| |
| |
| |
Wim Vermeylen
Interview met Karl Corino, auteur van Robert Musil. Eine Biographie
Op dinsdag 26 augustus 1930 zette de Oostenrijkse auteur Robert Musil (1880-1942) een punt achter het eerste deel van zijn mammoetwerk Der Mann ohne Eigenschaften. Sindsdien wordt zijn naam met Proust en Joyce geassocieerd. De roman speelt zich af in 1913 en 1914 in Wenen, de dubbelmonarchie is op sterven na dood. Ulrich, de hoofdfiguur (officier, ingenieur, wiskundige) werkt mee aan een project dat de grandeur van de zeventigjarige regeringsperiode van keizer Franz-Joseph van Kakanië moet onderstrepen.
Conservatieven, nationalisten, liberalen, bureaucraten, estheten, puriteinen, positivisten, Nietzsche-adepten, captains of industry... bijna alle ideologieën of stromingen vinden in de roman hun verpersoonlijking en gaan in debat. Het project mislukt (de ‘vredeskeizer’ zal ironisch genoeg later ten oorlog trekken, dat weet de lezer). De werkelijkheid is doordrongen van rationaliteit, techniek, snelheid en bureaucratie maar onvatbaar geworden in haar complexiteit. Ulrich zoekt nog een vorm van eenheid in een incestueuze relatie met zijn zus. Helaas.
Erg euforisch was Musil niet toen hij het eerste deel afrondde, hij klaagde over ‘hartkloppingen, slapeloosheid en dergelijke’. Oorzaak voor zo veel onrust waren de beslommeringen die in zijn hoofd woonden. Leven was denken, altijd hersengymnastiek. Bovendien was Musil een weinig elastische figuur, hij kon zich bijvoorbeeld verschrikkelijk ergeren omdat een collega-auteur niet in smoking op het feest voor zijn vijftigste verjaardag verscheen. Verder was zijn financiële situatie verre van rooskleurig. Alleen de roman Die Verwirrungen des Zöglings Törless (1906), over de verschrikkingen in een internaat - een militaire cadettenschool
| |
| |
nota bene - was een succes, maar het geld was allang op. Tot overmaat van ramp wou Ernst Rowohlt slechts vijfduizend exemplaren van Der Mann ohne Eigenschaften laten drukken, een zware ontgoocheling voor de auteur.
‘De beslissing van Rowohlt is begrijpelijk’, zegt Karl Corino, de biograaf van Musil. ‘Niemand zat in 1930 op een dik boek te wachten dat zich in 1913 en 1914 afspeelde. Hoe overleven, dát was aan de orde. De economische crisis van 1929 woog uitermate zwaar op de financiële mogelijkheden van de mensen en het was een duur boek.’ Corino weet waarover hij spreekt. Hij heeft leven en werk van Musil geordend, hij heeft elk spoor onderzocht en beschreven, en dat heeft een biografie opgeleverd van exact 2026 pagina's. Allesomvattend is ze, het sociale en culturele leven, het gedachtegoed, de tijdsgeest... geen detail is hem ontgaan. Karl Corino (o1942) studeerde Germaanse filologie en filosofie. Hij werkte vanaf 1970 op de literatuurafdeling van de Hessische Rundfunk, was daar chef van 1985 tot 2002. Hij publiceerde o.a. Robert Musil und Thomas Mann. Ein Dialog (1970) en Musil. Leben und Werk in Bildern und Texten (1988). Hij zat in de zomer van dit jaar nog in de jury van de prestigieuze Ingeborg Bachmannprijs in het Oostenrijkse Klagenfurt. Waarom zo'n dikke biografie?
Corino: ‘Wanneer zestig jaar na de dood van een belangrijk auteur nog geen biografie is verschenen, dan moet iemand het maar eens zo grondig mogelijk doen. Ik heb sinds 1966 stapels informatie over het leven van Musil verzameld. In dat jaar ben ik met mijn vrouw naar Rome getrokken om er bij zijn stiefzoon de nalatenschap van de auteur in te kijken. Anderhalf jaar hebben we nodig gehad om alles te catalogiseren. Ik heb nog met tijdgenoten van Musil gepraat, mensen die hem hebben gekend. Ik heb gemerkt dat Musils biografie voor zijn oeuvre van essentieel belang is, dat hij in feite autobiografisch schrijft. Veel manuscripten kon ik slechts dateren nadat ik had uitgezocht wanneer die dingen zich ook in de werkelijkheid hadden afgespeeld.’
Met andere woorden, de uitspraak ‘het oeuvre is alles, het leven niets’, geldt niet voor Musil?
Corino: ‘Absoluut niet. In 1935 zei hij tegen zijn mecenas Klaus Pinkus tijdens een wandeling: ‘Overigens, in de roman Törless is geen woord uitgevonden’. Musil belandde op twaalfjarige leeftijd in een militaire school. Waarom? Hij had een erg conflictueuze relatie met zijn moeder, zij was hysterisch. Vader Musil dacht aan een militaire carrière voor zijn onhebbelijke zoon. Het leven in het zeer autoritair georganiseerde internaat was niet bepaald een lekkernij. Groepsdynamica en macht,
| |
| |
macht en onmacht, onmacht en masochisme, geweldpleging, vernederingen, zware pesterijen.... Erg problematische instellingen waren het. Elke cadettenschool had zijn kerkhof. Leerlingen stierven als gevolg van infecties, maar ook geweld was een mogelijke doodsoorzaak, of zelfmoord. Soms werd de dode snel begraven om een lijkschouwing te vermijden. De lezer moet ervan uitgaan dat Musil zelf heeft meegemaakt wat hij beschrijft. Dat geldt ook voor Der Mann ohne Eigenschaften.
Musils leven is niet bepaald van een leien dakje gelopen, kunt u hem kort schetsen?
Corino: ‘Hij was enig kind, zijn vader was prof aan de technische universiteit van Brünn (Oostenrijk), zijn moeder huisvrouw. Toen hij geboren werd, was zijn zus vier jaar dood. Musil cultiveerde haar, werkte haar gedeeltelijk uit tot Agathe in Der Mann ohne Eigenschaften, tot en met het thema incest. Als knaap leed hij aan megalomanie à la Napoleon. Zeer goede student. Musil koos niet voor een militaire carrière maar ging op zoek naar de bronnen van kracht, licht en warmte. Hij werd ingenieur en studeerde daarna nog filosofie en psychologie in Stuttgart en Berlijn. Hij schreef veel en sportte veel. Als jonge man kreeg hij syfilis, wat toen haast een doodvonnis was. Hij onderging een zware behandeling met kwikzilverzalf, anderhalf jaar lang, en overleefde. Zijn vriendin Herma, een vrouw van proletarische afkomst uit de voorsteden van Brünn, stierf echter aan de besmetting.’
Herma volgde Musil naar Stuttgart en Berlijn, hield ongetwijfeld veel van hem, maar was het ook liefde van zijn kant, denkt u?
Corino: ‘Ik betwijfel het. Zij zorgde ongetwijfeld erg goed voor zijn fysieke behoefte, uit die seksualiteit groeide misschien een vorm van liefde. “Waar zal ik me ooit nog zo warm en veilig en rustig voelen?”, vroeg Musil zich af. Maar Herma en hij waren alleszins géén zielsverwanten. Dat was Martha Marcovaldi wel. Ze was in Berlijn geboren en opgegroeid als Martha Heimann. Haar eerste man was op jonge leeftijd gestorven. Ze had twee kinderen uit haar tweede huwelijk met een Italiaan van wie ze gescheiden leefde. Er bestond géén schoonheid zonder ongeluk, vond Musil. Hij leerde haar in de Duitse hoofdstad kennen en trouwde met haar in 1911. Ze woonden afwisselend in Wenen en Berlijn.’
Musil heeft heel zijn leven tussen die twee steden gependeld. Waar woonde hij het liefst?
| |
| |
Corino: ‘Musil had het gevoel dat hij in Berlijn veel dichter bij de kern van het wereldgebeuren zat, van de politieke en intellectuele ontwikkelingen. Hij vond er ook meer financiële steun. Toen hij weer eens in moeilijkheden zat in de jaren twintig, zei een vriendin: “In Wenen had men hem rustig laten verhongeren.” De krantenmarkt en literaire markt waren er veel kleiner, de Oostenrijkse pers betaalde slecht. Musil had de jaren twintig niet overleefd indien hij niet voor de Prager Presse had geschreven voor harde Tsjechische kronen. En Berlijn was de stad waar hij had gestudeerd, waar hij hoofdredacteur was geweest van Die Neue Rundschau, waar zijn vrouw Martha was opgegroeid.’
Met Martha bezocht de auteur Rome in 1913. Het merkwaardige is, ze hadden nauwelijks oog voor de antieke stad, nee, ze bezochten een gekkenhuis, verlamde patiënten, enz. Het bezoek verdronk als het ware in de pathologie. Vreemd toch?
Corino: ‘Syfilis en de tijdsgeest, daar ligt de verklaring. Musil had zijn leven lang angst dat de ziekte weer zou opduiken, dat hij gek zou worden zoals Nietzsche. Hij zocht verlamde patiënten op om zichzelf te confronteren met zijn mogelijke latere zelf. Voeg daarbij dat Musil een nerveus type was, bepaalde vormen van hysterie waren hem zeker niet vreemd. Dat soort van gekheid interesseerde hem dus. Hij wist dat hij de rationele reacties die zijn vader hem voorspiegelde en wou bijbrengen, nooit kon reproduceren. En ten slotte, vergeet de collectieve hysterie in Europa niet, de Eerste Wereldoorlog stond voor de deur. In 1913 schreef Musil: “We zitten eigenlijk in een serre, durven ons niet te bewegen omdat we het gevoel hebben dat alles in scherven zal vallen”. In die context was Europa muisstil van de zenuwen.’
Wat was Musils houding ten opzichte van de oorlogshysterie, die zowat alle rangen en standen in haar greep had?
Corino: ‘Toen de oorlog losbarstte was Musil in Berlijn. Zo'n agressieve mensenhysterie had hij nog nooit gezien. Een wuivende massa die zingend ten oorlog trok alsof een wonderbare reis begon. Musil begreep het niet, de oorlog was niet uitgebroken uit economische noodzaak. De meeste mensen leefden - alle verhoudingen in acht genomen - goed. Wat was het dan wel? De auteur zag er een psychiatrische dimensie in, “een opstand van de ziel tegen de verstarde vormen van het leven”, dat schreef hij in het begin van de jaren twintig. Zoiets als de onbedwingbare reflex om het burgerlijke, zelfvoldane leven in al zijn zelfgenoegzaamheid radicaal te ontvluchten. Begrippen zoals economische zekerheid, welstand, humanisme..., weg ermee. Opblazen, die boel en toekijken hoe de wereld sterft.’
| |
| |
Tijdens die oorlog - de auteur bevond zich een tijd aan het front in Noord-Italië - was Musil een sympathisant van het ‘oorlogssocialisme’. Wat was dat precies?
Corino: ‘Musil sympathiseerde als jonge volwassene al met de Oostenrijkse sociaaldemocraten. Hij kende de onmenselijke werkomstandigheden in de textielfabrieken van Brünn maar al te goed. Later, tijdens de oorlog, verscheen een verschrikkelijk type handelaar, het soort dat op zeer korte tijd schatrijk werd. Het antwoord daarop was het oorlogssocialisme, “handel zonder handelaars”, de staat concentreert alles om misbruiken te voorkomen. Musil was van mening dat het socialisme “de enige mogelijkheid was die God de mensen gelaten heeft”.’
Voor zover ik uit de lectuur van uw biografie heb begrepen, liep hij niet blindelings achter de rode vlag.
Corino: ‘Zeker niet. Musil was een kritisch toeschouwer van de politieke ontwikkelingen. In 1935 was hij uitgenodigd op het beruchte schrijverscongres “Ter verdediging van de cultuur” in Parijs. Zijn toespraak schoot veel orthodoxe communisten in het verkeerde keelgat. Musil was namelijk van mening dat je cultuur ook tegen haar mecenassen en promotoren moest beschermen. Hij maakte een allusie op de situatie in de Sovjet-Unie. Zijn woorden waren nog niet koud toen daar de grote zuivering van 1936 tot 1938 begon, veel auteurs en intellectuelen kwamen om. Toch was hij ervan overtuigd dat de toekomst van de mens collectivistisch georganiseerd zou zijn, dat hij op de breuklijn tussen twee periodes leefde. Heimelijk droomde hij er zelfs van dat Der Mann ohne Eigenschaften de overgang zou vormen tussen het burgerlijk en het collectivistisch tijdperk. Zoals Dantes Divina Comedia de brug was tussen de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.’
De titel Der Mann ohne Eigenschaften spreekt tot de verbeelding, maar wie is Musils ‘man zonder eigenschappen’ eigenlijk?
Corino: ‘Het essentiële aan het begrip “zonder eigenschappen” is niet dat Musils held Ulrich géén eigenschappen heeft. Integendeel. Hij beschikt over zeer goede kwaliteiten, de beste zelfs van zijn tijd. Hij is mathematisch, filosofisch én psychologisch onderlegd. Ulrich is sportief, maakt indruk bij de vrouwen, noem maar op. Helaas heeft hij één kenmerk te veel, hij kan zich niet (meer) identificeren met die eigenschappen, hij komt niet tot een ik-synthese. Daarmee stort het burgerlijk subject in elkaar. Musil heeft steeds opnieuw gepoogd de man zonder eigenschappen te definiëren, bijvoorbeeld als een man zonder systeem
| |
| |
in een wereld zonder systemen. Er bestaat in dat verband een verbluffende nota van Musil die hij heeft geschreven nadat de Duitsers in 1941 de Sovjet-Unie zijn binnengevallen. “Zijn de Duitsers louter mensen zonder eigenschappen die iemand nodig hebben om hen erop te wijzen wat ze moeten doen, zodat ze zich met die eigenschappen kunnen identificeren?” Dat was de sociale dimensie van het begrip man zonder eigenschappen.’
De meeste critici waren enthousiast toen het eerste deel van Der Mann ohne Eigenschaften verscheen. Zelfs in het buitenland. Voor The Times Literary Supplement was de roman, indien hij voltooid zou worden, hét boek over de ondergang van de Donaumonarchie. Die Neue Zürcher Zeitung was positief maar vond dat de essayistiek in Musils roman het genre nog niet voldoende vernietigde. Waar plaatst u Der Mann ohne Eigenschaften in de literatuurgeschiedenis?
Corino: ‘Musils roman is zonder twijfel een antwoord op de burgerlijke roman waarin hoofdzakelijk lineair en causaal werd verteld. Musil zei het ietwat oneerbiedig: “We moeten het vertellen emanciperen van de kinderverhalen”. Hij had het gevoel dat het zorgvuldig opgebouwde lineaire verhaal achterhaald was, het beantwoordde niet meer aan de snelheid van de samenleving, aan de ontwikkeling van de wetenschappen, aan de levensomstandigheden van het subject.’
Wat was dan Musils bedoeling?
Corino: ‘Wist hij het zelf? Het tweede deel raakte nooit voltooid, dat zegt voldoende. Vast staat, hij wou allesbehalve een historische roman schrijven zoals de Radetzkymars van Joseph Roth, een boek dat een periode afsluit met de dood van het hoofdpersonage. Einde van de roman, einde van een periode. Musil was niet geïnteresseerd in oppervlaktefenomenen. Wat eronder lag, de zenuwen en de knoken, dat was belangrijk. Vertellen over 1913 en 1914, jazeker, maar louter omdat toen de kern van het subject, zijn oriënteringsvermogen, al was aangetast. Vandaar dat Musil sprak over een “uit het verleden ontwikkelde hedendaagse roman”. Ontwikkelingen die na 1914 plaatsvonden, kon Musil niet in de handeling integreren. Ook wetenschappelijke elementen vroegen een aparte benaderingswijze, vandaar de essayistiek.’
Musil was tot zijn ontzetting niet de eerste die essayistiek in de roman introduceerde. In Thomas Mann vond hij een geducht concurrent.
| |
| |
Corino: ‘De essayistische roman is zonder twijfel een tijdsfenomeen van de jaren twintig en dertig. De lectuur van Der Zauberberg was voor Musil een shock. Hij zou niet de eerste zijn die het essay in de roman introduceerde. En vergeet vooral de trilogie Die Schlafwandler van Hermann Broch niet, nota bene ook een Weens auteur die in het derde deel Hugenau oder die Sachlichkeit hele stukken essay inlaste over het verval van waarden. Het klinkt bekend in de oren. Musil zag het met lede ogen aan. Maar hij had één groot voordeel, namelijk zijn voorgeschiedenis. Techniek, wiskunde, fysica, psychologie, filosofie..., Musils kennis was indrukwekkend. Hij was als het ware voorbestemd om essays te schrijven, zoals Der mathematische Mensch (1932) over het belang van de wiskunde in ons dagelijks leven. Tegen die Musil moest Thomas Mann het afleggen. Die introduceerde in Der Zauberberg wel een ingenieur als hoofdfiguur, maar was nauwelijks op de hoogte van de wetenschappelijke voorwaarden voor zo'n karakter.’
Walter Benjamin vond Musils roman ‘verstandiger dan nodig’. En geef toe, Der Mann ohne Eigenschaf ten is wel een fascinerend boek maar je leest het niet in één adem uit, zelfs niet in twee.
Corino: ‘Ken je de Nederlandse auteur Margriet De Moor? Ze heeft, als ik goed ben ingelicht, een heel jaar lang 's morgens geen krant gelezen. In de plaats las ze één hoofdstuk uit Der Mann ohne Eigenschaften. Grappig. De roman heeft enorm veel mensen beïnvloed. Elias Canetti bijvoorbeeld. Of neem Milan Kundera, hij is een enorme bewonderaar van Musils meesterwerk. Bij hem vind je ongelofelijk veel verwijzingen naar de roman, bijvoorbeeld naar Musils mogelijkheidsdenken. God creëert de wereld en denkt “het zou net zo goed anders kunnen zijn”.’
Wat houdt dat mogelijkheidsdenken precies in?
Corino: ‘Musil wist uiteraard dat realiteitszin uitermate belangrijk is om te overleven. Maar daarnaast moest er volgens hem ook een mogelijkheidszin bestaan, hij definieerde het bijna lyrisch, de mogelijkheidszin is “de zin voor de niet wakker geworden mogelijkheden van God”. Let op, Musil zag het niet als een zuiver theoretisch concept, het mogelijkheidsdenken heeft een praktische kant. Het is namelijk de bereidheid om het eensporige denken te verlaten. Mogelijkheidsdenken als aanzet om grote crisissen van de mensheid op te lossen. Ik denk dat een aantal mensen op de belangrijkste zenuwcentra van de wereld over te weinig mogelijkheidszin beschikken om andere oplossingen te zoeken.
Kan dat nog wel in een wereld waarin de specialisering alsmaar toeneemt?
| |
| |
Corino: ‘De evolutie verloopt paradoxaal, ze produceert techniek en verhindert met dezelfde techniek de ervaring van een zinvol bestaan. Musil besefte ondanks zijn erg rationele opleiding dat er dingen zijn die je niet in een formule kan gieten, dingen die toch erg belangrijk zijn. Bijvoorbeeld de mystiek. Op jonge leeftijd las hij Maeterlinck, dat was mystiek in literaire vorm. Wat later werd hij hals over kop stapelverliefd op een pianiste, Maeterlincks literatuur kreeg een biologische betekenis. Een platonische liefde waarvoor Musil letterlijk op de vlucht sloeg. Ik stel me een dikke alpenweide vol met bloemen voor, Musil werpt zich daar in het gras en weet “Ik ben in het hart van de wereld geraakt”. Opheffing van tijd en ruimte. De verzoening tussen rationaliteit en mystiek lag Musil zéér nauw aan het hart, het heeft hem heel zijn leven beziggehouden, tot en met het laatste hoofdstuk van Der Mann ohne Eigenschaften, “Ademtocht van een zomerdag”, de titel zegt het al. Wel, die openheid voor wat je rationeel niet kan vatten, dat aanvaarden en proberen deze fenomenen rationeel tot aan de grenzen van het mogelijke te peilen, te doorgronden, dat is een van de grote verdiensten van Musil.’
Genoeg over verstand en mystiek. Nu graag lichaamstaal, waarom een heel hoofdstuk over Musil en de sport?
Corino: ‘In de twintigste eeuw werd de sport ongetwijfeld een wereldmacht. De Olympische Spelen waren terug opgestart in 1896, vanuit Engeland veroverde de sport stelselmatig het continent, denk aan het voetbal. Musil was een veelzijdig en zelfs excessief sportbeoefenaar: tennissen, zwemmen, roeien, fietsen, turnen... Hij kon op zijn handen lopen zoals anderen wandelen. Hij wou leren crawlen zoals Johnny Weismüller, de latere Tarzan. “Het lichaam in de toestand van een panter houden.” Hij herkende ook zeer vroeg het sociale element, de bindende factor zeg maar, en het mystieke element van de sport. Het verstand uitschakelen, de zenuwen en de spieren aan zichzelf overlaten. En vergeet niet, de sport heeft het negentiende-eeuwse man- en vrouwbeeld totaal omgekeerd. Een vrouw in zeven rokken of in badpak, dat is een wereld van verschil [glimlacht], al kun je nog over de erotiek en de rol van “het ontbladeren” discussiëren. Bij de man verdween het beeld van de ietwat bekrompen burger die nauwelijks de trap opraakt ten voordele van de getrainde, gespierde atleet.’
Schwarzenegger avant la lettre?
Corino [lacht]: ‘U lacht, maar er bestond inderdaad een vroege uitgave van Arnold Schwarzenegger, Eugen Sandow. Die man schreef boeken over bodybuilding, ontwierp zelfs apparaten om bijvoorbeeld de kracht
| |
| |
van de hand te vergroten. Musil gebruikte ze en was alleszins een van de eerste Oostenrijkers die aan bodybuilding deed. Uiteraard, er waren géén fitnesscentra op elke straathoek. Musil was niet alleen, nogal wat toenmalige auteurs hadden belangstelling voor bodybuilding, zelfs de frêle Franz Kafka. We weten helaas dat de toenmalige Körperkult zeer navrante trekjes kreeg die eindigden in het militante en het militaristische, denk aan de nazi's.’
Tot slot, wat is voor u de betekenis van Musil als auteur in de twintigste eeuw?
Corino: ‘Hij is ongetwijfeld een van de grote Duitstalige auteurs van vorige eeuw. Hij was op zoek naar een levensvorm die we nog niet hebben bereikt. Musil droomde van de mens die een synthese maakt tussen verstand en gevoel, slechts dan kan er sprake zijn van “Geist”. De kloof tussen beide fenomenen is naar mijn mening nog altijd even groot. De synthese laat helaas op zich wachten.’
Karl Corino, Robert Musil. Eine Biographie, Rowohlt, Reinbek, 2026 blz., 78,00 euro, ISBN 34980-0891-9.
|
|