Praag, de stad van de Golem, Kafka, Milan Kundera.
We schrijven 1982. Solidarnosc is al een feit, glasnost en perestrojka zijn dat nog niet. In Tsjechoslowakije oefent Brezjnev nog altijd de echte macht uit. In het gezelschap dat naar Praag afreist bevindt zich ook Toteur K, het schrijvertje dat in de bus over een apart kamertje beschikt waarin een schrijftafel gemonteerd is met een splinternieuw model elektrische schrijfmachine en een mechanisme dat de getikte vellen doet verdwijnen in een stapelplaats onder de vloer.
Toteur K. zal een epos schrijven over de reis van de dubbeldekker naar Praag, ‘een bedevaart zoals in de oude tijden, een rijdend schip vol vernuft naar het land van de opperste politionaliteit’. Hij voorziet dat de aankomst in Praag van deze bus, dat Narrenschiff, een groot schandaal zal uitlokken en geeft daarvoor de volgende uitleg: ‘De consumptiemaatschappij, de westerse decadentie, de kapitalistische uitbuiting heeft een fantasierijk verplaatsingsobject voortgebracht waartoe de bureaucratische socialisten niet in staat waren. De Prachanaars zullen massaal op straat komen en de bus vereren als een gouden kalf, de zilveren pijl van het onderdrukte Engelse volksvernuft, dat juist aan zijn onderdrukking de inspiratie ontleende voor zijn Rolls Royces, zijn taxi's en zijn dubbeldekkers! Het schandaal zal zeer groot zijn, de zware logge partijbonzen zullen huilend van emotie tot het inzicht komen dat ze eindelijk eens een eind moeten maken aan die feodale neiging van de Russen om de fantasie te beknotten, om de rationaliteit te veranderen in politionaliteit.’
Met Pagadders schreef Leo Geerts een fantastische, soms groteske maar ook zeer geëngageerde schelmenroman over de bedreiging van een vrije samenleving door een politionele, die met alle macht van de anarchistische verbeelding bestreden moet worden. Het is een reflectie over de plaats van de mens in de maatschappij. ‘Een bus is een collectiviteit, geen versnipperd individualisme’, orakelt de professor filosofie Gin Zever die meerijdt en: ‘Op reis zijn, is de wereld een andere zin geven.’ Gin Zever zal de groep verlaten om in de hussietenkelders onder de stad Tabor in Bohemen een bezoek te brengen aan een dissidente Tsjechische professor geschiedenis wiens leven door de bemoeizucht van de overheid werd vernietigd. De man schrijft nu schriftjes vol met al wat hij wil vergeten. Dat is zijn protest tegen de politiestaat: ‘hij wil zichzelf tot niets herleiden, tot alleen maar een individu’.
De rode dubbeldekker keert veilig en wel in Pagad terug met al zijn reizigers die nog lang en gelukkig leefden. Conclusie van de auteur: ‘Wat ook het einde was van deze reis, de rode RT 3333 demonstreerde dat het individu òf collectief òf onpersoonlijk is en dat er geen tussenweg bestaat, niet in Oost en niet in West [...]’.
□ Joris Gerits