Streven. Jaargang 74
(2007)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 526]
| |||||||
Herman Simissen
| |||||||
[pagina 527]
| |||||||
wegen zijn - een van de redenen waarom Theroux een hartgrondige hekel aan het land heeft. In The Great Railway Bazaar is dan ook geen beschrijving van zijn tocht door Afghanistan opgenomen, omdat het geen reis per trein betrofGa naar eind[4]. Bijna terloops merkt hij in het boek een paar keer op, dat hij onderweg op onder meer ambassades en universiteiten lezingen over literatuur hield, met de opbrengst waarvan hij het vervolg van zijn tocht mede bekostigde. Al heeft ieder hoofdstuk als titel een treinreis, Theroux schrijft - mogelijk tot teleurstelling van sommige fanaten - weinig over treinen zelf. Waar hij er wel over bericht, toont hij zich een scherp waarnemer: ‘De Staatsspoorweg van Thailand is comfortabel en wordt bekwaam beheerd, en ik wist nu genoeg van treinreizen in Zuidoost-Azië om de slaapwagens met airconditioning te mijden, omdat ze ijzig koud zijn en niet de voordelen van de houten slaapwagens bezitten: brede bedden en een douche. Er is geen enkele andere trein ter wereld met een grote stenen kruik in de badkamer, waar je voor het eten naakt kunt gaan staan en je met scheppen water nat kunt hozen. In elk land tonen de treinen de essentiële kenmerken van de cultuur: Thaise treinen hebben de badkruik met de geglazuurde draak op de zijkant, de Ceylonese een wagen die gereserveerd is voor boeddhistische monniken, de Indiase een vegetarische keuken en zes klassen. De Iraanse hun bidmatjes, de Maleisische een noedelstalletje, de Vietnamese kogelvrij glas op de locomotief en in elk rijtuig van de Russische Spoorwegen staat een samovar. De spoorwegbazaar met haar reizigers en vindinkjes vertegenwoordigde de maatschappij zó volmaakt dat je je bij het instappen blootstelde aan het nationale karakter. Soms leek het op een rustige collegezaal, maar soms kreeg ik ook wel eens het gevoel dat ik gevangenzat en werd overvallen door dat monsterachtige typische.’Ga naar eind[5] Naast deze sporadische notities over treinen zijn er nog enkele terugkerende thema's in The Great Railway Bazaar: het vinden van een comfortabele plaats in de trein, al dan niet door het verantwoordelijke personeel met wat steekpenningen om te kopen; de zorg om voldoende proviand (voedsel en, vooral, drank, veel drank) voor onderweg; en de angst om een trein te missen. Dit laatste overkomt Duffill, een medepassagier van Theroux die bij een tussenstop niet snel genoeg terug is - de auteur gebruikt diens naam zelfs als werkwoord wanneer hij zelf een trein voor zijn neus ziet wegrijden: ‘geduffilled’.Ga naar eind[6] Maar The Great Railway Bazaar is eerst en vooral een bonte aaneenschakeling van beschrijvingen: van landschappen waar de trein doorheen rijdt, van plaatsen waar Theroux tussen twee treinreizen verblijft, van de wijze waarop hij de soms lange dagen in de trein doorkomt met | |||||||
[pagina 528]
| |||||||
lezen en schrijven, veel slapen en nog meer drinken. Vooral beschrijft hij zijn ontmoetingen met de meest uiteenlopende medepassagiers: zakenlieden, ambtenaren, militairen, luidruchtige Amerikanen, een Japanse hoogleraar in de Engelse letterkunde, hippies onderweg naar India, een Japans meisje dat uiterst gewelddadige stripverhalen leest, een doodzieke Duitser, rondtrekkende Australiërs. Met de een na de ander raakt Theroux aan de praat. En zo kan hij opmerken: ‘Het gesprek, net als zovele andere die ik had met mensen in treinen, verkreeg een gemakkelijke openhartigheid door de gezamenlijke reis, het comfort van de reis, en het zeker weten dat we elkaar nooit meer zouden terugzien.’Ga naar eind[7] Door al deze gesprekken komt Theroux veel te weten, en kan hij veel vertellen, over de landen die hij bezoekt en over hun inwoners. Maar hij is uiteindelijk niet op zoek naar wetenswaardigheden. Het eigenlijke onderwerp van het boek is Theroux zelf - zijn reactie op wat hij beleeft en ziet, zijn bespiegelingen over het gedrag en de gewoontes van de bevolking in de landen die hij bezoekt. Daarbij schuwt hij denigrerende opmerkingen niet. Hij presenteert zich als een vertegenwoordiger van de westerse beschaving, die zich niet zelden verbaast over wat hij in Azië meemaakt. Daar is hij kritisch over en vaak drijft hij er de spot mee. De aaneenschakeling van beschrijvingen van ontmoetingen, plaatsen en landschappen maakt The Great Railway Bazaar uiterst afwisselend. Net als in ander werk toont Theroux er een zekere hang naar het komische. Zo beschrijft hij de ontmoeting die hij, in India onderweg naar Simla, heeft met iemand die van zichzelf zegt dat hij ‘ambtenaar’ is: ‘Mijn kantoor is in dat kasteel’, zei de ambtenaar. Ook schokkende ervaringen gaat Theroux niet uit de weg, zoals blijkt uit zijn weergave van het door de oorlog geteisterde Vietnam. Het meest sprekende voorbeeld echter is de beschrijving van het bezoek dat hij aan Calcutta brengt. Hij is dan in het gezelschap van ‘een meneer’ Chatterjee, die hij in de trein heeft ontmoet: ‘Meneer Chatterjee liep met me over de brug. Hij was een Bengali en Bengali's zijn de meest alerte mensen die ik in India heb ontmoet. Maar ze zijn ook prikkelbaar, praatziek, dogmatisch, arrogant en zonder humor en met kwaadaardige vaardigheid weten ze elk onderwerp aan te roeren, behalve de toekomst van Calcutta. Wanneer die ter sprake kwam, stonden ze met hun mond vol tanden. Maar de heer Chatterjee had denk- | |||||||
[pagina 529]
| |||||||
beelden. Hij had een artikel gelezen over de vooruitzichten van Calcutta. Calcutta had erg weinig geluk gehad: Chicago had zijn grote brand gehad, San Francisco een aardbeving, en Londen niet alleen een pestepidemie maar ook een brand. Maar nooit was er iets met Calcutta gebeurd dat de ontwerpers een kans zou geven de stad nieuw op te zetten. Je moest toegeven, zei hij, dat er vitaliteit heerste. Het probleem van de straatbewoners (hij schatte hun aantal op een kwart miljoen) was ‘wat overtrokken’, en als je in aanmerking nam dat deze straatbewoners zich bijna uitsluitend bezighielden met voddenrapen, dan moest je tot de conclusie komen dat het afval van Calcutta ‘bijzonder intensief gerecycled werd’. Het leek een ongebruikelijke woordkeus, die verdacht dicht bij bombast in de buurt kwam: vitaliteit in een stad waar de mensen dood in de goot lagen (‘Maar iedereen komt aan zijn eind,’ zei de heer C.), het overtrokken kwart miljoen, voddenrapers in dienst van de recycling. We kwamen langs een man die zich vooroverboog en zijn hand uitstak. Het was een monster. Zijn halve gezicht was weg: het leek of hij op een onhandige manier geguillotineerd was - hij had geen neus, geen lippen, geen kin, en tussen zijn tanden, die permanent zichtbaar waren, stak het opgezwollen puntje van een tong naar buiten. De heer Chatterjee zag hoe ik schrok. “O, hij! Die is hier altijd!”Ga naar eind[9] Deze passage is kenmerkend voor The Great Railway Bazaar: de boosaardige spot waarmee Theroux ‘de heer Chatterjee’ portretteert, het volledige gebrek aan terughoudendheid of beter de onbeschaamdheid waarmee hij zijn generaliserende oordeel over Bengali's verwoordt, en de levendigheid van de beschrijving. Eén karakteristiek aspect van het boek ontbreekt: terwijl Theroux in The Great Railway Bazaar veelvuldig blijk geeft van grote belezenheid door citaten van of toespelingen op andere auteurs - van Lord Byron tot T.S. Eliot, van Mark Twain tot V.S. Naipaul - te verwerken, beperkt hij zich hier, geenszins toevallig, tot de zo direct mogelijke weergave van een schokkende ervaring. | |||||||
Over Paul TherouxToen hij The Great Railway Bazaar publiceerde, was Paul Theroux al de auteur van acht literaire werken: zeven romans en een verhalenbundel. Ook had hij één non-fictieboek op zijn naam staan over de Caraïbische schrijver, en latere winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, V.S. Naipaul. Hoewel zijn eerste boeken over het algemeen positief door literaire critici waren ontvangen, had Theroux maar weinig lezers. Pas met The Great Railway Bazaar, zijn eerste proeve van reisliteratuur, brak hij door naar het grote publiek, en het is nog altijd zijn meest verkochte boek. | |||||||
[pagina 530]
| |||||||
Paul Theroux werd op 10 april 1941 geboren in Medford, Massachusetts, een voorstad van Boston. Hij groeide op in een katholiek gezin, als derde van zeven kinderen. Zijn vader Albert was van Frans- Canadese, zijn moeder Anne van Italiaanse afkomst. Omdat hij niet erg goed was in sport, bracht Theroux naar eigen zeggen als middelbare scholier zijn vrije tijd vooral door met lezen. In 1959 haalde hij zijn diploma, waarna hij aan de Universiteit van Maine ging studeren. Hij had zich ingeschreven voor een vooropleiding die toegang gaf tot een studie geneeskunde. In deze tijd nam hij deel aan anti-oorlogsdemonstraties en weigerde vanwege zijn pacifistische opvattingen de verplichte opleiding tot reserve-officier te volgen. Een jaar later stapte Theroux over naar de Universiteit van Massachusetts, waar hij creative writing studeerde. In 1963 rondde hij deze studie af met een bachelordiploma. Hij zette zijn opleiding voort aan Syracuse University, waar hij een korte training volgde ter voorbereiding op werk bij het Vredeskorps. Dit was in 1961 opgezet op initiatief van de Amerikaanse president John F. Kennedy. In het kader van het Vredeskorps werden, en worden, Amerikaanse vrijwilligers uitgezonden om te gaan werken in landen die er om vragen, in met name gezondheidszorg en onderwijsGa naar eind[10]. Nadat hij korte tijd aan een Italiaanse universiteit had gewerkt, werd Theroux als lid van het Vredeskorps uitgezonden naar het Britse Nyasaland Protectoraat dat per 6 juli 1964 onafhankelijk werd als Malawi, waar hij Engels ging doceren aan Soche Hill College in het zuidelijke Limbe - een van de weinige grotere steden van het land. Tijdens zijn verblijf in Malawi begon Theroux zijn carrière als schrijver. Hij publiceerde verhalen, maar ook kritische artikelen over de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam, waarmee hij de woede van de Amerikaanse ambassadeur in Malawi over zich afriep. Ook raakte Theroux zijdelings betrokken bij een mislukte staatsgreep tegen het dictatoriale bewind in het land, als gevolg waarvan hij in oktober 1965 werd gearresteerd en nog op dezelfde dag uitgewezen. Theroux bleef evenwel in Afrika. Hij vond een baan als docent Engels aan Makerere University in Kampala, Oeganda, waar hij drie jaar zou blijven. Daar leerde hij Anne Castle kennen, een Engelse lerares, met wie hij in 1967 trouwde. Zij kregen twee zoons, Marcel en Louis; zij scheidden in 1993Ga naar eind[11]. Ook maakte Theroux in Kampala kennis met V.S. Naipaul, die aan dezelfde universiteit visiting scholar was. De twee raakten hecht bevriend; Naipaul trad op als mentor van de beginnende schrijver. Diens invloed op Theroux valt ook in The Great Railway Bazaar te onderkennen. De wijze waarop in dit boek beschrijvingen van ontmoetingen aan elkaar geregen zijn om inzicht in een land en, vooral, zijn bewoners te verkrijgen, is een techniek die Naipaul in zijn reisverhalen veelvuldig gebruikt. Ook de sardonische manier waarop Theroux in de eerder aangehaalde | |||||||
[pagina 531]
| |||||||
passage ‘de heer Chatterjee’ neerzet, verraadt de invloed van Naipaul: deze kan zijn gesprekspartners genadeloos met bijtende spot te kijk zetten, als zij soortgelijke holle taal uitslaan als Chatterjee. Vrucht van de vriendschap tussen Theroux en Naipaul was het eerste, reeds vermelde non-fictieboek van Theroux dat kan gelden als een zeer lovende inleiding op het werk van Naipaul. De relatie tussen beiden zou overigens na meer dan dertig jaar danig bekoelen, volgens Theroux na het tweede huwelijk van Naipaul, onder invloed van diens tweede echtgenote (de eerste echtgenote van Naipaul is overleden). In 1998 publiceerde Theroux een kroniek van zijn vriendschap, Sir Vidia's Shadow, een boek waarin hij weliswaar erkent dat hij als schrijver veel aan Naipaul te danken heeft, maar dat vooral opvalt door zijn wel erg bittere toon, ingegeven door woede en teleurstelling over het einde van hun vriendschap, en de niets verhullende, aan voyeurisme grenzende inhoud. Daarom is het bepaald omstreden, al haalde het hoge verkoopcijfers. Tijdens zijn verblijf in Oeganda maakte Paul Theroux zijn debuut als schrijver, met de roman Waldo (1967), het verhaal van een jeugddelinquent die, nadat hij is vrijgekomen, door journalist en schrijver te worden vergeefs probeert orde te scheppen in de chaos die zijn leven en zijn wereld zijn. Bij deze pogingen krijgt hij hulp van Clovis Techy, een rijke nymfomane van middelbare leeftijd. Na Waldo volgden de publicaties van Theroux elkaar in hoog tempo op. Zijn drie volgende romans - Fong and the Indians (1968), Girls at Play (1971) en Jungle Lovers (1971) - spelen zich af tegen de achtergrond van het Afrika dat Theroux in Malawi en Oeganda zo goed had leren kennen. In het laatstgenoemde boek verwerkte hij ten dele de ervaringen rond zijn uitwijzing uit Malawi. Zo is de toenmalige dictator van het land, Hastings Banda, te herkennen in het romanpersonage Hastings Karryama Osbong, reden waarom Jungle Lovers nog altijd verboden is in dit land. Inmiddels had Theroux Afrika verlaten. De maatschappelijke en politieke onrust tijdens het bewind van de onberekenbare dictator Idi Amin was de reden voor zijn vertrek uit Oeganda. Hij vond een baan aan de Universiteit van Singapore, waar hij van 1968 tot 1971 doceerde. Aan het einde van het studiejaar zegde Theroux zijn betrekking op. Hij was tot het besef gekomen dat hij niet in staat was te werken als docent aan een universiteit en tegelijk een carrière als schrijver op te bouwen. Hij vestigde zich met zijn gezin in Engeland en probeerde voortaan als fulltime schrijver in zijn levensonderhoud te voorzien. Sindsdien publiceert Theroux vrijwel ieder jaar een boek, terwijl hij daarnaast regelmatig essays en boekbesprekingen schrijft voor onder meer de New York Times Book Review en de boekenbijlage van de Washington Post. In 1975 volgde dan, zoals vermeld, met The Great Railway Bazaar de doorbraak naar een groot publiek. Na dit succes publiceert Theroux af- | |||||||
[pagina 532]
| |||||||
wisselend romans en reisverhalen, waarbij het opmerkelijk is dat, hoewel romans als The Family Arsenal (1976), Picture Palace (1978), The Mosquito Coast (1981), My Secret History (1989) en My Other Life (1996) welwillend door de literaire kritiek werden ontvangen, zijn reisverhalen de grootste bekendheid en verkoop genieten. Ook voor zijn tweede reisboek, The Old Patagonia Express (1979), nam Theroux de trein: dit is het verslag van een reis per trein van Boston naar het uiterste zuiden van Argentinië. Riding the Iron Rooster (1988) is eveneens de beschrijving van een treinreis, in Siberië, China en Tibet; een gedeelte van deze trip had Theroux gezelschap van een Chinese veiligheidsbeambte, die hem nauwlettend in het oog hield bij alles wat hij deed. Daarnaast wandelde Theroux langs de Engelse kustlijn, waarover hij schrijft in The Kingdom by the Sea (1983); voer hij per zeilboot over de Jangtsekiang (ofwel de Blauwe Rivier) in China, waarover zijn boek Sailing through China (1984) handelt; en peddelde hij met een kajak door Oceanië, waarvan The Happy Isles of Oceania (1992) de neerslag is. In The Pillars of Hercules (1995) beschrijft Theroux een rondreis met uiteenlopende vervoermiddelen door de landen rond de Middellandse Zee; en Dark Star Safari (2002) gaat over een reis van Cairo naar Kaapstad, waarbij Theroux onder meer plaatsen bezoekt waar hij vroeger heeft gewerkt. Daarnaast publiceerde hij twee verzamelbundels met kortere stukken die in relatie tot reizen staan: Sunrise with seamonsters (1985) en Fresh Air Friend (2000) omvatten kortere reisverslagen, besprekingen van reisboeken van anderen, notities en essays. Men kan uiteraard de vraag opwerpen waarom, afgaande op de verkoopcijfers, de reisverhalen van Theroux zoveel meer worden gewaardeerd dan zijn romans. Een aspect van het antwoord zal zijn, dat de reisverhalen veel toegankelijker zijn dan de romans. Waar Theroux in zijn romans nogal eens gebruik wil maken van een breed arsenaal aan literaire trucs, wekken zijn reisverhalen de indruk van een onopgesmukt realisme: wie The Great Railway Bazaar leest kan zo de gedachte opvatten dat, met een actueel spoorboekje, Theroux’ reis zonder al te veel problemen kan worden herhaald. Die indruk is zonder twijfel onterecht: de reisverhalen van Theroux zijn net zo min realistisch, en evenzeer door de auteur gestileerd, als zijn romans. Maar in de reisverhalen komt die vormgeving door de schrijver veel minder aan de oppervlakte en daarmee zijn deze ogenschijnlijk ‘gemakkelijker’ te lezen. | |||||||
Theroux en de revival van het reisverhaalThe Great Railway Bazaar is niet alleen het best verkochte boek van Paul Theroux, het is een van de meest verkochte reisboeken van de twintigste eeuw. Het moderne reisverhaal - dat moet worden onderscheiden | |||||||
[pagina 533]
| |||||||
van de reisverslagen van ontdekkingsreizigers, die vanaf het begin van de vroegmoderne tijd in Europa zeer populair waren - kwam op in de negentiende eeuw. Het kon zich met name in de Angelsaksische wereld verheugen in een grote belangstelling. Daar stond het reisverhaal in het teken van verkenningen van de uithoeken van het British Empire. In het bijzonder in de jaren dertig van de twintigste eeuw was de belangstelling voor het genre groot, toen verschillende bekende schrijvers, naast hun fictie of poëzie, reisverhalen schreven of reiservaringen verweefden in hun scheppend werk. Een auteur als Evelyn Waugh trok de aandacht met teksten als Labels: A Mediterranean Journal (1930), Ninety-Two Days: A Journey in Guiana and Brazil (1934) en Waugh in Abyssinia (1936). De dichter W.H. Auden publiceerde samen met Louis MacNeice Letters from Iceland (1937), en samen met Christopher Isherwood Journey to a War (1939) over hun bezoek aan het door de Burgeroorlog verscheurde Spanje. Graham Greene publiceerde Journey Without Maps (1936), het verslag van een reis door Liberia, en The Lawless Roads (1939), over een reis door Mexico. George Orwell deed verslag van zijn ervaringen aan de onderkant van de samenleving in Parijs en Londen in zijn Down and Out in Paris and London (1933), en schreef over een (binnenlandse) reis door het Engeland van de crisisjaren in The Road to Wigan Pier (1936). Het gegeven dat schrijvers die met ander werk naam hadden gemaakt ook reisboeken publiceerden, vergrootte het aanzien van het genre. Na de Tweede Wereldoorlog stond het reisverhaal enige tijd minder in de belangstelling, al werd het ook toen volop beoefend. Maar auteurs als Norman Lewis, Eric Newby en Patrick Leigh Fermor trokken, hoe interessant hun werk vaak ook was, beduidend minder aandacht en lezers. Met The Great Railway Bazaar stond Paul Theroux mede aan de basis van een hernieuwde grote belangstelling voor het literaire reisverhaal. Die positie deelt hij met drie andere auteurs die in dezelfde tijd veelbesproken reisboeken uitbrachten. De raadselachtige Engelse auteur Bruce Chatwin publiceerde in 1977 zijn In Patagonia, het verslag van een reis naar een gebied dat hem van jongs af aan had gefascineerd. In 1978 verscheen The Snow Leopard van de Amerikaanse romanschrijver en cultureel antropoloog Peter Matthiessen, die vanaf het midden van de jaren vijftig tal van boeken - fictie én non-fictie - had gepubliceerd, maar pas met deze titel een groot publiek wist te bereiken. The Snow Leopard vertelt het verhaal van een expeditie naar de Himalaya, waar wordt gezocht naar de zeldzame sneeuwluipaard, tegen de achtergrond van ingrijpende gebeurtenissen in het privéleven van de auteur: de ziekte en het overlijden van zijn echtgenote. En in 1980 publiceerde de Australische schrijfster Robyn Davidson haar boek Tracks, het verhaal van een tocht, met vier kamelen en een hond, van bijna drieduizend kilometer door de woestijnen van West-Australië. Voorafgaand aan en tijdens de reis stelt | |||||||
[pagina 534]
| |||||||
de auteur zichzelf allerlei vragen, onder meer over haar plaats als vrouw in de Australische samenleving en over de wijze waarop deze omgaat met aboriginals. Deze vier opvallende boeken bevorderden de belangstelling voor het literaire reisverhaal bijzonder sterk. In de volgende jaren stonden dan ook geregeld reisverhalen aan de top van de bestsellerslijsten. Schrijvers als Jonathan Raban, Gavin Young, Colin Thubron, Redmond O'Hanlon en Bill Bryson kregen internationale bekendheid met hun boeken over reizen naar de meest uiteenlopende uithoeken van de wereld. Konden uitgevers noch schrijvers voor het verschijnen van The Great Railway Bazaar geld verdienen met reisverhalen, vanaf het begin van de jaren tachtig werd het genre voor alle partijen vaak zeer lucratief. Deze populariteit wordt vanzelfsprekend niet alleen verklaard door de impuls die Theroux, Chatwin, Matthiessen en Davidson gaven. Aan de populariteit van het genre heeft zeker ook de enorme groei van het toerisme bijgedragen: landen en gebieden die vroeger schier onbereikbaar leken, kunnen tegenwoordig zonder al te veel problemen worden bezocht. Theroux heeft er in een essay overigens met recht op gewezen, dat de gemakkelijke bereikbaarheid van de meest uiteenlopende bestemmingen toch enigszins een illusie is. De reis waarvan The Great Railway Bazaar de neerslag is, had aan het einde van de twintigste eeuw vanwege het gevaar in Iran en Afghanistan amper kunnen worden gemaakt. Politieke ontwikkelingen leiden zo tot belemmeringen, ook al is het inderdaad technisch heel eenvoudig de meest uiteenlopende plaatsen te bezoekenGa naar eind[12]. Omdat desalniettemin de illusie bestaat dat de meest exotische bestemmingen binnen handbereik zijn, is in de westerse wereld de belangstelling voor dergelijke plaatsen sterk toegenomen. Men wil graag indrukken opdoen van landen en plaatsen die men mogelijk zou kunnen bezoeken - en het literaire reisverhaal is een van de middelen om dergelijke indrukken op te doen. | |||||||
Tot besluitWat maakt The Great Railway Bazaar nu zo bijzonder? Voor alles is het een zeer onderhoudend en vermakelijk boek, vaak grappig, soms schokkend, maar nooit saai. Dat heeft alles te maken met de krachtige, effectieve stijl van Theroux: hij slaagt er met ogenschijnlijk gemak in de meest diverse personen, situaties en landschappen overtuigend op te roepen. Critici hebben hem wel verweten dat zijn stijl van schrijven, zeker in zijn reisverhalen, weinig vernieuwend en te traditioneel is, maar Theroux weet zijn lezers onmiskenbaar te boeien met een krachtige tekening van zaken die inderdaad interessant zijn. Daarbij kent hij geen terughoudendheid: hij is wie hij is - een westerling in Azië, die nieuwsgierig is naar een ander werelddeel maar er niet mee dweept. In zijn kritiek op | |||||||
[pagina 535]
| |||||||
misstanden die hij aantreft, spaart hij het land dat hij bezoekt niet, zoals hij ook zichzelf als hoofdpersoon niet spaart. Evenmin ontkent hij de onaangename kanten die reizen heeft, maar toch is de romantiek van de treinreis tijdens zijn omzwervingen niet helemaal verloren gegaan. Want hij eindigt The Great Railway Bazaar met dezelfde zin waarmee hij begon: ‘Al sinds mijn kindertijd, toen ik op gehoorsafstand van de Boston & Maine woonde, heb ik zelden een trein voorbij horen gaan zonder te wensen erin te zitten’. | |||||||
Gebruikte literatuur
|
|