Streven. Jaargang 73
(2006)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Idesbald Goddeeris
| |
[pagina 40]
| |
dere. Op het Georgische eindpunt (de grens met Rusland en het veertig kilometer verder gelegen Vladikavkaz is gesloten voor buitenlanders) ligt, op een bergtop in de schaduw van de Kazbeg, het Tsminda Samebakerkje. Niet zonder reden is het een van de meest gebruikte afbeeldingen op de voorpagina van reisgidsen voor de KaukasusGa naar eind[1]. Weinig beelden kunnen immers de tegenstelling tussen een nietig bouwwerk en de grootse natuur zo treffend vatten. Toch is dat slechts schijn, en heeft de mens de machtige stenenmassa al lang bedwongen. De paar monniken die permanent op de top wonen, beschikken via zonnepanelen over elektriciteit, en het kerkje wordt 's nachts voor de wijde omgeving verlicht. De Georgische Militaire Baan is niet de enige plaats in de Kaukasus waar beeld en werkelijkheid ver van elkaar liggen. Er is inderdaad iets mis met onze voorstellingen van de Kaukasus. Meer nog dan die van andere regio's, zeker die in Europa, zijn zij sterk geromantiseerd en vormen zij een reductie van de werkelijkheid. | |
Babel en BosniëDe Kaukasus roept veel associaties op, die elkaar vaak tegenspreken: van gastvrijheid tot burenruzies, van zuivere bergen tot zware olieverontreiniging, van honderdjarigen tot gesneuvelde tienersoldaten. Één van de steeds terugkerende beelden is dat van een lappendeken van volkeren: een Babel of een Bosnië. Op een vrij kleine oppervlakte wonen tientallen etnieën naast en door elkaar. De meeste hebben exotische namen: van Adygeërs tot Agoelen, van Taten tot Tabassaranen. Veel van deze volkjes hebben hun identiteit en taal kunnen bewaren, en blijven veel belang hechten aan hun vrijheid en eigenheid. Niet alleen lagen zij zeer regelmatig met elkaar overhoop, maar ook konden zij weerstand bieden aan de vele imperia die het gebied probeerden in te lijven - van Romeinen en Chazaren over Tataren en Ottomanen tot Perzen en Russen. Al deze rijken hebben de Kaukasus veroverd, maar zijn er nooit in geslaagd het gebied volledig te controleren. De natuur en de cultuur zijn er immers met elkaar versmolten: de weinig toegankelijke bergen bieden een schuilplaats tegen indringers en werkten de isolatie, diversiteit en vrijheidsliefde in de hand. Sinds de glasnost en de implosie van de Sovjet-Unie is die vrijheidsstrijd weer opgeflakkerd en is de regio opnieuw in de greep van onrust en geweld. De meeste boeken van de laatste vijftien jaar over de Kaukasus hebben het conflictueuze karakter van de regio verwerkt in hun titel: van Storm over de Kaukasus tot Kruitvat KaukasusGa naar eind[2]. Bepaalde volkeren hebben een criminele reputatie opgebouwd tot in onze gebieden - de Tsjetsjeense en Georgische maffia zijn bijvoorbeeld gemeengoed geworden. Als de regio zelf het nieuws haalt, is dat meestal met bomaansla- | |
[pagina 41]
| |
gen of gijzelingen, pijplijnen of smokkelroutes, moslimfundamentalisten of terroristen. Beeldmateriaal over de Kaukasus toont vaak soldaten, guerrillastrijders, vluchtelingen of oorlogsslachtoffers. Zelfs een goede introductie van Georgië in de Landenreeks van het Nederlandse Koninklijk Instituut voor de Tropen bevat een foto van een Georgiër die op een huwelijksfeest aan het dansen is met een revolver in zijn broekzak, en insinueert daarmee dat gewapende mensen in de Kaukasus tot het gewone straatbeeld behorenGa naar eind[3]. Dat laatste is sterk overdreven, maar vele andere beelden zijn op zich niet fout. De Kaukasus telt inderdaad een enorm aantal etnische groepen die door staatsgrenzen verdeeld of samengebracht zijn. Bijna nergens ter wereld is er zo'n grote verscheidenheid aan talen te vinden. Er zijn nog dorpen waar de bewoners, niet meer dan enkele honderden, een taal spreken die de naburige gemeenschappen niet verstaan. In het Azerbeidzjaanse Chinaloeg bijvoorbeeld gebruiken ongeveer tweeduizend mensen een taal die nergens anders wordt gesproken, in negen- | |
[pagina 42]
| |
tien grammaticale kwesties het wereldrecord in complexiteit bezit en negenenvijftig medeklinkers en achttien klinkers kent. Voor de taal werd een alfabet ontwikkeld, wat uitzonderlijk is voor kleine Kaukasustalen, maar slechts een tiental mensen beheerst dat. De rest is dus analfabeet in de eigen taalGa naar eind[4]. Ook het imago van spanningen en conflicten is niet uit de lucht komen vallen. Er hebben de voorbije eeuwen heel wat oorlogen, deportaties en zelfs genocides in het gebied plaatsgevonden, en de val van de Sovjet-Unie heeft de oude vetes weer opgerakeld. In Georgië zijn er momenteel twee gebieden die het gezag in Tbilisi niet erkennen en gecontroleerd worden door Rusland: Abchazië, dat zich met Russische steun onafhankelijk heeft verklaard, en Zuid-Ossetië, dat aansluiting wil met het tot Rusland behorende Noord-Ossetië (een derde gebied, Adzjarië, heeft zich in 2004 opnieuw onderworpen). De twee andere onafhankelijke staten in de regio, Armenië en Azerbeidzjan, hebben de oorlog om Nagorny Karabach nog steeds niet verwerkt. Armenië ‘bezet’ één vierde van het voormalige Azerbeidzjaanse grondgebied, maar is verarmd en geïsoleerd uit de oorlog gekomen. Ook in de noordelijke Kaukasus, die tot de Russische Federatie behoort en vanuit een ‘verdeel-en-heers’-politiek is gestructureerd in autonome republieken, smeulen heel wat conflicten. Tsjetsjenië is het bekendste geval, maar ook tussen Ingoesjetië en Noord-Ossetië zijn er al gewapende treffens geweest om betwist gebied. Bovendien gaan veel van die oorlogen gepaard met heel wat wreedheden. De ontvoeringen en onthoofdingen van westerlingen in Tsjetsjenië op het einde van de jaren negentig is door de oorlogen in Afghanistan en Irak enigszins uit ons collectief geheugen gewist, maar de gijzelingen in een theater in Moskou (oktober 2002) en een school in Beslan (september 2004) hebben opnieuw getoond dat de terroristen niemand sparen. | |
EenzijdigheidDe courante voorstelling van de Kaukasus staat dus zeker niet haaks op de realiteit. De Kaukasus is een gebied met grote etnische diversiteit en spanningen. Net als elk beeld is dat echter maar een deel van de werkelijkheid. Bij de meeste andere regio's wordt dit gecompenseerd door alternatieve voorstellingen, maar voor de Kaukasus blijven die uit. Het Bosnische imago overschaduwt alle andere aspecten die het gebied een normaler, minder uitzonderlijk karakter zouden kunnen geven. Vooreerst is het opvallend hoezeer de Tsjetsjeense oorlogen het gros van de aandacht opeisen. De meerderheid van de boeken die de laatste jaren in ons taalgebied verschijnen, gaan uitsluitend over deze grootste brandhaard in de KaukasusGa naar eind[5]. Ook de periodieke pers toont meer be- | |
[pagina 43]
| |
langstelling voor Tsjetsjenië dan voor andere Kaukasische gebiedenGa naar eind[6]. Het republiekje vormde onlangs zelfs de achtergrond van een stripverhaalGa naar eind[7]. Op die manier is het gepromoveerd tot een pars pro toto voor de hele Kaukasus. Nochtans zijn er ook argumenten om Tsjetsjenië als een apart geval te beschouwen in de regio. Niet alleen omdat de escalatie van het geweld ongeziene proporties heeft aangenomen, maar ook omdat de Tsjetsjeense republiek de enige van de zeven Kaukasische autonome republieken is binnen de Russische Federatie waar het inheemse volk de absolute meerderheid vormtGa naar eind[8]. Uiteraard bestaat er ook literatuur over andere Kaukasische regio's. Over de onafhankelijke Transkaukasische republieken is die al wat veelzijdigerGa naar eind[9], maar over de noordelijke Kaukasus is zij opnieuw beperkt tot conflict of criminaliteit. De ontvoering van de Nederlandse hulpverlener Arjan Erkel in Dagestan (van augustus 2002 tot april 2004) heeft bijvoorbeeld al tot twee nieuwe boeken geleidGa naar eind[10]. De belangrijkste uitzondering lijkt het uit het Engels vertaalde De Kaukasus van Yo'av Karny. In een klepper van ruim vijfhonderd bladzijden wijdt deze Israëlisch-Amerikaanse journalist ook telkens tientallen bladzijden aan bevolkingsgroepen die totnogtoe zeer weinig aandacht hadden gekregen, zoals Kabarden, Lakken en Koemyken. Daarmee doet zijn vlot geschreven boek een verfrissende wind waaien door de literatuur over de streek. Toch slaagt ook Karny er niet helemaal in de klassieke beeldvorming te doorprikken. Enerzijds is hij erg selectief in de keuze van de volkeren die hij analyseert. Hij schrijft hele hoofdstukken over exotische en anachronistische gemeenschappen als de bergjoden en besteedt alweer veel aandacht aan de Tsjetsjenen (met meer dan honderd bladzijden de hoofdmoot) en de Armeens-Azerbeidzjaanse oorlog. Andere groepen, zoals de Georgiërs, de Avaren en de Dargienen (de laatste twee zijn de twee grootste etnische groepen van Dagestan) moeten het evenwel met enkele alinea's doen, en waarom dat zo is, wordt niet verklaard. Anderzijds, en vooral nog, heeft Karny bijna alleen met nation-makers gepraat: historici die territoriale claims legitimeren vanuit de Middeleeuwen of de Oudheid, of lokale leiders die grootse plannen beramen voor hun etnie. Hier en daar laat Kamy ook andere mensen aan het woord, zoals de soldaat die een portret in zijn eigen woonkamer niet kan identificeren, hoewel het om de bekende foto van Imam Sjamil gaat, de grootste Kaukasische verzetsheld van de negentiende eeuw. Ook zoekt hij in zijn interviews met etnische leiders vaak een antwoord op de vraag waarom zij weinig steun vonden bij hun volksgenoten. Toch is zijn etnisch vertrekpunt opnieuw een bevestiging van de stereotiepe beeldvorming. | |
[pagina 44]
| |
ContinuïteitDe meeste beeldvorming poneert bovendien een historische continuïteit. Zij gaat ervan uit dat de Kaukasus altijd al een onrustige regio is geweest, die alleen door het dictatoriale sovjetregime in bedwang werd gehouden, en dat de Tsjetsjenen in al dat geweld het voortouw namen. Waren de Kaukasische oorlogen van de negentiende eeuw niet zowat de langste en bloedigste koloniale oorlogen in de geschiedenis? Stond de reputatie van de Tsjetsjenen al niet vast toen Lermontov in zijn in Rusland zeer bekende Kozakkenslaapliedje (1840) schreef over de ‘slechte Tsjetsjeen die wellustig zijn dolk aan het scherpen is’? En waren de Tsjetsjenen niet de enigen die na de Russische overwinningen van 1859 en 1864 nog in opstand kwamen, zoals tijdens de Russisch-Turkse oorlog van 1877-1878? Er lijkt dus inderdaad een lijn getrokken te kunnen worden tussen de negentiende en de twintigste eeuw. Ongeveer elke Tsjetsjeense generatie heeft traumatische ervaringen gehad - na 1877-1878 onder meer de Russische burgeroorlog van de jaren twintig (toen er gedurende enkele jaren een wind van onafhankelijkheid door de Kaukasus waaide) en de collectieve deportatie naar de steppen van Kazachstan op het einde van de Tweede Wereldoorlog omwille van de zogezegde collaboratie met de nazi's. Toch is er nog heel wat wetenschappelijk onderzoek nodig om die continuïteit te staven, en bulken de huidige percepties van onnauwkeurigheden en veralgemeningen. Zo worden Imam Sjamil en de Tsjetsjenen vaak over dezelfde kam geschoren. De eerste had zijn thuisbasis evenwel in Dagestan, en de Tsjetsjenen waren even begeesterd door een andere ideologie binnen hun godsdienst en vrijheidsstrijd: het soefisme van Koenta Hadji. De Tsjetsjenen waren evenmin de enigen die in 1944 gedeporteerd werden: nog zes andere volkeren was dat lot beschoren. De Tsjetsjenen mochten in 1956 terugkeren, maar de Krim-Tataren pas in 1991. In de jaren tachtig gedroegen de Tsjetsjenen zich rustig en kwam het Kaukasische verzet uit andere regio's, zoals Noord-Ossetië (1981) en Nagorny Karabach (1988). Ook de stigmatisering van de Tsjetsjenen als de eeuwenoude Russische erfvijand heeft niet altijd bestaan. In negentiende-eeuwse reisverhalen hadden nog andere volkeren de kwalijke reputatie het wreedste volk van de regio te zijn, zoals de Lezgiërs. Alexandre Dumas senior, die in de winter van 1858-1859 door de Kaukasus trok, schreef bijvoorbeeld hoe zij hun deuren versierden met de handen die zij van hun tegenstanders hadden afgehaktGa naar eind[11]. Gelijkaardige anekdotes vinden we terug bij Kaukasusreizigers van onze contreien. De Antwerpse kolonel Bernard-Eugène-Antoine Rottiers, die in het begin van de negentiende eeuw met het Russische leger deelnam aan de Kaukasische oorlogen en | |
[pagina 45]
| |
daarover in 1829 zijn memoires publiceerde, vermeldt eveneens ‘la plus ingénieuse férocité’ van de Lezgiërs. Hij beschrijft onder andere hoe zij een snee aanbrachten in de hielen van hun gevangenen en de wonde opvulden met paardenhaar, zodat, eenmaal het letsel geheeld, de slachtoffers op hun tenen moesten lopen en dus niet konden vluchtenGa naar eind[12]. Vandaag zijn de Lezgiërs ietwat in de vergeethoek geraakt. Nochtans hebben zij grote, maar minder sensationele problemen: zij leven in het zuiden van Dagestan en het noorden van Azerbeidzjan, en worden dus gescheiden door een nieuwe staatsgrens. Het is mogelijk dat Dumas en Rottiers met de Lezgiërs niet alleen de eigenlijke etnie, maar alle Kaukasusbewoners bedoelden. Een andere, even frequente verzamelnaam was de Circassiërs. Stricto sensu is dat een groep van enkele nauw verwante Turkse volkeren in het noordwesten van de Kaukasus, die in de jaren 1860 grotendeels werden uitgemoord of verdreven. Maar in de negentiende eeuw werden de Circassiërs, net als de Lezgiërs, vaak gebruikt om de hele bevolking van de Kaukasus aan te duiden. Zo'n veralgemening is begrijpelijk: de door de nieuwe kolonisator geïntroduceerde omvorming van clans en stammen tot etnieën en volkeren was nog volop aan de gang, en de nieuwe identiteiten waren nog niet ingeburgerd. Hoe dan ook, de voorstelling dat de Tsjetsjenen al eeuwenlang het bruutste volk zijn of op zijn minst die faam genieten, is niet correct. Hetzelfde kan gesteld worden van het beeld van de Kaukasus als een woelig gebied dat zich niet laat onderwerpen. De waarheid is veel genuanceerder en complexer - in feite is het paradoxaal hoe zulke generaliserende etiketten geplakt kunnen worden op zo'n heterogene regio. Nooit stond de hele Kaukasus op één lijn, en geen enkele vrijheidsstrijder is erin geslaagd de hele regio voor zijn zaak te mobiliseren en de totale oorlog uit te roepen. Evenmin kunnen er voor afzonderlijke volkeren lijnen getrokken worden tussen verleden en heden. In de negentiende eeuw waren de christelijke en door de Perzische sjah bedreigde Georgiërs de eersten die zich in 1801 onder de bescherming van de tsaar plaatsten, en de Circassiërs in 1864 ongeveer de laatsten die zich overgaven. Sinds het einde van de twintigste eeuw is dat net omgekeerd. De Georgiërs leven al vijftien jaar op gespannen voet met Rusland, en de aan de Circassiërs verwante Abchaziërs worden gesteund door Moskou. Overigens werden zij in hun onafhankelijkheidsoorlog van 1992-1993 niet alleen bijgestaan door Russische soldaten, maar ook door een legioen van Tsjetsjeense vrijheidsstrijders onder leiding van Sjamil Basajev, die twee jaar later, na zijn gijzeling in een ziekenhuis in Budjonnovsk, tot Russisch staatsvijand nummer één werd uitgeroepen. | |
[pagina 46]
| |
ConstructieDe enige constante is eigenlijk dat de Kaukasus gebrandmerkt wordt als turbulent thuisland van vrijheidslievende en gewelddadige bergvolkeren. Dat een regio zo'n etiket opgekleefd krijgt, is niet uniek. Al in de achttiende eeuw vonden de verlichte philosophes ‘Oost-Europa’ uit. Op die manier wilden zij een antwoord bieden op de tot dan gangbare tweedeling in de Europese geschiedenis tussen het Noorden en het Zuiden, de barbaren en de Grieks-Romeinse cultuur, de middeleeuwse gotiek en de Italiaanse Renaissance. Om zichzelf meer glans te geven, verbonden Fransen, Engelsen en Duitsers hun vaderland met de antieke cultuursfeer van Zuid-Europa. Ze vonden daarvoor een nieuw concept uit: de civilisation. Dat plaatsten ze tegenover de barbaarse en achtergestelde gebieden van het continent, die ze niet meer in het Noorden maar in het Oosten situeerden (al bleef Rusland nog tot ver in de negentiende eeuw tot het Noorden behoren)Ga naar eind[13]. Oost-Europa werd geconstrueerd als een homogeen gebied - volgens de Encyclopédie was het Hongaars zelfs een Slavisch dialect, en volgens Markies de Custine begon Siberië aan de Vistula (de stroom die door Kraków en Warschau loopt). De twee volgende eeuwen leek die visie bevestigd te worden door de vanuit Noordwest-Europa uitdijende Industriële Revolutie, de negentiende-eeuwse dualiteit tussen een constitutioneel en een autocratisch Europa, de twee wereldoorlogen tussen westerse geallieerden en centrale mogendheden, en de Koude Oorlog tussen het Atlantisch Pact en het Oostblok. De historiciteit van deze tweedeling is echter een fictie: Renaissance en Verlichting waren sterker ingeworteld in het ‘oostelijke’ Polen dan in de ‘westelijke’ Lage Landen. Ook andere gebieden werden als achtergesteld beschouwd. Zo kreeg de Balkan in de negentiende eeuw door de opkomende burgerij alle tegenstellingen van de eigen maatschappij toebedeeld: verstard en traditioneel (tegenover de vooruitgang), irrationeel en barbaars (tegenover de beschaving), heterogeen en verdeeld (tegenover de nieuwe natiestaten), arm en agrarisch (tegenover de industrialisering). Door de oorlogen in het begin van de twintigste eeuw kwam daar ook nog het epitheton ‘gewelddadig’ bij. De uitgevonden Balkan, zo benadrukt Maria TodorovaGa naar eind[14], was dus veel minder rooskleurig dan de vage, verre en sensuele Oriënt. De concrete, blanke en christelijke Balkan was het alter ego van het moderne Europa. Later raakte dat beeld op de achtergrond, en zeker in de Koude Oorlog, toen net het Balkanland Joegoslavië de meest westerse volksrepubliek was, werd de Balkan veel minder aangehaald. Na 1989 keerde het concept evenwel helemaal terug, en werden de oorlogen in het uiteenvallende Joegoslavië als symptomatisch beschouwd voor het hele schiereiland. Invloedrijke beeldvormers als Robert D. | |
[pagina 47]
| |
Kaplan haalden alle stereotypen van de voorbije eeuwen onder het stof vandaan. Met de Kaukasus is eigenlijk hetzelfde gebeurd - overigens schreef Kaplan enkele jaren na Balkan schimmen zijn even pessimistische Oostwaarts. Reizen door de Balkan, het Midden-Oosten en de KaukasusGa naar eind[15]. Toch zijn er ook verschillen. De Kaukasus werd niet alleen door westerse reizigers geconstrueerd, maar ook, en vooral nog, door zijn Russische buur. Ook Rusland had behoefte aan een eigen identiteit, en maakte voor de invulling ervan geregeld gebruik van de Kaukasus. Toen Rusland in de achttiende eeuw Europees werd, nam het afstand van de Kaukasus. Het plaatste de regio in het islamitische Oosten, hoewel het geografisch in het Zuiden lag en sommige gebieden christelijk waren (de Armeense koning was in 301 zelfs de eerste vorst die het christendom als staatsgodsdienst aanvaardde, en de koning van Iberië (Oost-Georgië) volgde snel in 317. Ter vergelijking: de Romeinse keizers Constantijn en Licinius deden dat in 313, en prins Vladimir van Kiev-Roes, de eerste ‘Russische’ staat, pas in 988). In de negentiende eeuw werd de Kaukasus gedeeltelijk opgenomen in de Russische eigenheid. Slavofielen predikten het bestaan van een eigen Russische ziel, een combinatie van de kille westerse rationaliteit en de oosterse mystiek, en vonden de oosterse elementen onder meer in de Kaukasus. Beeldvormers als Poesjkin en Lermontov benadrukten het drieste karakter van de regio, maar staken hun fascinatie voor, zelfs vereenzelviging met de Kaukasus niet onder stoelen of bankenGa naar eind[16]. Vandaag worden beide houdingen in zekere zin gecombineerd. Politiek eigent Rusland zich de Kaukasus nog steeds toe, maar cultureel distantieert het zich van de plaatselijke bewoners. In welke mate onze perceptie - zowel vroeger als nu - van de Kaukasus beïnvloed werd en wordt door de Russische beeldvorming, moet nog onderzocht worden. Opvallend is echter dat zij inhoudelijk dezelfde richting uitgaat, zij het minder extreem dan het vaak flagrante Russische racisme. Ook wij onthouden vooral aspecten die van de Kaukasus een uniek gebied maken: de hoge bergen, de afgesneden gemeenschappen, de middeleeuwse huishoudens, de ingewikkelde etnische verhoudingen, de obscure nationalistische fantasten en hun ridicule en bloeddorstige claims. | |
NormaliteitPolitieke wantoestanden en economische achtergesteldheid moeten aangeklaagd worden. Maar als alleen dergelijke berichten ons bereiken, ontstaat de veronderstelling dat de problemen bodemloos zijn en het nooit goed kan komen met de regio. De Kaukasus is veel gedifferentieerder dan de algemene beelden ons voorspiegelen. Het is jammer dat | |
[pagina 48]
| |
andere autonome republieken binnen de Russische Federatie, zoals Kabardino-Balkarië en Karatsjaj-Tsjerkessië, zo weinig in de kijker komen. Het is er al decennia rustig, en de Balkaren en Karatsjajers staan heel anders tegenover hun deportatie naar Kazachstan dan de Tsjetsjenen. In plaats van alleen in te zoomen op enkele exotische relicten uit de Middeleeuwen, zou het eerlijker zijn ook aandacht te besteden aan fenomenen en processen die een veel groter bereik hebben. Veel meer dan culturele verschillen liggen geopolitieke belangen aan de basis van conflicten. Bovendien neemt de culturele verscheidenheid af. Veel talen zijn aan het verdwijnen door de sociale isolatie die zij veroorzaken, de voordelen die een lingua franca biedt en de homogeniserende rol van de verstedelijking. Modernisering - als het niet in de vorm van internet is, dan op zijn minst via satelliettelevisie en gsin's - bereikt de verste uithoeken en dooft eeuwenoude tradities uit. Zelfs in het Svanetische hooggebergte verdwijnen de clanstructuren en de vendetta's, en de waarschuwingen hiervoor in westerse reisgidsen worden door de autochtone bevolking als achterhaald weggelachen. Ook zou het correcter zijn niet alleen politici en strijders, maar ook eens gewone mensen aan het woord te laten. Zijn zij inderdaad zo bezig met hun geschiedenis als wij graag willen geloven? In welke mate kruiden zij hun religie met fundamentalistische of nationalistische elementen? Hoe staan zij tegenover hun etnische identiteit en die van hun buren? En bovenal: zijn er in die houdingen en belevingen evoluties merkbaar? En door welke factoren worden die beïnvloed? Antwoorden op deze vragen kunnen een tegengewicht vormen voor de meeste geïnsinueerde verklaringen - een eeuwenoude situatie, een ingebakken volksaard of zelfs een fatale voorbestemming. Misschien moeten we ook wat meer aandacht besteden aan de toekomstverwachtingen van de Kaukasiërs. Dat sommigen een islamitische staat willen, is bekend, maar dat vele anderen zich thuisvoelen in Rusland, en nog anderen graag tot de Europese Unie willen toetreden, willen we veel minder graag horen. In Georgië wordt de Europese Unie door de nieuwe leiders na de Rozenrevolutie van november 2003 erg gepromoot. Aan alle overheidsgebouwen hangt een Europese vlag en in het oude centrum van Tbilisi is die zelfs in blauwe en gele bloemen aangelegd op een Europees Plein. Uiteraard is dit een onderdeel van het op vrijheid en vooruitgang gebaseerde overheidsdiscours dat voor een deel door de Verenigde Staten georkestreerd wordt. Niettemin staan deze ambities diametraal tegenover de percepties in Brussel, waar men niet eens aan de Kaukasus denkt. Alleen een breder en genuanceerder beeld kan de Kaukasus uiteindelijk uit de abnormaliteit halen. Het is juist dat veel toestanden in de regio niet normaal zijn, maar zij zijn niet algemeen of typisch voor de | |
[pagina 49]
| |
Kauskasus, en evenmin uniek. De Kaukasus is niet zo excentriek als reizigers die de exclusiviteit van hun bestemming willen benadrukken of Russen die hun oorlog willen legitimeren, ons vaak doen geloven. In dat verband is een vergelijking die de Amerikaanse journaliste Wendell Steavenson optekende, erg verfrissend. Een vriend van haar las een fragment uit De Tijgerkat van Tomasi di Lampedusa: ‘[...] De Sicilianen willen geen vooruitgang om de eenvoudige reden dat zij denken de perfectie al bereikt te hebben; hun ijdelheid is sterker dan hun misère; elke inbreuk van buitenstaanders, van buitenaf, of mentale onafhankelijkheid van landgenoten, verstoort hun illusie van perfectie, het zijn risico's voor hun zelfgenoegzaam wachten op niets, omdat ze door een dozijn verschillende volkeren zijn overheerst denken ze dat ze een groots verleden hebben waaraan ze het recht ontlenen op een indrukwekkende begrafenis...’ Georgië of de Kaukasus vergelijken met Sicilië is hoopgevend: het eiland is er de laatste decennia erg op vooruitgegaan, en neemt ten volle deel aan het Europese integratieproces. De vergelijking is echter ook gevaarlijk, omdat zij een verlicht geloof in de superioriteit en noodzakelijkheid van de vooruitgang behelst en de aparte tradities en culturen miskent. Toch is ze ook interessant, en toont ze dat er tot voor kort ook in West-Europa Kaukasische toestanden heersten. Gelukkig voor ons is onze premoderne samenleving nooit door vreemde reizigers als achterlijk en volkseigen gestigmatiseerd. |
|