies helpen omzeilen. Clausewitz’ aantekeningen over de wisselwerking tot het uiterste - én, misschien nog meer, zijn instinctieve voorkeur voor dat uiterste - verwijzen in die zin naar een beslissende radicalisering. In onze moderne wereld wordt het alsmaar moeilijker het geweld overtuigend te bezweren en dreigt er enkel plaats te blijven voor eindeloze confrontaties. Clausewitz hoort trouwens bij een vroege, op haar manier milde fase van die radicalisering. Zijn notities hebben in principe enkel betrekking op de oorlog en zijn spontane preferenties blijven discreet omdat ze kennelijk nog not done zijn. Hij onderstreept zelfs met enige spijt dat de wereld om hem heen zou verzinken in een al te vlakke vrede. Die vrees werd dus niet bewaarheid. Girard stelt dat we integendeel een apocalyptische ontwikkeling meemaakten. De apocalyptische bladzijden in het Nieuwe TestamentGa naar eind[12], die voor veel moderne gelovigen bijna gênant klinken, zijn voor hem allesbehalve vrijblijvende horror, maar zeer ernstig te nemen prognoses over het lot van een wereld op drift, die haar gewelddadigheid op geen enkele manier meer kan beheersen. De vertelde rampen zijn geen goddelijke straf (dat zou een mythisch perspectief zijn), maar vertellen precies fundamenteel zinloze ontwikkelingen die wel alles en iedereen dreigen mee te slepen. De concrete voorbeelden zijn vaak verrassend, zij het niet altijd even overtuigend. Ik weet bijvoorbeeld niet goed wat te denken van Girards suggestie dat de apocalypsen, die oorlogen en natuurrampen vaak in één adem vermelden, onverwacht gelijk krijgen nu ook dat verschil inderdaad erodeert. Moderne hongersnoden hebben doorgaans ook politieke achtergronden en onze ecologische catastrofes blijven onopgelost (en verergeren) bij gebrek aan efficiënte internationale akkoorden. Het is aan de lezer uit te maken of zo'n duiding visionair of integendeel compleet gratuit is. Bij dat alles zorgt de apocalyptiek hier wel voor een paradoxaal hoopvol perspectief. Girard stelt dat de escalerende conflicten geleidelijk elke substantiële inzet verliezen maar daardoor ook alle verschillen opheffen. De problemen worden dus tegelijk erger en zichtbaar futiel. Mensen kunnen dan ontdekken dat hun geschillen nergens op slaan, c.q. nooit iets oplossen of geen meerwaarde opleveren en dat niets hen van elkaar hoeft te (onder)scheiden. Waar de verschillen uitvallen kunnen alle concurrenties verdampen. De Bijbelse traditie had altijd al beweerd dat verschillen beter verdwijnen. In het Rijk Gods dienen alle dalen gevuld en alle heuvels geslechtGa naar eind[13] en moet je je naaste beminnen zoals je zelf, wat concreet betekent dat je geen van beiden op een voetstuk mag zetten. We lezen nu, radica- | |
[pagina 236]
| |
ler dan in Girards vroegere werk, dat de evangelische oproep in die richting gefaald heeft. De modemiteit heeft ongeveer alle tradities als ballast opgegeven, maar bekeerde zich niet direct tot geweldloosheid. Nu het geweld zijn extreme vormen bereikt en alle verschillen verteert, krijgt het Rijk een nooit geziene tweede kans: ‘l’identité paisible gît au coeur de l'identité violente comme sa possibilité la plus secrète’Ga naar eind[14]. | |
TijdgenotenDe apocalyptische hoop is, althans in deze uitgewerkte vorm, de nieuwste gedachte en meteen ook de centrale inzet van Achever Clausewitz. Het is, als men er over doordenkt, een bijzonder moeilijk begrip. Dat de auteur van Vom Kriege zelf er waarschijnlijk weinig van zou hebben begrepen is uiteraard geen punt. Hij koos, zoals we zagen, fundamenteel voor de oorlog; het weinige wat we van zijn Bijbellectuur wetenGa naar eind[15] geeft de indruk dat ook zijn God essentieel een Heer der Heerscharen bleef, van Wie vooral verwacht werd dat Hij te gepasten tijde de Pruisische wapenen zou zegenen. De ultieme omslag, waardoor de wisselwerkingen tot het uiterste het geweld zelf onderuithalen en plots een nieuwe vrede mogelijk maken, vallen radicaal buiten dat bestek. Clausewitz staat daarmee, als we Girard mogen geloven, halfweg tussen twee van zijn grootste tijdgenoten. Zijn escalerende wisselwerkingen ogen enerzijds veel realistischer dan de al te vlotte dialectiek van G.W.F. Hegel, waar alle spanningen tussen these en antithese na verloop van tijd tot rust komen in een hogere synthese. Die quasi-gegarandeerde Aufhebung klinkt twee eeuwen later rijkelijk optimistisch! Clausewitz zou integendeel achterblijven bij Hölderlin, aan wie Girard hier - andermaal voor het eerst in zijn oeuvre - een kort hoofdstukje wijdt. We vernemen er onder andere dat deze grootste dichter van de Duitse Romantiek in de eerste verzen van zijn beroemde gedicht Patmos vlak bij de apocalyptische hoop zou komen:
Nah ist
Und schwer zu fassen der Gott.
Wo aber Gefähr ist, wächst
Das Rettende auch...
Het citaat is, zeker onder die exemplarisch toepasselijke titel, schitterend gevonden. Girard had er trouwens altijd al een handje van weg overal de meest onverwachte voorlopers te ontdekken. In casu teken ik toch aan dat de vier verzen weliswaar mooi sporenGa naar eind[16] met de kerngedachte van Achever Clausewitz, maar dat ze die, als men ze er al in wil herkennen, in het beste geval bijzonder summier verwoorden. Girard | |
[pagina 237]
| |
begroet zijn centrale apocalyptische hoop in een passus die, voor wie hem met minder obligaat respect leest, gevaarlijk dicht in de buurt komt van een scheurkalenderwijsheid: als de nood het hoogst is... | |
DubbelzinnighedenDe vraag of Hölderlin al dan niet anticipeerde op Girards apocalyptische hoopGa naar eind[17] is literair-historisch interessant, maar zegt uiteraard weinig tot niets over de intrinsieke geloofwaardigheid van die hoop. Het is al bedenkelijker dat die ultieme omslag bij nader toezien nogal vlottend uitvalt. Girard zegt zelf dat succes absoluut niet gegarandeerd is. De mensheid kan uit de geweldspiraal stappen en tot universele vrede komen, maar ook gewoon doorrazen en de conflicten verder laten escaleren. In het laatste geval kan dat op termijn tot een totale vernietiging van de hele planeet leiden. Het alternatief lijkt logisch en wil waarschijnlijk exemplarisch lucide overkomen. Al te goedgelovig vertrouwen klinkt in onze eenentwintigste eeuw naief. Dat neemt niet weg dat Girard zijn dubbelspoor soms lijkt te vergeten, wat welbeschouwd moeilijk te vermijden was omdat de apocalypsen waaraan hij zijn draaiboek ontleent nu eenmaal uitlopen op het Hemelse Jeruzalem. Minder beeldend gezegd: René Girard wil in zijn laatste boek tegelijk als wetenschapper en als gelovige spreken en kan in het tweede register bezwaarlijk anders dan nogal nadrukkelijk hopen. Als hij consequent zou volhouden dat de beide mogelijkheden, ‘la destruction totale ou la réalisation du Royaume’Ga naar eind[18], rigoureus even plausibel zijn, dan zou hij terechtkomen bij een bepaald onchristelijke God, die de mensheid zonder verpinken aan haar absoluut toevallige lot zou overlaten. Girard blijft ook vaag over de concrete modaliteiten van zijn omslag. Hij beschrijft die soms als een mysterieus, intrinsiek onbegrijpelijk gebeuren. Dat past dan perfect bij zijn apocalyptische matrix, waar het Hemelse Jeruzalem op aarde ‘neerdaalt van omhoog’ en dus ook geen mensenwerk is. In de meest courante uitvoering profileert de grote ommekeer zich hier als een onverwacht helder moment van bewustwording, waarbij iedereen zich - wereldwijd en toch mooi tegelijk! - realiseert dat alle conflicten compleet zinloos zijn en dus de wapens neerlegt. Girard waagde liever geen precieze prognoses omdat al te gedetailleerde voorspellingen ook makkelijk naïef gaan klinken. Het is in casu alleen de vraag of je je er überhaupt iets bij kan voorstellen. Ik vermoed dat Girard er geen been in zag omdat zijn werk wemelt van plotse bekeringen. De belangrijkste personages van Dostojevski of de verteller van La recherche du temps perdu komen tot een conversion romanesque: ze geven hun illusies finaal op voor een meer bescheiden | |
[pagina 238]
| |
levenshouding. Zelfs het zondebokscenario is een soort bekering, waarbij alle gegadigden, in principe de leden van een kleine archaïsche gemeenschap, hun wederzijdse geweld afzweren om voortaan samen, in de volle zin van het woord, te geloven in één schuldige. We hadden het al over de bekering van Saulus... Een even plotse collectieve bekering van de hele mensheid is in die optiek een prachtig Einde der Tijden - én een bijzonder gewaagde schaalvergroting. | |
Mimetische geschiedenisDe negentiende- en twintigste-eeuwse ‘voorgeschiedenis’ van dat extreme moment start in Achever Clausewitz bij de Frans-Duitse spanningen die, beginnend bij de Pruisische repliek op Jena waar Clausewitz zijn steentje aan bijdroeg, uiteindelijk goed bleken voor twee wereldoorlogen. De beslissende wisselwerking tot het uiterste is dus daar begonnen. De Tweede Wereldoorlog liep uit op een gewapende vrede, die vlug een Koude Oorlog werd; beide termen zijn ongeveer synoniem en bewijzen dat het verschil tussen politieke en militaire ‘middelen’, waar Vom Kriege principieel aan vasthield, intussen uitgediend heeft. Onze wereld valt daarmee ten prooi aan amorfe en des te gevaarlijker conflicten, die hier beschreven worden als een wildgroei (of een nieuwe wisselwerking) van uitzichtloze oorlogen en onvoorspelbaar terrorisme. Girard, die al een halve eeuw in de Verenigde Staten werkt (maar in 2005 wel lid van de Académie française werd), voelt zich blijkbaar nog onverminderd Frans en klopt zich nederig op de borst: c'est nous, Duitsers en Fransen samen uiteraard, ‘qui avons mis le feu aux poudres’Ga naar eind[19]... We zullen ons maar niet afvragen of die prioriteit echt zo evident is: ook het chauvinisme kruipt soms waar het niet gaan kanGa naar eind[20] en de casus is alleszins interessant. Girard bezorgt hier in feite een eerste proeve van een mimetische geschiedschrijving. We vernemen onder andere hoe de Pruisische koning Wilhelm (die Clausewitz in zijn jeugdjaren nog als huisleraar gehad had) de negentiende-eeuwse Duitse eenmaking pas kon voltooien na zijn overwinning in de Frans-Duitse Oorlog. Hij maakte de dromen van heel Duitsland waar door zich in 1871 tot Kaiser te kronen in de Spiegelgalerij van Versailles. Het verhaal bevat ook zwakke schakels, waar ik niet nader op inga: Girard geeft zelf een paar keer toe dat zijn proeve onvermijdelijk schematisch en tentatief blijft. Gezien het onderwerp was het misschien onvermijdelijk dat het een erg gepassioneerd verhaal werd, waar de persoonlijke noot nogal sterk doorklinkt. Girard staat soms uitvoerig stil bij episodes die voor hem kennelijk beklijvende herinneringen vormen, maar waarvan de wereldhistorische draagwijdte niet evident is. Er gaat bijvoorbeeld veel aandachtGa naar eind[21] naar de réconciliation franco-allemande, die | |
[pagina 239]
| |
Konrad Adenauer en Charles de Gaulle op 8 juli 1962 plechtig bezegelden met een Te Deum in de kathedraal van Reims. Ik had er graag ook bij gelezen dat het inderdaad sterke gebaar geen beslissende bladzijde omsloeg omdat Frankrijk en Duitsland intussen allang niet meer toonaangevend waren. De laatste concrete analyses - vlak voor de epiloog - zijn dan weer gewijd aan de commoties rond de rede van Benedictus XVI in Regensburg (12 september 2006). Girard constateert, waarschijnlijk terecht, dat de paus eigenlijk niets aanstootgevends gezegd had, maar bezorgt zijn eigen verhaal daarmee een wel heel gedisproportioneerde afsluiter. De keuze heeft allicht meer te maken met Girards bekende respect voor het pausdom dan met het objectieve belang van het incident! De verrassing wordt compleet als men merkt dat hij met name instemmend verwijst naar een paar zinsneden over de onontwarbaar Griekse en Hebreeuwse wortels van het Nieuwe Testament, ‘l'origine à la fois grecque et juive, rationnelle et monothéiste du christianisme’Ga naar eind[22]. In zijn vorige publicaties was Girard gewend Hellas en de Bijbel maximaal tegen elkaar uit te spelen; dat contrast komt trouwens ook in Achever Clausewitz nog een paar keer aan bodGa naar eind[23]. Hij toont zich hier voor één keer bijzonder dociel. De mimetische geschiedenis van de Frans-Duitse spanningen zit in Achever Clausewitz wat geprangd tussen de detaillectuur van Vom Kriege en de constructie van een apocalyptische prognose. De drie topics hangen, voor wie Girards analyses wil volgen (wat ik in vergaande mate doe), nauw samen en zijn goed voor allerlei suggestieve dwarsverbanden. Het blijft, op zijn zachtst gezegd, heel veel stof voor één boek. Het lot van Vom Kriege indachtig is het bijna spijtig dat deze eigenzinnige maar soms ook dubbelzinnige vervolgtekst niet onuitgegeven is blijven liggen. We hadden hem dan op zijn beurt, en in een hopelijk niet al te nabije toekomst, in Girards nagelaten proza gevonden - en met zijn allen kunnen bakkeleien over de manier waarop de meester zijn drie topics in een perfect gestroomlijnde synthese had kunnen samenvoegen. Maar zo ging de geschiedenis niet en iemand die nog nooit iets van Girard gelezen heeft, kan misschien toch beter beginnen bij een van zijn meer voldragen en toegankelijke werken. René Girard, Achever Clausewitz. Entretiens avec Benoit Chantre, Carnets Nord, Paris, 2007, 366 blz., 22. |
|