Streven. Jaargang 74
(2007)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Erik Borgman
| |
[pagina 103]
| |
Maar Benedictus XVI stelde op 12 september in Regensburg een fundamentelere kwestie aan de orde. Wat hij zei is een belangrijke bijdrage aan het debat over religie en cultuur zoals dat momenteel wereldwijd gevoerd wordt. Het is van belang grondig op deze kwestie in te gaanGa naar eind[1]. | |
Geloof en redeHet college van de paus in Regensburg ging uiteindelijk maar zijdelings over de islam. Het ging allereerst over de verhouding tussen geloof en rede en was een apologie voor de redelijkheid van het geloof. Het christelijk geloof is redelijk en volgens het christelijk geloof is God ten diepste redelijk. Dat is de meest fundamentele stelling die de paus verdedigt. De wereld is geen willekeur, geen chaotisch spel van krachten, geen plaats van oorlog van allen tegen allen of alles tegen alles, al lijkt het vaak wel zo. Als het christendom belijdt dat God de wereld geschapen heeft, dan impliceert dit dat de wereld redelijk is, dat wil zeggen een betrouwbare orde kent die door mensen gekend en doorgrond kan worden. Dat maakt bijvoorbeeld wetenschap binnen een christelijke cultuur mogelijk, want wetenschap gaat precies op zoek naar de redelijkheid achter de schijnbaar willekeurige chaos van de verschijnselen. De diepste christelijke overtuiging is dat God zelf redelijk is. God handelt niet willekeurig en gewelddadig, zoals een totalitair heerser die simpelweg kan verklaren dat iets goed en waar is omdat hij het zegt. Zoals Lodewijk XIV vond dat hij de staat was, of zoals Benedictus' verre voorganger paus Pius IX zei dat hij de traditie was. Naar katholieke overtuiging is God met behulp van de rede kenbaar als diepste waarheid en hoogste goed, zoals het Eerste Vaticaans Concilie vaststeldeGa naar eind[2]. De belangrijkste zin uit het Regensburgse college van de paus is wel degelijk te vinden in het gewraakte citaat van de veertiende-eeuwse keizer Manuel II Paleologus dat zoveel stof heeft doen opwaaien. Deze zin heeft, anders dan gewraakte zinnen over de gewelddadigheid van de islam, geen betrekking op een andere godsdienst, maar op God. De zin luidt: ‘Nicht vernunftgemäβ handeln ist dem Wesen Gottes zuwider’, ‘niet volgens de rede te handelen, gaat in tegen Gods wezen’. In een later toegevoegde noot zegt Benedictus nadrukkelijk dat hij alleen vanwege deze gedachte Manuel geciteerd heeft. Omdat niet volgens de rede handelen ingaat tegen Gods wezen, zo is de redenering, kan God niet gewelddadig zijn. God kan niet van mensen vragen geweld te gebruiken of zich aan geweld te onderwerpen, want geweld is het voorbeeld bij uitstek van het onredelijke. Hiermee probeert de paus voorbij de patstelling te komen die ontstaat doordat er zowel in de Bijbel als in de Koran aansporingen te vinden zijn tot vredelievend gedrag én aansporingen zonodig het zwaard te hanteren. Deze patstelling wordt in het | |
[pagina 104]
| |
christendom ten gunste van de vrede beslist doordat God, het criterium bij uitstek om goed en kwaad te onderscheiden, zelf niet willekeurig en gewelddadig is, maar redelijk en vredelievend. De uitspraak dat iets de wil van God is, is volgens deze visie niet de conversatiestopper waar hij voor doorgaat. Het is de opening voor een waarachtig debat. Is wat wordt gezegd volgens redelijke maatstaven werkelijk waar of goed te noemen? Alleen als het antwoord op deze vragen positief is, gaat het werkelijk om de wil van God. Want ‘niet volgens de rede te handelen, gaat in tegen Gods wezen’. Hiermee presenteert paus Benedictus XVI een visie die lijnrecht ingaat tegen het gebruikelijke beeld van religie in de huidige westerse cultuur. Deze beschouwt religie als het bij uitstek onredelijke, als losgeslagen emotie en absoluut gestelde particuliere overtuiging. Benedictus maakt duidelijk dat de katholieke traditie een principieel ander beeld van zichzelf heeft. Het katholicisme is erop gericht zich te verantwoorden voor wat het als waar en goed voorhoudt. Het gaat er niet alleen om of dat wat gezegd wordt trouw is aan de Bijbel of aan dat wat volgens uitspraken van het kerkelijk leergezag de kern is van het geloof. Het gaat erom dat het ware en het goede voor ieder mens redelijkerwijs inzichtelijk gemaakt wordt. God wordt in het christendom niet slechts beleden als de oorsprong van de christelijke openbaring. God is de schepper van hemel en aarde die ieder mens gemaakt heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Daarom is christelijke theologie niet alleen op gelovigen gericht, maar op iedereen. Zij sluit redelijke discussie niet af, maar opent haarGa naar eind[3]. | |
Rationele kritiek op rationaliteitHet is lang geleden dat de hoogste ambtsdrager van mijn kerk zaken schreef die mij als katholiek theoloog zozeer uit het hart gegrepen waren. Toch wijt ik het, anders dan de voorzitter van de Europese Unie José Barosso kort na 12 september, niet zonder meer aan angst voor confrontatie en misplaatste politieke correctheid dat brede steun voor de paus uitblijft. Er zitten nogal wat problematische kanten aan zijn betoog. Er klinken allerlei zaken mee die al langer tot het gedachtegoed van theoloog en later kardinaal Joseph Ratzinger behorenGa naar eind[4]. Niet alleen is het de vraag of dergelijke particuliere theologische overtuigingen in pauselijke uitspraken thuishoren - en wie eenmaal paus is spreekt nooit meer alleen als individueel theoloog, dat is niet alleen de wet van elk autoritatief ambt, maar het is ook een van de gevolgen van het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid en de ontwikkelingen die het pausambt mede daardoor heeft doorgemaaktGa naar eind[5] - maar ze zijn ook in zichzelf problematisch. | |
[pagina 105]
| |
Zo verbond Benedictus XVI op 12 september in Regensburg de gedachte dat het christendom redelijk is en gelooft in een God aan wiens wezen het vreemd is onredelijk te handelen, onmiddellijk met de invloed van het Griekse denken. Joseph Ratzinger heeft steeds vurig verdedigd dat de door de Griekse filosofie van de eerste eeuwen beïnvloede visie op God en Jezus Christus, zoals de kerkvaders die in de eerste eeuwen van het christendom ontwikkelden, deel uitmaakt van de kern van het christendom. Dit standpunt was vanaf het begin polemisch. Het richt zich tegen theologen die het Griekse denken problematisch achtten. Hun roep om wat wel ‘onthellenisering van het christendom’ heet, een afstand nemen van de Griekse invloed en een terugkeer naar de joodse bronnen of een opening voor de inbreng van niet-westerse culturen, verbindt Ratzinger met een afscheid van de redelijkheid die wij nu juist aan de Grieken zouden dankenGa naar eind[6]. Op 12 september herhaalde paus Benedictus in het kort deze visie: ‘De ontmoeting van de Bijbelse boodschap met het Griekse denken was geen toeval’. Hiermee associeert hij de moderne theologie die een grotere nabijheid zoekt tot het joodse denken in de Bijbel met een neiging tot willekeur die de deur opent naar geweld. Dit impliceert tevens een desavouering van het protestantisme, dat zich volgens hem in Luther als eerste tegen de hellenisering van het christendom keerde, en van het joodse denken. In dezelfde lijn ligt ook de suggestie in het college van paus Benedictus dat de islam niet alleen gewelddadige varianten kent - die kent het christendom ook; Benedictus XVI heeft er weinig krediet voor gekregen, maar het college in Regensburg is op enkele plaatsen opmerkelijk kritisch over de eigen traditie - maar intrinsiek tot geweld geneigd is. Hij signaleert enerzijds vers 2, soera 256, waarin gezegd wordt dat er in geloofszaken geen dwang kan zijn, maar wijst ook op de ‘in de Koran neergelegde - later ontstane - bepalingen over de heilige oorlog’, zonder hierbij overigens concrete teksten aan te halen. Hierbij is de suggestie dat de omslag van een gerichtheid op vrede naar een neiging tot geweld mogelijk was doordat de islam God niet als rationeel en betrouwbaar ziet, maar als absoluut transcendent en handelend zoals hem goeddunkt, ongebonden aan welk menselijk begrip dan ook. Nu valt over al deze kwesties zowel historisch als systematisch veel meer te zeggen dan binnen dit bestek mogelijk is. Hier beperk ik mij tot slechts één punt. De theologen die met name in de vorige eeuw probeerden te breken met het hellenisme binnen het christendom, deden dit precies om afstand te nemen van een gewelddadig beeld van God. Tegenover God als Onbewogen Beweger, onverschillig tegenover het lijden van de schepping en ter verzoening van de zonden van de mensen in een blinde logica het bloed van zijn Zoon eisend, ontmoetten zij in de Bijbelse geschriften een God die met zijn volk meetrekt en hartstochte- | |
[pagina 106]
| |
lijk gericht is op heil. Dit is een breuk met een bepaald soort rationaliteit die heel goed rationeel te rechtvaardigen is, zelfs als men meent dat het traditionele Godsbeeld hiermee te eenzijdig is getekend. Deze breuk stond en staat niet los van de verschrikkingen van Auschwitz. Auschwitz maakte duidelijk hoe uitsluiting en vernietiging rationeel georganiseerd kunnen worden, of zelfs omgekeerd, hoezeer sterke gerichtheid op rationaliteit en ordening op uitsluiting en vernietiging kunnen uitlopen. Als reactie keerden met name enkele joodse denkers zich in naam van de rationaliteit tegen de rationaliteit in deze onderdrukkende zinGa naar eind[7]. In deze lijn keerden christelijke theologen zich in naam van een nabije, op mensen betrokken en betrouwbare God van de Bijbel tegen visies waarin de schittering van de waarheid oogverblindend en verpletterend rationeel werd voorgehouden, waarbij ze de rommelige, chaotische en doorgaans weinig glorieuze geschiedenissen van mensen buiten beeld hieldenGa naar eind[8]. | |
De redelijkheid van de compassieDe foto hangt op mijn werkkamer, maar stond ooit in het Nederlandse dagblad Trouw. Er is een vrouw op afgebeeld met een hoofddoek in de kleuren van de Amerikaanse vlag. Zij heeft een rozenkrans in de hand en kijkt met betraande ogen uit over Ground Zero in New York, toen deze ruimte nog woest en leeg was. Het is een beeld van menselijke betrokkenheid, maar in de rozenkrans verbeeldt de foto ook de goddelijke compassie. Zij herinnert eraan dat naar christelijke overtuiging God mens is geworden en onherroepelijk met onze geschiedenis verbonden is, tot in de meest afschuwelijke uithoeken ervan. In de verrezen gekruisigde Jezus wordt ook het zinloos vernietigde nog bewaard en gekoesterd. De foto verbeeldt de gelovige compassie in de vrouw, die onherroepelijk getroffen is door wat er op deze plek is gebeurd, en op al die andere plekken van lijden en geweld, pijn en ondergang. Het is deze gelovige compassie die naar christelijke overtuiging ten diepste redelijk is, die het christelijke concept van redelijkheid kleurt. Compassie is redelijker dan onverschilligheid of cynisme, waarvan de ervaring leert dat er niet mee te leven valt. Het is deze redelijke compassie die christenen, en met name katholieke vrouwelijke religieuzen, in Afrika bijvoorbeeld, een centrale rol doet spelen in de verpleging van aidspatiënten en hiv-geïnfecteerden. Deze redelijke compassie is anderzijds nauwelijks te herkennen in de wijze waarop de rooms-katholieke kerk zich officieel te allen tijde tegen het gebruik van condooms blijft keren - al zijn er bewegingen die erop wijzen dat dit standpunt wellicht kan worden herzien. Het getuigt naar mijn inzicht van onkritisch vooruitgangsgeloof te denken dat de aidsepidemie bedwongen zou zijn als de kerk haar condoomstandpunt zou wijzigen, maar het huidige abso- | |
[pagina 107]
| |
lute verbod op condoomgebruik helpt zeker niet. Het fundamentele probleem is dat de redelijkheid van de compassie in het ambtelijk spreken van de rooms-katholieke kerk over aids en de bestrijding ervan door condoomgebruik geen rol speelt. In plaats daarvan verschanst de kerk zich in een rationaliteit die sluitend en binnen de gekozen uitgangspunten onweerlegbaar kan uitleggen waarom het gebruik van voorbehoedsmiddelen te allen tijde ‘tegen de natuurwet’ is. | |
Redelijkheid als bezitHet probleem van de bespiegelingen van de paus over geloof en rede is dat de rationaliteit erin gepresenteerd wordt als onvervreemdbare eigenschap van één gelovige traditie. Daarmee wordt de eigen visie op rationaliteit ook normerend: rationeel is wat in mijn traditie rationeel genoemd wordt. Het is vergelijkbaar met George Bush die over democratie spreekt en ermee omgaat als iets wat bepaalde landen en volken onherroepelijk bezitten en anderen niet, en dat aan deze anderen moeten worden opgelegd. De moeilijkheid hiervan is niet zonder meer dat deze visie beledigend zou zijn voor die andere landen en volken, want ook als de waarheid pijnlijk is blijft zij de waarheid en moet zij worden gezegd. Het probleem is ook niet dat deze landen en volken zo iets wordt opgelegd wat vreemd zou zijn aan hun cultuur, want de mogelijkheid elementen van anderen culturen over te nemen die hun waarde bewezen hebben, is een van de grote voordelen van een gemondialiseerde wereld. Het probleem van deze visie op democratie is haar innerlijke tegenstrijdigheid. Immers, democratie betekent dat een volk beraadslaagt over de vraag hoe het geregeerd wordt. Dit veronderstelt dat het dit in principe ook kan, dat het in staat is tot het geven van goede argumenten en het maken van de juiste afwegingen, en tot het bedenken en handhaven van procedures die dit bevorderen. Een democratie die naar vorm en inhoud wordt opgelegd en voorbijgaat aan het volk, is daarom per definitie geen democratie. Op dezelfde manier is de gedachte dat rationaliteit het bezit is van één traditie in strijd met waar het in rationaliteit om gaat: argumentatieve uitwisseling met anderen op zoek naar wat waar en goed is, op grond van de wederzijdse argumentenGa naar eind[9]. Als de christelijke traditie belijdt dat vanaf het begin de logos is, de redelijke en op leven gerichte orde van respectievelijk agapè en caritas, als zij zegt te geloven dat deze logos vanaf het begin bij God is en alles in deze logos is geschapen, dan beweert zij juist niet dat deze redelijkheid haar als traditie zou toebehoren. Deze rationaliteit is de wereld ten diepste eigen. Zij is alle mensen in deze wereld eigen, geschapen als zij zijn naar Gods beeld. Ook als de wereld een bedreigende chaos lijkt, zal zij | |
[pagina 108]
| |
zich uiteindelijk en op een dieper niveau doen kennen als een op leven gerichte orde, is de belijdenis. Dat impliceert uiteindelijk dat ook als mensen zeggen niet in redelijkheid te geloven en ze in plaats daarvan Gods absolute en willekeurige soevereiniteit belijden, hun handelen en hun spreken naar katholieke overtuiging zullen getuigen van de rationaliteit die zij zelf ontkennen. Dat is en blijft een belijdenis en een gelovig vermoeden. Maar de geloofwaardigheid ervan blijkt bijvoorbeeld als zij zichzelf verantwoorden met behulp van een redenering die erop gericht is anderen te overtuigen van de redelijkheid van hun standpunt, of als zij niet alleen beweren dat hun handelen goed is, maar dit ook aan anderen duidelijk willen uitleggen. Wie ervan overtuigd is dat het ingaat tegen Gods wezen niet volgens de rede te handelen, kan in dit gedrag van degenen die geschapen zijn naar Gods beeld een bevestiging zien van deze overtuiging. Maar het blijft gaan om een geloofsbelijdenis. Getuigenis afleggen van dit geloof is vertrouwen op de redelijkheid van anderen, ook waar deze niet duidelijk blijkt of zelfs waar deze lijkt te ontbreken. Geloof in een God tegen wiens wezen het ingaat iets te doen wat indruist tegen de menselijke rede, maakt het mogelijk ook waar het geenszins zeker is dat de gesprekspartners het geloof in de redelijkheid delen, een gesprek te beginnen om op grond van argumenten te achterhalen wat het verdient waar en goed genoemd te worden. Het geloof belijden in de redelijkheid wil niet zeggen dat men de redelijkheid zelf claimt, maar dat men met anderen werkelijk open in discussie gaat, ook als deze het expliciete geloof in de redelijkheid niet delen. | |
KenosisDe wiskundige en filosoof Blaise Pascal (1623-1662) schreef: ‘Zoals Jezus Christus onder de mensen niet herkend is, zo is de waarheid niet herkenbaar onder de gebruikelijke meningen, zonder uiterlijk onderscheid. En evenzo de eucharistie onder het gewone brood’Ga naar eind[10]. Het probleem van de positie die Joseph Ratzinger / Benedictus XVI innam in zijn lezing in Regensburg is dat hij in zijn standpunt deze ontlediging, deze kenosis niet mee voltrekt. Hij trekt niet de conclusie dat de katholieke belijdenis onvermijdelijk de gestalte moet aannemen van een mening onder andere, ‘zonder uiterlijk onderscheid’. In plaats daarvan probeert hij haar te laten verschijnen als de gestalte bij uitstek van de rationaliteit. Op deze manier dreigt de uitspraak dat niet volgens de rede te handelen ingaat tegen het wezen van God, haar kritische kracht te verliezen, terwijl deze haar precies zo belangrijk maaktGa naar eind[11]. |
|