Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| |
Barbara Segaert
| |
[pagina 513]
| |
schappers en zomercursussen rond actuele maatschappelijke thema's die te maken hebben met cultuur en geloof, interreligieuze en interculturele dialoog en sociale rechtvaardigheid. Deze thema's stonden ook op de agenda van de 34ste Algemene Congregatie van de Sociëteit van Jezus en bepalen de krijtlijnen waarbinnen alle instituten en centra van de Sociëteit wereldwijd werken. De Sociëteit heeft zich altijd al onderscheiden door haar academische expertise, die nooit losstaat van de maatschappelijke realiteit. In die zin werkt ook UCSIA binnen het spanningsveld van academische reflectie en sociaal engagement. Het wereldwijde netwerk van de Sociëteit biedt interessante perspectieven voor internationale samenwerking. Zo bestaan er reeds verschillende netwerken met een specifiek doel, waaronder EUROJESS - ontstaan als een samenwerkingsverband van een twintigtal universitaire faculteiten voor sociale en politieke wetenschappen - en de Jesuit Refugee Service - een internationaal netwerk actief in vijftig landen met als opdracht de rechten van vluchtelingen behartigen. Eind 2003 nam UCSIA op voorstel van Mark Rotsaert S.J., voorzitter van de Conferentie van Europese provinciale oversten, het initiatief tot de oprichting van een nieuw Europees netwerk, het Scribani-netwerk, dat zich specifiek toelegt op de reflectie over de uitbouw van Europa. | |
Het belang van de jezuïeten voor AntwerpenIn zijn lezing ter gelegenheid van de feestelijke opening voor de Vlaamse en Nederlandse provincies van het jubileumjaar 2006 van de Sociëteit op 10 december 2005 lichtte Herman Van Goethem, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen, het belang van de Sociëteit voor onze contreien toe. Bij wijze van inleiding volgen hier enkele passages uit zijn lezing. In 1562 vestigden een aantal jezuïeten zich permanent in Antwerpen, waar zij als priesters voor Spaanse, Portugese en Italiaanse handelaars en soldaten werkten. Dankzij financiële steun van de Spaanse natie waren zij in staat het Huis van Aken, gelegen in de ‘oude strate’ tussen de Korte Nieuwstraat en de latere Carolus Borromeuskerk, aan te kopen. Op 28 juni 1574 namen negen jezuïeten hun intrek in dit huis. Het waren tijden van sterke politieke en religieuze onrust. De Sociëteit had een grote invloed, vooreerst op het vlak van onderwijs. In 1575 openden de jezuïeten een college. In 1607 verhuisde deze instelling naar het Hof van Liere aan de Prinsstraat, dat door de stedelijke overheid ter beschikking was gesteld. Het grote geloof in onderwijs was een typisch kenmerk van de jezuïetenorde en van de katholieke hervormingsbeweging. De innovatieve en intellectueel hoogstaande jezuïetencolleges bleken zeer succesvol. Vooraanstaande | |
[pagina 514]
| |
leden van de maatschappelijke elite werden er gevormd. Opvoeding stond niet los van evangelisatie. Als de studenten uit deze colleges voorbereid werden op belangrijke functies in de samenleving, dan was dit ook opdat zij als protagonisten van de katholieke wereldvisie zouden kunnen functioneren. De jezuïeten verspreidden het geloof ook op andere manieren, voornamelijk door prediking, catechese en retraites. Zij moedigden burgers aan de mis bij te wonen en de sacramenten van biecht en communie regelmatig te ontvangen. Hun pastorale werk was vaak specifiek gericht op ongeschoolden en analfabeten. De promotie van het geloof vond ook uitdrukking in de architectuur en kunst van de Contrareformatie. Vanaf 1585 groeide Antwerpen uit tot een vesting van de contrareformatorische beweging, een militante katholieke stad die haar eigen geloof uitdroeg tegen het protestantisme. Al gauw werd de stad het Europese centrum van de contrareformatorische kunstproductie, zoals de Sint-Carolus Borromeuskerk (1615-1621), een van de meest elegante kerkgebouwen in de Lage Landen, illustreert. Antwerpen werd tevens een centrum voor publicatie van religieuze boeken en geschriften, aangezien de jezuïeten zich toelegden op de verspreiding van het geloof door het geschreven woord. Zij blonken uit in polemische publicaties tegen afvallige religies. De jezuïeten hadden ook een politieke betekenis. Zij werden geassocieerd met de gevestigde orde van de Spaanse rooms-katholieke heersers. Tegen het einde van de zeventiende eeuw begon het tij te keren voor de Sociëteit. De orde was zo snel gegroeid dat ze aan kwaliteit en erkenning inboette. In de achttiende eeuw werd de Sociëteit zelfs openlijk in vraag gesteld. Verschillende factoren hebben hiertoe bijgedragen. In eerste instantie lokte de orde kritiek uit in progressieve kringen. Vanwege hun nauwe banden met het establishment werden de jezuïeten beschouwd als een conservatieve kracht. Erudiete jezuïeten hebben zich bijvoorbeeld sterk afgezet tegen de ideeën van de Verlichting. De Sociëteit werd zo meer en meer gezien als het symbool van de oude wereld, die voor een groeiend aantal burgers had afgedaan. Als protagonisten van het exuberante ‘barokke’ katholicisme konden de jezuïeten nog slechts op weinig sympathie rekenen van de moderne intelligentsia. Zij bekritiseerden ook de inhoud van het onderwijsprogramma waarin praktische vaardigheden en wetenschappelijke ontdekkingen die niet in de lijn lagen van het geloof, ondergewaardeerd werden. De Sociëteit werd ook binnen de Kerk zelf gecontesteerd. Bisschoppen, gesteund door seculiere priesters, eisten pastorale activiteiten als catechese, biecht en prediking weer op. Een ander twistpunt betrof de subtiele casuïstiek waarmee jezuïeten morele dilemma's op de wijze | |
[pagina 515]
| |
van juristen oplosten, en zo de grenzen bepaalden van wat moreel was toegelaten. Dit alles culmineerde in de beslissing van paus Clemens XIV, in 1773 de Sociëteit van Jezus op te heffen. In 1814 herstelde paus Pius VII de Sociëteit in eer, maar de jezuïeten stelden zich van dan af voorzichtiger op. De Belgische Provincie werd in 1832 gesticht. De jezuïeten trachtten de draad weer op te nemen en legden zich voornamelijk toe op onderwijs en geloofsverbreiding. In verscheidene Belgische steden werden colleges opgericht. Opnieuw kregen zij een grote invloed op de intellectuele training van de katholieke elite. Het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwecollege werd gesticht in 1840. In het licht van de toenemende competitie tussen de katholieke en publieke onderwijsnetten, stichtten de jezuïeten een paar jaar later ook de Sint-Ignatius Handelshogeschool, die later zou uitgroeien tot de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen. | |
2006: jubileumjaar van de SociëteitDe aanleiding voor het jubileumjaar is de vijfhonderdste verjaardag van de geboorte van Franciscus Xaverius en Pierre Favre en de vierhonderdvijftigste verjaardag van de dood van Ignatius van Loyola. In 1529 ontmoetten deze drie elkaar in Parijs. In 1537 besloten zij vanuit Venetië naar Jeruzalem te trekken voor de evangelisatie van het Heilig Land. Maar dat jaar vertrokken er, vanwege de aanwezigheid van de Turkse vloot in de Middellandse Zee, geen schepen. Rome werd vervolgens hun Jeruzalem, waar paus Paulus III de stichting van de Sociëteit van Jezus in 1540 goedkeurde. Xaverius was intussen al naar het Verre Oosten gestuurd. Favre zwierf door Europa en nam deel aan het Concilie van Trente, Ignatius bleef de orde vanuit Rome leiden. Naar aanleiding van het herdenkingsjaar vond in het Noord-Spaanse Loyola van 26 november tot 3 december 2005 een bijeenkomst van een honderdtal provinciale oversten plaats onder leiding van de algemene overste, Peter-Hans KolvenbachGa naar eind[2]. De bijeenkomst in Loyola was tevens een voorbereiding op de Algemene Congregatie van begin 2008, waar de aandachtspunten voor de werking van de Sociëteit voor de komende jaren op het programma staan alsook de verkiezing van de volgende algemene overste. Op de bijeenkomst in Loyola was er veel aandacht voor de opleiding van nieuwe kandidaat-jezuïeten, 690 voor EuropaGa naar eind[3]. Voorts kwam de vraag naar samenwerking met niet-jezuïeten, doorgaans vrouwelijke religieuzen en leken, ter sprake. De vraag naar het behoud van de identiteit wordt door deze samenwerking en het lage aantal nieuwe roepingen immers een prangend onderwerp. Aan het einde van de conferentie werden de jezuïeten er nog toe aangemaand sterker te ijveren | |
[pagina 516]
| |
voor de kwijtschelding van de schuldenlast van het Zuiden, voor ontwapening en voor een meer rechtvaardige uitwisseling tussen rijke en arme landen. De bijeenkomst werd bijgewoond door Jan Koenot S.J., Vlaams provinciaal overste, en zijn voorganger Mark Rotsaert S.J., thans voorzitter van de Conferentie van Europese provinciale oversten. Hiermee draagt Rotsaert de verantwoordelijkheid over zevenduizend jezuïeten verspreid over een gebied van de Algarve tot Siberië, met inbegrip van het Midden-OostenGa naar eind[4]. Hij begeleidde ook de integratie van de UFSIA in de Universiteit Antwerpen en stond aan de wieg van UCSIA, waarvan hij het peterschap opnam. Hij stimuleerde UCSIA tot het oprichten van een nieuw jezuïetennetwerk, bestaande uit vijftien Europese instituten, het Scribani-netwerk. Gedreven door dezelfde religieuze inspiratie als Schuman bij de oprichting van de Europese Unie is Rotsaert de idee van een sterk Europa gedreven door sociaal engagement zeer genegen. De Sociëteit wordt aldus een nieuwe gesprekspartner voor de Europese Unie die de dialoog met kerken en geloofsgemeenschappen wil aangaanGa naar eind[5]. | |
Scribani als inspirator van een nieuw Europees netwerkDe jezuïet Carolus Scribani, in 1561 in Brussel geboren uit een Italiaans-Vlaams huwelijk, studeerde in Keulen en Leuven, was rector van het eerste jezuïetencollege in Antwerpen en werd in 1613 benoemd tot eerste provinciale overste van de Provincie Flandro-Belgica. Hij stierf in Antwerpen in 1629. Het Scribani-netwerk, dat eind 2003 werd gesticht, bestaat vandaag uit zeventien partner-instituten uit België, Frankrijk, Engeland, Ierland, Italië, Spanje, Duitsland, Polen, Kroatië, Slovakije en Zweden. Een aantal instituten is gespecialiseerd in onderzoek en onderwijs, zoals het Centre Sèvres in Parijs (theologie en bio-ethiek), het Institute for Religion and Public Life van Heythrop College in Londen (theologie en ethiek), het Centre for Bio-Ethics in Zagreb (bio-ethiek), het Institute of European Studies Deusto in Bilbao (Europese integratie), het Pedro Arrupe Institute in Palermo (politieke en sociale vorming), het Institute for the Study of Religions and Cultures (interculturele studies), de Faculty of Social Sciences van de Pontifical Gregorian University in Rome, het University Institute of Migration Studies Comillas in Madrid (migratie) en het Angelus Silesius House in Wroclaw (onderwijs aan jongeren uit sociaal achtergestelde milieus). Sommige instituten leggen zich toe op volwassenenvorming, zoals het European Centre for Communication and Culture in Warschau (mediatraining voor journalisten en PR-opleiding), het Institut für Gesellschaftspolitik in Mün- | |
[pagina 517]
| |
chen (Noord-Zuidrelaties), het Newman Institute for Catholic Studies in Uppsala (algemene vorming) en het Centre of Spirituality East-West of Michal Lacko, in Kosice. Anderen hebben dan weer sociale dienstverlening tot doel, zoals de Brusselse vestiging van de Jesuit Refugee Service (vluchtelingenwerk) en het Jesuit Centre for Faith and Justice in Dublin (armoedebestrijding). Ten slotte maakt ook het Catholic European Study and Information Centre (OCIPE) met vestigingen in Brussel, Straatsburg, Warschau en Budapest - dat zich vooral toelegt op het opvolgen van de ontwikkeling van de Europese Unie - deel uit van het Scribani-netwerk. UCSIA coördineert het geheel. Het netwerk brengt aldus een aantal Europese jezuïetencentra samen die zowel aan onderzoek en onderwijs doen als actie voeren op het vlak van sociale rechtvaardigheid, interreligieuze en interculturele dialoog en cultuur in de Europese context. De missie van het netwerk is het bewustzijn van geloof en spiritualiteit in Europa versterken, bijdragen tot dialoog en communicatie tussen gemeenschappen van verschillende geloofsovertuigingen en culturele achtergronden en multidisciplinair advies verschaffen over Europese maatschappelijke kwesties door professionele uitwisseling en projecten zoals regionale en internationale conferenties. De doelstellingen van het netwerk werden vastgelegd tijdens een eerste bijeenkomst in december 2003. Ernst Hirsch Ballin, verbonden aan het departement Europees en Internationaal Recht van de Universiteit van Tilburg, lid van de Raad van State van Nederland en betrokken bij de opmaak van het voorontwerp van de Europese grondwet, en Thomas Janssens van het Europees Economisch en Sociaal Comité van de Commissie werden gevraagd om een omvattend beeld te schetsen van de stand van zaken in de uitbouw van de Europese Unie. Onder de aanwezige vertegenwoordigers van de diverse centra bleek een gedeelde bekommernis te bestaan over de ongelijke economische ontwikkelingen van verschillende regio's binnen Europa, nieuwe vormen van nationalisme, uitsluiting van perifere staten en gebrek aan aandacht voor de rest van de wereld. In verband met het ontwerp van Europese grondwet constateerden de Scribani-vertegenwoordigers op deze vergadering dat dit niet genoeg stimulansen biedt voor solidariteit. Ook worden de mensenrechten onvoldoende belicht. De discussie over de Europese grondwaarden heeft de aandacht afgeleid van de echte problemen van sociale ongelijkheid en onrechtvaardigheid. Wellicht was het veel zinvoller geweest de nadruk te leggen op de menselijke waardigheid en de verduidelijking ervan, omdat dit een bruikbaarder concept is om de identiteit van Europa in te vullen. Identiteit is namelijk een erg dubbelzinnig begrip en men kan zich de vraag stellen of er überhaupt | |
[pagina 518]
| |
zoiets bestaat als een Europese identiteit. Daarenboven is identiteit geen statisch gegeven, maar komt die tot uiting door een groeiproces. Een andere centrale vraag is, op welke wijze de Europese identiteit van buitenuit wordt gepercipieerd. In al deze kwesties zou de Sociëteit een steentje kunnen bijdragen door een intellectuele discussie op gang te brengen die gericht is op de sensibilisering van de Europese burger voor het belang van sociale rechtvaardigheid, door het inspireren van politici op basis van wetenschappelijke inzichten over de gevolgen van de uitbouw van de Europese Unie op lange termijn en door de bevordering van de interreligieuze dialoog in Europa via academische debatten. Het was al duidelijk van bij deze eerste bijeenkomst dat dit netwerk, de traditie van de Sociëteit indachtig, de blik meer naar buiten dan naar binnen zou richten. Dat bleek ook uit de keuze voor het thema van de eerste gezamenlijke conferentie, in september 2004 in Antwerpen. Meer dan tweehonderd vertegenwoordigers van de Europese academische wereld, het beleid en het terrein kwamen toen samen rond het thema van solidariteit in Europa uitgedaagd door de uitbreiding van de Europese Unie en het fenomeen van de migratie. De tweede conferentie, die in september 2006 in München zal plaatsvinden, heeft de solidariteit tussen Europa en Afrika als thema. Het onderwerp werd gekozen vanwege de prioritaire aandacht van de Sociëteit voor het ‘donkere continent’. Beide conferenties hebben ‘solidariteit’ als gemeenschappelijk sleutelwoord. Vrede en solidariteit lagen ooit aan de grondslag van de oprichting van de Europese Unie en dienen als hoeksteen van haar bestaan gerespecteerd te blijven. | |
Solidariteit binnen en buiten EuropaKardinaal Danneels opende de eerste Scribani-conferentie met een opgemerkte uiteenzetting over de essentie van een spiritueel Europa. Hij definieerde solidariteit als ‘het delen van gemeenschappelijke ideeën door alle huidige en toekomstige burgers van de Europese Unie’. De kardinaal vroeg zich af of de Europese Unie in staat is de integratiecapaciteit te ontwikkelen en de universaliteitsgedachte ingang te doen vinden zoals Rome en Byzantium ooit deden. Dit veronderstelt een gemeenschappelijke basis die de eigenheid van de Europese gevoeligheid en genius, die zeker bestaat, kan benoemen. Mark Rotsaert weidde, tijdens zijn rede op de eerste Scribani-conferentie, uit over het grondthema van de solidariteit, de basis waarop in 1951 de grondleggers van de Europese Unie met zes lidstaten de gemeenschap oprichtten. Hij beklemtoonde dat, in de context van een | |
[pagina 519]
| |
geglobaliseerde wereld met grote migratiestromen en vijfentwintig lidstaten, de uitbreiding van de Unie een uitdaging is zonder weerga. Welk beleid voeren, op basis van welke waarden? Geloven wij in de multiculturele beschaving? Sommige nieuwe lidstaten hebben een katholieke meerderheid, maar er zijn ook orthodoxe en islamitische minderheden. Welk effect zal de eventuele toetreding van Turkije hierop hebben? Hoe zullen de grenzen van Europa worden bepaald en hoe zullen de ‘outsiders’ dit ervaren? Hoe kunnen we deze interne en externe solidariteit uitbouwen? Stuk voor stuk belangrijke vragen die een antwoord vergen. Het motto van Saint-Exupéry indachtig, ‘de toekomst voorzie je niet, die maak je mogelijk’, moet vooral een inspirerende visie worden ontwikkeld, in plaats van de toekomst passief af te wachten. Rotsaert ging ook in op de secularisering van het Europese continent. Een (Italiaans) gezegde ‘in welvaart brandt er geen altaar’ doet vermoeden dat stijgende welvaart leidt tot secularisering. Bij nader inzien - bijvoorbeeld in vergelijking met de Verenigde Staten - is dit niet steeds het geval. De secularisering in Europa blijkt een uniek fenomeen. In vergelijking met andere wereldmachten onderscheidt Europa zich door haar diversiteit, die zich uitdrukt in dertig talen en verschillende religieuze en culturele tradities. Toch is daar een eenheid uit ontstaan, uit een ethische bekommernis om verzoening en vredesbehoud. Dit moet uitdrukking vinden op economisch, politiek en sociaal vlak. De uitdaging van de toekomst is het versterken van solidariteit om uitsluiting, discriminatie en xenofobie te vermijden. Europa moet volgens Rotsaert meer openstaan voor de noden van de omringende wereld. De grote successen van de buitenlandse politiek in Centraal- en Midden-Europa na de val van het communisme zouden herhaald moeten worden door de landen van de Balkan, Turkije en Oekraïne het vooruitzicht van lidmaatschap te bieden. De Europese Unie moet het voortouw nemen in de promotie van mensenrechten, individuele vrijheid en waarachtige democratie, ook in de Arabische buurstaten ten zuiden van de Middellandse Zee, door onze markten te openen voor eerlijke handel en onze grenzen voor burgers die op zoek zijn naar een beter leven. Onze bekommernis zou ook moeten uitgaan naar Afrika om de beschamende toestand van ongelijke welvaart recht te trekken. Hij gaf aan dat dit de thema's zijn waarrond het Scribani-netwerk verder zou moeten werken: de secularisering van Europa, het omgaan met diversiteit op het Europese continent en Europese solidariteit met de armsten in de rest van de wereld. | |
[pagina 520]
| |
Solidariteit tussen Europa en AfrikaHet Scribani-netwerk heeft het thema van Europese wereldsolidariteit onmiddellijk opgenomen. Het wordt uitgewerkt in de tweede Scribani-conferentie, die het Institut für Gesellschaftspolitik in september 2006 organiseert, en die gewijd is aan het thema ‘Afrika en Europa: coöperatie in een geglobaliseerde wereld’. Het belang van het thema werd door Horst Köhler, in zijn inaugurale rede als federaal president van Duitsland, onderstreept met de woorden: ‘de menswaardigheid van onze wereld kan afgemeten worden aan het lot van Afrika’. Het doel van de conferentie bestaat erin de relatie tussen beide continenten te analyseren vanuit Europees en Afrikaans perspectief, met de bedoeling de samenwerking tussen de continenten te verbeteren in een bekommernis over het lot van de armsten. De volgende thema's zullen centraal staan: de strijd tegen armoede (integratie van de Afrikaanse economie in de wereldmarkt), Europees migratiebeleid, de rol van vrouwen en de rol van christelijke gemeenschappen. Aan deze conferentie wordt een netwerkoverleg gekoppeld, waarin voorstellen voor andere samenwerkingsprojecten zullen worden besproken. | |
Tot slotMet de oprichting van het Scribani-netwerk nam de Sociëteit van Jezus een initiatief ter bevraging van de Europese constructie en versterking van de samenwerking binnen Europa. Het netwerkinitiatief op zich is een oefening in coöperatie en een laboratorium voor Europese integratie. Het voordeel van éénzelfde missie, gebaseerd op dezelfde basiswaarden, die zich vertaalt in een grote diversiteit aan werkingen, in functie van de noden van de lokale gemeenschappen, zijn de troeven van dit netwerk. De opgebouwde expertise van de individuele partnerinstituten in de verschillende regio's van Europa maakt het netwerk tot een unieke bron van informatie en een barometer voor de Europese ontwikkeling. |
|