| |
| |
| |
Ivone Gebara
Vrouwelijke politiek, feministische politiek - of gewoon politiek?
Toen in de jaren zeventig en tachtig de politieke bewegingen opkwamen tegen de militaire dictaturen in Latijns-Amerika en de bevrijdingstheologie ontstond, beschouwden velen de feministische bewegingen als ‘luxeverschijnselen’ uit de Eerste Wereld. In die tijd zetten de linkse christelijke groeperingen en de revolutionaire politieke bewegingen de vrouwen onder druk zich niet te laten verleiden door het feminisme, want de strijd voor de armen mocht niet versnipperen. Velen van ons kregen felle kritiek te verduren toen we de achterstelling van vrouwen in de schoot van de linkse bewegingen en van de maatschappij aanklaagden. Inmiddels zijn sommige feministische eisen uit die tijd opgenomen in de revolutionaire catechismus, maar de dagelijkse praktijk leert hoe broos die verworvenheden zijn.
Als vrouwen van ‘links’ geven we het beste van onszelf voor de zaak van de socialistische revolutie, ook zonder publieke erkentelijkheid hiervoor te oogsten. In een gewijzigde Latijns-Amerikaanse context wordt de kwestie van het politieke engagement van de vrouwen opnieuw aangekaart. De kritiek van ‘links’ luidt nu dat onze politieke inzet van de laatste dertig jaar geen verandering heeft gebracht in de onrechtvaardige ‘structuren’ van de samenleving. Er rijzen twijfels over het politieke agenda van het feminisme, waarbij men mijns inziens overdreven hoge eisen stelt aan ‘de politieke vrouwen’.
Die aanklacht vraagt om een opheldering, die niet altijd eenvoudig is. Vanuit deze bezorgdheid wil ik enkele zaken scherp stellen: over ons leven als vrouwen en over hetgeen men politiek noemt.
| |
| |
| |
Wat is politiek eigenlijk?
Ik voel me echt niet goed bij de ook door feministen gedane vaststelling dat wij te weinig betrokken zijn bij de ‘politiek’. Heel zeker, er heerst bij ons een malaise. Wij zien ertegen op deel te nemen aan verkiezingscampagnes of ons in discussies te mengen over de juiste opdracht van de wetgevende, de uitvoerende of de rechterlijke macht. We hebben de indruk door dat soort activiteiten te worden binnengezogen in steriele bureaucratische twisten, in getouwtrek, abstracties, koehandel en intriges, die bij ons alleen maar een onderhuidse afwijzing oproepen. Dit alles kan geen vernieuwing brengen in de politiek. Vernieuwing komt er alleen als wij, vrouwen, publiek beginnen te verwoorden wat wij denken en voelen. Want is deze verwoording dan ook geen politiek? Hoe anders dan in politieke termen kunnen we duidelijk maken wat er in ons omgaat?
De gangbare opvatting van politiek beperkt deze tot handelingen en activiteiten in de ‘publieke ruimte’ van de samenleving. Op dit niveau van de onpersoonlijke relaties worden politieke, economische en sociale besluiten genomen, hoofdzakelijk door mannen. Zij hebben het voor het zeggen bij de organisatie van de economie, het leger, de oorlog, de wapenproductie, de buitenlandse interventie, de verovering van land, de onderwerping van volkeren, het leiderschap bij conflicten en op de arbeidsmarkt; zij zijn het die de politieke en godsdienstige kruistochten en de politieke partijen organiseren en de beleggingsmarkten beheersen; zij zijn het die vurige redevoeringen afsteken, beloften doen, de podia bestijgen en zich met elkaar meten in kracht en machtsvertoon. Wij vrouwen krijgen hierin hooguit een secundaire rol toebedeeld: die van steunverlening en medeplichtigheid.
Als feministen zijn wij het gewoon die uitsluiting van vrouwen uit de grote politiek historisch en cultureel te duiden, via hetgeen wij de ‘werkverdeling’ noemen die er gekomen is op grond van de socialisering van de geslachten. Hierbij kan men al vragen stellen: wat mensen doen, volgt niet zo maar uit de sociale rol die ze toebedeeld krijgen. Op die rollen zijn er altijd uitzonderingen geweest met kleine of grote afwijkingen, gezien de interacties tussen vrouwen en mannen in de maatschappij. En dan bestaat er nog zoiets als de kleine politiek. Die speelt zich af in de politieke ruimtes buitenshuis, die het dagelijkse actieveld zijn van de vrouwen. Ik noem een paar van deze activiteiten op: inzet in scholen en kinderopvang, in alternatieve buurtorganisaties voor volksgezondheid en gaarkeukens; de verschillende taken die vrouwen op zich nemen in gemeenschappen en kerken, de vrouwen die actief zijn in de beeldende kunsten of gewoon in de domeinen waar het dagelijkse vrouwenwerk de ‘cultuur’ uitmaakt en het leven in het gezin in stand houdt, | |
| |
in de zorg voor kinderen, jongeren, bejaarden en zieken. Op dit terrein is de man ook wel aanwezig, maar veel minder zichtbaar. Maar wat op dit terrein gebeurt, is ook politiek.
In de sociale analyses van de rechterzijde vallen sommige van deze activiteiten onder sociaal vrijwilligerswerk, caritatieve acties of acties voor sociale promotie. Ze erkennen die niet als politieke acties, ook al zijn ze onontbeerlijk voor het goed functioneren van een elitemaatschappij, die daarmee haar geweten sust, of die simpelweg sociale werken steunt om het daaraan bestede geld te kunnen aftrekken van de belastingen en daarmee het samenleven van de verschillende sociale klassen eenvoudiger te maken.
De linkerzijde beschouwt dit type van activiteiten op haar beurt evenmin als politieke acties. Zij stelt dat deze, hoe noodzakelijk ze ook zijn, niet raken aan de kapitalistische structuren. Ze kunnen geabsorbeerd en geduld worden door het kapitalisme zonder dat ze de kern ervan aantasten. Vanuit deze bedenking en als repliek erop kunnen we ons trouwens afvragen of het met de organisaties van de zogenoemde linkerzijde in Latijns-Amerika wel beter gesteld is: zullen zij erin slagen de nationale en internationale kapitalistische spelregels te veranderen? Zullen zij verandering brengen in de ‘structuren’ waarop de menselijke relaties gebouwd zijn? Wat zullen de mannelijke leiders van de linkse bewegingen verbeteren aan de levenskwaliteit van de grote massa die dagelijks moet vechten om te overleven? Ik vrees dat de organisaties van de linkerzijde niet meer zullen doen dan een ‘huiselijke politiek’ ontwerpen, waarbij ze zich weer eens zullen laten bedwelmen door hun mannelijk chauvinistisch discours dat ons wil doen geloven dat zij erin zullen slagen de kapitalistische machtswil te breken. Ze praten, schrijven en handelen alsof er een ‘hogere wil’ bestaat of ‘hogere machten’ die ons op een welbepaalde manier doet handelen, waarbij zij de roeping hebben de geschiedenis in nieuwe banen te leiden. Daarom is voor hen het identificeren van de vijanden van het volk en de bestrijding ervan een onderdeel van het revolutionaire proces.
| |
Het dogma van de revolutionaire theorie
De revolutionaire theorie blijkt zichzelf alsmaar te herhalen als een religieus dogma. Deze wijzigt niet onder invloed van de nieuwe verzuchtingen van de verschillende groepen, noch van de nieuwe nationale en internationale context. Integendeel, ‘links’ eist dat de realiteit waaruit de nieuwe uitdagingen voortkomen, zich aanpast aan haar theoretische concepten. Ze handhaaft een analytisch idealisme dat ervan uitgaat dat alle nieuwe situaties zich wel laten inpassen in de formulering van de traditionele revolutionaire theorieën. Bewijzen van deze conservatieve | |
| |
denkwijze hebben de linkse organisaties in de loop van de laatste decennia genoeg geleverd. Wat agressiviteit betreft, moesten ze niet onderdoen voor hen die ze bestreden. Gebruikten ze niet dezelfde vormen van repressie die ze tevoren bekritiseerden? Maakten ze ook zelf geen onschuldige slachtoffers, verblind door hun politieke passies? Drongen ze zich niet op als nieuwe goden met de belofte dat ze de armen zouden redden en de naties bevrijden? Vielen ze hierbij niet zelf ten prooi aan zelfgenoegzaamheid, politieke contradicties en corruptie?
Wij, vrouwen van ‘links’, werden ertoe opgevoed de revolutionaire misstappen op de etappes van deze lange weg te vergoelijken - ze als noodzakelijk te beschouwen voor een zaak die belangrijker, zuiverder en rechtvaardiger was. We accepteerden het gewapende geweld, de machtsspelletjes, de dood van onschuldigen, de minachting en de vernederingen van de vrouwen als onderdeel van de strijd. Maar waarom? Deze vraag is moeilijk te beantwoorden, maar ik vermoed dat wij dit alles aanvaardden omdat deze organisaties een meer mannelijk dan vrouwelijk imago hebben, en ons daardoor zelfs nog vandaag doen geloven in hun grotere doeltreffendheid ten aanzien van de historische uitdagingen van de politiek en van het menselijke overleven. Meer nog, het doet ons geloven dat de mannen het reilen en zeilen van de geschiedenis beter kennen dan wij, simpele wezens, aan wie de zorg voor het dagelijkse levensonderhoud is toevertrouwd, zonder eigen ruimte om vrij te denken of theorieën te ontwerpen. Dit geloof is zo sterk dat wij, feministen, zelf minachtend zijn gaan neerzien op de dagelijkse micropolitiek - een micropolitiek die ons eigenlijk door de zekerheid die ze verschaft, helpt te overleven.
De dominerende kracht van de mannelijke revolutionaire ideeën wist ons er dikwijls van te overtuigen dat hetgeen wij doen om contextgebonden, plaatselijke vormen van onrechtvaardigheid aan te klagen, niet revolutionair genoeg is om de structuren te veranderen. De vrouwen voorlichten, bijvoorbeeld, over hun recht op een gelijkwaardig burgerschap, op een gezond seksueel leven of op voedsel zonder toxische stoffen geldt niet als heuse politiek; volgens de mannen raakt dit alles de structuren niet. Evengoed zou het aanklagen van het stijgende aantal sterfgevallen van vrouwen ten gevolge van een clandestien uitgevoerde abortus, van huiselijk geweld, van sekshandel met adolescenten, van het corrumperen van de jeugd door de communicatiemedia, nergens de structuren raken. Als vrouwenorganisaties opkomen tegen de oorlog en tegen de Noord-Amerikaanse bezetting van Irak en van andere landen, of de wapenproductie, de politieke verdwijningen, de mishandeling van gevangenen of de religieuze miskenning van het vrouwenlichaam aanklagen, wordt dat alles als onbelangrijk afgewimpeld: het verandert de structuren niet.
| |
| |
| |
De magie van de structuren
Wat zijn nu eigenlijk die ‘structuren’? Hebben we hier niet te maken met een bijna magische term die almacht suggereert, een onaantastbaar concept waaraan we onze daden moeten afmeten, een sacraal woord met mannelijke macht waarvoor wij moeten buigen zonder goed te weten waarom? Zijn we niet allen, vrouwen incluis, afhankelijk van een soort eenheidscatechismus die de menselijke relaties dicteert, zonder rekening te houden met de complexiteit van de werkelijkheid?
De kapitalistische structuren worden voorgesteld als zijnde des duivels, als de macht van het kwaad, die het zal moeten afleggen tegen de socialistische maatschappij die het heil zal bewerken. Maar die socialistische maatschappij komt dan meteen aandraven met haar eigen structuren. Zij is de godheid die komen moet en die uiteindelijk in staat zal zijn onze tafels met brood te vullen en de goederen van de aarde billijk te verdelen, zodat we eindelijk iets zullen ervaren van het geluk waarvoor we bestemd zijn.
De uitdrukking ‘sociale structuren’ doet denken aan een bouwwerk of aan pijlers uit ijzer, steen en cement, die onze dagelijkse geschiedenis stutten - pijlers die nauwelijks enige beweging schijnen te dulden; zo'n beweging zou een illusie zijn gezien hun kracht en grootte. Die krachtige pijlers, zeggen analisten, zijn wezenlijk economisch van aard: ze bepalen de manier waarop wij de uitwisseling van goederen en diensten organiseren. Vandaar dat de politiek in de eerste plaats door de economische structuren wordt bepaald. Alle andere activiteiten verdwijnen daarbij in het niets. Wil er een nieuwe beschaving komen, dan moeten we de stuttende pijlers die door een dominerende kapitalistische elite zijn opgericht, afbreken en vervangen door nieuwe, ditmaal socialistische pijlers van de economie.
We hebben hier blijkbaar te maken met een historisch determinisme van het mannelijke type. We staan hier voor een haast religieus schema dat exclusief alle heil verwacht van de radicale verandering van de genoemde structuren. Maar staat dit abstracte heil niet mijlenver af van de reële noden? Gezien onze lange strijd voor de waardigheid van het menselijke leven staan wij vrouwen sceptisch tegenover deze aanpak. In plaats daarvan gaan wij op zoek naar daden en belevenissen in het dagelijkse leven waarin wij een glimp opvangen van wat echt rechtvaardigheid en liefde is. Die zoektocht is voor ons belangrijk, want structuren en natuurwetten zijn, zoals de nieuwe ontdekkingen van de fysica en de biologie ons leren, alleen maar benaderingen van de werkelijkheid. Die werkelijkheid neemt een nieuw gedaante aan naarmate er nieuwe waarnemingen zijn. Wij, vrouwen, moeten durven zoeken naar nieuwe vormen om ons mens-zijn te beleven, los van de wetten en nor- | |
| |
men die zich als onveranderlijk aandienen. Die zoektocht zal ons in een hernieuwd contact brengen met de eindigheid van het leven, en onze biologische verankering in de aarde.
Ik kan mij de repliek voorstellen van sommige theoretici en theoreticae. Die zullen erop wijzen dat deze nieuwe aanpak niet zal leiden tot structurele veranderingen, en zelfs stellen dat die antirevolutionair is en de kapitalistische structuren die de integrale ontwikkeling van de mensen afremmen, alleen maar zal versterken. Daarom vraag ik nog eens: waarom zo'n nadruk leggen op structuren? Mij lijkt het dat wie in structuren denkt, greep wil hebben op de mensen door ze te vatten in mechanische modellen waarvan het functioneren al op voorhand is vastgelegd. Wij dreigen ons begrip van de menselijke relaties te verengen als we ze doen inpassen in universaliserende modellen, die zeker in de eenentwintigste eeuw hebben afgedaan. De verleiding is groot de eigen ervaringen van de verschillende volkeren, groepen en geslachten te miskennen ten voordele van een gestroomlijnde constructie van de wereld.
Het gaat me er niet om de klassenanalyse, de herleiding van de menselijke arbeid tot handelswaar, of de discriminatie van vrouwen in het arbeidsproces in twijfel te trekken. Die inzichten blijven waardevol en actueel. Het gaat er integendeel om kritiek uit te brengen op een eenheidsconcept dat zich opwerpt als historische wet, en over bewegingen en groepen oordelen velt alsof het de maatstaf was van de menselijke geschiedenis. Dit eenheidsconcept heeft zich opgewerkt tot hét politieke criterium om de daden van de verschillende sociale actievoerders te beoordelen, tot een tribunaal dat uitmaakt welke maatschappelijke krachten bevrijdend en welke onderdrukkend zijn. Hierbij worden de menselijke verhoudingen en aspiraties beoordeeld vanuit een vooropgestelde theorie en niet vanuit de constateerbare feiten en kleine stappen van vooruitgang in het dagelijkse leven. Die houding is ethisch verwerpelijk; ze heeft geleid tot een reeks vervreemdingen waardoor mensen blind worden voor het werkelijke lijden en voor de oplossingen die concreet en direct mogelijk zijn. Ze heeft gemaakt dat weinig waardering wordt opgebracht voor kleine gemeenschapsinitiatieven inzake gezondheidszorg en de verbetering van het leefmilieu. Zij heeft het wantrouwen gewekt van minderheden die ijveren voor de erkenning van hun eigenheid. De militanten van de dogmatische linkerzijde zijn blijkbaar vergeten waarvoor ze dienen op te komen: democratie, socialisme en vrijheid.
| |
Vrouwen in de politiek
Sommige vrouwen zijn erin geslaagd hoge posten te bekleden in de politieke en economische besluitvorming. Velen zien hierin de vrucht van een vooruitgang van het vrouwelijke politieke bewustzijn en een | |
| |
positief resultaat van de feministische strijd. Die vaststelling bevat een kern van waarheid, maar we moeten ons hoeden voor simplismen. We moeten immers onder ogen zien hoe moeilijk het is, in een wereld van culturele en economische globalisering een alternatieve politiek ingang te doen vinden. ‘Links’ in Latijns-Amerika heeft daar blijkbaar geen problemen mee. Bij nader inzien echter zijn de alternatieven die zij voorstellen ofwel hopeloos verouderd of schatplichtig aan het vigerende neoliberalisme. Alleen al uit de nieuwsberichten kan men opmaken dat ‘links’ en ‘rechts’ ondanks kleine afwijkingen op één zelfde lijn zitten. Het enige verschil is dat ‘links’ altijd gelooft dat het ethischer en zuiverder op de graat is en dat ‘rechts’ ervan overtuigd is moedigere en betere oplossingen te bieden. Hieruit blijkt nog eens de linkse verwaandheid en pretentie, die alleen maar verlammend werkt.
Analoog aan de opdeling tussen rechts en links, dreigt momenteel het gevaar dat er een aparte mannelijke en vrouwelijke politiek wordt gepromoot. Ook de pers werkt mee aan de creatie van dit nieuwe politieke dualisme, hetgeen gedeelde verantwoordelijkheid bemoeilijkt. De toegang van een aantal vrouwen tot een politiek mandaat is ongetwijfeld een stap vooruit. Zo ontstaat er namelijk een groter evenwicht in de vertegenwoordiging. Het mag echter niet de verwachting wekken dat die vrouwen per se een andere koers zullen varen. Zo'n verwachting lijkt me naïef en zelfs gevaarlijk. De vrouwen worden dan weer eens opgezadeld met de plicht grotere gelijkheid na te streven en een rechtvaardiger politiek te voeren. We weten maar al te goed dat deze taak, in telkens wissellende omstandigheden, de gedeelde verantwoordelijkheid is van mannen en vrouwen.
Ik vraag me ook af of wij, mannen en vrouwen van de middenklasse, niet méér schuldig zijn dan wij denken aan het instandhouden van de uitbuiting van sommige groepen door andere, of van de ongelijke manier waarop bepaalde groepen wegen op de ecosystemen. Diep in onszelf, en zonder dat uit te spreken, mikken wij in onze dagelijkse routine uiteindelijk op politieke praktijken die de economische veiligheid van onze kinderen garanderen. Wij houden een openbaar en privé-onderwijs in stand dat hen in staat zal stellen die posten te bekleden die sociale erkenning genieten. Dit is de politiek waaraan wij allen gehoorzamen: arme vrouwen en mannen, maar ook vrouwen en mannen uit de middenklasse, mensen die politiek bewust menen te zijn en zich nauwelijks zorgen hoeven te maken over hun gezin. Een betere toekomst voor iedereen lijkt ons onzeker en daarom brengen we voor onszelf niet graag de zekerheden van het onrechtvaardige heden in gevaar; wij houden die liever in stand. In de praktijk passen we ons aan het bestaande aan, ook als wij het bestaande in theorie bekritiseren. Vaak zweven onze idealen in het ijle, zonder enige reële impact op de organisatie van een | |
| |
nieuwe cultuur die beantwoordt aan de waarden waarin we geloven. Dag in dag uit leven wij in een soort schizofrenie. Aan deze weinig comfortabele situatie moeten we iets doen.
De huishoudelijke planning om in het levensonderhoud van de kinderen en van het gezin te voorzien gaat vrouwen meer ter harte dan mannen. Dat kan psychologisch en emotioneel worden verklaard. Maar ook zij trekken de lijn door van de heersende spelregels in de politiek. Zij vrezen dat zijzelf en hun zonen en dochters wel eens belangrijke zaken zouden kunnen missen in hun strijd om te overleven en die angst wiegt hun kritische geest in slaap. Zij hebben geen oog meer voor de realiteit van het heden en van de toekomst, en kennen enkel nog een verzwakte persoonlijke en collectieve creativiteit. Het onmiddellijke legt helemaal beslag op ons, vrouwen. Het ontneemt ons de ruimte om te denken of om gecoördineerde alternatieve activiteiten op te zetten. Wij komen er bijvoorbeeld niet toe groepen van effectieve weerstand op te starten of mensen samen te brengen rond vaardigheden om economisch in hun levensonderhoud te voorzien - activiteiten die ons kritisch vermogen zouden aanzwengelen. We engageren ons niet in gemeenschappelijke ondernemingen waaruit we een minimum aan nieuwe zekerheden zouden kunnen putten. Evenmin creëren wij netwerken van ideeënuitwisseling of wagen ons aan micro-experimenten die ons op grond van een doorleefde samenhorigheid kunnen zeggen of datgene waar we voor opkomen, leefbaar is. In plaats hiervan doen wij voortdurend toegevingen aan onszelf en onze naasten. Wij vallen ten prooi aan makheid, ofschoon we ideologisch onberispelijk lijken en uitkomen voor onze politieke overtuigingen en ethische waarden.
| |
Erkenning van onze sterfelijke conditie
Ik schrijf dit alles vanuit idealen en waarden waarmee ik werd grootgebracht. Die hebben te maken met een bepaalde christelijke traditie die een waardig leven voor iedere mens en voor elk levend wezen belangrijk acht. Tevens ben ik mij ervan bewust dat dit maar één stellingname onder duizenden is, één manier om het menselijke wezen te begrijpen. Desondanks voel ik mij leven volgens voorgegeven regels van culturele en religieuze aard. Zij zijn sterker dan de kritiek die ik erop heb. Zij houden me gevangen. Zij binden mij vast aan duistere krachten, die mij ervan weerhouden samen met andere geëngageerde mannen en vrouwen nieuwe vormen van samenleven te doen ontstaan, die wellicht minder ambitieus zijn maar dan toch het voordeel hebben dat ze eenvoudiger zijn en gesitueerd binnen onze menselijke sterfelijkheid. Het is mijn intuïtie dat we opnieuw de broosheid van de menselijke conditie moeten ontdekken. We moeten opnieuw vertrouwensrelaties durven aan- | |
| |
gaan van tederheid en waarachtigheid: vanuit onze gelijkenissen en verschillen. Dan zullen we merken dat wij geen godinnen en goden zijn en niet wonen in het paradijs. Dan zullen wij beseffen dat we niet alle onrecht ongedaan kunnen maken, niet alle smart kunnen genezen, niet alle tranen kunnen drogen. Onze strijd is een strijd met onszelf en met onze broze conditie, die altijd anders uitvalt dan we ons inbeelden. We zijn nauwelijks in staat een hand te reiken, een oor te lenen, wie struikelt op te vangen, wie gevallen is weer op te richten. Ook terwijl we dit proberen, kunnen we dwalen en samen vallen, de val nog erger maken en het prille ontstaan van betere levensvoorwaarden nog bemoeilijken. Dat is nu eenmaal de complexe en onzekere geschiedenis waarin we leven.
Mijn vragen tasten de levensvatbaarheid af van onze waarden en van de vorm waarin we ze kunnen beleven in het leven van elke dag. Het gevaar is immers groot dat wij ons vergalopperen in perfectionistische en irreële idealen, zodat we een leven gaan leiden dat haaks staat op werkelijkheid van onze menselijke materialiteit.
Ondanks hun kritiek op de patriarchale concepten van jodendom en christendom drukken de linkse en de feministische organisaties van Latijns-Amerika een idealistisch stempel op wat ze doen en willen bereiken. Zij willen zich voortdurend ‘bekeren’ tot een geïdealiseerde wereld van rechtvaardigheid. Als vrouwen gaan we voort politieke concepten te hanteren die nog sterk aanleunen bij de mannelijke idealen van een perfecte maatschappij, van een perfecte wereld, van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Wij streven een totale zuiverheid na en een transparantie die het rijk van rechtvaardigheid moet nabijbrengen. Zonder het openlijk toe te geven is het alsof we, bij wijze van analogie, geloven aan een absoluut wezen, aan een God met ‘onbeleden’ mannelijke trekken: de enige die de menselijke relaties overeind houdt. Die God zou op voorhand al weten hoe onze geschiedenis er moet uitzien en wat er dient te gebeuren opdat die geschiedenis een paradijs wordt, ‘overvloeiend van melk en honing’. Zou deze God, verkleed als revolutionair - vraag ik me soms af - geen medeplichtige zijn van de linkerzijde, een God die aanzet tot harde strijd zonder de directe en voorlopige geneugten van ons bestaan te mogen proeven? Zou dit absolute wezen de vooropgestelde wet niet zijn, altijd klaar om onze daden te beoordelen en ons desnoods opnieuw op te vangen, als we maar trouw blijven aan zijn wegen en plannen? Het enige resultaat van de godsdienstkritiek van de linkerzijde zou wel eens kunnen zijn dat ze van zichzelf een ‘onbeleden’ dogmatische godsdienst heeft gemaakt.
Ondanks onze onvrede met wat we doen, gaan we voort met direct of indirect de analyses en handelingen te steunen die leiden tot doden, discrimineren, straffen, verkrachten, hiërarchiseren en opsluiten in naam | |
| |
van humanistische idealen of van de strijd tegen de onrechtvaardige ‘structuren’, die het kapitalisme in zijn diverse vormen van dominantie in stand houdt. Waarom blijven we, in 's hemelsnaam, onmogelijke idealen hoog houden voor de menselijke realiteit waarin wij leven? Waarom gaan we voort met onszelf hiervoor op te offeren, ondanks het besef dat ze moeilijk te beleven zijn?
| |
Vragen bij de mannelijke revolutionaire traditie
Ik heb geen antwoorden op al deze vragen, maar naar mijn aanvoelen verwoord ik ermee de grote malaise die bij velen van ons, vrouwen, leeft omtrent hetgeen vandaag ‘politiek’ wordt genoemd. Met deze korte reflectie heb ik enkel ons denken en onze emoties willen uitdagen, zodat we verder durven vliegen dan de bakens die aangebracht zijn door hen die bepalen wat politiek is. Door op voorhand de definitie van politiek vast te leggen, bepalen zij ook de rol van mannen en vrouwen, met de verplichting hieraan te gehoorzamen; doen we dit niet, dan worden we uitgemaakt voor naïevelingen, voor vrouwen die kritische zin ontberen, die zich onwetenschappelijk en revanchistisch gedragen, die buiten de westerse revolutietraditie staan, enz. Meer nog, als we niet gehoorzamen, voelen we ons schuldig en beschouwen we onszelf bijna als verraadsters van de revolutionaire ideeën van zovelen die hun leven hebben gegeven voor het tot stand komen van rechtvaardigheid. Willen we ja of neen uit deze emotionele en conceptuele gevangenis ontsnappen?
Sinds onheuglijke tijden hebben de patriarchale structuren ons verhinderd een plaats te krijgen in de officiële geschiedenis van de vrijheidsstrijd, de revoluties en de veroveringen van de mensheid, omdat voor de theoretici en de leiders de geschiedenis moet gehoorzamen aan de regels die zij hebben vastgelegd en aan de protagonisten die zij hebben aangewezen. Zonder gehoorzaamheid aan deze richtlijnen zou er geen geschiedenis zijn, zeggen ze. Zelfs nu nog hebben we de neiging te geloven dat onze rol in de politieke geschiedenis maar een bijrolletje was: onze daden en reflecties verdienen nauwelijks publieke erkenning!
Alleen de mannen hebben het gehad over de doelgerichtheid van de geschiedenis, en nu maken ze zelfs gewag van ‘het einde van de geschiedenis’ omdat ze in de roes van hun theorieën hun eigen geschiedenis van elke dag vergeten zijn. Hun buikpijn, hun schele hoofdpijn, hun dagelijkse triestigheid, hun heuse honger, hun affectieve frustraties en hun verborgen tranen zijn echter op slag weg en vergeten bij het aanschouwen van de grootsheid van hun publieke ideeën. Een man ziet zichzelf zoals hij de geschiedenis denkt: in termen van lijnrechte ontwikkeling. En wij vrouwen laten ons haast imponeren door een derge- | |
| |
lijke verwaande theoretische overmoed. Wij bewonderen de mannen, exalteren hun grootheid en hun kracht, en onder invloed van onze emoties gaan we denken dat zij de hoeders zijn van de waarheid over het menselijk wezen en over de duiding van de geschiedenis. Slechts zelden herinneren we hen eraan dat zij geboren zijn uit onze buik, dat ze geweend hebben in onze schoot, dat ze onze melk hebben gezogen, dat ze onze raad en steun nodig hadden in de slaapkamers, in de huizen, achter de schermen van de scènes, in de vertrekken waar de kinderen te eten krijgen, waar de huiselijke ‘geschiedenis’ wordt geschreven en waar het lef en de verwaandheid worden gekweekt van hen die geloven dat ze later de ‘structuren’ van de maatschappij overeind zullen houden.
Het is tijd dat wij vrouwen ontwaken uit onze lethargie, ons laag zelfbeeld, onze kritiekloze politieke overtuigingen en onze verafgoding van de man! Het is tijd ons onze sterfelijke conditie te herinneren, en ons bewust te worden dat we in haar, van haar en door haar leven. Denk maar aan de hiel van Achilles, het haar van Samson, de zwakte van Holofernes, de broosheid van Adam, de angst van Jezus. De helden zijn broos, uiterst broos.
De uitdaging om rechtvaardige politieke verhoudingen te realiseren en het menselijke samenleven te verbeteren heeft geen vast model en geen vooropgezet einddoel. Elke dag moeten we opnieuw aan de slag gaan, moeten we nieuwe uitdagingen aangaan en moeilijkheden het hoofd bieden. Elke dag moeten we proberen iets verder te springen en een nieuwe manier te vinden om vrouwen en mannen te zijn - mannen en vrouwen: broze politieke wezens, soms vrolijke, soms tragische, maar altijd politieke wezens.
(Vertaling uit het Spaans: Magda Schuurmans, Georges De Schrijver en Roger Lenaers)
Voor het eerst gepubliceerd in Con-Spirando, Santiago de Chile, februari-maart 2006. |
|
|