Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 723]
| |
Peter Daerden
| |
Opgang van het ‘uribisme’Naar Zuid-Amerikaanse maatstaven kan Colombia bogen op een zekere democratische traditie. In tegenstelling tot Brazilië, Argentinië, Chili en andere landen heeft er zich sinds de jaren zestig geen militaire dictatuur kunnen vestigen. Die stabiliteit was tegelijk 's lands zwakte. Want sinds mensenheugenis is de Colombiaanse politiek vastgeroest in twee partijen, de Conservatieven en de Liberalen, die afwisselend de president leverden. Men kan deze nog het best vergelijken met respectievelijk de Republikeinen en de Democraten in de Verenigde Staten. De liberale partij kent zowel een sociaal-democratische vleugel als een meer economisch rechts getinte strekking. Tot deze laatste groep behoorde Alvaro Uribe. Uribe's politieke carrière werd gebrandmerkt door de moord in 1983 op zijn vader, een grootgrondbezitter, door leden van de | |
[pagina 724]
| |
FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia). Van 1995 tot 1997 was Uribe gouverneur van het rijke district Antioquia. Hij maakte naam met een vermindering van de bureaucratie en een standvastig veiligheidsbeleid. Uribe beloofde een harde aanpak van de guerrilla, in plaats van de meer diplomatiek gerichte - maar mislukte - benadering van president Pastrana (1998-2002). Hiervoor verliet hij de liberalen en creëerde de nieuwe partij Primero Colombia (Colombia Eerst). Vooral met zijn harde standpunten rond veiligheid wist Uribe het presidentschap te veroveren in 2002. Zijn herverkiezing in mei 2006 verliep volgens verwachting probleemloos. Opgeleid tot advocaat aan Harvard bezit Uribe een on-Latijnse soberheid en gaat hij door voor een workaholic. Zijn populariteit onder de Colombianen is ongemeen groot. Hij lijkt zijn land opnieuw een soort zelfvertrouwen gegeven te hebben. De onveiligheid heeft de Colombianen psychisch getekend. Jarenlang voelden ze zich gijzelaars in hun eigen land. Nu is het aantal ontvoeringen enorm gedaald en belangrijke wegen zijn opnieuw veilig gemaakt. Het harde militaire optreden onder Uribe wordt gezien als een teken van standvastigheid dat zijn vruchten blijkt af te werpen. Het uribismo is daarmee een fenomeen geworden dat lijnrecht ingaat tegen de huidige linkse trend in Zuid-Amerika. Tegenstanders van de president zien dit ‘uribisme’ als een soort rechts populisme, gedreven door misplaatst patriottisme en ondersteund door de propaganda van kranten en tv-stations. Ook in Europa lijkt dit de heersende kijk op Uribe. | |
Buitenstaander in Latijns-AmerikaUribe's resultaten op veiligheidsgebied konden aangevuld worden met economische successen. De Colombiaanse regering voerde een beleid volgens de recepten van het IMF en de Wereldbank, bv. een beperkt uitgavenbeleid, afbetaling van buitenlandse schulden en privatisering van staatsbedrijven. De inflatie, die aan het einde van de jaren negentig hoog opgelopen was, werd met succes onder controle gehouden. Deze vorm van gematigd neoliberalisme is tegenwoordig in meerdere Latijns-Amerikaanse landen aan de orde, zij het niet overal met hetzelfde succes. In Chili en Brazilië, waar het economische beleid meer in dienst van sociale hervormingen staat, lijken de sociaal-democraten zich te handhaven. In Peru maakten de hervormingen van Toledo wel een opmerkelijke economische groei mogelijk, maar konden ze niet beantwoorden aan de verzuchtingen van de vele armen. Dit dilemma kent Colombia voorlopig niet. Voor Uribe en zijn kiezerskorps vormt veiligheid de absolute prioriteit. Alleen in een toestand van stabiliteit kan aan sociale rechtvaardigheid gewerkt worden, lijkt de stilzwijgende consensus. | |
[pagina 725]
| |
Op sociaal vlak bekleedt Colombia een middenpositie in Zuid-Amerika. In de Human Development Index, die diverse sociale variabelen verenigt, nam het land in 2003 een 69ste plaats in. Dat is minder goed dan Argentinië (34), Chili (37), Uruguay (46) en Brazilië (63), maar gunstiger dan Venezuela (75), Peru (79), Ecuador (82), Paraguay (88) en Bolivia (113). Economisch mag Colombia tot de groeilanden in de regio gerekend worden. Sinds 2003 ligt de jaarlijkse groei rond de vier à vijf procent. De grootste economische sectoren zijn voedingsmiddelen, textiel en kleding, petrochemie en zware industrie. Colombia kan teren op een rijke ondergrond met olie-, steenkool- en aardgasvoorraden. Wel is het zijn dominante positie als koffieland aan het verliezen. Sinds mensenheugenis was het land de tweede exporteur na Brazilië, maar tegenwoordig neemt Vietnam die plaats in. Als gevolg van de crisis in de sector hebben vele fincas of koffieboerderijen zich opengesteld voor het publiek. Deze vorm van ecotoerisme in de Eje Cafetero is nog jong maar trekt al veel belangstelling en zal zich blijven ontwikkelen. Om eenzijdige afhankelijkheid van koffie-uitvoer te vermijden werd de handel al eerder gediversifieerd naar minder traditionele sectoren. Wie door Colombia reist wordt bijvoorbeeld getroffen door de bloemenpracht; het land is dan ook de op één na grootste producent van snijbloemen ter wereld. Als enige land met een rechtse regering zou men Colombia als een zwart schaap in Latijns-Amerika kunnen beschouwen. Een wellicht juiste indicator voor de politieke verdeling op het continent is de houding van elk land tegenover de ALCA of Vrijhandelszone van de Amerika's. In Venezuela en Bolivia doet men deze vergrote markt af als een door de Verenigde Staten opgedrongen economisch imperialisme. Landen als Brazilië en Argentinië hebben hun voorbehoud maar komen niet tot volledige afwijzing. Colombia behoort met Ecuador en Peru tot de meest enthousiaste voorstanders. De soep wordt echter niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend, en Uribe lijkt vooralsnog meer gerespecteerd dan betwist in Zuid-Amerika. Opvallend is dat de Venezolaanse president Chávez, die toch geregeld buitenlandse staatshoofden - en niet het minst de Zuid-Amerikaanse - de les leest, betrekkelijk goede relaties onderhoudt met zijn Colombiaanse collega. Eind 2004 leek de situatie vertroebeld door de ontvoering van een FARC-gezant in Caracas middels door Colombia ingezette huurlingen. Maar de ‘Rodrigo Grandaaffaire’ kon uiteindelijk op diplomatieke wijze bijgelegd worden. De twee politiek zo uiteenliggende landen zijn nu eenmaal gedoemd economisch samen te werken. De constructie van een gaspijpleiding tussen Venezuela en Colombia, waarmee recent begonnen werd, is voor allebei van levensbelang. | |
[pagina 726]
| |
Linkse oppositieLinks is in Colombia zeer lang gehypothekeerd geweest door de aanwezigheid van de guerrilla. De laatste jaren is daar verandering in gekomen. Net zoals Uribe rechts het traditionele tweepartijenstelsel doorbrak, werd aan de linkerzijde een Polo Democrático Independiente (PDI) opgericht. Deze nieuwe partij, eigenlijk een beweging van onafhankelijke kandidaten, recupereerde ex-guerrillero's maar sluit de ideeën van een gewapende strijd volledig uit. Reeds in 2003 boekte het Polo Democrático succes met de verkiezing van Luis ‘Lucho’ Garzón tot burgemeester van Bogotá. Garzón spiegelt zich aan het pragmatische socialisme van de Braziliaanse president Lula da Silva - beiden komen trouwens uit de syndicale wereld -, en zal in 2010 misschien zelf een gooi doen naar het presidentschap. Bij de presidentsverkiezingen van 2006 trok links in een breder front naar de kiezer, onder de vlag van een Polo Democrático Alternativo (PDA), met Carlos Gaviria Díaz als kandidaat. Daarnaast is er nog een kleine Communistische Partij in het parlement vertegenwoordigd, zonder enige binding met de guerrilla. De aanwezigheid van deze linkse krachten is alleen al in die zin belangrijk, dat ze de guerrilla een valabel alternatief bieden en dus in feite haar reden van bestaan aantasten. Ten slotte zou men haast de ‘groene’ partij vergeten, die onbetekenend is ware het niet dat ze een beroemde gijzelaarster in haar rangen heeft. | |
Ingrid BetancourtAfkomstig uit een bourgeoisfamilie had de Frans-Colombiaanse Ingrid Betancourt een gemakzuchtig leventje kunnen leiden. Maar een gevoel van revolte tegen de wantoestanden in haar land deden haar een opvallende plaats in de politiek innemen. Met haar partij Oxígeno Verde schopte ze, zonder acht te slaan op reputaties, wild tegen de schenen van het systeem. De aanklachten tegen het amalgaam van politiek, corruptie en drugtrafiek kwamen haar op verscheidene doodsbedreigingen te staan. Haar boek La rage dans le coeur (2001) groeide uit tot een bestseller in Frankrijk maar bleef in Colombia bijna genegeerdGa naar eind[1]. Haar strijdlustige toon lijkt er weinig aan te slaan en de vaak agressief verpakte beschuldigingen lokken eerder door patriottisme gevoede tegenreacties uit. De ontvoering van Betancourt door de FARC in februari 2002, aan de vooravond van presidentsverkiezingen waar zij zelf aan deelnam, maakte haar bekend over de ganse wereld. Ook hier bestaat een verschil van perceptie: in Europa staat zij symbool voor de minstens drieduizend Colombianen die momenteel gegijzeld worden, in Colombia is ze gewoon ‘één van de drieduizend’. | |
[pagina 727]
| |
Van Betancourt is al enige tijd niets meer vernomen, tenzij de hongerstakingen die ze ondernomen heeft. In Frankrijk en Franstalig België worden nog altijd manifestaties ten gunste van haar vrijlating gehouden. De familieleden van Betancourt trachten een humanitaire ruil van gijzelaars tegen gevangen guerrillero's te bepleiten. Uribe, die uiteraard ook een binnenlandse agenda heeft, wordt daarmee in een oncomfortabele positie gebracht. In Europa en zeker in Frankrijk is het beeld gecreëerd dat de president en zijn regering medeverantwoordelijk zijn voor de ontvoering. ‘Des narco-trafiquants / D'un pouvoir corrompu / D'un indigne président / Vous payez le tribut’Ga naar eind[2], zingt de Franse zanger Renaud in een aan Betancourt opgedragen lied. Jacques Thomet, directeur van het persagentschap AFP in Colombia in de jaren 1999-2004, wierp recent een nieuw licht op de zaak. Als persoonlijke reactie tegen het anti-Colombiaanse sentiment in Frankrijk publiceerde hij begin 2006 het boek Ingrid Betancourt, histoire de coeur ou raison d'état? Daarin beschuldigt hij de Franse regering van een arrogante houding in het dossier en onzuivere motieven. Alles begon toen minister van Buitenlandse Zaken Dominique de Villepin in juli 2003 geheel op eigen houtje een reddingsoperatie opzette. De vete met Nicolas Sarkozy bestond toen al en met een succesvolle actie dacht De Villepin zich richting Elysée te kunnen katapulteren. Thomet situeert De Villepins profileringsdrang ook in een sentimentele belangenverstrengeling: in de jaren tachtig was hij Betancourts docent aan de Ecole nationale d'administration en ontwikkelde zich een vriendschap tussen beiden. Een tweede element is dat de Franse oud-ambassadeur in Colombia, Daniel Parfait, momenteel een romance heeft met Ingrids zus Astrid. Die geprivilegieerde banden hebben Parijs, zonder Bogotá in te lichten, tot gewaagde initiatieven gebracht. De reddingsoperatie van De Villepin strandde immers in het Braziliaanse regenwoud en is de Franse diplomatie in de regio niet bepaald ten goede gekomen. | |
Guerrilla en paramilitairenDe guerrilla heeft zich in Colombia in tegenstelling tot de rest van Latijns-Amerika goed in stand kunnen houden. Dat heeft voor een deel te maken met de vervolgingen van democratisch links in het verleden. De Unión Patriótica, zeg maar de politieke vleugel van de FARC, werd in de jaren tachtig van de kaart geveegd door de moord op zo'n 3500 van haar militanten. De voornaamste reden voor de handhaving van de guerrilla ligt evenwel in haar verstrengeling met de drugtrafiek. Vooral na de val van het Cali- en Medellín-cartel in de jaren negentig hebben de guerrillero's vat weten te krijgen op de productie van en de handel in verdovende middelen. Die controle is een niet te versmaden bron van macht | |
[pagina 728]
| |
en rijkdom, en men kan zich afvragen of dat, alle marxistische retoriek ten spijt, niet een doel op zich geworden is. De grootste organisatie, FARC, zou twaalf- tot achttienduizend strijders tellen en bezet vijfendertig à veertig procent van het Colombiaanse grondgebied, vooral in de jungle in het zuidoosten. Het ELN of Ejército de Liberación Nacional is een kleinere groep met zo'n drieduizend guerrillero's. Een derde medespeler vormen de AUC of Autodefensas Unidas de Colombia (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia). Deze privémilities werden oorspronkelijk in het leven geroepen om de guerrilla te bestrijden, maar ook zij nemen het niet zo nauw met de mensenrechten. Met zekere regelmaat hoort men in Colombia berichten van moordpartijen op dorpelingen verdacht van steun aan de ‘tegenpartij’. Guerrillero's en paramilitairen wisselen elkaar af in de rol van agressor. Burgemeesters in de door de FARC bezette gebieden krijgen de weinig florissante keuze tussen ‘aftreden of sterven’. Ook ontvoeringen en afpersingen blijven ten slotte het dagelijks nieuws uitmaken. Toch hebben ook de guerrillero's een politieke agenda en sluiten ze onderhandelingen niet uit. Uribe is in de loop van zijn eerste ambtstermijn enigszins bijgedraaid op dat vlak. De regering wil de guerrilla integreren in het democratisch proces. Met het verzwakte ELN werden eind 2005 bemoedigende gesprekken gevoerd op Cuba. Veel stroever lopen de contacten met de FARC, die veel machtiger is en meer te verliezen heeft. In wezen wil de FARC geen enkele belangrijke toegeving doen zolang Uribe aan de macht blijft. Diezelfde Uribe is ook in onderhandeling met de paramilitaire groepen. Sinds enkele jaren is er een begin gemaakt met het opnieuw in de maatschappij integreren van deze soldaten, al zien waarnemers nog altijd talloze schendingen van de wapenstilstand. De vrees bestaat ook dat deze demobilisatie vele misdadigers uiteindelijk gerechtelijke immuniteit zal bezorgen. Mensenrechtenorganisaties wijzen bovendien nog altijd op banden tussen de AUC en het reguliere leger. Kortom, het gewapend conflict in Colombia lijkt een enorm schaakspel waarin principes en pragmatisme tegen elkaar afgewogen moeten worden. Voor zijn strijd tegen de guerrilla en paramilitairen ontvangt Uribe schouderklopjes uit de Verenigde Staten. De Europese Unie is altijd wat terughoudender geweest. Ze plaatste FARC en ELN pas vrij laat op haar lijst van terroristische organisaties, respectievelijk in 2002 en 2004. | |
VluchtelingentragedieAls gevolg van die jarenlange oorlog tussen regeringstroepen, paramilitairen en guerrillero's is een immens vluchtelingenprobleem ontstaan. Volgens cijfers van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelin- | |
[pagina 729]
| |
gen van de Verenigde Naties (UNHCR) leven er in Colombia om en bij de drie miljoen desplazados, mensen die noodgedwongen hun woning verlaten hebben. Dat zijn minstens zoveel vluchtelingen als in Darfur, maar zonder dezelfde internationale aandacht. De gevluchte plattelands-bewoners leven dan ook niet zichtbaar in tentenkampen, maar hebben zich anoniem in de grootstedelijke armoede genesteld. Colombianen zoeken ook hun toevlucht in buurlanden Panama en Ecuador. Daarnaast bestaat er een grote emigratie over zee, vooral naar de Verenigde Staten. De Colombianen vormen nu wellicht de tweede grootste groep binnen de gemeenschap van hispanics in de Verenigde Staten (na de Mexicanen). Hun aantal - vooral te situeren in Florida en New York - wordt geschat op twee miljoen en de inwijking zou nog steeds toenemen. De grootste Colombiaanse kolonie in Europa leeft in Spanje, met zo'n 240.000 inwijkelingen. In België wordt hun aantal rond de zestienhonderd geraamd. | |
Een ander ColombiaSchoorvoetend stelt Colombia zich toch opnieuw open voor de buitenwereld. Met de toegenomen veiligheid is het toerisme zich weer beginnen ontwikkelen. Rugzaktoeristen uit Europa, Noord-Amerika of Australië hebben het land sinds enkele jaren herontdekt. Een stad als Medellín telt nu een groeiend aantal hostals. Het busvervoer is in grote delen van het land veilig geworden, tenminste als men de soms talloze militaire controles voor lief wil nemen. Waar bepaalde Zuid-Amerikaanse trekpleisters - Cuzco om er een te noemen - op een vorm van massatoerisme lijken af te stevenen, blijft Colombia een haven van ongereptheid voor de reiziger. Vanzelfsprekend ziet de overheid een interessante bron van inkomsten in dit toerisme. Zo zal de Caribische havenstad Cartagena in 2007 als locatie dienen voor de tweejaarlijkse Algemene Vergadering van de Wereld Toerisme Organisatie. Met name Bogotá heeft de laatste jaren veel inspanningen gedaan om haar slechte reputatie af te schudden. Omdat de stad geen metronet heeft, kampte ze met een enorme verkeerscongestie en met een gedesorganiseerd en oncomfortabel openbaar vervoer. Met het nieuwe bussysteem TransMilenio is een alternatief en goed geolied systeem in werking getreden. Daarnaast voerde het gemeentebestuur, naar het evenbeeld van Londen, een restrictief autobeleid in met beperkte toegang tot het centrum. De stad kreeg meer verkeersvrije zones en fietspaden, die de wielermiasnende Colombianen in dank aannemen. Ook Medellín, de tweede stad in Colombia, heeft zich na de donkere jaren negentig een nieuw, vriendelijker elan aangemeten. | |
[pagina 730]
| |
Gelukkig loopt Colombia ook al eens met minder negatieve dingen in de kijker. De trots van het land Gabriel García Márquez ligt op de schappen van boekhandels over de hele aardbol. Andere schrijvers als Fernando Vallejo en Jorge Franco zijn tegenwoordig ook in Nederlandse vertaling beschikbaar. Het werk van de schilder en beeldhouwer Fernando Botero is al sinds de jaren zestig bekend in Europa. De Colombiaanse popidolen Juanes en Shakira zijn tot wereldsterren uitgegroeid. Juanes bewijst trouwens dat dit nog altijd kan met niet-Engelstalige liedjes. Ook de salsamuziek, waarvan een grote inbreng uit Colombia komt, blijft zeer in trek bij het westerse publiek. De Colombiaanse film Maria Full of Grace (2004) werd genomineerd voor de Oscar van beste buitenlandse film. Colombia zelf poogt zijn cultuurhistorisch patrimonium in stand te houden. Dit gebeurt op voorbeeldige wijze in bijvoorbeeld de oude stadswijk La Candelaria in Bogotá, het Museo del Oro in dezelfde stad, of de elegante ommuurde binnenstad van Cartagena. | |
Camilo en GastonTussen België en Colombia lijken niet zoveel raakpunten te bestaan. Enkele bekende Colombianen hebben wel in België verbleven. De auteur Alvaro Mutis (1923) bracht als zoon van een diplomaat een gedeelte van zijn jeugd in Brussel door, en heeft er naar eigen zeggen warme herinneringen aan bewaard. In de jaren vijftig studeerde de Colombiaanse priester Camilo Torres Restrepo sociologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij baarde toen al opzien door zijn charisma en de groep Zuid-Amerikanen rondom hem leken wel achtenzestigers avant-la-lettre. Torres sloot zich later aan bij het ELN als guerrillero en zou in 1966 in eigen land de dood vinden. Nog altijd draagt een studentenresidentie in Leuven zijn naam. In de Spaans-Habsburgse tijd bestond er een bescheiden emigratie van flamencos naar het gebied dat nu Colombia heet. Tijdens de negentiende en twintigste eeuw hebben diverse Belgische wetenschappers - onder wie de bekende pedagoog Ovide Decroly -, ingenieurs, landbouwkundigen en dergelijke zich voor korte of langere tijd in Colombia gevestigdGa naar eind[3]. De bekendste Belg in Colombia is misschien wel de entomoloog Gaston, de echtgenoot van Amaranta Úrsula. Voor de goede verstaander is Gaston, uiteraard, een van de internationale protagonisten uit Honderd jaar eenzaamheid. |
|