Streven. Jaargang 74
(2007)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
[2007, februari]Elianne Muller
| |
[pagina 100]
| |
Verpakt in een retorische vraag stelt hijGa naar eind[1]: is de overtuiging dat onredelijk optreden in tegenspraak is met het wezen van God een Grieks idee, of is het altijd en intrinsiek waar? Wat hij hier op appellerende wijze aan de orde stelt, is de gelovige overtuiging dat de Griekse logos én het oudtestamentische denken (uitgedrukt in de passage waar de Ene zich sprekend manifesteert als ‘Ik ben die ben’), en het helleniserende Johannesevangelie (als de adequate interpretatie van het scheppingsverhaal) eenduidig verwijzen naar de ene, universele kennis. En het is (alleen) het Nieuwe Testament dat deze universaliteit ten volle uitstraalt, beoogt de paus in zijn college. Wat is daarbij zijn pleidooi en wat is zijn bekommernis met de wereld? De diepe, grondige eenheid of eenstemmigheid van Bijbels geloof en Griekse filosofie vormt het fundament op grond waarvan alle geweld als instrument van bekering kan en moet worden afgewezen. Op grond van diezelfde ‘Einklang’ kan zeker het voluntarisme op scherpe kritiek rekenen. Benedictus schetst in enkele ferme streken de onthelleniseringsgolven (en de evenzovele voluntaristische tendensen) in de periode sinds de opkomst van de islam en sinds de moderniteit. Veel meer dan op de islam richt hij zijn kritiek op de Reformatie. Ook de (naoorlogse) liberale theologie ligt onder vuur, en zeker de moderne wetenschap - waar zij althans de empirie als enige kenbron accepteert. Al deze tendensen maken de weg vrij naar een geloof in een willekeurige en wispelturige God die niet meer gebonden zou zijn aan de wezenlijke waarheid die even zo wezenlijk goedheid en liefde is en die zich aan ieder meedogend handelen zou kunnen onttrekken. Met in het verlengde daarvan: naar (inhumane) berusting in eigen en andermans onverschilligheid en latente onverantwoordelijkheid. Of zoals Inigo Bocken in zijn voordracht zal stellenGa naar eind[2]: ‘Waar voluntarisme zich doorzet, waar de autonomie van de wil absoluut wordt, en religieuze inzichten als contingente, niet fundeerbare opvattingen van mensen begrepen worden, daar is geen argument meer om niet naar het zwaard te grijpen’. Een van de deelnemers aan het debat was theoloog en directeur van het Heyendaal Instituut Erik Borgman. Hoewel hij geen inleiding hield, klonk op de achtergrond van de debatten gedurig zijn eerder in TrouwGa naar eind[3] gepubliceerde reactie op de Regensburgse rede mee. In citaat: ‘Het gaat erom [in Benedictus' voordracht, EM] dat het ware en het goede voor ieder mens redelijkerwijs inzichtelijk gemaakt wordt. God wordt in het christendom niet slechts beleden als de oorsprong van de christelijke openbaring, maar als de Schepper van hemel en aarde die ieder mens gemaakt heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Daarom is christelijke theologie niet alleen op gelovigen gericht, maar op iedereen. Zij sluit redelijke discussie niet af, maar opent haar.’ Maar het is ook Borgman die | |
[pagina 101]
| |
zich in zijn tekst en in de loop van het debat afvraagt: plaatste Ratzinger zich, als ‘patenthouder’ op de Ene Waarheid, niet al eerder buiten het debat - dat hij, als paus, zegt te stimuleren? Ook Inigo Bocken, Marc De Kesel en Dirk De Schutter gaven, als gezegd, in hun voordrachten zowel blijk van hun instemming als van hun soms niet mis te verstane kritiek op (inhoud of retoriek van) het pauselijk college. Over de kern van het betoog was men het eens: niet naar de rede te handelen, gaat in tegen Gods wezen. Met zijn apologie van de universaliteit van de rede en daarmee van de redelijke toerusting van élke mens, toont Benedictus per definitie de bereidheid tot dialoog met andersdenkenden (Bocken). Maar wie of wat mag zich als houder, hoeder of maatstaf van die rede afficheren? Toont zich in die toeeigening de rationaliteit zélf niet als, tenminste latent, gewelddadig (De Kesel)? Ziet Benedictus met zijn exclusieve aandacht voor de rationaliteit niet zowel de levende, wisselvallige werkelijkheid als de waarheidspretentie van ieder menselijk zoeken naar zin en betekenis over het hoofd (De Schutter)? En daarmee de werkelijke, liefdevolle inspiratie van het christendom? De twee commentaren van Erik Borgman en Inigo Bocken zijn nu hier opgenomen. Dat het debat over de opmerkelijke veelheid aan thema's die Benedictus in Regensburg aansneed voorlopig niet verstomd zal zijn, behoeft geen betoog. |
|